Professional Documents
Culture Documents
OMHULLING PRESTATIE-EISEN/DAKEN
06950432_boek.indb 1
16-02-2006 11:37:20
II
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs.
Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 90 06 95043 2
Tweede druk, eerste oplage
06950432_boek.indb 2
16-02-2006 11:37:21
III
Bouwtechniek
Omhulling
A prestatie-eisen/
daken
06950432_boek.indb 3
16-02-2006 11:37:21
IV
P.G. Quist
Bouwradius Onderwijssupport, Zoetermeer
De redactie:
ir. K. Hofkes
Docent Bouwkunde, Hogeschool INHOLLAND,
Haarlem en Alkmaar
ing. N. Zimmermann
Architect, Amsterdam
ir. A. van Tol
Architect, Zwolle
H.A.J. Flapper
Bouwinnovator, Amsterdam
ir. M. Bonebakker
Adviseur Bouwmanagement, Geesteren
ir. H. Brinksma
Docent Bouwkunde, Hogeschool van Utrecht,
Utrecht
06950432_boek.indb 4
16-02-2006 11:37:38
JELLEMA
JELLEMA
JELLEMA
Serieoverzicht
10
11
12
www.jellema-online.nl
12
13
06950432_boek.indb 5
16-02-2006 11:37:40
VI
Woord vooraf
De omhulling van een bouwwerk dient er voor
het interieur af te scheiden van het buitenklimaat.
De te behandelen onderdelen zijn zo uitgebreid
dat deel 4 Omhulling is gesplitst in drie delen, te
weten:
Deel 4a Prestatie-eisen / Daken
Deel 4b Gevels
Deel 4c Gevelopeningen
06950432_boek.indb 6
16-02-2006 11:37:41
VII
Inhoud
1 Prestatie-eisen 1
Inleiding 2
1.1 Mechanische eisen 2
1.1.1 Mechanische eisen aan daken 2
1.1.2 Mechanische eisen aan gevels 8
1.2 Bouwfysische eisen 12
1.2.1 Bouwfysische eisen aan daken 12
1.2.2 Bouwfysische eisen aan gevels 18
1.3 Water- en winddichtheid 28
1.3.1 Water- en winddichtheid van daken 28
1.3.2 Water- en winddichtheid van gevels 33
1.4 Afsluitbaarheid van gevelopeningen,
inbraakveiligheid 36
1.5 Brandveiligheid van daken en gevels 36
1.5.1 Begrippen 37
1.5.2 Eisen ten aanzien van brandveiligheid van
gevels en daken 38
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 40
Bijlage: Van warmteweerstand tot
Glaser-diagram 42
2 Dakvormen 53
Inleiding 54
2.1 Functies en opbouw daken 54
2.1.1 Functies 54
2.1.2 Opbouw 55
2.2 Platte en hellende daken 56
2.2.1 Hellend of plat dak? 57
2.3 Dakvormen 57
2.3.1 Plat dak 58
2.3.2 Hellend dak met vlakke dakvlakken 58
2.3.3 Hellend dak met gebogen dakvlakken 60
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 63
3 Hellende daken 65
Inleiding 66
3.1 Materiaalkeuze en uitvoeringsaspecten 66
3.1.1 Duurzaamheid 66
3.2 Houten daken 67
3.2.1 Ontwerpcriteria 67
3.2.2 Dakconstructies 71
3.2.3 Samenstellen dakpakketten 72
3.3 Opbouw houten daken 72
3.3.1 Gordingenkap 73
3.3.2 Sporenkap 76
3.3.3 Spanten 77
3.3.4 Muurplaat en windverband 83
3.3.5 Dakbeschot 86
06950432_boek.indb 7
16-02-2006 11:37:42
VIII
06950432_boek.indb 8
16-02-2006 11:37:42
Prestatie-eisen
Een omhulling van een constructie moet aan verschillende bouwtechnische en bouwfysische eisen voldoen. Het Bouwbesluit stelt eisen ten
aanzien van de lasten op gevels en daken, ten aanzien van warmte- en
geluidsisolering, condensatie, water- en winddichtheid, en ten aanzien
van inbraak- en brandveiligheid.
In dit hoofdstuk worden deze eisen besproken, afwisselend voor
gevels en daken.
06950432_boek.indb 1
16-02-2006 11:37:43
Inleiding
Op de mechanische en bouwfysische eisen die
aan de omhulling te stellen zijn, wordt in elk
handboek Bouwfysica nader ingegaan.
06950432_boek.indb 2
(1)
(2)
waarin:
pw;d = rekenwaarde van de gelijkmatige last
door de wind
f;g = belastingsfactor, gerelateerd aan de
veiligheidsklasse (factor gedenieerd in
NEN 6702 (2001) artikel 5.2; voor deze
gebouwen op 1,2 te stellen)
pw;rep = representatieve last ten gevolge van de
wind in N/m2
Cdim = cofcint die de relatie legt met de
grootte van het relevante dakvlak (voor
delen van dakvlakken is deze op 1 te
stellen)
Ceq = drukvereffeningsfactor (meestal op 1 te
stellen)
Cw = stuwcofcint (wordt nog behandeld)
f;g = vergrotingsfactor (bij zeer slanke
gebouwen: meer dan 1; bij vlakke gevels
en daken: meestal 1)
pw = extreme stuwdruk, zie de tabel van
guur 1.1, waarbij onderscheid is
gemaakt naar drie windgebieden,
gerelateerd aan delen van het
Nederlandse grondgebied, en naar twee
situaties, te weten het bebouwde gebied
(dorp en stad) of het onbebouwde gebied
(rand van dorp en stad, en platteland)
Behoudens uitzonderlijke gebouwvormen kan
voor de rekenwaarde van de windlast worden
gehanteerd:
pw;d = 1,2 Cw pw
(3)
waarin:
pw;d = rekenwaarde van de windlast in N/m2
Ten aanzien van de sterkteberekening van de
onderdelen van daken gelden de cofcinten
Cw van de tabel van guur 1.2.
