You are on page 1of 9

Camouflage van insecten…

* Wat hebben we nodig:


- papier.
- 14 insecten.
3de graad: Camouflage van insecten. - kleurpotloden of verf.
- lijm.
- schaar.
- verhaal: “Craque, de wandelende tak”.

* Hoe komen we tot een mooi resultaat?


1. Sfeerschepping: Kinderen warm maken.
Je begint je les met een raadsel over insecten. Het raadsel gaat als
volgt: Als je goed zoekt in je tuin vind je deze
terug, ze leven en hebben alle kleuren, sommige ervan zijn zelfs eng.
Waarover heb ik het? Insecten. Je kan de kinderen laten vertellen
over insecten, wat ze er allemaal over weten. Je kan ze ook laten
vertellen welke insecten ze allemaal kennen, welke in de tuin leven.
In het midden van het bord schrijf je het woord insecten en de
leerlingen laat je daar rond een woordspin maken.
Je vraagt aan de leerlingen of je de insecten ook steeds kan zien.
Sommige insecten vinden we moeilijk terug of soms zelfs helemaal
Veel plezier ermee! niet.
Lara, de aap, krijgt het woord. ‘Gisteren waren we met de familie
heerlijk aan het smullen van de bladeren en takken van de bomen. Ik
zag een mooie tak, plukte die van de
stam en wilde hem in mijn mond
2. Waarnemen, verbeelden: Inleven in de insectenwereld. stoppen. Plotseling hoor ik: ‘Stop …
Je kan vertellen aan je leerlingen dat je een tak als huisdier hebt.
stop … je wilt me toch niet
Je kan eventueel een wandelende tak meebrengen. Zijn naam is
vermoorden, hè?
Craque. Craque is Voor dat Craque in je bezit kwam, heeft Craque
En geloof het of niet, maar het was
allemaal dingen meegemaakt.
die tak die dat tegen me zei.
Je vertelt het verhaal van “Craque, de wandelende tak”.
Ik had Craque bijna opgegeten!’
Weer knikken alle dieren, want iedereen heeft wel iets met Craque
Het verhaal: meegemaakt wat hierop lijkt. ‘Vorige week hing ik lekker aan een tak
Op een dag zijn alle dieren bij elkaar gekomen op de grote, open
te luieren’, zegt Ai, de luiaard.
plek. Bagra de panter, Slis de slang, Sam de olifant, Lara de aap en
‘Ik denk nog: wat een lekker rustige tak, helemaal geen andere dieren
nog zovele andere dieren. Ze zitten, liggen of hangen in een grote
in de buurt die me wakker kunnen maken met hun herrie.
kring rondom Sam, de olifant. Plots zegt hij met een diepe stem: ‘Zo
Tot er plotseling een harde stem naast mijn oor schreeuwt: ‘Wakker
bosgenoten, we moeten samen een probleem oplossen.
worden, lui beest!’ Ik schrik me rot en laat van schrik mijn tak los.
Want zo kan het niet verder met Craque, de wandelende tak.’
Nou, jullie zien het, ik zit nog steeds in het gips!
Alle dieren knikken en beginnen zachtjes door elkaar te praten.
En dat allemaal omdat Craque een grapje met me heeft uitgehaald.’
‘Stilte graag’, zegt Sam streng. ‘Wie wat wil zeggen, steekt eerst
Alle dieren knikken, en sommige roepen: ‘Dat kan zo niet langer! Daar
zijn poot op.’ Hij kijkt de kring rond. Omdat de duizendpoot de
moet iets aan gebeuren!’ Sam, de olifant, zwaait met zijn slurf en de
meeste poten opsteekt, krijgt hij het woord. ‘Dit kan zo echt niet
dieren zwijgen. ‘Het is duidelijk dat we een probleem hebben’, zegt
meer’, zegt hij. ‘Gisteren kwam ik mijn neef tegen en we maakten
Sam. ‘Craque is een gevaar in het bos, voor ons en voor zichzelf. Al zit
een praatje over het weer. Mijn neef moest plotseling erg plassen.
hij vlak voor je neus, dan nog kun je hem niet zien. Daar moeten we
Hij kijkt dus even rond of niemand hem ziet, gaat achter een blad
iets op verzinnen. Waar is Craque trouwens?’ Iedereen kijkt om zich
staan en wil tegen de tak plassen. Dan klinkt er plotseling een stem
heen. Ja, waar zit die wandelende tak ergens? Ook Sam kijkt rond.
die zegt: ‘Zeg, meneer de duizendpoot, plast u altijd tegen andere
Maar hij ziet niets wat op hem lijkt.
dieren?’
Hij wil net met een harde stem zijn
En mijn neef ziet de tak waar hij tegen wil plassen zomaar
naam roepen als er naast zijn oor een
weglopen. Nou, hij schrok zich echt een hoedje. Ik heb lang nodig
stem klinkt: ‘Ha, die Sam, moest je mij
gehad om uit te leggen dat het Craque was. En volgens mij gelooft
hebben?’
mijn neef dat nog steeds niet!’ De dieren in de kring knikken
instemmend.
Sam schrikt zich een hoedje en springt zelfs een stukje in de lucht. Je moet natuurlijk ook benadrukken dat er insecten zijn die ook
‘Potdikke, Craque’, zegt hij dan boos. ‘Zie je nou wel dat je gewoon opvallen omwille van hun felle kleuren. Ook van deze insecten hang je
gevaarlijk bent. Iedereen schrikt van je, niemand kan je zien. Daar prenten op het bord. Deze prenten laat je ook gedetailleerd
moeten we echt iets aan doen, voordat er ongelukken gebeuren. beschouwen en beschrijven door de leerlingen. Je haalt ook met je
Maar wat?’ Craque kijkt een beetje beteuterd naar Sam en de kinderen de verschillen aan tussen de 2 verschillende soorten
andere dieren. Hij ziet dat ze het menen en zegt dan: ‘Sorry hoor, insecten.
maar ik kan er echt niets aan doen. Ik ben gewoon zo geboren. Ik
ben een wandelende tak, en ik lijk dus ook sprekend op een Gecamoufleerde insecten:
wandelende tak. Wat kun je daar nou tegen doen?’ Sam denkt diep
na. Dan komt er een glimlach rond zijn mond en zegt hij: ‘Ik heb een
idee. Wacht even.’ Hij loopt naar een grote koffer en komt terug
met een fel rood mutsje. ‘Zo, zet die maar eens op’, zegt Sam.
Craque zet de muts op. ‘Een wandelende tak met een rode muts’,
zegt Sam. ‘Dat moet toch wel opvallen in het bos, dacht ik zo.’ De
dieren in de kring klappen en juichen voor Sam en voor Craque met
de rode muts.

