Professional Documents
Culture Documents
klas 1 hv
Inhoudsopgave
Context 1: Stoffenwinkel 1 Functie van kleding 2 Waar is kleding van gemaakt? 3 Eigenschappen van kleding Bron 1 Brandwonden Bijlage 1 Knipblad Nylon Bijlage 2 Knipblad Vezels Context 2: Schone kleding 4 Doe de wastest! 5 Waslabels Bron 2 Wasmiddel Bron 3 Waterhardheid Bron 4 Zuurgraad Bijlage 3 Waskaart Bijlage 4 Artikel consumentenbond Context 3: Vol kleur 6 Eerlijk = eerlijk 7 Gekleurde kleding 8 Het oog 9 Gekleurde film 10 Kleuren 11 Vakvrouwen en vakmannen 12 Modeshow Bijlage 5 Beoordelingsformulier 3 7 17 37 41 43 45 46 52 57 61 63 65 70 81 83 87 89 92 94 95
Colofon
Experience klas 1 module Kleding hv De Passie 2012-2013 Auteur: Corine Brouwer & Wouter Terlouw Vormgeving: Nick de Koning Foto voorkant: Hay Kranen www.365dagenhay.nl/2009/049/ Voor deze module is gebruik gemaakt van Wat trek je aan? (www.slo.nl) en Eerlijke handel (www.justcare.nl).
We hebben getracht de rechtmatige eigenaren van alle afbeeldingen te achterhalen. Mocht u toch van mening zijn dat een afbeelding is gebruikt waarvan u de rechthebbende bent dan verzoeken wij u vriendelijk om contact met ons op te nemen (088 - 33 72 800).
Context 1: Stoffenwinkel
In deze module gaan we aan de slag met kleding. Allereerst kijken we naar de functie van kleding, maar we gaan bijvoorbeeld ook onderzoeken waar kleding van gemaakt is en of de kleding brandveilig is. Uiteindelijk houden we met de hele klas een modeshow waarin de verschillende soorten kleding gepresenteerd worden. In deze module onderzoeken en verzamelen we een heleboel informatie voor deze modeshow. De klas wordt in vijf gelijke groepen verdeeld. Elke groep gaat, na de opdracht over de functie van kleding, aan de slag met n van de kledingfuncties. Over deze functie ga je allerlei opdrachten maken en uiteindelijk de modeshow houden.
Noem van minimaal vijf kledingstukken het doel. Noem zo veel mogelijk verschillende doelen. 1. 2. 3. 4. 5. Wat ga je doen? Je gaat verder nadenken over de functie van kleding. Welke kleding draag je wanneer? Je gaat dit onderzoeken door in tijdschriften en folders te kijken. Je knipt plaatjes uit van kleding die een bepaalde functie heeft. Daar maak je een collage van.
Dit doe je voor vijf verschillende functies: hygine veiligheid feest herkenning sporten Wat heb je nodig? grote vellen papier tijdschriften Aan de slag! Leg de vellen op de tafel. Schrijf op het eerste vel het woord hygine, op het tweede het woord veiligheid, op het derde feest, op het vierde herkenning en op het vijfde sporten. Zoek plaatjes in de tijdschriften en folders. Welke kleding past bij welke functie? Knip de plaatjes uit en plak ze op de vellen papier. Maak er een mooi geheel van.
Veiligheid:
Feest:
Herkenning:
Sporten:
Welk van deze functies vind je zelf het meest interessant en waarom?
De docent verdeelt de vijf functies over de vijf groepen. Bij de modeshow is jullie groep verantwoordelijk voor het showen van deze functie. Welke functie heeft je groep gekregen?
Denk met elkaar na over de kleding die je wilt gaan showen tijdens de modeshow. Deze kledingstukken ga je gebruiken bij de volgende hoofdstukken. Natuurlijk hoef je nu nog niet je complete show bij elkaar te hebben, maar het lukt je vast wel om al iets mee naar school te nemen. Bewaar deze kledingstukken in je kluis, zodat je ze altijd kunt gebruiken. Wat heb je in je kluis gelegd?
De functie van kleding in de bijbel God, de HEER, maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan. Genesis 3:21 Lees ook de rest van Genesis 3.
Van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol maakte men ook de ambtsgewaden voor de dienst in het heiligdom. Men maakte de heilige kleding voor Aron zoals de HEER het aan Mozes had opgedragen. Exodus 39:1 In Exodus 39 kun je nog veel meer vinden over de priesterkleding.
Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en je staf in de hand, in grote haast. Dit is een maaltijd ter ere van de HEER, het pesachmaal. Exodus 12:11 In Exodus 12 lees je waarom de Isralieten op deze manier moesten eten.
10
11
Zoek zelf in het nieuwe testament naar een bijbelgedeelte over kleding. Wat is de functie van de kleding in het gedeelte dat je hebt opgezocht? Bijbelgedeelte:
Functie:
Brandweermannen gaan ervan uit dat hun brandweerpakken niet gaan branden als zij een brandend huis in lopen. Het pak van een brandweerman is van speciale stof gemaakt. Daarom gaat het niet branden. Zo bestaat de buitenkant van het pak vaak uit een mengsel van Nomex en Aramide. Nomex is met zijn vlamdovende en hittewerende eigenschappen ideaal voor brandweerkleding. Aramide wordt ook in kogelvrije vesten gebruikt! Dit maakt dat het brandweerpak ook tegen een flink stootje kan (figuur 1).
Wat zijn de eigenschappen van de kleding die jullie op de modeshow gaan showen? Zijn ze brandwerend, zijn ze heel sterk of zijn ze gemaakt van zijde? We gaan er onderzoek naar doen.
Soorten stof Waarom wordt een shirt vaak van katoen gemaakt en een trui van wol? Waar komen deze stoffen vandaan en hoe worden ze gemaakt? Katoen Katoen is een stof die in veel soorten kleding wordt gebruikt. Katoen is sterk, slijt niet snel en neemt goed water op. Katoen is een plantaardige stof. Dit betekent dat het geproduceerd wordt door een plant, de katoenplant. Uit de zaden van de katoenplant groeien vezels, er ontstaan katoenbolletjes (figuur 2). Van deze vezels kunnen draden worden gesponnen.
Figuur 2 katoen
Nylon Ook nylon is een stof die regelmatig wordt gebruikt in kleding. Denk aan pantys en in jassen. Nylon is een synthetische stof. Synthetische stoffen worden in een fabriek gemaakt via een chemische reactie. Een ander bekend voorbeeld van een synthetische stof is fleece. Wol Wol is een dierlijke stof (figuur 3). De wol die wij gebruiken, is meestal afkomstig van schapen. Wol bestaat uit vezels, waaruit draden gesponnen kunnen worden. Wol is een veerkrachtige vezel, waardoor de wol zacht aanvoelt.
producenten van wol
Figuur 3
Zijde Zijde is net als wol een dierlijke stof. Zijde wordt gemaakt van de cocons van de zijderups. In figuur 4 zie je de voortplantingscyclus van de zijderups. Na vier weken vervellen is de rups volgroeid. Dan eet hij nog een hele week. Daarna zoekt de rups een veilig plekje om een cocon te maken. De rups spint de cocon van zijden draad. De zijderups zit nu veilig in zijn cocon. Zo gaat het in de natuur. Maar voor zijdekwekers zijn de draadjes waaruit de cocon bestaat belangrijk: de zijde. De rups wordt na vier dagen uit de cocon verwijderd. Daarna wordt de draad waarvan de cocon gesponnen is, afgewikkeld.
Geef van de volgende stoffen met een kruisje aan of het natuurlijke of synthetische stoffen zijn.
Natuurlijk
Synthetisch
Bij de plaatjes horen stukjes tekst. Verbind met lijnen de juiste stukjes tekst met de plaatjes. De rupsen groeien vlug. Na ongeveer een maand zijn de rupsen ongeveer zeven centimeter lang. Elke dag wordt de huid van de rupsen een beetje witter.
Het vrouwtje legt heel veel eitjes. De eitjes zijn een beetje plakkerig. Zo rollen de eitjes niet gemakkelijk weg. In het begin zijn de eitjes lichtgeel. Daarna kleuren ze donkerder.
Als de larven van de vlinders uit de eitjes komen kruipen, zijn ze nog heel klein en zwart. De babyrupsen beginnen meteen met eten. Ze voeden zich met bladeren van de moerbeiboom. De rupsen zullen in vier dagen tijd een zijdecocon spinnen. Binnenin de cocon vindt de metamorfose van rups tot een nieuwe zijdevlinder plaats.
Figuur 5 nylon
10
Schenk oplossing B voorzichtig boven op oplossing A in het bekerglas. Er verschijnen twee lagen.
Waar de twee lagen elkaar raken (grensvlak), ontstaat een witte vaste stof: nylon. Pak met de pincet het witte vlies eruit (snel).
De vezel kan nu voorzichtig Houd de nylon op het met de pincet rond een glasstaafje. Was het in een glasstaafje gerold worden. bekerglas met water. Op het grensvlak ontstaat steeds nieuwe nylon.
Plaats het glasstaafje met nylon op een stuk krant en laat het drogen.
11
Textielstructuur Een lap stof bestaat uit garen. Garen bestaan uit vezels en worden gemaakt door alle textielvezels in dezelfde richting te leggen en in elkaar te draaien (figuur 6). Zijn de draden klaar, dan wordt er textiel van gemaakt. Textiel kan op drie manieren gefabriceerd worden:
1. Weven: weefsel. Een weefsel bestaat uit een vlechtwerk van draden (figuur 7).
Figuur 7 geweven
2. Breien: breisel of tricot. Een breisel bestaat uit in elkaar grijpende lussen. Het geheel is rekbaar en elastisch. Breisels die machinaal worden gefabriceerd, noemen we tricots (figuur 8).
Figuur 8 tricot
3. Non-wovens Non-wovens zijn poreuze vliezen, die uit een of meer vezellagen bestaan en die verstevigd zijn tot textielstoffen (figuur 9). Een voorbeeld hiervan is vilt.
Figuur 9 non-woven
12
Practicum Textielstructuur
Wat ga je doen? Je gaat onderzoeken waar kleren van zijn gemaakt. Wat heb je nodig? loep (vergrootglas, figuur 4) kledingstukken Aan de slag! Kies drie kledingstukken van jezelf. Kijk op het etiket in het kledingstuk. Zoek de samenstelling van het materiaal en noteer dit bij textielsoort. Bekijk met een loep (vergrootglas) de textielstructuur en teken op het blad van elk kledingstuk hoe de draden met elkaar verbonden zijn. Noteer hoe deze textielstructuur heet. Tekening textielstructuur
Figuur 4 loep
Kledingstuk
Textielsoort
Textielstructuur
Trui
100% katoen
Tricot
13
Vezels Je gaat de vezels ook onder de microscoop bekijken. Wanneer je dingen onder de microscoop wilt bekijken, maak je een preparaat. Ga naar http://www.bioplek.org/techniekonderbouw/preparaat.html. Hier staat uitgelegd hoe je een preparaat moet maken. Tijdens het practicum kun je ook op de gele kaart preparaat kijken.
In figuur 1 staan de benodigdheden voor het maken van een preparaat. Vul in de tabel in welke dingen je allemaal gebruikt.
f\\Figuur 1
preparaat maken
a. b. c. d.
e. f. g. h.
14
Practicum Microscoop
Wat ga je doen? Je gaat een aantal vezels onder de microscoop bekijken. Om deze vezels te kunnen bekijken, maak je eerst een preparaat. Wat ga je doen? prepareersetje microscoop kledingvezels gele kaart preparaat maken gele kaart microscoop gele kaart tekenregels Aan de slag! Maak met behulp van je gele kaart preparaat maken, een preparaat van een vezel. Pluk hiervoor een vezel uit een stukje textiel. Bekijk het preparaat, gebruik de gele kaart microscoop. Maak een duidelijke tekening van wat je ziet. Gebruik hiervoor de gele kaart tekenregels! Schrijf er bij om welke textielvezel het gaat en of het een plantaardige, dierlijke of synthetische / kunstmatige vezel is. Zoek uit het knipblad dezelfde textielvezels. Deze plaatjes kun je vinden in bijlage 2 Knipblad vezels op pagina 43. Plak de tekening uit het knipblad naast jouw eigen tekening van de textielvezel. Bekijk minimaal drie verschillende soorten vezels.