16-02-2006 11:37:43
1 PRESTATIE-EISEN
Hoogte dakrand
pw in kN/m2
boven maaiveld
Gebied I
Gebied II
Gebied III
in m
Onbebouwd
Bebouwd
Onbebouwd
Bebouwd
Onbebouwd
Bebouwd
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
90
95
100
110
120
130
140
150
0,64
0,70
0,78
0,84
0,90
0,95
0,99
1,02
1,06
1,09
1,12
1,14
1,17
1,19
1,21
1,23
1,25
1,27
1,29
1,37
1,43
1,49
1,54
1,58
1,62
1,66
1,69
1,73
1,76
1,78
1,81
1,83
1,86
1,88
1,90
1,94
1,98
2,01
2,04
2,07
0,64
0,64
0,64
0,64
0,64
0,64
0,64
0,64
0,70
0,76
0,81
0,86
0,90
0,94
0,98
1,02
1,05
1,08
1,11
1,23
1,34
1,43
1,50
1,57
1,62
1,66
1,69
1,73
1,76
1,78
1,81
1,83
1,86
1,88
1,90
1,94
1,98
2,01
2,04
2,07
0,54
0,54
0,62
0,68
0,73
0,78
0,81
0,85
0,88
0,91
0,94
0,96
0,99
1,01
1,03
1,05
1,07
1,09
1,10
1,18
1,24
1,30
1,35
1,39
1,43
1,46
1,50
1,53
1,56
1,58
1,61
1,63
1,65
1,68
1,70
1,74
1,77
1,80
1,83
1,85
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,59
0,64
0,68
0,72
0,76
0,79
0,82
0,85
0,88
0,90
0,93
1,03
1,12
1,20
1,26
1,32
1,37
1,42
1,46
1,50
1,54
1,57
1,60
1,63
1,65
1,68
1,70
1,74
1,77
1,80
1,83
1,86
0,46
0,46
0,49
0,55
0,59
0,63
0,67
0,70
0,73
0,76
0,78
0,80
0,82
0,84
0,86
0,88
0,90
0,91
0,93
1,00
1,06
1,11
1,15
1,19
1,23
1,26
1,29
1,32
1,34
1,37
1,39
1,41
1,43
1,45
1,47
1,51
1,54
1,57
1,60
1,62
0,46
0,46
0,46
0,46
0,46
0,46
0,46
0,46
0,50
0,54
0,58
0,61
0,64
0,67
0,70
0,72
0,75
0,77
0,79
0,88
0,95
1,02
1,07
1,12
1,16
1,20
1,24
1,27
1,31
1,33
1,36
1,39
1,41
1,44
1,46
1,50
1,54
1,57
1,60
1,62
Bij tussenliggende waarden van h mag voor de bepaling van pw lineair zijn genterpoleerd.
Voor de berekening op doorbuiging dienen de waarden in de tabel meestal te worden vermenigvuldigd
met de factor 0,88.
Figuur 1.1 Door wind veroorzaakte extreme waarde van de stuwdruk pw als functie van de hoogte boven het aansluitende
terrein (volgens tabel A.1 van NEN 6702) in kN/m2
06950432_boek.indb 3
16-02-2006 11:37:43
Grote oppervlakte
(A = 10 m2)
Relatie
hoogte/breedte
laag
(h/d 1)
hoog
(h/d 2)
laag
(h/d 1)
hoog
(h/d 2)
Platte daken,
onderdelen
rand (r)
hoek (c)
vlak (t)
2,3
2,8
1,3
1,8
2,3
1,3
1,5
1,5
1,0
1,3
1,3
1,0
Flauw hellende
daken,
onderdelen
rand (r)
hoek (c)
horizontale rand (r)
vlak (t)
2,3
2,8
1,5
1,3
1,9
1,9
1,3
1,1
Figuur 1.2 Enige waarden van de cofcint Cw voor delen van daken respectievelijk het gehele dak (van gesloten gebouwen)
Cofcint Cw
De letters (r), (c) en (t) in guur 1.2 verwijzen
naar gevel- en dakgedeelten waarvoor aparte
cofcinten gelden. Voor de breedte (a) van
de dakranden (r) is telkens te hanteren de
grootste waarde van:
a 1 m of a = 0,15 d bij smalle gebouwen (d 3h);
a 1 m of a 0,45 h of a 0,04 d bij
brede gebouwen (d > 3h).
06950432_boek.indb 4
Vaak zijn echter niet de lasten bij een sterkteberekening maatgevend ten aanzien van een proelkeuze (bijvoorbeeld van een stalen dakplaat),
maar zijn het de berekeningen ten aanzien van
de maximale doorbuiging. De NEN 6702 (2001)
stelt echter geen eisen aan de maximale doorbuiging. Met andere woorden: de constructeur
moet zelf zinnige eisen aangeven, die veelal zijn
ingegeven (zeker bij een platdak) door het ver-
16-02-2006 11:37:44
1 PRESTATIE-EISEN
gebouw
krijgen van een goede afwatering van het dakvlak, paragraaf 1.1.1.c.
Men moet zich er wel bewust van zijn dat nabij
randen en hoeken van daken lasten als zuiging
kunnen optreden die bijna het drievoudige zijn
van de standaardwaarde bij Cw = 1,1. Daarom
geldt er voor de plaatsvastheid van dakbedek-
06950432_boek.indb 5
16-02-2006 11:37:45
Hoogte Breedte d1
10
10
20
30
40
a1
1,50
3,30
20
a2
3,30
a
1,50
3,00
a1
1,50
6,50
30
a2
5,00
6,50
a
1,50
3,00
4,50
40
a1
a2
1,50
3,00
9,75
5,00
10,0
9,75
a
1,50
3,00
4,50
4,50
a1
1,50
3,00
6,30
12,3
a2
5,00
10,0
13,3
12,3
Figuur 1.5 Randbreedten van de dakranddelen van een platdak op 10 m hoogte (maten in m)
06950432_boek.indb 6
hulp van NEN 6702 (2001) de maximale regendaklast vast te stellen, en daarop te dimensioneren.
De norm geeft aanwijzingen voor een veilige,
niet-bewerkelijke bepaling. Dit impliceert echter
wellicht het aanvaarden van inke doorbuigingen en daarmee van een grote waterlast, die
bij bepaalde materialen (bijvoorbeeld cellenbeton) kruip veroorzaakt, en daardoor in de jaren
voortgaande doorbuiging. De constructeur moet
hieraan aandacht besteden, zoals in hoofdstuk 4
Platte daken wordt uitgewerkt.
Op grote horizontale daken die niet zijn gecompartimenteerd en waar slechts een gering afschot aanwezig is, kan ten gevolge van de wind
waterstuwing ontstaan aan de lijzijde. De norm
geeft daarvoor geen waarden op, en brede ervaring ontbreekt.
