You are on page 1of 4

Samenvatting scheikunde tussentoets 1 Hoofdstuk 2- rekenen in de chemie 1 2.

2 grootheden en eenheden binas tabellen 3A en 4 Grootheid: gegeven of verschijnsel dat meetbaar is, wordt uitgedrukt in eenheid Dus bijv. lengte is de grootheid, meter is de eenheid Afgeleide eenheden zijn bijvoorbeeld de eenheid van volume of inhoud 2.3 nauwkeurigheid en significantie - bij vermenigvuldigen en delen van meetwaarden krijgt het antwoord evenveel significante cijfers als de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers - bij optellen en aftrekken en aftrekken wordt het antwoord afgerond op evenveel decimalen als dat van de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. Bij optellen en aftrekken kijk je dus niet naar het totale aantal significante cijfers, maar alleen naar de cijfers achter de komma. - 0,009 = 1 significant cijfer 9,000 = 4 significante cijfers 2.4 rekenen met atomaire massa-eenheden binas tabel 99 De atomaire massa-eenheid (u) is gelijk aan n twaalfde deel van de massa van n atoom van de koolstofisotoop 12/16 C Rekenvoorbeeld 1 Bereken het massapercentage koolstof in kaarsvet C18H36O2 - De atoommassa van koolstof is 12,01 u - In een molecuul kaarsvet bevinden zich 18 c-atomen gezamenlijke massa= 18 x 12,01 u = 216,18 u - De totale massa van een molecuul kaarsvet is (18x12,01) + (36x1,008) + (2x16,00) = 284,47 u. - Het massapercentage kaarsvet is dan 216,18 / 284,47 x 100% = 75,99 % Rekenvoorbeeld 2 Een koolwaterstof heeft een molecuulmassa van 26,0 u. de verbinding bestaat voor 92,3% van de massa uit koolstof en voor 7,7% uit waterstof. Bepaal de molecuulformule van deze verbinding. - de massa van c-atomen in een molecuul is (0,923 x 26,0u) / 12,01 = 2,00 C-atomen - de massa van de H-atomen in een molecuul is (0,077 x 26,0 u.) / 1 = 2,0 H-atomen elk molecuul bestaat dus uit twee C-atomen en twee H-atomen - De molecuulformule is dus C2H2

2.5 een nieuwe eenheid: de mol binas tabel 7 Een mol is een hoeveelheid stof, uitgedrukt in aantal deeltjes. 1 mol is een pakketje van 6,02214 x 10^23 deeltjes. (constante van avogadro Na, binas tabel 7) De cofficinten in een reactievergelijking geven de verhouding van zowel het aantal moleculen als van het aantal mol aan, waarin stoffen met elkaar reageren. Bijvoorbeeld: N2 (g) + 3 H2 (g) 2 NH3 (g) Hier staat: 1 molecuul N2 reageert met 3 moleculen H2 tot 2 moleculen NH3 oftewel verhouding 1:3 Maar ook 1 mol N2 reageert met 3 mol H2 tot 2 mol NH3, omdat de mol als het ware een pakketje is blijft de verhouding waarin ze reageren natuurlijk gelijk.

Waarom rekenen we in pakketjes van 6,022 x 10^23? Het getal 6,022 x 10^23 is niets anders dan de omrekeningsfactor van de massa-eenheid u naar de massa-eenheid gram. Want: 1u = 1,66054 x 10^-24 g 1g = 1u / 1,66054 x 10^-24 = 6,022 x 10^23 u DUS 6,022 x 10^23 = 1 GRAM n mol deeltjes heeft een massa (uitgedrukt in gram) die in getalwaarde gelijk is aan de massa van 1 deeltje (uitgedrukt in u.) Dus geldt voor elke stof: - 1 molecuul heeft een massa van M u; dit is de molecuulmassa (eenheid: u/molecuul) - 1 mol moleculen heeft een massa van M gram; dit is de molaire massa (eenheid g *mol ^-1) De massa van n mol stof noemen we de molaire massa. Deze term geldt voor alle stoffen, ook zouten (die niet uit moleculen bestaan.) molschema