15
16
Waarom kunnen brandweerpakken tegen hitte? Waarom hebben we als we met een brander werken een labjas aan? Verschillende stoffen hebben verschillende eigenschappen. Wat gaan we doen? We gaan ontdekken hoe je welke eigenschappen belangrijk zijn voor kleding. Je gaat onderzoeken welke stoffen op bepaalde eigenschappen het beste scoren. Je kunt dit op drie verschillende manieren gaan ontdekken: 1. Eerst een practicumopdracht uitvoeren en daarna de theorie. 2. Eerst de theorie en daarna een practicumopdracht uitvoeren. 3. Zonder practicumopdracht aan de slag gaan en met behulp van de materialen ontdekken welke eigenschappen belangrijk zijn en welke stoffen het beste scoren. Je resultaten controleer je vervolgens met de theorie en practica uit het boek. Als afsluiting maakt iedereen nog een aantal vragen over de eigenschappen van je modeshowkleding.
Aan de slag! Iedereen maakt als eerste het onderdeel Temperatuur op pagina 18 t/m 22. Dit is startkennis voor dit hoofdstuk. Vervolgens ga je aan de slag volgens de manier die je hebt gekozen: Manier 1: Start op pagina 23 en werk door t/m pagina 33. Manier 2: Start op pagina 29 en werk door t/m pagina 33. Doe doe daarna de proeven op pagina 23 t/m 28. Manier 3: Op pagina 34 en 35 staat een materialenlijst. Gebruik deze om zelf uit te zoeken welke eigenschappen stoffen hebben en welke stoffen op welke eigenschappen het beste scoren. Iedereen maakt aansluitend de vragen over de modeshowkleding op pagina 36.
17
Temperatuur
Maarten heeft een hele tijd buiten gelopen. Hij gaat een niet-verwarmde schuur binnen en vindt het daar lekker warm. Matthijs heeft een hele tijd in een warme kamer gezeten. Hij gaat dezelfde schuur binnen, maar vindt het daar knap koud.
Conclusie: met je gevoel kun je de temperatuur niet goed vaststellen. Je meet de temperatuur met een thermometer. De bekendste eenheid van temperatuur is de graad Celcius, C. Deze eenheid is genoemd naar de Zweedse natuurkundige Anders Celcius. Met de volgende proef doe je het experiment dat Celcius in 1742 deed na.
Practicum Thermometer
Op een warme zomerdag trek je andere kleren uit de kast dan als het buiten sneeuwt. Het is belangrijk dat je lekker warm blijft. Als je twijfelt, kun je op een thermometer kijken. Maar hoe is een thermometer eigenlijk ontstaan? Wat ga je doen? De schaalverdeling van een thermometer maken. Wat heb je nodig? thermometermodel (met tape voor schaalverdeling) driepoot met gaasje brander statief met statiefklem bekerglas 400 ml lucifers Aan de slag! Knip een stukje tape van 30 cm lang af. Plak de strook papier op het thermometermodel. Haal met het bekerglas stukgeslagen ijs bij de leraar. Doe een klein beetje water bij het ijs. Maak de opstelling zoals in figuur 1. Laat het thermometermodel in het ijswater hangen. Let op wat er gebeurt. 18
Figuur 1 opstelling
Het ijs is aan het Wacht tot de vloeistofspiegel in de buis niet meer daalt. Zet naast de vloeistofspiegel een lijntje op het papier. Naast het lijntje zet je het getal 0. Vloeistofspiegel De vloeistofspiegel is de hoogte tot waar de vloeistof van de thermometer komt.
Het lijntje stelt het smeltpunt van Kijk nog eens of de vloeistofspiegel verder is gedaald.
voor.
5 6
De vloeistofspiegel is wel / niet verder gedaald. Het smeltpunt verandert wel / niet.
Conclusie: Een vast punt van de thermometer is het smeltpunt van ijs. IJs smelt bij . Het smeltpunt van ijs verandert .
Verwarm het water, met blauwe vlam, totdat het kookt. Gebruik hiervoor de rode kaart brander! Laat de thermometer in het kokende water hangen. Wacht totdat de vloeistofspiegel niet meer stijgt en zet daar een lijntje op het papier. Zet bij het laatste streepje het getal 100.
7 8
voor.
Conclusie: Een vast punt van de thermometer is het kookpunt van water. Water kookt bij . Het kookpunt van water verandert .
19
Haal het thermometermodel uit het water. Haal de strook tape ervan af. Plak het strookje op dit blad (de andere leerling neemt het strookje over!) Verdeel de afstand tussen het onderste en bovenste streepje in 10 gelijke delen. Zet naast de streepjes de juiste getallen.
De werkwijze van Celcius kwam dus op het volgende neer: hij zette een streep met het getal 0 bij de vloeistofspiegel toen de thermometer in zuiver smeltend ijs stond. Daarna zette hij een streep met het getal 100 toen er sprake was van zuiver kokend water. De afstand tussen de 0 en de 100 verdeelde hij in 100 gelijke delen, elke van 1 C.
20
Andere temperatuurschalen Naast graden Celcius zijn er nog twee andere temperatuurschalen. Kelvin Geleerden hebben bewezen dat er een absoluut laagste temperatuur is, het absolute nulpunt. Deze laagst mogelijke temperatuur is gelijk aan -273,15 C. Bij de schaalverdeling van Kelvin meet je de temperatuur vanaf dit absolute nulpunt. -273,15 C (afgerond -273 C) is dus hetzelfde als 0 K. TKelvin = 273 + TCelcius TCelcius= TKelvin - 273 Kelvin (K) graden Celcius (C)
10
11
21
Fahrenheit Bij ons is het een zomerse dag wanneer het 25 graden is, maar in Amerika klappert dan iedereen met zijn tanden van de kou. Met deze temperatuur zou het er namelijk vriezen. Dit komt omdat Amerikanen de temperatuur niet op de schaal van Celsius aflezen, maar op de schaal van Fahrenheit. Deze werd in 1724 door Gabriel Fahrenheit opgesteld en is achttien jaar ouder dan de schaal van Celsius. Fahrenheit is aan de verdeling gekomen door als nulpunt de temperatuur te nemen van ijs, ammoniumchloride en water. Dit was vroeger een manier om een erg koude Figuur 4 temperatuur te creren. Het vriespunt van water nam hij Gabriel Fahrenheit (1686-1736) (net zoals bij de schaal van Celsius) als tweede meetpunt. Hij noemde dit 32 graden. Het laatste meetpunt was de lichaamstemperatuur van een gezond mens. Dit stelde hij op 96 graden. Aan de hand hiervan kon een verdeling worden gemaakt. Dit lijkt een heel willekeurige manier van benoemen, maar dat valt wel mee. De graden Fahrenheit zijn namelijk gemakkelijk om te rekenen naar Celsius. Hiervoor gebruik je de volgende formule: TCelsius = (TFahrenheid - 32) x (5 / 9) Hieruit blijkt dat een zomerse dag van zn 25 C in Amerika 77 F is. Andersom komt 25 F overeen met -4 C.
12
13
22
Practicum Zweet
Wat ga je doen? Je gaat met dit practicum zichtbaar maken dat je zweet. Wat heb je nodig? plastic zakje elastiekje Aan de slag! Neem een plastic boterhamzakje en een elastiekje. Bind het zakje op een van je handen vast met het elastiekje. Laat het zakje vijf minuten zitten en lees ondertussen de volgende practica. Haal nu het plastic zakje van je hand af. Voel met de andere hand aan de binnenkant van het zakje.
14
15
ja/nee
Practicum Wateropname
Een belangrijke functie van je kleren is dat ze vocht in je huid goed opnemen. Je lichaam staat voortdurend vocht af, door de huid heen. Dat vocht bestaat voor het grootste deel uit water. In de volgende proef ga je na hoeveel water verschillende textielsoorten kunnen opnemen. Je gaat dat doen door te meten hoeveel water ze maximaal kunnen opnemen. De hoeveelheid water die wordt opgenomen, is een van de vele eigenschappen van textielsoorten. Wat heb je nodig? strook textiel van katoen, wol en nylon, allemaal even groot (ongeveer 2 cm breed bij 50 cm lang) pincet maatcilinder bekerglas iets om natte stroken op te laten drogen Aan de slag! Vul een maatcilinder met precies 100 ml water. Schenk dit in een bekerglas. Dompel de strook katoen in dat water met behulp van een pincet. Houd het ongeveer een halve minuut onder water. Trek de strook katoen eruit. klas 1 module Kleding context 1 hv 23
Laat het water teruglekken in een bekerglas. Als de strook zo goed als niet meer druipt, hang je de strook te drogen. Schenk het water uit het bekerglas terug in de maatcilinder. Lees de hoeveelheid water af. Bereken hoeveel water in de strook katoen is gaan zitten. Schrijf je resultaten op in de tabel hieronder. Herhaal de stappen voor wol en nylon. Starthoeveelheid water (mL) 100 100 100 Eindhoeveelheid water (mL) Opgenomen water (mL)
Textielsoort
16
Practicum Vezelsterkte
Wat ga je doen? Je gaat onderzoeken hij sterk verschillende textielvezels zijn. Wat heb je nodig? een draad wol, katoen, nylon en zijde (LET OP: alle draden moeten even lang en dik zijn) gewichtjes klem woordenboek computer Aan de slag! In dit practicum ga je de sterkte van verschillende vezels onderzoeken. Deze gegevens ga je in een tabel schrijven. Deze tabel moet je zelf op een juiste manier invullen! Klem een draad aan de tafel (figuur 5). Hang aan de draad zoveel gewichten, totdat de draad breekt. Schrijf het gewicht op in de tabel. Doe dit voor alle draden.
Figuur 5
24
17
18
Ken je dit spreekwoord: Zijn leven hangt aan een zijden draadje? Leg uit of volgens jou het spreekwoord veranderd zou moeten worden naar aanleiding van je resultaat.
Practicum Brandbaarheid
Hoe zit dit met de kleding die jullie gaan showen? Is die erg brandbaar of beschermt het je juist tegen brand? We gaan het onderzoeken. Wat ga je doen? Je gaat onderzoeken hoe verschillende textielsoorten branden. Wat heb je nodig? zuurkast schoteltje waxinelichtje lucifers aluminiumfolie wasknijper stukje wol stukje katoen stukje nylon klas 1 module Kleding context 1 hv 25
Aan de slag! Voer de volgende handelingen voor elk materiaal uit. Kijk goed wat er allemaal gebeurt en noteer dit. Let op: deze proef moet in een zuurkast uitgevoerd worden!
19
Zet het waxinelichtje op het schoteltje en steek het aan. Klem een stukje in de wasknijper. Houd het vlak boven de vlam. Pas op met vuur! Leg het afgebrande stukje op een stukje aluminiumfolie. Noteer je waarnemingen nu in de tabel. Noteer hoe het stukje brandt. Noteer hoe de verbranding ruikt en hoe de as eruit ziet. Herhaal de proef voor al de materialen. Brandbaarheid Geur As
Naam vezel
Practicum Isolatie
Experiment 1 Wat ga je doen? Je gaat onderzoeken welke stof het beste de warmte vasthoudt. Wat heb je nodig? 4 dezelfde, afsluitbare flesjes 3 soorten sokken: wollen sok, katoenen sok en een nylonsok (panty) 3 elastiekjes thermometer
Figuur 6 een mus zet zijn veren naar buiten om zichzelf warm te houden: isolatie in de natuur
26
Aan de slag! Lees de opdracht eerst helemaal door, voordat je aan de slag gaat. Je gaat namelijk tijdens het wachten op het resultaat experiment 2 doen. Pak de vier afsluitbare flesjes. Vul ze alle vier met heet kraanwater. Meet de temperatuur van alle vier de flesjes. Schrijf de begintemperatuur in de tabel op. Pak de drie verschillende sokken. Doe in elke sok een flesje (je houdt n flesje over). Sluit de sokken af met een elastiekje. Plaats de vier flesjes in de koelkast of zet ze buiten.