Via de theorie van de algemene hydraulica, waar
men het begrip waterstuwing kent, is een benadering mogelijk van de watermassa op een plat
vlak en is het volgende, alhoewel niet bewezen,
waarschijnlijk. Aanbevolen wordt te rekenen
op een regenwaterlast aan de lijzijde ter waarde
van het dubbele van het genoemde, dus:
1,2 0,10 10 = 1,2 kN/m2.
16-02-2006 11:37:45
1 PRESTATIE-EISEN
(4)
waarin:
psneeuw;rep = representatieve sneeuwbelasting in
kN/m2
C
= vormfactor die afhankelijk is van de
dakhelling en de conguratie van
op elkaar aansluitende dakvlakken,
obstakels en aansluitende gevels.
Voor platte, lessenaars- en zadeldaken
gelden de waarden uit de tabel van
guur 1.6. Voor afwijkende dakvlakken wordt verwezen naar norm
NEN 6702 (2001)
Vormcofficint C
C 1 voor het (ene) dakvlak
0,8
30 < < 60
0,8
60
0,0
Zadeldak
0 15
0,8
15 < 30
0,8
30 < < 60
0,8
60
0,0
(60 )
30
0,8
( 15)
30
(60 )
1,2
30
0,8 + 0,4
(69 )
30
0,0
06950432_boek.indb 7
16-02-2006 11:37:45
(5)
waarin:
pw;d = rekenwaarde ten gevolge van de wind in
N/m2
f;g = belastingsfactor (voor deze gebouwen op
1,2 te stellen)
06950432_boek.indb 8
16-02-2006 11:37:46
1 PRESTATIE-EISEN
C w (= C pe;loc + C pi)
Klein deeloppervlak
(A = 1 m2)
Groot deeloppervlak
(A 10 m2)
Rand (b)1
Breedte (a)1 1 m
Vlak (f)1
C w (= C pe + C pi)
Druklast loefzijde
Zuiglast lijzijde
Zuiglast, wind evenwijdig aan gevel
+0,8 (0,3)
0,4 (+0,3)
0,8 + (0,3)
0,4 + (0,3)
=
=
=
=
+1,1
0,7
1,1 (eerste deel)
0,7 (tweede deel)
Figuur 1.7 Enige waarden van de cofcint Cw voor onderdelen van gevels respectievelijk van de gehele gevel (van gesloten
gebouwen)
0,005
=2001
06950432_boek.indb 9
16-02-2006 11:37:46
10
Categorie
A
B
C
D
E
F
G
H
J
K
L
M
Winddruk
500
550
700
800
900
1000
1100
1200
1300
1400
1500
1600
Hoogte in m
Gebied I
Onbebouwd Bebouwd
2
3
6
10
15
22
31
45
63
88
122
150
9
10
14
18
23
29
36
46
63
88
122
150
Gebied II
Onbebouwd
Bebouwd
5
6
12
19
28
42
60
86
121
150
12
13
21
28
37
49
65
86
121
150
Gebied III
Onbebouwd
Bebouwd
9
11
23
37
56
83
122
150
16
19
32
45
63
88
122
150
Figuur 1.8 Windbelastingen en bijbehorende toepassingen ten behoeve van het ontwerpen van kozijnen
(6)
waarin:
E = elasticiteitsmodulus in N/mm2
I = kwadratisch oppervlaktemoment in mm4
De KVT 95 (Kwaliteitseisen voor timmerwerk)
geeft ten behoeve van houten kozijnen van
Europees naaldhout (dan is dus E gegeven)
de maximale hoogten aan waarop kozijnen,
gemaakt van bepaalde houtafmetingen, bruikbaar zijn. Criterium daarbij is een begrenzing
van de doorbuiging.
06950432_boek.indb 10
De berekeningsgrondslag is gebaseerd op
NEN 6702 (2001) Belastingen, NEN 3661
(1988) Gevelvullingen, eisen, NEN 2608 (1997,
A1 2001) Vlakglas in de bouw en NEN 6760
(2001, C1 2002) Houtconstructies. De representatieve windlasten zijn in categorien ingedeeld, telkens met een sprong van 50 N/m2
(A tot en met M). De indeling in windbelastingsgebieden I, II en III en naar bebouwd en
onbebouwd geeft dan de toepasbare hoogte
gerelateerd aan de categorie.
openingen, hoofdstuk 14
1.1.2.b Wrijvingslasten door de wind
De horizontale wrijvingslasten door de wind op
de gevel zijn gewoonlijk gering. Ze zijn afhankelijk van het relif van de gevel. De bepaling is
16-02-2006 11:37:46
1 PRESTATIE-EISEN
HoutCateafmeting 1 gorie
in mm mm
67 102
A
67 114
G
1
Toepasbare hoogte in m
Gebied I
Gebied II
11
Gebied III
Onbebouwd
Bebouwd
Onbebouwd
Bebouwd
Onbebouwd Bebouwd
2
31
9
36
5
60
12
65
9
122
16
122
Grootste vakafmeting is 2000 mm; maximale overspanning van stijl of regel is 2200 mm.
Figuur 1.9 Maximaal toepasbare hoogte van kozijnen ten opzichte van het maaiveld
volledig
gelijk
aan die van
de wrijvingslasten bij
1.1.2.c Lasten door regen
en sneeuw
paragraaf
1.1.1.b.
daken,
In de norm
NEN 6702 (2001)
worden
mechaniDecofcint
sche
lasten
door
regen
of
sneeuw
op
gevels
Cw in formule (3)is vervangen
niet
Cf. Afhankelijk
van de
door
van het relif
gevel,
besproken.
vliesgevels;
Hieronder worden verstaan lasten van personen
die
voor gevels met geringe
uitsteeksels
Cf = 0,02
( 40
mm);
bijvoorbeeld
gevels
met
geprogevels
en
wanden
van
woongebouwen,
kanto
leerde
met kleine golf;
ren, enzovoort
plaat
geldt:
06950432_boek.indb 11
16-02-2006 11:37:47
12
Voor gebouwen waar een concentratie van personen mogelijk is, zoals stations, vergader- en
sportgebouwen, gelden andere waarden (in de
orde van het dubbele c.q. drievoudige, NEN
6702).