Rekenvoorbeeld 1 Hoeveel gram water komt overeen met 3,0 mol van deze stof? - Je gaat van mol naar gram dus doe je keer de molmassa - De molmassa van water is 3,0 mol keer 18,02 g * mol^-1 = 54 gram H2O Rekenvoorbeeld 2 Uit hoeveel moleculen bestaat 50 mg vitamine c? (C6H8O6) - Je gaat van gram via mol naar aantal deeltjes - Eerst zet je mg om in gram: 50 mg = 5,0 * 10^-2 gram - Dan deel je door de molaire massa: 5,0 * 10^-2 / 176,12 g*mol^-1 = 2,84 * 10^-4 mol - Vermenigvuldigen met de constante van avogadro: 2,84 * 10^-4 X 6,022 *10^23 = 1,7 *10^20 moleculen vitamine C

Hoofdstuk 3 zouten en water Paragraaf 2- zouten Toepassingen van zouten: - Natriumfluoride in tandpasta - Capsules met ijzer(II)sulfaat bij bloedarmoede - Magnesiumcarbonaat - Wegenzout Valenties van metalen binas tabel 40A De elektrovalentie van een atoomsoort geeft aan met welke lading het ion van die atoomsoort kan voorkomen in een zout Metalen hebben positieve elektrovalenties. Metaalionen komen dus als positieve ionen voor in een zout. Je gebruikt romeinse cijfers in de naam, als de atoomsoort meer dan n elektrovalentie heeft. Het romeinse cijfer geeft de lading van het metaalion aan. Valenties van niet-metalen Niet metalen kunnen zowel in moleculaire stoffen als in zouten voorkomen. Namen van ionsoorten die zijn afgeleid van niet-metalen, eindigen altijd op ide (chlorideion, Oxide-ion etc. ) Samengestelde ionen Namen vind je in binas tabel 66B Namen van samengestelde negatieve ionen eindigen altijd op aat of iet. 1 uitzondering: OH- = hydroxide-ion. Zoutformules Verhoudingsformule: formule die de verhouding tussen de negatieve en positieve ionen in een zout weergeeft. Voorbeeld verhoudingsformule van aluminiumchloride Aluminiumchloride bestaat uit Al3+ en Cl- ionen. Om het zout elektrisch neutraal te maken heb je dus een verhouding nodig van 1:3. De verhoudingsformule van Aluminiumchloride is dan (Al3+)1(Cl1-)3, dit schrijf je als AlCl3 Namen van zouten Naast de systematische naam (natriumchloride) heb je ook nog de triviale naam (keukenzout). De namen staan in binas tabel 66A Paragraaf 3- zoutoplossingen Water is in staat om het ionrooster van NaCl af te breken (het zout lost op in water) omdat H2O een pluskant en een minkant heeft. Er ontstaan nieuwe bindingen tussen de ionen en de watermoleculen. De negatieve kanten van de watermoleculen keren zich naar de positieve Na+-ionen. De positieve kanten van de watermoleculen keren zich naar de negatieve Cl- ionen De nieuwe compenseren zo (gedeeltelijk) het verlies van de sterke ionbindingen in het ionrooster.

Het omringen van ionen door watermoleculen noem je hydratatie Ionen die zijn omhuld door een mantel van watermoleculen heten gehydrateerde ionen. De watermantel wordt weergegeven door (aq) achter de formule te zetten.

Dus bij het oplossen van keukenzout gebeurt: aq NaCl(s) Na+(aq) + Cl- (aq)

Niet alle zouten zijn oplosbaar in water, soms is het ionrooster te sterk.

Oplosbaarheid van zouten Binas tabel 45A: oplosbaarheid van zouten Oplosvergelijkingen: aq Kl(s) K+(aq) + I- (aq) aq HgCl2(s) Hg 2+ (aq) + 2Cl- (aq)

Binas tabel 66A: triviale namen Indampen van zoutoplossingen Door een oplossing van een zout te verwarmen, kan het water worden verdampt De positieve en negatieven ionen van het zout vormen dan weer een ionrooster. Bij dit indampen gebeurt eigenlijk het tegenovergestelde van bij het oplossen van een zout Indampvergelijkingen: Zn2+ (aq) + SO4 2- (aq) indampen ZnSO4 (s) 3Na+ (aq) + PO4 3- (aq) indampen Na3PO4 (s)

Paragraaf 4 neerslagreacties

You might also like