20
Voorspel in welke volgorde de vier flesjes het snelst in temperatuur zullen dalen. Het snelst daalt de temperatuur van het water in flesje Daarna in flesje Daarna in flesje Daarna in flesje Haal na ongeveer 20 minuten de flesjes uit de koelkast of van buiten. Meet de temperatuur in elk flesje. Schrijf van elk flesje de eindtemperatuur in de tabel op. Bereken hoeveel graden Celcius het water in de vier flesjes gedaald is. Schrijf deze gegevens in de tabel op. Soort sok Begintemperatuur Eindtemperatuur Temperatuurverschil
Nummer flesje 1 2 3 4
27
Experiment 2 Wat ga je doen? Warmte gaat altijd van een plaats waar het warmer is, naar een plaats waar het kouder is. Een warm huis koelt af gedurende een koele nacht, omdat er warmte uit het huis gaat en de koudere lucht van buiten verwarmd. Daarom hebben huizen isolatie. Om de warmte binnen te houden in de winter en buiten te houden in de zomer. Laten we eens kijken naar isolatie. Wat heb je nodig? 5 ijsblokjes plastic folie krant aluminiumfolie elastiekjes schaar Aan de slag! Gebruik je schaar om van elk materiaal een inpakpapiertje te knippen van dezelfde grootte. Pak vier ijsblokjes op dezelfde manier in met de verschillende inpakpapiertjes. Je hebt nu dus vier ingepakte blokjes en n niet-ingepakt blokje. Leg alle ijsblokjes op hetzelfde oppervlak en kijk elke vijf minuten om te controleren welke het snelste smelt en welke het langzaamst.
Figuur 7 experiment 2
21
Welke verpakking heeft ervoor gezorgd dat het ijsblokje het langzaamste smelt en is dus de beste isolator?
22
Kijk eens naar figuur 10 op pagina 32. Leg uit wie er gelijk heeft.
28
Theorie
Wateropname Ons lichaam mag niet te warm worden. Daarom hebben mensen een ingebouwd mechanisme om af te koelen. Dat is zweten. Dat zweet moet natuurlijk wel ergens blijven. Kunnen de kledingstukken die jullie gaan showen het zweet goed opvangen? Zweten is dus een mechanisme om af te koelen. Alle zoogdieren en mensen kunnen zweten. Ze hebben zweetklieren in de huid. De mens heeft tussen de 2 en 5 miljoen zweetklieren. De meeste klieren zitten op de handpalmen en voetzolen.
23
De zweetklier maakt zweet (99% water, 1% zout). Om de zweetklier heen liggen spiercellen. Als je spier samentrekt, wordt het zweet uit de klier naar buiten geperst. Je zweet komt dan door de porin naar buiten. Porin zijn kleine gaatjes in de huid. Zo komt het zweet op de huid, waar het water verdampt. Door het verdampen, koelt ons lichaam af. Het zout blijft achter op de huid. De hoeveelheid zweet die je afstaat, is afhankelijk van je inspanning. Als je slaapt of heel rustig bent, is dat ongeveer 10 gram per uur. Bij zwaar werk, bijvoorbeeld sport gaat er wel zon 150 gram zweet per uur naar buiten via de huid.
24
Als je iemand kust die veel gezweten heeft, wat proef je dan?
25
26
29
Een belangrijke functie van je kleren is dat ze vocht in je huid goed opnemen. Je lichaam staat voortdurend vocht af, door de huid heen. Dat vocht bestaat voor het grootste deel uit water. De hoeveelheid water die wordt opgenomen, is een van de vele eigenschappen van textielsoorten.
27
Je zusje moet afzwemmen. Hiervoor moet ze zwemmen met kleren aan. Welke kleren kan je zusje het beste aantrekken om het zo gemakkelijk mogelijk te maken? Omcirkel het beste antwoord en schrijf ernaast waarom je dit gekozen hebt!
sneldrogende adventurebroek
of
spijkerbroek
katoenen truitje
of
nylon truitje
gympen
of
sandalen
30
Vezelsterkte De stof die voor galakleding gebruikt wordt, hoeft minder sterk te zijn dan de stof die gebruikt wordt voor een bouwvakkersbroek. Van welke stof is de kleding gemaakt die jullie gaan showen en hoe sterk is deze stof?
28
Ken je dit spreekwoord: Zijn leven hangt aan een zijden draadje? Wat betekent het? (Zoek op in een woordenboek of op internet.)
29
Betekent dit dat een zijden draadje juist sterk of niet sterk is?
Brandbaarheid Tijdens oudjaar 2001 waren veel jongeren uit Volendam aan het feesten in een caf waar plotseling een lawine van brandende kersttakken op de nieuwjaarsvierders neerdaalde en een hevige brand uitbrak. Tijdens deze verschrikkelijke cafbrand zijn 14 jongeren omgekomen en 250 gewond geraakt. Naar aanleiding van de cafbrand in Volendam is er veel gesproken over de verschillende soorten kleding en hun brandbaarheid. Uit onderzoek blijkt dat verschillende materialen op verschillende manieren branden. Elk materiaal heeft zijn eigen eigenschappen. De soort kleding en het materiaal waarvan de kleding gemaakt is, hebben een rol gespeeld bij de ernst van de verwondingen.
Lees ook BRON 1 Brandwonden op pagina 37-39. Bij een open vuur springen soms vuurvonken weg. Een kampvuur is een open vuur. Daarom is het dus niet verstandig om bij een kampvuur brandgevoelige kleding aan te trekken.
30
Wat voor een soort kleren zou jij aantrekken als je bij een kampvuur gaat zitten?
Figuur 9 kampvuur
31
31
Door het uitvoeren van de brandproef met wol, katoen en nylon kun je de woorden die in de onderstaande tekst ontbreken, invullen. Gebruik de volgende woorden: zwarte, smelten, zacht, katoen, bonkje, wol, vieze chemische, nylon, wit, katoenen, haar, wol. Zo is ________________ een materiaal dat niet uit zichzelf doorbrandt. De verbranding van ________________ ruikt naar schroeiend ________________. Als het materiaal opgebrand is, blijft er een ________________ as over. Een ________________ stof brandt gemakkelijk. De geur die tijdens de verbranding van ________________ vrijkomt, lijkt op schroeiend papier. De asrest van dit materiaal is ________________ van kleur en voelt ________________ aan. Synthetische kleding zoals ________________ en polyacryl zijn materialen die niet branden maar ________________.Tijdens de verbranding van synthetische materialen komt er een ________________ geur vrij. De as van synthetisch materiaal blijft op de vezel of het garen achter en heeft een ________________ kleur. Doordat deze synthetische stoffen op de huid achterblijven, kunnen ze moeilijk behandelbare brandwonden veroorzaken. Isolatie Waarom dragen we allemaal kleren? Daar kun je een heleboel redenen voor bedenken, maar een belangrijke reden is: om het niet koud te krijgen. Welke stof beschermt het beste tegen de kou? Welke stof houdt het beste de warmte vast? Deze eigenschappen noem je de isolerende werking van textiel. In dit practicum ga je dat onderzoeken. De mate van isolatie is een van de vele eigenschappen van textielsoorten. Kijk naar het plaatje en denk na over de drie verschillende meningen die de kinderen hebben. Waarom denken ze zo?
Figuur 10
32
32
Welke mening in figuur 10 zal de juiste zijn? Geef eerst datgene wat je zelf verwacht. Bespreek daarna je antwoord met je buurman en geef vervolgens een antwoord waar jullie het samen over eens zijn. Eigen verwachting:
Gezamelijke verwachting:
Warmte gaat altijd van een plaats waar het warmer is naar een plaats waar het kouder is. Een warm huis koelt af gedurende een koele nacht, omdat er warmte uit het huis gaat en de koudere lucht van buiten verwarmd. Daarom hebben huizen isolatie. Om de warmte binnen te houden in de winter en buiten te houden in de zomer.
33
Benodigdhedenlijst
Benodigdheden Eigenschap 1 plastic zakje elastiekje strook textiel van katoen, wol en nylon, allemaal even groot (ongeveer 2 cm breed bij 50 cm lang) pincet maatcilinder bekerglas iets om natte stroken op te laten drogen Eigenschap 2 een draad wol, katoen, nylon en zijde (LET OP: alle draden moeten even lang en dik zijn) gewichtjes klem Eigenschap 3 zuurkast schoteltje waxinelichtje lucifers aluminiumfolie wasknijper stukje wol stukje katoen stukje nylon Eigenschap 4 4 dezelfde, afsluitbare flesjes 3 soorten sokken: wollen sok, katoenen sok en een nylonsok (panty) 3 elastiekjes thermometer warm water en 5 ijsblokjes plastic folie krant aluminiumfolie elastiekjes schaar
34
Tips Tip 1: Je gaat vier verschillende eigenschappen van stof bekijken. Kijk goed naar de benodigdheden en noteer welke eigenschappen je met die benodigdheden kunt testen. Tip 2: Ga experimenteren en maak aantekeningen! Tip 3: Noteer de eigenschappen in de tabel en schrijf erbij welke stof het beste scoort!
Stofeigenschap
35
Je modeshowkleding
33
Van welk materiaal is de kleding gemaakt die jullie gaan showen? Neemt dit materiaal het zweet goed op? Leg uit!
34
35
Is het voor jullie modeshowkleding belangrijk dat je er lekker warm in blijft? Waarom wel/niet?
36
Welke van de eigenschappen die we nu bekeken hebben, zijn belangrijk bij de functie van de kleding die jij tijdens de modeshow laat zien?
37
Zijn er nog andere eigenschappen die ook belangrijk zijn voor deze kleding?
36
Bron 1 Brandwonden
Bij de cafbrand in Volendam zijn veel jongeren verbrand. Verbrandingen ontstaan door invloed van hitte op de huid gedurende een bepaalde tijd en boven een bepaalde kritische temperatuur. Boven deze kritische temperatuur treedt beschadiging van de huid op.
Biologie
De huid De huid is ons grootste orgaan. De huid bevat zenuwen, haarvaten, talg en zweetklieren en kan in ruwweg drie lagen verdeeld worden: opperhuid lederhuid onderhuids vetweefsel Bij het beantwoorden van de volgende vragen kun je gebruik maken van de volgende internetadressen. Je kunt deze ook vinden op de elo. De Nederlandse Brandwonden Stichting: www.brandwonden.nl De Belgische Brandwonden Stichting: www.brandwonden.be Gezondheidssite voor Vlaanderen: www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction
1 2
Treedt bij verbranding door de zon beschadiging aan je huid op? Leg uit!
Zoek een plaatje met de doorsnede van de huid (op internet of in boeken). Print dit plaatje uit, kopieer het, of teken het over. Plak het plaatje op. Schrijf de volgende woorden op de juiste plaats erbij: zenuwen, zweetklieren, opperhuid, lederhuid, onderhuids vetweefsel, haarvaten.
37
De huid heeft verschillende functies. Noem de drie belangrijkste functies. 1. 2. 3. Brandwonden We kunnen brandwonden onderscheiden in: eerstegraads verbranding tweedegraads verbranding derdegraads verbranding Het is afhankelijk van de diepte van de brandwond of het een eerste-, tweede- of derdegraads verbranding is. Eerstegraads verbranding Bij een eerstegraads verbranding (figuur 1) is de (opper) huid nog niet beschadigd. De huid is rood, warm, droog en soms wat opgezwollen. Een typisch voorbeeld van een eerstegraads verbranding is een verbranding door de zon. Tweedegraads verbranding Bij een tweedegraads verbranding (figuur 2) is de huid duidelijk beschadigd. De huid is rood of wit, nat, zeer pijnlijk en er treedt blaarvorming op. Derdegraads verbranding Bij een derdegraads verbranding (figuur 3) is de huid beschadigd tot aan het onderhuids vetweefsel. De huid is witgeel of bruinzwart, droog en leerachtig. Er is nauwelijks pijn, maar dat maakt de verbranding niet minder erg.