Gexpandeerde kurk
EPS 20
XPS 35
PUR
Glaswol
Steenwol
Glasschuim
Warmtegeleidingscofficint
Diffusieweerstandsgetal
Soortelijke
massa
in W/m K
in kg/m3
0,044
0,036
0,030
0,026
0,038
0,038
0,040,05
6
30
80
60
2
1,5
500
150
20
35
30
100
150
140
06950432_boek.indb 12
16-02-2006 11:37:47
1 PRESTATIE-EISEN
06950432_boek.indb 13
13
16-02-2006 11:37:48
14
De totale hoeveelheid gebruikte primaire energie wordt via een formule gerelateerd aan de
bruikbare vloeroppervlakte en de afkoelende oppervlakte van de omhulling. Zo ontstaat de energieprestatiecofcint (EPC). In het Bouwbesluit
is vastgelegd wat de maximale waarde is van de
EPC, afhankelijk van het soort gebouw. De minister kan dit gewenste getal te zijner tijd herzien,
zodat de eis bijvoorbeeld scherper wordt zonder
dat normen behoeven te worden herzien.
1.2.1.b Vermijding van condensatievocht
op de constructie, wering van vocht van
binnen, f-factor
Tio Te
T1 Te
Het artikel geeft dit weer door middel van de zogenaamde f-factor. Interne (hardnekkige) schimmelgroei doet zich vooral voor in wat vochtiger
ruimten (bijvoorbeeld badkamers) tegen de bui-
06950432_boek.indb 14
16-02-2006 11:37:48
1 PRESTATIE-EISEN
Voorbeeld
Gegeven: Ri = 0,25 (dus buitenwand boven
1,5 m); Re = 0,04; Ti = 20 C en Te = 0 C
(T = 20).
Gevraagd: de f-waarde van een gesoleerde
buitenwand.
1 Bij een constructie met Rc = 3,0 vindt men
Rl = 3,29 en U = 0,305.
Tio = Ti T 0,305 0,25 = 18,5 C
f=
18,5 0
= 0,92 (voldoet dus ruim)
20 0
13,0 0
= 0,65
20 0
15
06950432_boek.indb 15
16-02-2006 11:37:49
16
06950432_boek.indb 16
16-02-2006 11:37:49
1 PRESTATIE-EISEN
17
i = (Tdak Ti) U
(7)
waarin:
i = warmteafgifte in W/m2
Tdak = circa 70 80 90 C
Het kan zin hebben de U-waarde van het dak
lager vast te stellen tot bijvoorbeeld 0,15
0,25 W/m2 K om deze zomerse warmtelast te
drukken, of het gebruik van massa te overwegen.
Toevoeging van massa, bijvoorbeeld een grindpakket of gebruik van een betonachtige dakvloer
geeft een aanzienlijke tijdvertraging van het opwarmeffect, maar vraagt anderzijds een zwaardere draagconstructie, hoofdstuk 4 Platte daken,
paragraaf 4.3.9.
Een ander gevolg van een hoge warmtelast
op het dak en dakranddetails, soms gevolgd
door een aanzienlijke afkoeling s nachts (of
s winters), is de thermische uitzetting. Vooral bij
lange prefab-dakelementen kan ten gevolge van
06950432_boek.indb 17
16-02-2006 11:37:49
18
Figuur 1.14 Percentage P van de jaarlijkse werktijd bij dag (tussen 9 en 17.30 uur) waarbij een bepaalde verlichtingssterkte E
bij een gegeven daglichtfactor d wordt aangetroffen of overschreden
06950432_boek.indb 18
16-02-2006 11:37:50
1 PRESTATIE-EISEN
19
06950432_boek.indb 19
16-02-2006 11:37:50
20
Ook zijn er wel gevels waarbij een metalen (aluminium) sandwich-element is vastgezet op het
staalskelet. Het sandwich-element bestaat uit een
binnen- en buitenhuid met daartussen het vereiste isolatiepakket (meestal van PUR).
De diktebepaling van de isolatie bij alle constructies van guur 1.15 is bijna onafhankelijk van
de opbouw. Men moet echter bij natuursteen
en andere beplatingen rekening houden met
de koudebrugwaarde van de verankering en de
montage. Tot nog toe gelden daarvoor geen
genormaliseerde waarden. Eventueel kan men
terugvallen op gegevens van bepaalde literatuurbronnen.
Gesloten gevelvlakken, en ook daken, dienen
volgens het Bouwbesluit te voldoen aan de eis
van een minimale warmteweerstand, te weten
Rc 2,5 m2 K/W. Eind 1995 is daar een eis bijgekomen die geldt voor nagenoeg alle nieuw te
bouwen gebouwen, de EPN, de energieprestatienorm (NEN 5128 (2004) Energieprestatie voor
woningen en woongebouwen, Bepalingsmethode
en NEN 2916 (2001, C1 2002) Energieprestatie
Utiliteitsgebouwen, Bepalingsmethode), paragraaf
1.2.1.a.
Gesoleerde raamconstructies dragen niet zo
veel bij aan de energiebesparing, omdat de
kozijnoppervlakte erg meevalt in verhouding tot
de totaliteit van de gevel. Het Bouwbesluit eist
een isolatiewaarde die overeenkomt met een
Rc = 0,07. Vooral in geklimatiseerde ruimten waar
de vochtigheid op peil wordt gehouden is een
hogere isolatiewaarde nodig om hinderlijke
oppervlaktecondensatie te voorkomen. NEN EPNbepaling geeft aanbevelingen ten aanzien van de
gewenste waarden.
Het is waarschijnlijk dat een aantal onderdelen
van de Duitse DIN 4108 aangaande de te stellen
eisen te zijner tijd in de normen worden opgenomen. De DIN 4108 maakt een klassering van
1 tot 4, waarbij 1,0 zeer hoog gesoleerd is en 4
nagenoeg ongesoleerd.
06950432_boek.indb 20
16-02-2006 11:37:51
1 PRESTATIE-EISEN
21
06950432_boek.indb 21
Woongebouwen, maar vaker nog kantoorgebouwen, kunnen in de zomerse zon onbehaaglijk worden opgewarmd. Reeds in de lente,
in de zomer en ook nog in de herfst, als lage
zonnestanden optreden, kan de zon, die met
intense straling het glas passeert, het interieur te
sterk opwarmen. Bij kantoorgebouwen heeft dit
in het verleden gewoonlijk geleid tot de beslissing: koeling. Koeling is energie-economisch zeer
ongunstig: koeling heeft een grotere warmteinefcintie dan verwarming.