Auteur: Hans Vermeer © Uitgeverij Zwijsen Educatief B.V.

Nadat je het verhaal gelezen hebt, bespreek je met de kinderen de


inhoud van het verhaal:
- wat heeft Craque meegemaakt?
- wat is er zo speciaal aan Craque, de wandelende tak?
- wat hebben de dieren als oplossing gevonden?

Daarna kan je prenten van gecamoufleerde insecten aan bord


hangen. Deze laat je vervolgens heel gedetailleerd beschrijven. Je
laat de kinderen ook zeggen wat er zo speciaal is aan die dieren. De
dieren op de prenten zijn dieren die gecamoufleerd zijn en die niet
opvallen in de omgeving.
Insecten met felle kleuren:
3. Aanzet tot creëren: Kinderen als kunstenaars. Tijdens dat de leerlingen werken, stel je vragen:
Je laat de kinderen inbeelden dat ze kunstenaars zijn. Ze krijgen * waarmee ben je begonnen?
van jou de opdracht een insect te laten verdwijnen. Dit kunnen ze * welke achtergrond heb je gekozen en waarom?
doen op 2 manieren: * waarom heb je dat in die kleur gedaan?
* Omgeving tekenen, uit een wit blad de vorm van een insect * met welke kleuren heb je gewerkt?
knippen, * waarom heb je dat insect daar gehangen?
kleven en laten verdwijnen in de omgeving.
* Een insect geven aan de kinderen en dat insect laten verdwijnen in 5. Evaluatie: Voorstellen van de kunstwerkjes.
de omgeving die ze er rond moeten tekenen. Nadat de leerlingen hun werkjes gemaakt hebben, nodig je de
leerlingen uit om iets te vertellen over hun werk. Het zou tof zijn als
Vervolgens leg je de techniek uit: je alle leerlingen naar voor liet komen. Alle leerlingen hebben ten
* Je tekent je omgeving zo perfect mogelijk. Dit kan een bos zijn, slotte een ander insect en dus ook een ander kunstwerk. Je kan de
een huis, afgevallen bladeren, bladeren aan de bomen, takken, een andere leerlingen het verborgen insect laten zoeken en welk soort
bloem, sneeuw, een berk,…. Laat de fantasie van de kinderen insect het juist is.
werken: Wat kunnen we nog nemen? Je kan vragen naar:
Daarna knip je de vorm van een insect uit en kleef je het ergens in * Inhoud:
de omgeving. Je kleurt en tekent het insect in en zorg ervoor dat - wat heb jij gemaakt?
het niet meer opvalt. Het insect is gecamoufleerd. - waarom heb je dat insect daar gekleefd?
* Je gaat rond met een zakje waarin allemaal verschillende insecten * Techniek:
zitten. Je laat de leerlingen één voor één trekken. De leerlingen - wat heb je eerst gedaan?
mogen van elkaar niet te weten komen welk insect ze genomen - vond je het gemakkelijk om een insect uit te knippen?
hebben. * Vorm:
Eerst rond het insect de juiste kleur nakleuren en zo uitbreiden - hoe heb je het insect getekend?
naar de rest van je blad. Zo valt het helemaal niet op waar je insect - wat vond je leuk om te tekenen?
zich bevindt. Daarna teken je de rest van je omgeving. - wat vond je gemakkelijk om te tekenen?
- wat vond je moeilijk om te tekenen?
4. Het creëren en de begeleiding er van: Fantasie van de kinderen. * Kleur:
Je laat enkele leerlingen het materiaal uitdelen: kleurpotloden, - welke kleuren heb je gebruikt?
verf(verfdoosjes, verfborstels). - waarom heb je dat donkerder dan dit genomen?