Waarom is het niet goed als je nauwelijks pijn voelt bij een verbranding?
38
Met de juiste eerste hulp bij brandwonden kun je levens redden en onnodige pijn en problemen voorkomen. De eerste hulp bij verbrandingen is niet moeilijk en bestaat uit twee stappen. Welke twee stappen? 1. 2.
Wat moet je wel en wat moet je niet doen bij brandwonden? Zet een kruis in de juiste kolom. Wel Blaren doorprikken Vastzittende kleren laten zitten Wond besmeren met zalf Koelen met lauw water Wond bedekken met steriel verband Huisarts waarschuwen Niet
39
40
41
42
43
44
4 Doe de wastest!
Mens & Natuur
O, nee... wijn gemorst op je galajurk. Bah... wat stinken die sportsokken. Oei... dikke lagen modder op je overall. Hoe gaat dat nu weer schoon worden?
Kijk het filmpje over een familie die veel beleefd (http://youtu.be/jdXEodxxCWA). En ken je die andere reclame waarin mensen over een heel groot laken lopen? Aan het eind van het filmpje wordt het laken na een grondige wasbeurt uit een hele grote wasmachine getrokken (http://youtu.be/_RokFlVFPMA) (figuur 1). Vandaag is het jullie beurt om de kleding weer schoon te krijgen.
Wat ga je doen? Je gaat onderzoeken hoe de was het beste schoon wordt. Wat heb je nodig? grote lakens wasbakken pollepels warm en koud water verschillende soorten wasmiddel
Aan de slag! Voordat je met de wastest kunt beginnen, heb je vuile was nodig. Bedenk met elkaar welke soort vlekken er het snelst op jullie modeshowkleding komen.
Verdeel je modeshowgroepje in een wasteam en in reporters. Wasteam Jullie gaan eerst de lakens vies maken. Overleg met je docent hoe je dit gaat doen. Vervolgens gaan jullie de lakens op verschillende manieren wassen. Jullie leggen de waarnemingen vast en vergelijken die met elkaar. Je onderzoekt hoe schoon het laken wordt, als je verschillende factoren verandert. Je bekijkt de volgende factoren: temperatuur beweging wasmiddel klas 1 module Kleding context 2 hv 45
Voordat jullie beginnen, knip je de lakens in even grote stukken. Spreek met elkaar af hoe je de waarnemingen en resultaten gaat vastleggen. Reporters Jullie maken een beeldverhaal bij dit onderzoek. In een beeldverhaal zijn de fotos en tekeningen erg belangrijk. Jullie gaan dus op jacht naar de beste fotos om deze wastest in beeld te brengen. Wat hebben jullie nodig? Wanneer en op welke plekken maken jullie fotos? Welke teksten komen er bij de fotos? Afsluiting Samen met de leraar gaan jullie de resultaten van het onderzoek op een rijtje zetten. Maak een grote tabel op het bord waarin alle resultaten komen te staan. Kunnen jullie een conclusie trekken?
Bestudeer vooraf BRON 2 Wasmiddel , BRON 3 Waterhardheid en BRON 4 Zuurgraad op pagina 52 - 62. Ruimte voor aantekeningen:
5 Waslabels
Verzorging
Mag je alle kleding eigenlijk wel op dezelfde manier wassen? En stop je alles bij elkaar in de wasmachine? Hoe weet je dat eigenlijk? Verschillende stoffen moet je op verschillende manieren wassen. Het is echter soms moeilijk om te zien van welke grondstof een kledingstuk is gemaakt. Je kunt door middel van een proefje ontdekken van welke grondstof een kledingstuk is gemaakt, maar er is een gemakkelijkere manier: zoek het waslabel van het stuk textiel (figuur 1). Hierop staan twee dingen: de grondstof (waar het van gemaakt is); onderhoud van het textiel (hoe je het moet schoonhouden). 46
Figuur 1 waslabel
Wat ga je doen? Je gaat waslabels, waskaarten en tabellen lezen. Wat heb je nodig? verpakking van twee wasmiddelen waskaart (zie pagina 63) Aan de slag!
Figuur 2 waslabel
Bekijk figuur 1. Je ziet op het waslabel verschillende talen staan. Waarom doet een fabrikant dat?
Bekijk nu de etiketten in figuur 3. Daar staan ook onderhoudssymbolen op. In bijlage 3 waskaart op pagina 63 vind je een waskaart. Op de waskaart staat de betekenis van de onderhoudssymbolen. Hiermee kun je bepalen hoe je met de kleding om moet gaan.
47
Pak de waskaart en teken het bijbehorende behandelingslabel. Behandelingslabel Informatie wassen tot 60 C warm strijken drogen in trommeldroger met de hand wassen niet bleken mag niet chemisch gereinigd worden heet wassen bleken mag wel niet in de trommeldroger
ja / nee
Om dit te voorkomen moet de was worden uitgezocht. Niet alle was kan op dezelfde temperatuur gewassen worden. Zwarte sokken en een wit t-shirt gaan ook niet samen. Meestal krijg je vier stapels: witte was 40 C lichtbonte was 30 C donkerbonte was 30 C fijne was 30 C
Thuisopdracht: Sorteer de aanwezige was thuis. Schrijf op wat in elke stapel zit. Lichtbonte was 30 C Donkerbonte was 30 C
Witte was 40 C
Fijne was 30 C
48
Vroeger werd er ook veel was gewassen op 60 of zelfs 95 C. Tegenwoordig is dit vaak niet meer nodig. Waarom zijn die hoge temperaturen vaak niet meer nodig?
Wasmachines kunnen nog wel op 60 of 95 C wassen. Waar zou dit handig voor zijn? 60 C 95 C We wassen nog maar weinig met de hand. Dit doen we alleen met kleding die niet in de machine gewassen mag worden. Maar de allernieuwste wasmachines hebben zelfs een speciaal handwasprogramma.
10
11
12
Vergelijk twee wasmachines op de volgende punten. Doe dit met een folder of ga naar een witgoedzaak. Merk Aantal toeren Vulgewicht Energieverbruik Prijs klas 1 module Kleding context 2 hv 49
13
14
Merk Soort wasmiddel Samenstelling Voor welke was? Inhoud Prijs Prijs per kilo Bijzonderheden bont / wit bont / wit poeder / tablet / vloeibaar poeder / tablet / vloeibaar
De Consumentenbond heeft in juli 2004 een onderzoek gedaan naar tabletten, vloeibare wasmiddelen en poederwasmiddelen. Dit onderzoek kun je vinden in Bijlage 4 op pagina 65 - 69. Beantwoord de volgende vragen met behulp van de test van de Consumentenbond.
15
16
Welke drie wasmiddelen komen het beste uit de test? 1. 2. 3. 50 klas 1 module Kleding context 2 hv
17
18
Je vindt kleurbehoud van kleding erg belangrijk. Leg uit welk wasmiddel je dan zou kiezen.
19
Bekijk de labels van minimaal vijf kledingstukken die jullie willen gaan showen. Hoe moet je dit kledingstuk reinigen?
Kledingstuk
Reinigingsmethode
51
Bron 2 Wasmiddel
Is de kleding een beetje schoon geworden of waren er te veel vlekken? Hoe gaan vlekken eigenlijk uit je kleding?
Scheikunde
Wasmiddelen doen alleen hun werk wanneer ze in je kleren terecht komen. Water heeft echter de neiging om druppels te vormen. Daardoor trekt het water niet zo makkelijk in je kleren. Zeep heeft twee functies: kleding natmaken en vlekken oplossen. Hoe zorgt zeep ervoor dat het water en de wasmiddelen in je kleding terecht komen? Oppervlaktespanning In figuur 1 zie je watermoleculen. Deze watermoleculen trekken elkaar aan. Molecuul A heeft in alle richtingen een even grote aantrekkingskracht. De totale kracht op molecuul A is dus nul. Molecuul B heeft alleen aantrekkende krachten naar beneden en opzij. De totale kracht op molecuul B is dus naar binnen gericht. Alle moleculen aan het oppervlak hebben een kracht naar binnen gericht. Door deze kracht krijgt het wateroppervlak stevigheid. Deze stevigheid heet oppervlaktespanning.
Wat is oppervlaktespanning?
Teken in figuur 1 de krachten van molecuul 1 tot 5. Geef de krachten aan met pijltjes. 52 klas 1 module Kleding context 2 hv
Practicum Oppervlaktespanning
Wat ga je doen? Je gaat het nut van wasmiddel onderzoeken. Wat heb je nodig? 2 schaaltjes 2 punaises wasmiddel 2 lapjes textiel (nieuwe spijkerstof ) 2 pipetten 2 reageerbuizen olie
Aan de slag! Vul twee schaaltjes (A en B) met water (zie ook figuur 3). Leg in allebei de schaaltjes voorzichtig een punaise met het puntje naar boven.
De punaise kan op het water blijven drijven. Hoe kan het dat een punaise op water blijft drijven?
53
Zeep maakt de oppervlaktespanning van water kleiner / groter. Roer met een roerstaafje in schaaltje B. Laat het roerstaafje bij schaaltje B liggen. Neem twee lapjes textiel (C en D). Druppel n druppel vloeistof uit schaaltje A (puur water) op lapje C. Druppel n druppel vloeistof uit schaaltje B (water met wasmiddel) op lapje D.
Figuur 3
10
Zeep zorgt ervoor dat de oppervlaktespanning kleiner wordt. Door de zwakkere oppervlaktespanning kan textiel nat worden. Hydrofiel en hydrofoob Stoffen die niet in water oplossen heten hydrofoob. Stoffen die wel in water oplossen heten hydrofiel. Hydrofobe en hydrofiele stoffen mengen niet. Een trucje om hydrofiel en hydrofoob uit elkaar te houden: fiel betekent houden van. Heterofiel houdt van het andere geslacht. Homofiel houdt van hetzelfde geslacht. Hydrofiel houdt van water.
54
11
Teken in het tekenvak hoe de reageerbuis met het water en de olie er uit ziet. Geef duidelijk aan wat water en wat olie is. Zet je reageerbuis terug in het rekje. Je hebt deze later nog nodig! Neem een andere reageerbuis met water. Druppel een paar druppels alcohol op het water.
12
13 14 15
55
Pak je reageerbuis met olie en water er weer bij. Druppel enkele druppels wasmiddel in de reageerbuis. Schud de oplossing.
16
17
Teken in het tekenvak hiernaast hoe de reageerbuis met de olie, het water en het wasmiddel er uit ziet nadat je hebt geschud. Zeep of een wasmiddel is een emulgator. Een emulgator zorgt ervoor dat hydrofiele en hydrofobe stoffen wel mengen. Een emulgatordeeltje heeft een hydrofobe staart en een hydrofiele kop (figuur 4).
Figuur 4 een emulgatordeeltje met een hydrofobe staart en een hydrofiele kop
Een wasmiddel is een emulgator en helpt ons met het oplossen van vet in water. Het wasmiddel verdeelt de olie in oliedruppeltjes (figuur 5). De hydrofobe staarten lossen niet in het water op en steken daarom in de oliedruppeltjes. De hydrofiele koppen lossen wel in het water op en zitten daarom aan de buitenkant. Door de hydrofiele buitenkant zijn de bolletjes in water oplosbaar.
56
Bron 3 Waterhardheid
Hoeveel wasmiddel hebben jullie gebruikt om je kleding schoon te krijgen?