Door een aantal ontwerpmaatregelen is koeling
in het algemeen te vermijden of te beperken tot
zogenaamde topkoeling, dat wil zeggen alleen
koeling onder extreme omstandigheden. Houdt
men, afhankelijk van het soort gebouw en zijn
orintatie, rekening met een aantal ontwerpaspecten, dan hoeft geen koeling te worden toegepast. Bepalend hierbij is:
het glaspercentage van de gevel (vanuit het
interieur): naarmate dit percentage toeneemt,
treedt oververhitting op;
de ZTA-waarde van glas (en eventueel zonwering): een grotere ZTA-waarde leidt tot zonovermaat;
een binnenzonwering is veel minder effectief
dan een buitenzonwering;
zuid- zuidwestorintatie leidt het vaakst tot
overmatige zon. Daar moet zo mogelijk minder
glas worden toegepast;
een verhoogde luchtbeweging in een vertrek
maakt een hogere vertrektemperatuur acceptabel;
een gebouw waarin veel materiaal met hoge
warmtecapaciteit (dus met hoge c J/m3 K) is
toegepast, wordt vertraagd opgewarmd, guur
1.16: hoge of lage vertrekmassa;
een hoge interne warmtelast (bijvoorbeeld
door verlichting en apparatuur) moet worden
vermeden.
Sinds een aantal jaren beschikt men voor kantoorgebouwen over ontwerpgraeken waarmee
men, voor een gegeven gebouw en orintatie,
bruikbare glaspercentages bij maximale ZTA-
16-02-2006 11:37:51
22
06950432_boek.indb 22
16-02-2006 11:37:52
1 PRESTATIE-EISEN
23
Figuur 1.16 De aanbevolen maximale waarde van de zontoetredingsfactor ZTA, afhankelijk van het procentuele glasoppervlak PG voor zonweringssystemen met enkel en dubbel glas voor Z W orintatie ZO; ZTA 1,2, oost; ZTA 1,4
Voorbeeld
Gegevens:
kantoorachtig gebouw met hoge specieke
vertrekmassa;
geen verhoogde luchtbeweging;
geen zonwering aan de binnenkant,
eventueel wel aan de buitenkant;
blank isolatieglas;
gevelorintatie: bijvoorbeeld west.
06950432_boek.indb 23
16-02-2006 11:37:53
24
Situatie
Temperatuur in C
Momentaan Extreem
Zomer buiten
Niet-directe zonbestraling
Directe zonbestraling
zeer lichte kleur1
lichte kleur2
donkere kleur3
17
30
17
17
17
50
60
75
Zomer binnen
Winter buiten
Winter binnen
Constructies in de grond
17
4
17
10
25
25
20
10
(8)
waarin:
L = uitzetting aan de buitenzijde in mm
T = temperatuurverschil tussen zomer en
winter in C, zie de tabel van guur 1.17
L = lengte in mm
= uitzettingsgeleidingscofcint m/ m K
Naast uitzetting treedt er bij de symmetrisch
opgebouwde elementen zoals sandwichplaten
en kunststof gevelelementen een buiging
(kromming) op die vaak ongewenst is. De maat
(pijl) f van de kromming is te berekenen met:
f = L2
T
8d
(9)
waarin:
f = maat (pijl) van de kromming in mm
= uitzettingcofcint m/ m K, van de
plaatmaterialen
L = lengte in mm
T = temperatuurverschil tussen de huiden in C
d = dikte van het element in mm
06950432_boek.indb 24
turen onder zonbestraling in extreme zomer- c.q. wintercondities volgens NEN 6702 (2001)
Te concluderen is dat de uitzetting c.q. de vervorming niet te verwaarlozen is, vooral niet bij
metaalplaten. Tracht men de uitzetting te belemmeren, dan leidt dat tot blijvende vervorming of
schade aan het element, aan de verankering of
aan de bouwkundige omkadering. Een element
dient men dus zodanig te maken en op te hangen dat de uitzetting (nagenoeg) onbelemmerd
mogelijk is. Aldus ontstaat een voeg die wordt
gevuld met een dichting, te weten kit of voegband. De breedte van de voeg kiest men zodanig dat de maatwijziging B slechts 20 25%
uitmaakt van de nominale voegbreedte Bn. De dan
ontworpen voegbreedte bedraagt dus circa
5 B. Dit komt bijvoorbeeld uit op 12 mm (minimum is 10 mm). Dit is het voornaamste aspect
van een kitvoeg; een ander aspect is de maatonnauwkeurigheid van element en ondergrond,
guur 1.18.
Niet altijd is een kitvoeg noodzakelijk. Men kan
de voeg gewoon open laten als de constructie
16-02-2006 11:37:53
1 PRESTATIE-EISEN
25
Grote lengten (c.q. hoogten) metselwerk (baksteen of betonsteen) moeten worden onderbroken door een verticale (c.q. horizontale) dilatatievoeg. Het KNVB beveelt aan de verticale dilataties
op maximaal 14 respectievelijk 12 m afstand te
plaatsen in noord- respectievelijk overige gevels
van baksteenmetselwerk. Gezien de veel grotere
lineaire uitzetting van betonsteen en kalkzandsteen is daarbij met ongeveer halvering van deze
06950432_boek.indb 25
16-02-2006 11:37:54
26
Figuur 1.19 Oude en nieuwe constructie van opvang van gevelmetselwerk ten behoeve van dilatatie
06950432_boek.indb 26
16-02-2006 11:37:54
1 PRESTATIE-EISEN
35 dB(A). (Een geluidgevoelige ruimte in een ander dan woongebouw wordt behandeld als een
woning.) Concreet betekent dit dat als op de
gevel 66 dB(A) valt, de gevel een geluidwering
moet bezitten van 66 35 = 31 dB(A).
Deze bepalingen lijken zeer eenvoudig, maar de
berekening is zeer bewerkelijk en specialistisch.
Een verblijfsgebied kan namelijk verschillende
gevels (met ramen) en een dak als scheiding
naar buiten hebben en de belasting op de
scheidingsconstructies kan verschillend zijn.
De prestaties van gevels en dak moeten zodanig
zijn dat de grenswaarde van binnendringend
geluid, te weten 35 respectievelijk 40 dB(A), niet
wordt overschreden.
Is de geluidbelasting lager dan 55 dB(A), dan
is de minimale karakteristieke geluidwering, te
weten 20 dB(A), voldoende. Een dergelijk lage
geluidbelasting is slechts te verwachten in landelijke gebieden of zeer rustige woonwijken. Is anderzijds de geluidbelasting groter dan 70 dB(A),
dan is met conventionele middelen niet aan de
eis te voldoen en kan de woning niet worden gebouwd, respectievelijk moet de woning worden
gesloopt, tenzij men bijzondere raamconstructies
hanteert in een massieve gevel, zie de tabel van
guur 1.20, klasse D.