Daarna laat je de kinderen kiezen tussen een A4-blad of een A3- * Ruimtegebruik:
blad. - had je plaats genoeg om alles te tekenen?
Dan zet je de leerlingen aan het werk. - hoe heb je dit opgelost?
* Tips: Soms lijken ze zelfs op takken en stenen.
1) Zoek voldoende verschillende insecten. Er zijn ook dieren, zoals bepaalde krabben, die materiaal uit de
2) Neem voor ieder kind een ander insect. omgeving verzamelen en dit aan hun lichaam vastmaken.
Alle kinderen hebben dan iets verschillend.
3) Materiaal op voorhand klaarzetten. Bekende voorbeelden zijn:
4) Prenten al op het bord hangen en in de les zelf het bord open - de wandelende tak.
draaien. (Kinderen laten verwonderen). - vele vlinders, bv. de Peper- en- zoutvlinder.
5) Let op de organisatie (verven). - vele rupsen (lijken op takjes en hebben kleuren zoals tak of blad).
- vele broedende vrouwtjes op het nest, bv. eenden- soorten en
* Afbeeldingen: fazanten.
1) Zorg voor voldoende afbeeldingen. - een octopus, een zeerog, een gekko,….
2) Zorg voor grote en duidelijke afbeeldingen.
3) Afbeeldingen van insecten die niet en wel opvallen in hun Hierbij kun je ook afbeeldingen laten tonen.
omgeving omwille van hun kleuren.

* Vakoverschrijdend werken (Linken met andere vakken):


Wereldoriëntatie: Natuur.
1) Ook andere dieren kunnen zich camoufleren.
In dit vak kun je het hebben over de camouflage van insecten en
andere dieren. Je stelt de vraag:
- zijn insecten de enige dieren die zich kunnen camoufleren?
Nee er zijn namelijk nog dieren die zich kunnen camoufleren. Je
laat de kinderen brainstormen welke dieren er nog zijn. Daarna
vertel je meer over die andere dieren.
Sommige dieren kunnen zich dankzij een camouflerende schutkleur
verschuilen voor belagers, andere gebruiken hem om te jagen op
prooien. Ook moeten dieren het gepaste gedrag vertonen bij hun
camouflage. Zo zitten nachtvlinders overdag doodstil op planten om
niet op te vallen. Een schutkleur kan op verschillende manieren tot
stand komen. Tijdens de ontwikkeling krijgen sommige dieren, zoals
bepaalde kevers, een huid die overeenkomt met de kleur en de
tekening van de omgeving.
Vaak wordt gedacht dat de kameleon van kleur verandert vanwege Nederlands.
camouflage. Dit is niet het geval. Het hangt meer samen met de Als men mij morgen vindt
gemoedstoestand van het dier. Daarnaast met licht en temperatuur deels verlamd en stervend
in de omgeving. langs een tropisch palmenstrand

2) Insectenwandeling. weet dan dat de vis


Je kan ook met je leerlingen een leerrijke insectenwandeling maken. die gecamoufleerd als steen
Hierbij komen de leerlingen ook in contact met insecten. zijn stekels slechts rechtop zet
om zichzelf alleen ellende
en een trage dood te sparen

en vraag hen te proberen


met een hartverwarmend bad
misschien valt dan mijn leven
op het nippertje te redden

De steenvis.

Hierbij kan je het gedicht bespreken (inhoud). Je kan de steenvis ook


tonen op een afbeelding en vertellen wat je erover weet.
Verwerking?
- expressief voorlezen.
- een soortgelijk gedicht schrijven over andere dieren.
- een tekening maken.

You might also like