Scheikunde
Op de verpakking van wasmiddelen staat aangegeven hoeveel wasmiddel je moet gebruiken. Deze hoeveelheid geldt voor normaal vuil wasgoed en voor een gemiddelde waterhardheid. Voor minder vuil wasgoed of bij zachter water kun je iets minder wasmiddel gebruiken. Bij erg vuil wasgoed of harder water moet je iets meer wasmiddel gebruiken. Je moet dus weten hoeveel de hardheid van het water is in jouw woonplaats. De hardheid wordt gemeten in DH of D, de Duitse Hardheidsgraad. Verderop in dit hoofdstuk leer je hier meer over. Wat is hardheid van water? In water zitten kalkzouten die het water hard maken. Je kunt de kalkzouten zien als water verdampt. Het kraanwater is niet overal in Nederland hetzelfde.
Practicum Waterhardheid
Wat ga je doen? Je onderzoekt de invloed van het soort water op het wasgoed. Wat heb je nodig? 4 reageerbuizen reageerbuisknijper brander & lucifers gedestilleerd water extra hard water liniaal azijn zeepoplossing Aan de slag! Neem een reageerbuis. Vul de reageerbuis met een klein beetje extra hard water. Verwarm de reageerbuis boven een brander. Bewaar de reageerbuis!
57
Wat is de kleur?
Neem drie nieuwe reageerbuizen. Vul reageerbuis 1 met 2 ml gedestilleerd water (zacht water). Vul reageerbuis 2 met 2 ml kraanwater. Vul reageerbuis 3 met 2 ml extra hard water. Voeg 2 druppels zeepoplossing aan elke reageerbuis toe. Schud de buizen flink. Meet daarna de lengte van de schuimlaag in de reageerbuis. Schrijf deze op in de tabel. Lengte schuimlaag (cm)
Reageerbuis
In zacht water schuimt zeep beter / slechter dan in hard water. 58 klas 1 module Kleding context 2 hv
Wat is het verschil tussen hard en zacht water? In ruw water (grondwater) zit van nature kalk. In de ene regio is dit meer dan in de andere. Als er veel kalk in het water zit, spreek je van hard water. Als er weinig kalk in het water zit, is het zacht water.
zeer zacht water zacht water gemiddeld vrij hard water hard zater
Wat is de hardheid van het water in jouw woonplaats? Kijk op: http://www.aquacellwaterontharder.nl/cms/waterhardheid/waterhardheid-hardheid-van-hard-water.html
Kalk kan de smaak van water benvloeden, maar het is niet schadelijk voor de gezondheid. Kalk is juist goed voor onze botten. Wel heeft hard water een paar nadelen. Hoe harder het water, hoe meer kalkaanslag er ontstaat. Bijvoorbeeld op kranen of douchetegels, maar ook op verwarmingselementen van de wasmachine, koffiezetapparaten en waterkoker. Aanslag op elektrische apparatuur is nadelig voor het energieverbruik van die apparaten. Ze verbruiken dan meer energie. Kalk kan de levensduur van elektrische apparatuur verkorten. De kalk uit hard water verstopt het koffiezetapparaat. Daarom moet je het apparaat af en toe doorspoelen met een zure oplossing. Bijvoorbeeld met azijn. De kalk lost op in azijn.
59
Practicum Ontkalken
Wat ga je doen? Je gaat de reageerbuis uit het practicum Waterhardheid ontkalken. Wat heb je nodig? de eerste reageerbuis van het practicum Waterhardheid azijn Aan de slag! Neem de reageerbuis van het practicum Waterhardheid (in deze reageerbuis zit kalkaanslag). Doe een beetje azijn in de reageerbuis. Schud de reageerbuis voorzichtig.
In de wasmachine zit een verwarmingselement. Door de kalk uit het harde water komt er een dikke kalklaag op. Het element kan daardoor zijn warmte niet kwijt en gaat stuk. Op tv heb je misschien wel de reclame gezien van Calgon. Calgon is een middel tegen kalkaanslag.
Zou je in plaats van Calgon ook azijn kunnen gebruiken? Leg uit waarom wel of waarom niet.
De hardheid van het leidingwater is een gevolg van de magnesiumzouten en calciumzouten die erin opgelost zijn. Hard leidingwater bevat dus Mg2+ (aq) en Ca2+ (aq). Om de hardheid van leidingwater aan te geven wordt de Duitse Hardheidsgraad (DH) gebruikt. 1 DH = 1 D = 1 Duitse Hardheidsgraad. 1 DH betekent dat 1 liter leidingwater 7,1 mg Ca2+ bevat. 15 DH betekent dan, dat 1 liter leidingwater 15 x 7,1 mg = 106,5 mg Ca2+ bevat. In 45 liter leidingwater van 15 DH is de hoeveelheid Ca2+ (aq) dan 45 x 106,5 = 4792,5 mg.
60
Bereken hoeveel Ca2+ (aq) in 20 liter leidingwater met een hardheid DH = 9 zit. 9 DH betekent In 20 liter leidingwater zit mg Ca2+ mg Ca2+
10
Bereken hoeveel Ca2+ (aq) in 150 liter leidingwater met een hardheid DH = 22 zit.
Bron 4 Zuurgraad
Op handzeep of douchegel staat vaak de opmerking pH neutraal. Wat zegt dit over de zeep?
Scheikunde
Er zijn drie soorten oplossingen: zuur, basisch en neutraal. Een appel smaakt zuur, omdat er appelzuur in het sap van de appel opgelost is. Dit sap noem je een zure oplossing. Andere bekende zure stoffen zijn citroenzuur, zwavelzuur, fosforzuur en zoutzuur. Basische oplossingen hebben een zeepachtige smaak. Voorbeelden van basische stoffen zijn soda, ammoniak, gootsteenontstopper en toiletzeep. Sterke zure en basische oplossingen tasten huid en slijmvlies aan. Neutraal betekent hier: tussen zuur en basisch in, anders gezegd: niet zuur en niet zeepachtig. Bekende neutrale stoffen zijn keukenzout en suiker. Je ziet aan deze voorbeelden dat de indeling zuur - basisch - neutraal niet op smaak is gebaseerd. Niet alle zure oplossingen zijn even zuur en niet alle basische oplossingen zijn even basisch. Hoe zuur of hoe basisch een oplossing is, kun je aangeven met een getal. Dit getal noem je de zuurgraad, ook wel de pH van een oplossing. De pH kun je bepalen met universeel indicatorpapier, dat bestaat uit een mengsel van verschillende zuurbase indicatoren. Het papier krijgt met een oplossing een bepaalde kleur. Op het kleurenkaartje kun je de bijbehorende pH aflezen. Zure oplossingen hebben een lage pH, basische oplossingen een hoge pH. Een neutrale oplossing heeft een pH van 7. De wasmiddelreclame noemt dit pH-neutraal. Als je een zure oplossing met water verdunt, stijgt de pH, maar deze blijft net onder de 7. Als je een basische stof met water verdunt, daalt de pH, maar deze blijft net boven de 7.
pH:
Figuur 1
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
sterker zure oplossing
de zuurgraad
neutrale oplossing
61
Practicum pH-bepaling
Wat ga je doen? Je gaat de pH van verschillende stoffen en oplossingen bepalen. Wat heb je nodig? een geconcentreerde sodaoplossing een verdunde sodaoplossing een geconcentreerde azijnzuuroplossing (1 M) huishoudazijn kraanwater 7-up zeepoplossing pH-papier (zeven snippers) horlogeglas pH-kleurenkaartje Aan de slag! Leg zeven snippers universeel indicatorpapier op een horlogeglas. Bepaal met dit papier de pH van de stoffen. Schrijf de pH op in de tabel. Oplossing Geconcentreerde sodaoplossing Verdunde sodaoplossing Geconcentreerde azijnzuuroplossing Huishoudazijn Kraanwater 7-up Zeepoplossing pH
62
Bijlage 3 Waskaart
63
64
Goedkoop + goed =
Van links naar rechts: Resten wasmiddel op zwart fluweel Kijken naar pluisjes Jusvlek voor en na het wassen Kleurbehoud Kleuroverdracht
Tabletten en vloeibare middelen krijgen de was ook schoon, maar wie voor een dubbeltje op de eerste rij wil zitten, pakt het poeder van Lidl. Hippe gelcapsules kosten vijf keer zoveel.
Een test van bontwasmiddelen is er een van de grote cijfers. Om het bontwasmiddel aan te kunnen wijzen met de beste prijs-kwaliteitverhouding passeerden in ons testlab 29 verschillende wasmiddelen, 1160 gekleurde lapjes, 3480 verse vlekken en 1131 gedraaide wasjes de revue. En wat weten we na al die sopbeurten? Min of meer hetzelfde als we sinds onze bontwasmiddelentest uit 2000 al weten: u hoeft geen duur A-merk te kopen om uw bonte was schoon te krijgen. Tot zover de ultrakorte conclusie. Het grootste manco van de A-merkwasmiddelen is over het algemeen hun prijs. Zo scoren de Omo Sparkling Color-tabletten ietsje hoger dan beste koop Maxitrat (het huismerk van Lidl, 10 cent per wasbeurt), maar kosten ze met 33 cent per wasbeurt ruim drie keer zoveel. Om maar te zwijgen over de prijs van wat minder voorkomende vormen van wasmiddellen, zoals de capsules (vloeibaar wasmiddel in een oplosbaar zakje). De Ariel Color Liquitabs kosten vijf keer zoveel als het poeder van Maxitrat, en zijn daarmee het duurste
14
65
= poeder
bontwasmiddelen
Testopstelling miniwasmachines Schuim meten Klimaatkast Lapjes met verse vlekken Wasmanden vol De testcollectie
wasmiddel uit deze test. En de wasprestaties zijn slechter dan die van de goedkopere Ariel Color poeder. Poeder, vloeibaar of..? De reclames doen ons graag geloven dat de halve was al schoon is simpelweg doordat het wasmiddel een bepaalde vorm heeft. Deze reclamemythe kunnen we doorprikken: de vorm zegt niets over hoe schoon uw was uiteindelijk wordt. Weliswaar zijn alledrie de beste kopen poeders, maar er zijn ook enkele prima scorende vloeibare wasmiddelen. Voor liefhebbers van vloeibaar biedt het Aldi-merk Una de beste prijskwaliteitverhouding.
Het loont zeker de moeite om goed op te letten welke vorm van een bepaald merk wasmiddel u koopt. Let maar eens op de opmerkelijk grote verschillen tussen de diverse vormen van Omo, Sunil (bij beide zijn de tabletten het best), Una (vloeibaar het best) en Maxitrat (poeder het best). En de reclamepraatjes ten spijt, blijven de (dure!) capsules in wasprestaties achter op de traditionele vormen en voegen ze in die zin dus niets toe aan het wasmiddelenaanbod. Vlekken en vlekken Voorheen testten we de wasprestaties van wasmiddelen altijd alleen op algehele vuilverwijdering. Het oordeel
voor de vuilverwijdering (zie tabel) is vooral gebaseerd op de prestaties bij het verwijderen van vuil in het algemeen. Maar omdat we ook graag willen weten hoe de wasmiddelen presteren bij het verwijderen van vlekken, hebben we nu ook chte
15
>
66
Welk wasmiddel kunt u het best gebruiken bij specifieke vlekken? In de tabel staan onder Vlekverwijdering de wasprestaties per soort vlek. In dit overzicht geven we meer voorbeelden van vergelijkbare vlekken. Kijk in de tabel welk wasmiddel het best scoort bij dat soort vlekken.Sommige vlekken vallen in meer categorien zoals pastasaus (tomaat is bleekgevoelig, vlees eiwithoudend) en vleesjus (vet en eiwithoudend).
vlekken gemaakt met onder andere spinazie, rode wijn en jus. In de tabel hebben we per soort verse vlek de wasprestaties weergegeven. Zo kunt u, als een bepaalde vlekkensoort vaker dan andere voorkomt in uw huishouden, bepalen welk wasmiddel het best presteert bij uw vlekken. In de figuur hierboven staat welke vlekken vergelijkbaar zijn met de vlekkenmakers die wij gebruikten. Restjes Soms lost een waspoeder niet helemaal op en laat vlekken achter op het wasgoed. Daarom wasten we een zwartfluwelen envelop gevuld met wasmiddel. Hoewel dit zon beetje de extreemste situatie is die je in dit geval kunt hebben, is er toch een aantal middelen dat een volledig schone zwarte lap aflevert in de tabel beoordeeld met zeer goed voor zichtbare resten. Het slechtst op dit onderdeel presteert Ecover: dikke witte klonten blijven achter. Bij Una-poeder troffen we kleine witte korrels aan. Bij de andere wasmiddelen die matig scoren op dit onderdeel zijn witte vlekken te zien. Zie ook de foto op pagina 14. Er gaan verhalen over wasmiddelen die achterblijven in de wasmachine, en zo de machine beschadigen. Dat valt in de praktijk erg mee, zo ondervonden we. Hoewel er bij de poeders van Dobbelman, Ecover, Maxitrat, Super en Una soms wat achterblijft in de doseerlade, is dat niets om u zorgen over te maken. U hoeft alleen sporadisch de doseerlade (bij alle wasmachines uitneembaar) schoon te maken. Kwalijker is wat er bij de wastabletten van Sunil gebeurt: een paar keer vonden we stukken tablet in de rubberen rand bij de wasmachinedeur. De capsules lossen geheel op in warm water, en laten geen resten achter.