27
tueel suskasten) tezamen met de kieren die daarbij optreden, bepalend voor de prestatie van de
gehele gevel. In de tabel van guur 1.20 is (uitgaande van een overigens massieve gevel) enige
indicatie van de prestatie van enkele samengestelde gevels gegeven. De voornoemde gevel,
met een geluidbelasting van 66 dB(A), moet
minimaal de voorzieningen volgens type B (beter C) van de tabel van guur 1.20 bezitten om
aan de eis van maximaal 35 dB intern te kunnen
voldoen.
Past men naast de ramen of puien een geveltype
toe met een opbouw die aanzienlijk minder
isoleert dan de bedoelde massieve gevel, dan
is de prestatie van het geheel natuurlijk nooit
voldoende. Dergelijke gevelelementen hebben
bijvoorbeeld een opbouw die is gekarakteriseerd
door een metalen binnen- en buitenblad met
daartussen een stijve, aan de bladen gehechte
isolatiekern, en de borstweringen van de vele
vliesgevels.
Is er sprake van vliegtuiglawaai, dan moet zowel
gevel als dak een vereiste karakteristieke geluidwering hebben die afhangt van de geluidbelasting in Ke, zogenoemde Kosteneenheden,
bepaald overeenkomstig de Luchtvaartwet,
guur 1.21.
Wat betreft geluidsisolatie zijn de zwakste geveldelen (dus ramen, ventilatieopeningen en evenGeluidweringsklasse
Benodigde voorzieningen
A (2528 dB(A))
B (2931 dB(A))
C (3235 dB(A))
D (3640 dB(A))
Figuur 1.20 Indicatie van de geluidwering van een massieve gevel met daarin specieke raam- c.q. ventilatievoorzieningen
06950432_boek.indb 27
16-02-2006 11:37:55
28
Geluidbelasting
Vereiste karakteristieke
geluidwering
in Ke
in dB(A)
3640
30
4145
33
4650
35
> 50
39
06950432_boek.indb 28
16-02-2006 11:37:55
1 PRESTATIE-EISEN
In het Bouwbesluit 2003 (afdeling 5.2) is aangegeven dat de volgens NEN 2686 (1988, A1
1997), bepaalde luchtvolumestroom van het
totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en
badruimten van een gebruiksfunctie niet groter
mag zijn dan 0,2 m3/s bij een netto-inhoud van
500 m3. Begrijpelijk is dat de kritieke dichtheid
niet bij het dakvlak zit, maar dat de ramen, deuren en aansluitingen de kritische delen zijn.
1.3.1.b Dichtheid van platte daken
Platte daken zijn van een dichtingsfolie voorzien,
bijvoorbeeld een bitumineuze dakbedekking of
een dakbedekking op basis van een kunstrubber
(EPDM). Alhoewel de waterdichtheid slechts beperkt in de bepalingen van het Bouwbesluit als
eis wordt genoemd, moeten deze constructies
voldoen aan hoge tot absolute water- en winddichtheideisen.
Aan de waterdichtheid voor platte daken worden
in het Bouwbesluit dezelfde eisen gesteld als aan
pannendaken. Bij deze eisen is een aantal kanttekeningen te plaatsen:
de eisen zijn te licht;
bij begroeide daken en omgekeerde dakconstructies, paragraaf 4.2.1, waar de isolatie op
de dakbedekking ligt, laat men in de bovenste
lagen, onder voorwaarden, water toetreden. De
lagen daaronder moeten voldoen aan absolute
waterdichtheid. Voert men hier de beproeving
uit, dan moet de beregening langer duren en
moet de beoordeling met een grote tijdvertraging plaatsvinden.
1.3.1.c Afvoer van regenwater, HWAs en
noodoverlaten
De NEN 3215 (2002) regelt de afvoer van regenwater op daken. Voor een beknopte, maar
meestal voldoende behandeling is het BDA
Dakboekje bruikbaar. Essentieel voor de hoeveelheden water die door goten en hemelwaterafvoeren (HWAs) moeten worden afgevoerd,
is de helling van het dak. Bij horizontale of nagenoeg horizontale daken is de waterafvloeiing
traag en kan men daarom met geringe doorsneden volstaan. Ligt er grind op het dak of is
het dak begroeid, dan gaat dit nog trager. Is het
dak hellend, dan gaat het afvloeien sneller. Ook
06950432_boek.indb 29
29
Plat
dak
met
grind
Hellend dak
5 45
5
45
57
57
B
Aan te
sluiten
dakvlak
45 60
45
60
in m2
60 90
60
90
57
57
57
69
69
77
100
117
150
69
77
77
100
100
117
117
150
69
77
100
117
150
69
77
100
117
60 90
0,65 d
hd
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
60
70
80
90
100
150
200
250
300
Figuur 1.22 Aan te sluiten diameter van HWAs ten behoeve van dakvlakken in m2
16-02-2006 11:37:56
30
(10)
waarin:
Qn = hoeveelheid af te voeren water in m3/s,
afhankelijk van het type dak, in de norm
aangegeven
b = breedte van de gezamenlijke overlaten
in m
dnd = dikte van de afvloeiende waterlaag in m
Voor een platdak zonder grind is de breedte van
de overlaat in guur 1.24 af te lezen. Bij een
platdak met grind moet de breedte door 1,25
worden gedeeld.
dnd in mm
Qn in m3/s
10
20
30
40
50
50;
0,0011
100;
0,0023
200;
0,0045
300;
0,0068
0,59
0,23
0,13
0,08
0,06
1,35
0,48
0,27
0,17
0,12
2,65
2,24
1,22
0,79
0,24
4,00
2,43
0,80
0,50
0,36
Figuur 1.24 Totale breedte b van de noodoverlaten in m voor een platdak zonder grind
06950432_boek.indb 30
16-02-2006 11:37:57
1 PRESTATIE-EISEN
Een dakvlak van 100 m2 heeft dus bij een waterlaag dnd van 30 mm een overloopbreedte nodig
van 0,27 m. Bij twee overlaten geldt: b = 0,14 m.
Als men een dunne waterlaag kiest, wordt de
overlaat zeer breed en daarmee moeilijk in de
gevel op te nemen. Een dikke waterlaag heeft
een grote regenwaterlast tot gevolg. Daartussen
moet men dus kiezen.