Hoeveel nodig? Per merk zijn er grote verschillen tussen de benodigde hoeveelheid wasmiddel voor een gemiddelde wasbeurt. Van het ene wasmiddel is veel meer nodig dan van het andere; soms scheelt dat zelfs de helft. Van vloeibare wasmiddelen is over het algemeen het meest nodig. Om het vergelijkbaar te maken, hebben we uitgerekend wat een wasbeurt u aan wasmiddel kost. Dat is gebaseerd op de op de verpakking geadviseerde dosering. In tegenstelling tot wat de reclames soms beweren hoeft u niet bij iedere wasbeurt een antikalkmiddel te gebruiken. In wasmiddelen zit al een flinke hoeveelheid waterontharder. Op de paar plekken in Nederland waar het water nog wel erg hard is (boven de 16 dH) is het wel aan te raden extra antikalkmiddel te gebruiken. Gebruik liever geen extra wasmiddel ter ontkalking, want dat is belastender voor het milieu. Komend najaar besteden we in de Consumentengids meer aandacht aan het ontharden van water. Milieu In de jaren 80 werden we er ineens op gewezen: milieubelastende stoffen in wasmiddelen. Waren de fosfaten om het water te ontharden toen het grootste probleem, nu zijn vooral de
16
67
te n pe rw
Zi
Kl
Ge
ili
ch
eu v ro
br
Kl eu
tb e ar
ui
Pr ij s ca In ho
as be ur Sl ec
ks
dr er
rb eh ou u Fr
ge
s re
Pi lle
ac
te
ud
1 Gebaseerd op onze waarneming in april/mei 2 Bij 4-5 kg normaal vervuild wasgoed en zacht water 3 Nog hier en daar verkrijgbaar (4,70); vernieuwde formulering op verpakking kenbaar gemaakt 4 De milieu-effecten van de gevonden parfumstof zijn onvoldoende bekend om nu een oordeel te kunnen geven FABRIKANTEN / IMPORTEURS AH: 0800-0305, www.ah.nl
.
1)
ht
ht
2)
it
5,00 30 tabletten 5,40 1,35 kg poeder 2,50 1,5 l vloeibaar 4,00 2,25 kg poeder 2,50 1,35 kg poeder
0,33 0,23 0,13 0,10 0,11 0,17 0,20 0,50 0,14 0,27 0,44 0,11 0,13 0,17 0,29 0,21 0,25 0,26 0,24 0,27 0,15 0,22 0,25 0,11 0,11 0,12 0,38 0,12 0,14
35%
4%
4%
4%
4%
4%
12,5% 10%
5%
5%
7,5%
5%
20
40
60
80
+/++ #/+ +/++ #/+ + +/++ +/++ + # +/++ #/+ # +/++ # +/++ # #/+ #/+ -/# # # -/# # -#/+ # #/+ + #/+ #/+ #/+ # # # #/+ -/# # # -/# #/+ -#/+ -# -/#
#/+ #/+ #/+ + #/+ + + #/+ #/+ #/+ #/+ #/+ #/+ #/+ #/+ #/+ #/+ #/+ #/+ # #/+ #/+ #/+ #/+ # #/+ # #/+ #/+
-/# +/++ #
# ++ + + ++ ++ + + ++ # + ++ + ++ + # # + + # + # # # # + # + #
+ + + ++ + # # + + + + + + # + ++ # # # # + ++ + + ++ ++ ++ + +
++ # ++ ++ # + ++ # ++ ++ ++ # ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ # ++ -++ -
++ # ++ # # # ++ # ++ ++ # + # + # # + + # + + + # ++ # + # -
+ + -# + # # # -# # # # # # -+ # # # --
+ + + + + + + + + +
4)
--/- -/# --/- -/# + +/++ #/+ --/#/+ # --/#/+ --/+ --/-
+ + + +
4)
-/# +/++
#/+ --/-
+ + + + + + + + + + + + +
1,5 l vloeibaar
7,00 1,35 kg poeder 3,00 1,5 l vloeibaar 4,45 1,5 l vloeibaar 5,00 1,5 l vloeibaar 2,70 1,5 kg poeder 4,00 36 tabletten 3,00 1,5 kg poeder 7,60 1,2 kg poeder 1,40 1 l vloeibaar 3,65 2 kg poeder
-/# +/++
--/- -/#
-/# --/-
#/+ +/++
Zie voor uitleg van de tabel pagina 75 Maxitrat: Lidl, 0800- 543 54 63, www.lidl.nl Neutral: zie Dobbelman, www.neutral.nl Omo: Lever Faberg, 0800-0085, www.omo.com Persil: zie Color Reus Robijn: zie Omo, www.robijnfashion.nl Sendil: Vipack, (045) 532 77 00, www.vipack.nl Sunil: zie Omo, www.sunil.nl Super: Super Select, (033) 454 79 01, www.superdeboer.nl en www.konmar.nl Una: Aldi, (0345) 47 29 11, www.aldi.com
17
>
68
Huis en huishouden
Kinderen die met hun nieuwe kleren over het gras rollebollen, een glas rode wijn dat omvalt en op het tapijt belandt.Voor je het weet heb je een vlek. Maar het verwijderen gaat minder gemakkelijk. De nieuwe uitgave van de Vlekken- en schoonmaakwijzer staat vol met tips over de eigenschappen van schoonmaakmiddelen, het schoonmaken van voorwerpen en materialen en de beste en betrouwbaarste manieren om plaatselijke vlekken te verwijderen. Alles is supersnel op te zoeken door de praktische, alfabetische indeling van het boek. Bestel deze onmisbare hulp in de huishouding nu voor slechts 10,50* (normaal 12*)! * Dit aanbod geldt tot 25 juli 2004 en is alleen voor leden van de Consumentenbond; exclusief 2,50 bijdrage in de verzend- en administratiekosten.
conclusie
De meeste bontwasmiddelen van huismerken doen in wasprestaties niet onder voor A-merken. Maxitrat-poeder (Lidl) is met 10 cent per wasbeurt het goedkoopst. Una (Aldi) biedt bij de vloeibare middelen de beste prijs-kwaliteitverhouding. Klok en Ecover profileren zich als maatschappelijk verantwoorde merken. Maxitrat wilde zich niet uitlaten over dit onderwerp.
Heeft u nog vragen over dit artikel? Bel de Gidslijn: (070) 445 40 00.
Bestellen Bestellen kan eenvoudig met de bestelkaart achterin deze gids of via onze Klantenservice, (070) 445 45 45. Wilt u meer informatie of digitaal bestellen? Surf dan naar voordeel.consumentenbond.nl.
18
69
6 Eerlijk = eerlijk
Mens & Natuur
Handel. Dat is kopen en verkopen. Het is niet alleen de winkel verderop, de wekelijkse markt of de zakenman met zijn koffer vol geld. Nee, iedereen die koopt (of verkoopt) zit er middenin. Jij dus ook. Een goede reden om je eens af te vragen wanneer je met eerlijke handel te maken hebt... Ga naar www.justcare.nl. Het doel van Just Care is dat jongeren zich (nog) meer bewust worden van de armoede in de derde wereld. Dat ze nadenken over wat ze zelf kunnen doen voor hun verre naaste! Op www.justcare.nl ga je aan de slag met het thema eerlijke handel. Dit doe je met behulp van de website en de vragen op pagina 70 t/m 80. Klik op leerlingen en dan op eerlijke handel. Lees nu de introductie over eerlijke handel. Klik aan de rechterkant op Les 1 Spijkerbroek spijkergoed? Deze les bestaat uit vijf onderdelen die je ook aan de rechterkant kunt aanklikken. Bij deze vijf onderdelen horen de vragen en opdrachten die je op pagina 70 t/m 75 kunt vinden. Lees elke keer voor het maken van de opdrachten de tekst die bij die opdracht hoort! 1.1 - Weet wat je koopt! Klik op 1.1 Weet wat je koopt! en lees deze les door.
Waar let jij op als je kleren koopt? Zet de onderstaande aspecten in de volgorde die voor jou geldt. 1 = meest belangrijk, 5 = minst belangrijk. de winkel het merk de prijs de manier waarop de broek gemaakt is (fair trade, biologisch) de broek zelf (model, kleur)
Ga naar www.made-by.org. (Let op: de site is wel in het Engels. Voor een NL uitleg ga je naar http://www.solidaridad.nl/merken/made-by.) Organisaties als Made-By willen duurzame kleding een betere kans geven. Wat vind je van het initiatief van Made-By?
70
1.2 - Even checken! Klik op 1.2 Even checken! en lees deze les door. Ga naar de kledingchecker: computer: http://www.goedewaar.nl/images/stories/kledingchecker/ kledingchecker2011.pdf of http://check.goedewaar.nl mobiel: http://check.goedewaar.nl
Zoek naar je favoriete kledingmerk (of gewoon een merk waar je nieuwsgierig naar bent). Hoeveel punten scoort jouw merk?
Je merk kan vast nog beter scoren. Omschrijf in n zin wat jouw merk zou kunnen doen om ng hoger te scoren.
1.3 - Wie doen er mee? Klik op 1.3 Wie doen er mee? en lees deze les door.
Schrijf in de onderstaande tabel op welke mensen (schakels) er volgens jou aan een spijkerbroek werken, voordat jij hem in de winkel kunt kopen. Je kunt kiezen uit: naaien, ontwerpen, katoenboer, winkel, spinnerij. Schakel Soort land
Bekijk de video op http://www.made-by.org/ en check je antwoord. Klik hiervoor op made-by movie. Je ziet welke stappen er gezet worden, voordat de klant zijn spijkerbroek kan aantrekken. Probeer nu ook achter elke stap te zetten of dit in een westers land of in een ontwikkelingsland gebeurt. klas 1 module Kleding context 3 hv 71
Stel, een spijkerbroek kost 50,- in de winkel. Geef in de onderstaande tabel eens aan hoe die vijftig euro volgens jou verdeeld is. Hoeveel van die vijftig euro gaat dus volgens jou naar de arbeiders, hoeveel naar de katoenboer, enzovoort. Schakel loon voor de arbeiders in de kledingfabriek katoenprijs voor de katoenboer in Afrika kosten transport en belasting (btw, invoerrecht) kosten kledingfabriek (materialen en productie) winst voor het kledingmerk (Levi, Diesel, etc.) winst voor de winkel in Nederland Jouw schatting In het echt!