1.3.1.d Afschot van platte daken
Uit het voorgaande is duidelijk dat platte daken
afschot nodig hebben. Het afschot moet ook in
uiterste door regen belaste toestand aanwezig
zijn en 0,5 1% bedragen (hier wordt 1% aangehouden). Dit is gecompliceerd, zeker bij een
dak waarvan elk onderdeel doorbuigt en dat uit
spanten, gordingen en dakplaten bestaat.
waarin:
= hoekverdraaiing in radialen
f = doorbuiging in het midden
= overspanning
Met andere woorden: vlak bij de oplegging
is een tegengesteld, negatief afschot met de
waarde aanwezig, terwijl een positief afschot
van 1% naar de oplegging de bedoeling was,
waar een afvoer (HWA) is bedacht. Het negatieve
afschot kan worden tenietgedaan door de ligger
een initile helling te geven met de waarde .
Verondersteld wordt dat uitgedrukt in
radialen nagenoeg gelijk is aan de tangens van
de hoek, die weer nagenoeg gelijk is aan de hoek
1
in procenten (alleen bij hoeken < 6). Is 600
,
dan is circa 0,5%. In plaats van de ligger een
helling te geven is het natuurlijk ook mogelijk
om afschotisolatieplaten toe te passen.
Een afschotplaat die zelf 1,5% afschot geeft,
06950432_boek.indb 31
31
1,8
16.000 = 288 mm
100
16-02-2006 11:37:57
32
06950432_boek.indb 32
16-02-2006 11:37:57
1 PRESTATIE-EISEN
06950432_boek.indb 33
33
16-02-2006 11:37:57
34
06950432_boek.indb 34
16-02-2006 11:37:58
1 PRESTATIE-EISEN
in m3
1
250
> 500
250
500
0,1
0,15
0,2
250
> 250
0,05
0,05
35
06950432_boek.indb 35
16-02-2006 11:37:58
36
06950432_boek.indb 36
16-02-2006 11:37:59
1 PRESTATIE-EISEN
1.5.1 Begrippen
Het Bouwbesluit hanteert bij het stellen van eisen
aan de brandveiligheid een aantal begrippen, die
hierna worden verduidelijkt. Tevens wordt beknopt de genormeerde beproeving beschreven,
zodat inzicht ontstaat in de (gemeten) waarden.
Het gaat om de volgende begrippen:
1 onbrandbaarheid;
2 brandwerendheid;
3 brandvoortplanting;
4 weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag;
5 rookontwikkeling;
6 brandgevaarlijkheid van daken;
7 brandcompartiment;
8 vuurbelasting.
37
06950432_boek.indb 37
16-02-2006 11:37:59
38
De bepaling van de brandwerendheid kan experimenteel worden uitgevoerd of via een berekening. Brandoverslag wordt via een rekenmodel
bepaald, waarbij alle gevelopeningen en delen
met een lage brandwerendheid zoals ramen
als openingen, waardoor de brand naar buiten treedt, van belang zijn, NEN 6068 (2001).
Brandoverslag wordt uitgedrukt in minuten.
7 Brandcompartiment
Een brandcompartiment is een ruimte (of verzameling van ruimten) in een gebouw (woon- of
kantoorgebouw), een bepaalde maximale maat
niet overschrijdend (voor een kantoorgebouw
1000 m2; voor een woongebouw 1000 m2 en
voor een logiesgebouw 500 m2), waarvan de
begrenzende constructies een minimale WBDBO
hebben van 60 respectievelijk 30 minuten. Een
trappenhuis, liftenhuis en installatieruimte zijn
ook brandcompartimenten.
5 Rookontwikkeling
Hierbij wordt een proefstuk op een standaardwijze verhit. Boven het monster is een genormaliseerde lichtbron en lichtmeter aanwezig.
Men bepaalt de optische dichtheid van de rook.
De minste waarde van een serie van proeven is
geldig. Via een standaardformule vindt men dan
een maat voor de rookontwikkeling: de rookdichtheid (niet te verwarren met het vroeger geldende rookgetal). Een oppervlaktebehandeling
kan de rookontwikkeling aanzienlijk veranderen.
Rookdichtheid wordt uitgedrukt in m1 (hoog
getal wil zeggen: veel dichte rook). Van enkele
materialen wordt hier de rookdichtheid gegeven:
polyester en hard pvc: 12;
spaanplaat: circa 4;
gipskarton: circa 1.
Bij sommige materialen kan giftige rook ontstaan
of rook die in geconcentreerde vorm andere materialen (bijvoorbeeld staal) kan aantasten. Aan
de rookdichtheid is dit niet af te lezen. Er bestaat
hiervoor geen norm.
6 Brandgevaarlijkheid van daken
Een dak mag niet brandgevaarlijk zijn (Bouwbesluit: 2.11). De NEN 6063 (1991, A1 1997) beschrijft daartoe een proef waarbij men een korf
met houtspaanders (c.q. een identiek proefstuk)
op het dak verbrandt. De proef wordt uitgevoerd
06950432_boek.indb 38
8 Vuurbelasting
Onder de vuurbelasting wordt verstaan de hoeveelheid brandbaar materiaal, zowel van de constructie als van de aanwezige meubilering c.q. de
opgeslagen goederen, uitgedrukt in de hoeveelheid energie per m2 vloeroppervlak die bij brand
vrij kan komen. De eenheid van vuurbelasting
is MJ/m2. In de normen voor de brandwerendheid van de draagconstructie van gebouwen is er
sprake van een relatie tussen de vuurbelasting en
de hoogte van de brandwerendheidseis.
1.5.2 Eisen ten aanzien van brandveiligheid
van gevels en daken
16-02-2006 11:38:00
1 PRESTATIE-EISEN
vuurbelasting laag is (bij sommige kantoorgebouwen) c.q. de hoogste vloer minder dan
5 m boven het omliggend terrein is geplaatst,
kan deze met 30 minuten worden verlaagd.
1.5.2.b Brandwerendheid van daken met
betrekking tot bezwijken in verband met
behoud van sterkte
Is onder het dak een vluchtweg aanwezig, dan
moet het dak een brandwerendheid tegen
bezwijken van minstens 30 minuten bezitten.
Voorzover het dak onderdeel uitmaakt van de
hoofddraagconstructie moet het dak van woningen een brandwerendheid tegen bezwijken van
60 minuten bezitten.
1.5.2.c Brandvoortplanting
Ten aanzien van het aspect brandvoortplanting
komen er in het Bouwbesluit diverse bepalingen
voor die zich deels op de binnenzijde en deels op
de buitenzijde van gevels richten. Zij zijn deels
verschillend voor woningen en woongebouwen
en voor kantoor- en logiesgebouwen. Figuur
1.30 vat de voornaamste eisen samen.