72
Van je docent krijg je de echte prijsopbouw van de spijkerbroek. Noteer deze in de kolom In het echt! en maak hiervan ook een cirkeldiagram.
10
11
Wat vind jij van de verdeling van de kosten? Wat is goed en wat zou anders moeten?
73
1.4 - (Ge)loven en bieden. Twee werelden? Klik op 1.4 (Ge)loven en bieden. Twee werelden? en lees deze les door.
12
Heeft geloven in God voor jou ook met je kledingaankopen te maken? Leg je antwoord uit.
13
Lees de volgende bijbelgedeelten eens: Jeremia 22:13-17, Amos 8:4-6, Leviticus 19:35,36 en Jakobus 5:4. Vat elk bijbelgedeelte kort in je eigen woorden samen en leg uit wat elk gedeelte te maken kan hebben met het kopen van kleding.
74
1.5 - Schone kleren Klik op 1.5 Schone kleren en lees deze les door.
14
Debat. Hieronder staan een aantal uitspraken en stellingen. Kies met je groepje een aantal stellingen uit. De ene helft van je groepje is voor deze stelling, de andere helft is tegen. Discussieer met elkaar! Als je eenmaal merkkleding gewend bent, wil je niets anders meer. Als ik kan kiezen tussen twee goedkope shirtjes of n dure, dan wordt het meestal de dure. Welke kleding ik ook draag: het moet helemaal af zijn! Ik denk dat het veel jongeren niet zo veel uitmaakt waar hun kleding vandaan komt. Wat dat betreft zijn we vrij egostisch. Ik heb niet zo veel te besteden. Als ik nog meer moet betalen, haak ik af. Ik ben erg impulsief. Als ik iets zie wat ik leuk vind, dan koop ik het. Ik ben heel snel op dingen uitgekeken.
15
Bespreek met je klasgenoten wat je hier en nu kunt doen om een bijdrage te leveren aan eerlijke handel. Schrijf de tips die jullie bedenken op.
75
Plusopdracht Katoen Het derde onderdeel van het thema eerlijke handel gaat over de katoen. We gaan kijken in welke landen katoen geproduceerd wordt en hoe deze handel er aan toe gaat. Dit onderwerp heeft ook veel te maken met de vakken economie en aardrijkskunde. Klik op leerlingen en dan op eerlijke handel. Klik aan de rechterkant op Les 3 Katoen. Deze les bestaat uit zes onderdelen die je ook aan de rechterkant kunt aanklikken. Bij deze vijf onderdelen horen de vragen en opdrachten die je op pagina 76 t/m 80 kunt vinden. Lees elke keer voor het maken van de opdrachten de tekst die bij die opdracht hoort! 3.1 - Het begint met katoen Klik op 3.1 Het begint met katoen en lees deze les door.
16
Vul met behulp van de diagram de kolommen landen , 1994 productie in miljoenen balen en 2006 productie in miljoenen balen in. Schrijf het land met het grootste aandeel in 1996 als eerste op. Land 1 is de grootste katoenproducent in 1996, land 2 de op n na grootste, enz. In 1994 was de totale wereldproductie aan katoen bijna tachtig miljoen balen; in 2006 bijna 120 miljoen. Bereken nu de marktaandelen van de landen die in het diagram staan. Vul deze percentages in de kolommen marktaandeel in procenten in. Landen 1994 Productie in miljoenen balen Marktaandeel in procenten 2006 Productie in miljoenen balen Marktaandeel in procenten
17
Wereldproductie
100%
100%
Welke landen hadden in 2006 een hoger marktaandeel dan 1994 en van welke landen is het marktaandeel juist lager geworden?
76
3.2 - Het witte goud Klik op 3.2 Het witte goud en lees deze les door.
18
Om wat meer over Benin te weten te komen, gaan we eerst enkele gegevens over dat land opzoeken. Die gegevens kun je vervolgens vergelijken met een zelfgekozen land in West-Europa. Vul de tabel hieronder in. Gebruik daarvoor de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken: http://www.minbuza.nl/reizen-en-landen. Land in West-Europa, nl.
Benin Hoofdstad Inwonertal Bevolkingsgroei Oppervlakte Bruto Binnenlands Product (BBP) per persoon in dollars* Economische groei
* Het Bruto Binnenlands Product is de waarde van datgene dat in een bepaald land wordt geproduceerd. Rijke landen hebben een hoog BBP, arme landen hebben een laag BBP.
19
Verschil
Oorzaak
77
20
Naast de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaan we ook een andere bron gebruiken, nl. het World Factbook van de CIA. Deze website is in het Engels, maar waarschijnlijk kun je nog wel wat extra informatie vinden. Klik het land aan. Je ziet vervolgens een aantal categorien verschijnen. In deze categorin gaan we het een en ander opzoeken. Land in West-Europa, nl.
Categorie en onderdeel
Benin
People and Society (mensen en samenleving) Life expectancy at birth (levensverwachting bij geboorte) School life expectancy (aantal jaren dat kinderen naar school gaan) Economy (economie) Population below poverty line (bevolking onder de armoede grens) Agriculture - products (landbouwproducten, voorbeelden) Industries (industrieproducten, voorbeelden)
21
Verschil
Oorzaak
78
22
Je ziet nu in n oogopslag een aantal verschillen tussen Benin en je land in WestEuropa. Welke verschillen hebben te maken met het feit dat Benin een ontwikkelingsland is? Leg ook uit waarom.
3.3 - Boeren in Benin Klik op 3.3 Boeren in Benin en lees deze les door.
23
24
Noem kort vier problemen waar Imorou Mama mee te kampen heeft.
25
Waarom zouden banken in Benin geen leningen willen verstrekken aan katoenboeren?
79
3.A - De keerzijde van katoen Klik op 3.A De keerzijde van katoen en werk deze les uit. Je docent vertelt welke opdrachten je wel en niet moet maken! 3.4 - Handelspraktijken Klik op 3.4 Handelspraktijken en lees deze les door.
25
Ga naar www.ncdo.nl/flashatlas/index_large.htm, klik op verder en dan op handel. Klik nu bij achtergrond op landbouwsteun. Kun je nu kort vertellen waarom katoenboeren niet in elk land dezelfde kansen hebben? Kijk ook eens naar het filmpje op http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20040531_handel01.
3.5 - Kan het ook anders? Klik op 3.5 Kan het ook anders? en lees deze les door.
27
Geef in je eigen woorden aan wat er volgens jou moet veranderen in de katoenhandel en dus ook in de handel van spijkerbroeken!
80
7 Gekleurde kleding
Mens & Natuur
De kans is groot dat je kleding niet puur rood, geel of blauw is. Onze hele wereld zit vol met kleuren! Maar hoe ontstaan deze kleuren? Door rood, geel en blauw te mengen ontstaan alle andere kleuren. Rood, geel en blauw noemen we daarom de primaire kleuren. Secundaire kleuren zijn kleuren die ontstaan door het mengen van twee primaire kleuren.
Kleur de cirkels in figuur 1 in met kleurpotlood en ontdek wat de secundaire kleuren zijn.
Figuur 1 de kleurencirkel
Kun je met primaire en secundaire kleuren alle kleuren maken of zijn er nog meer? We gaan het uitzoeken. Dit doen we met een applet. (Een applet is een klein computerprogramma) Start de applet (http://home.kpn.nl/h. bruning/applets/kleurenmengen/ kleurenmengen.htm). Zorg dat de applet een witte achtergrond heeft (figuur 2). Een witte achtergrond betekent dat je verf aan het mengen bent. Is de achtergrond niet wit, klik dan twee keer met je rechtermuisknop op de achtergrond. De primaire kleuren zijn hier cyaan, magenta en geel. Schuif de drie kleuren over elkaar heen. klas 1 module Kleding context 3 hv
Figuur 2
81
Welke kleur heeft het gedeelte waar alle drie de kleuren verf over elkaar zitten?
Waarschijnlijk lukt het niet om de kleur van je modeshowkleding te maken... in deze applet kun je maar een paar kleuren maken. Ga daarom naar http://www. natuurkunde.nl/artikelen/view. do?supportId=782357. Hier kun je een applet vinden waarin je meer kleuren kunt maken (figuur 3). Zoek deze op! De rechterkant van de applet kleuren mengen kun je gebruiken om een bepaalde kleur verf te mengen. Probeer de kleur van je modeshowkleding te maken.
Figuur 3
Lukt het je nu wel om de goede kleur te maken? Hoe heb je dat gedaan?
Je hebt gezien dat de kleur steeds donkerder wordt naarmate je meer kleuren verf mengt. Het mengsel van de drie kleuren wordt zwart. Bij verfmening geldt dus: Hoe meer kleuren, hoe minder licht. Deze vorm van kleurmenging wordt subtractieve kleurmenging genoemd. Substractief betekent aftrekken, elke keer is de kleur dus minder licht.
82
8 Het oog
Kleuren zie je natuurlijk niet zomaar! Hierbij gebruik je je ogen, n van je zintuigen. We weten hoe je kleren maakt en we hebben geleerd wat kleuren zijn. Toch ziet niet iedereen dezelfde kleuren. Er zijn bijvoorbeeld mensen die kleurenblind zijn. Hoe komt het dat wij kleuren zien? Laten we ontdekken hoe het oog werkt.
Biologie
Benoem de onderdelen van het oog en zoek uit wat de functie van het onderdeel is. Dit doe je met behulp van: http://www.biodoen.nl/biodoenLite. php?idOrder=0305060401 en http://www.biodoen.nl/biodoenLite. php?idOrder=0305060301.
83
Onderdeel 1.
Functie
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
84
In figuur 2 zie je de een vooraanzicht van het oog. Benoem de onderdelen van het oog en geef de functies. Dit doe je met behulp van http://www.biodoen.nl/biodoenLite. php?idOrder=0305060301. Deze links kun je ook vinden op de elo.
Onderdeel a.
b.
c.
d.
e.
f.
85
Zien in het donker of een wereld vol kleur? De binnenste laag van het oog is het netvlies. Hier liggen de zintuigcellen die het licht opvangen en een signaal doorgeven aan de hersenen. Er zijn echter twee verschillende soorten zintuigcellen. Deze worden staafjes en kegeltjes genoemd. Ze zijn zo genoemd, omdat ze die vorm hebben (figuur 3). Figuur 3 De kegeltjes hebben veel microscopische foto van staafjes en kegeltjes in het oog licht nodig om te werken, maar kunnen wel goed kleuren waarnemen. Je hebt kegeltjes voor rood, groen en blauw licht. Wanneer het echter heel donker is, doen de kegeltjes het niet goed genoeg om wat te kunnen zien. Een groot deel van je netvlies bestaat daarom ook uit staafjes. Deze staafjes geven al signalen door bij het minste beetje licht. Door de staafjes kun je in het donker goed zien.
Gele vlek Op een bepaald deel van het netvlies zitten heel veel kegeltjes. Dit gedeelte van het oog gebruik je het meeste om precies te kijken. Op de rest van het netvlies zitten vooral staafjes, die voor het globale beeld zorgen. Natuurlijk moet het signaal van de kegeltjes en de staafjes doorgegeven worden naar de hersenen. Alle signalen gaan op n plek het oog uit. Op die plaats zit de oogzenuw. Waar de oogzenuw op het netvlies aangesloten zit, zitten geen staafjes of kegeltjes. Deze plek wordt ook wel de blinde vlek genoemd.
Met welk gedeelte van het oog kun je het beste kleuren zien?
Waarom wordt het gedeelte waar de oogzenuw is aangesloten de blinde vlek genoemd?
86
9 Gekleurde film
Mens & Natuur
Door de technologie zijn we in staat om de kleuren die we om ons heen zien, ook weer te geven op een beeldscherm. Kijk het filmpje van een modeshow. (http://youtu.be/pnwNmc6dKhY). Terwijl je naar dit filmpje kijkt, zorgt je beeldscherm ervoor dat je allerlei kleuren ziet. Hoe werkt dat eigenlijk? Met de kleuren van de televisie en computerbeeldscherm is iets merkwaardigs aan de hand. Het beeldscherm bestaat uit kleine puntjes of streepjes in de kleuren rood, groen en blauw. Deze kleuren noemen we ook nu de primaire kleuren. Ook de televisie gebruikt dus drie kleuren, en met die drie kleuren is het mogelijk om alle andere kleuren te maken. De drie primaire kleuren kunnen elk op een verschillende intensiteit (harder of zachter) ingesteld worden.
Als we jullie modeshowkleding op televisie willen laten zien, hoe worden dan de kleuren gemaakt? Start de applet (http://home.kpn.nl/h.bruning/applets/kleurenmengen/ kleurenmengen.htm). Zorg dat de applet een zwarte achtergrond heeft (figuur 2). Een zwarte achtergrond betekent dat je licht aan het mengen bent. Is de achtergrond niet zwart, klik dan twee keer met je rechtermuisknop op de achtergrond. De primaire kleuren zijn hier rood, groen en blauw. Schuif de drie kleuren over elkaar heen.
Figuur 2
Welke kleur heeft het gedeelte waar alle drie de kleuren licht over elkaar zitten?
87
Waarschijnlijk lukt het niet om de kleur van je modeshowkleding te maken... in deze applet kun je maar een paar kleuren maken. Ga daarom naar http://www. natuurkunde.nl/artikelen/view. do?supportId=782357. Hier kun je een applet vinden waarin je meer kleuren kunt maken. De linkerkant van de applet kleuren mengen kun je gebruiken om een bepaalde kleur licht te mengen (figuur 3). Probeer de kleur van je modeshowkleding te maken.
Lukt het je nu wel om de goede kleur te maken? Hoe heb je dat gedaan?
Figuur 3
Maak de kleuren zwart en wit. Gebruik hiervoor in de applet kleuren mengen zowel het licht gedeelte (links) en het verf gedeelte (rechts).
Hoe heb je dit gedaan? Wat is het verschil tussen verf en licht?
Vroeger waren de primaire kleuren rood, geel en blauw. Nu heb je zowel primaire kleuren bij het mengen van verf als bij het mengen van licht. Wat zijn deze kleuren? Ouderwetse primaire kleuren bij verf Primaire kleuren bij verf Primaire kleuren bij licht
Je hebt gezien dat de kleur steeds lichter wordt naarmate je meer kleuren licht mengt. Het mengsel van de drie kleuren wordt wit. Bij lichtmengen geldt: Hoe meer kleuren, hoe meer licht. Deze vorm van kleurmenging wordt additieve kleurmenging genoemd. Additief betekent optellen, elke keer is de kleur dus lichter. 88 klas 1 module Kleding context 3 hv
10 Kleuren
Mens & Natuur
Kleuren kom je overal om je heen tegen. Je kleren hebben een bepaalde kleur en in de meeste huizen staat wel een kleurentelevisie. Op allerlei voorwerpen valt hetzelfde licht. Toch is gras groen, kersen zijn rood, een schrift kan blauw of roze zijn. Hoe kan dat? Als licht door een kristallen voorwerp valt, zie je vaak mooie kleuren. Hoe die kleuren ontstaan, heeft Isaac Newton in 1666 onderzocht. Hij bedacht een experiment waarbij hij een prisma gebruikte. Een prisma is een driehoekig stuk glas. We gaan dit experiment na doen.
Stel een wit scherm op in de lichtbundel die uit het prisma komt.
89
Houd een filter voor de lichtbron. Een filter is een gekleurd stukje glas of plastic. Je hebt nu een lichtbundel van een bepaalde kleur.
Haal de filter weg en plaats nu een tweede prisma achter het eerste prisma (figuur 3).
Zet drie diaprojectoren of lampen bij elkaar, elk met een andere filter (rood, groen en blauw). Bekijk het resultaat van steeds twee elkaar overlappende lichtvlekken op het scherm.
Welke kleuren kun je maken met de drie kleuren rood, blauw en groen?
90
Newton trok uit deze proef de conclusie dat gewoon licht bestaat uit licht van diverse kleuren. Met een prisma kun je wit licht splitsen in licht met de kleuren van de regenboog. De regenboog bestaat uit een rij van in elkaar overgaande kleuren. Zon rij noem je een spectrum. Gekleurde voorwerpen zien Je weet nu een heleboel over kleuren maken en je zult misschien denken dat kleuren zien heel simpel is. Een groene trui heeft een groene kleur, want die trui is nu eenmaal groen. Maar zo eenvoudig is dat niet. Zonlicht is wit en opgebouwd uit alle kleuren van de regenboog. De groene trui wordt beschenen door wit licht. Dit witte licht bestaat uit de kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw en violet. De trui slurpt alle kleuren op, behalve groen. Ik vaktaal wordt dit opslurpen absorberen genoemd. Wanneer je naar de trui kijkt, komt er groen licht in je ogen en die trui heeft dan ook een groene kleur.
10
11
Maar welke kleur heeft de trui in rood licht? De trui absorbeert alle kleuren behalve groen. Maar er is geen groen licht. In het rode licht heeft de trui dus een zwarte kleur. Hieruit volgt ook dat witte voorwerpen geen enkele kleur absorberen en dat zwarte voorwerpen alle kleuren absorberen. Het absorberen van bepaalde kleuren kan tot verrassende effecten leiden. In het dagelijks leven moet je bijvoorbeeld bij het kopen van gekleurde kleding rekening met absorptie houden. Het licht van de lampen in de kledingzaak is niet altijd zuiver wit. De kleuren van de kleding zijn in de winkel een beetje anders dan buiten. Kleuren kun je dus het best in het daglicht beoordelen.
12
13
Wat gebeurt er als je wit licht eerst door een blauw filter en dan meteen door een rood filter laat gaan?
91
14
Leg uit welke kleur een rood voorwerp heeft als je dit bestraalt met: Rood licht Wit licht Geel licht
11 Vakvrouwen en vakmannen
Mens & Natuur
Binnenkort heb je een belangrijke modeshow. Je moet zelf kleren showen. Als je niet zelf aan het showen bent, wil je er natuurlijk ook goed uit zien. Je gaat op zoek naar mooie kleren. Je kiest de juiste winkel en vraagt hulp bij je keuze. Je hoopt dat... Wat ga je doen? Een interview afnemen met iemand met een beroep dat je leuk lijkt. Dit beroep moet natuurlijk wel iets te maken hebben met kleding. Je kunt denken aan: etalageontwerper, verkoper, stylist, kledingadviseur, interieurontwerper, naaister, modeontwerper, kostuumontwerper of textieltechnicus. Deze opdracht voer je met zn tween uit! Wat heb je nodig? computer Aan de slag! Voorbereiding
92
Schrijf op wat je nog meer over dat beroep te weten wilt komen.
Bedenk bij elk onderwerp (zie vraag 3) een of meer vragen. Lever de vragenlijst in bij je leraar. De vragen moeten zo veel mogelijk informatie opleveren. Stel daarom geen vragen die als antwoord ja of nee kunnen krijgen. Daaraan heb je niet zoveel. Stel liever vragen die beginnen met de woorden hoe, waarom, welke, enzovoorts.
Afspraak maken Bedenk wie je zou willen ondervragen. Waar werkt hij / zij? Zoek in een telefoonboek of op internet het telefoonnummer op van de werkplek. Als je belt, zorg dan dat je duidelijk aangeeft: - wie je bent - van welke school je bent - waarom je belt - voor wie je belt - leg de persoon die je wilt interviewen uit waarom je belt - vraag daarna of je langs kunt komen voor een interview - maak een afspraak en geef deze door aan je leraar Het interview Zorg vooraf voor een goede taakverdeling. Wie stelt vragen? Wie schrijft de antwoorden op? stelt vragen. schrijft de antwoorden op. klas 1 module Kleding context 3 hv 93
Stel je vragen. Soms is een antwoord niet helemaal duidelijk of levert een antwoord weer nieuwe vragen op. Stel dan gerust extra vragen. Misschien kan de genterviewde jullie nog even op zijn / haar werk(plek) rondleiden. Als je klaar bent, bedank dan de genterviewde. Verwerken informatie interview Werk zo snel mogelijk de aantekeningen uit. Hopelijk zijn je vragen voldoende beantwoord. Zo niet, bedenk waar je extra informatie kunt krijgen. Lever het verslag van het gesprek in bij je leraar. Vertel die ook welke vragen je eventueel nog hebt. Reflectieverslag: is dit wat voor mij? Je hebt je verdiept in een beroep. Via een interview heb je veel informatie achterhaald. Ga nu voor jezelf na of dat beroep bij jou past. Schrijf een kort verslag waarom je een beroep wel / niet bij je vindt passen. Dit heet een reflectieverslag. Maak 23 gaatjes in je reflectieverslag en doe dit in je map.
12 Modeshow
Mens & Natuur
De modeshow komt er aan! Het is tijd voor de laatste voorbereidingen. Je gaat met je groep aan de slag om de laatste zaken voor je modeshow te regelen, zodat jullie op tijd kunnen presenteren! De laatste voorbereidingen.... Onze modeshow wordt gehouden op ______________________________. Samen met je groep bereid je de modeshow voor. En deze modeshow voer je uit. Je bereidt de volgende onderdelen voor: Heel belangrijk: wie schrijft de afspraken op? Wat willen jullie allemaal laten zien? Welke spullen heb je al? Welke spullen moet je nog verzamelen? Wie gaat dit doen? Wie presenteert de modeshow? Op welke muziek gaan jullie lopen? Met elkaar maak je ook de presentatie. In deze presentatie verwerk je wat je allemaal geleerd hebt in deze module over kleding. Denk bijvoorbeeld aan de materialen, het wassen, de kleuren en de isolatie. Deze presentatie lever je vooraf in bij je docent. Dit vormt een belangrijk deel van je cijfer! Inleveren: muziek presentatie De modeshows beoordelen Jullie gaan elkaar beoordelen. Dit doen we met behulp van een beoordelingsformulier. Lees van te voren dit formulier goed door en maak binnen je groep afspraken, wie waar op let. Als groep vul je samen n formulier in. Spreek dus ook af wie er verantwoordelijk is voor het formulier! Het beoordelingsformulier kun je vinden op pagina 95-97. 94 klas 1 module Kleding context 3 hv
Bijlage 5 Beoordelingsformulier
Namen: Klas: Eigen onderwerp: Uitvoering Je beoordeelt op: de presentatie, de muziekkeuze, de uitwerking van het thema en de originaliteit. De beoordeling wordt gebruikt voor de bepaling van het eindcijfer. Je spreekt met je groep af wie waar op gaat letten. Dit vul je in het schema in. Aan het einde van de les lever je dit blad bij je leraar in. Welk onderdeel? Wie gaat hier op letten? Maximaal aantal punten
2 2 5 1
Namen:
Klas: Onderwerp: Presentatie: Muziekkeuze: Uitwerking: Originaliteit: (max. 2 pnt) (max. 2 pnt) (max. 5 pnt) (max. 1 pnt) (totaal)
95
Namen:
Klas: Onderwerp: Presentatie: Muziekkeuze: Uitwerking: Originaliteit: (max. 2 pnt) (max. 2 pnt) (max. 5 pnt) (max. 1 pnt) (totaal)
Namen:
Klas: Onderwerp: Presentatie: Muziekkeuze: Uitwerking: Originaliteit: (max. 2 pnt) (max. 2 pnt) (max. 5 pnt) (max. 1 pnt) (totaal)
96
Namen:
Klas: Onderwerp: Presentatie: Muziekkeuze: Uitwerking: Originaliteit: (max. 2 pnt) (max. 2 pnt) (max. 5 pnt) (max. 1 pnt) (totaal)
Namen:
Klas: Onderwerp: Presentatie: Muziekkeuze: Uitwerking: Originaliteit: (max. 2 pnt) (max. 2 pnt) (max. 5 pnt) (max. 1 pnt) (totaal)
97