1.5.2.d Weerstand tegen branddoorslag en
brandoverslag, brandwerendheid
39
Gebouwtype
Buitenzijde
Klasse
Binnenzijde
Klasse
Woningen en
woongebouw
4
2
1
algemeen
4
binnenkant is deel van
vluchtweg
2
Kantoor- en
logiesgebouw
4
2
2
1
algemeen
4
binnenkant is deel van
vluchtweg
2
Figuur 1.30 Vereiste brandvoortplantingsklasse van gevels voor drie gebouwtypen, namelijk woningen en woongebouwen,
kantoor- en logiesgebouwen
06950432_boek.indb 39
16-02-2006 11:38:00
40
50 mm
75 mm
100 mm
50
80
100
14
20
29
35
50
65
40
60
80
06950432_boek.indb 40
uit Gevelbaak stammen, staat de brandwerendheid in minuten op basis van het criterium
oppervlaktetemperatuur aan de niet-brandzijde
( 140) van een denkbeeldige industriegevel
(tweezijdig staalplaat, waartussen steenwolisolatieplaat), bij verschillende dikten en verschillende specieke massas van de isolatieplaat.
Voorgaande wordt praktisch uitgewerkt
in deel 4c Gevelopeningen in hoofdstuk 14
Gevelopeningen.
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Achtziger, J., Wrmebrcken, proefschrift,
Berlijn, 1990
2 Bouwbesluit, versie 2003
3 Dakboekje 96, BDA Dakadvies B.V, Gorinchem
4 KVT 95, Kwaliteitseisen voor timmerwerk 1995,
ThiemeMeulenhoff, 2001
5 Mauerwerk-kalender, Ernst & Sn. Berlin, 1996
6 Polytechnisch Zakboekje, PBNA
7 Produktblad 94, CVK (Centraal Verkoopkantoor van Kalkzandsteen), 1994
8 Rekenregels en Dilataties, Koninklijk Verbond van
Nederlandse Baksteenindustrie, De Steeg, 1995
16-02-2006 11:38:00
1 PRESTATIE-EISEN
41
Norm
Gevels
Daken
Algemeen
WBDBO
NEN 6068
woningen, logiesgebouwen en
kantoren: 60 respectievelijk
30 minuten mits gebouw niet
hoger dan 5 m boven terrein
scheiding tussen
brandcompartimenten:
zie gevels
Brandvoortplanting
NEN 6065
zie gevels
Rookontwikkeling
NEN 6066
zie gevels
en algemeen
alle vlakken:
beperking van rookontwikkeling 10 m-1 deel van
vluchtweg: 5,4 respectievelijk
2,2 m-1
06950432_boek.indb 41
en kozijnen
NEN 5096 Inbraakwerendheid Gevelelementen
met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen
Eisen, classicatie en beproevingsmethoden
NEN 5128 Energieprestatie van woonfuncties en
woongebouwen
NEN 6063 Bepaling van het brandgevaarlijk zijn
van daken
NEN 6068 Bepaling van de weerstand tegen
branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten
NEN 6702 Belastingen en vervormingen
NEN 6707 Bevestiging dakbedekkingen, eisen en
beproevingen
SBR 200 Bouwtechnische details van energieefcinte woningbouw
SBR 360 Luchtdicht bouwen, uitvoering en
ontwerp
16-02-2006 11:38:01
42
06950432_boek.indb 42
De methode-Glaser geeft aan hoe men kan bepalen hoeveel damp er binnen een bepaalde tijd
(bijvoorbeeld in het winterseizoen) naar buiten
wil diffunderen. Aan de hand van voorgaande is
dan te bepalen hoeveel vocht waar condenseert.
Voor steenachtige dakconstructies is aan de totale
condensatie in de winterperiode een toelaatbaar
maximum gesteld. Zon maximum, maar wel lager, geldt ook voor houten dakconstructies.
In de zomerperiode verdampt weer water uit de
constructie. Op gelijke wijze is de droging gedurende de zomer te bepalen. Als de droging in
de zomer groter is dan de hoeveelheid die in de
winter condenseert, hoeft de scheidingsconstructie meestal geen schade te lijden als gevolg van
winterse condensatie, mits de tijdelijke vochtopname schadevrij mogelijk is; bij houten dakconstructies is dit vaak bedenkelijk.
Achtereenvolgens bespreken we hier:
1 warmteweerstand, warmtegeleiding, warmtegeleidingscofcnt en U-waarde;
2 vocht in de lucht, relatieve vochtigheid, absolute vochtigheid, dauwpunt en condensatie;
3 dampdoorgang door een constructie zonder
temperatuurverschil;
4 dampdoorgang door een constructie met
temperatuurverschil;
5 constructies op langere termijn.
1 Warmteweerstand, warmtegeleiding, warmtegel
eidingscofcint, U-waarde
Over een constructie die de scheiding binnenbuiten vormt en waarover een temperatuurverschil geldt, doet zich een warmtestroom voor ten
gevolge van geleiding.
Van elke laag van de constructie kan men de
warmteweerstand Rm vaststellen:
Rm =
waarin:
d = dikte in m
= warmtegeleidingscofcint in W/m K
Zo is van een 0,1 m dikke metselwerkwand met
een = 1 de warmteweerstand
Rm = 0,1 =
0,1 2
m K/W
1
16-02-2006 11:38:01
1 PRESTATIE-EISEN
R1
20
= 6,6 W/m2
3,02
0,1 0,1
0,1
+
+ 0,15 +
= 2,85 m2 K/W
1
0,04
1
1
Rl
Rl = R + Ri + Re = 3,02 m2 K/W
43
06950432_boek.indb 43
16-02-2006 11:38:02
44
0,2
0,1
+
= 2,6
2
0,04
06950432_boek.indb 44
16-02-2006 11:38:02
1 PRESTATIE-EISEN
45
06950432_boek.indb 45
16-02-2006 11:38:02
46
06950432_boek.indb 46
16-02-2006 11:38:03
1 PRESTATIE-EISEN
T in C
c max in g/m 3
p s in N/m 2
T in C
c max in g/m 3
p s in N/m 2
30
29
28
27
26
25
24
23
22
21
20
19
18
17
16
15
14
13
12
11
10
30,3
28,7
27,2
25,7
24,4
23,1
21,8
20,6
19,4
18,4
17,3
16,3
15,4
14,5
13,6
12,8
12,1
11,3
10,6
10,0
9,4
4245
4010
3780
3570
3360
3170
2985
2810
2645
2490
2340
2200
2065
1940
1820
1710
1600
1500
1400
1310
1230
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
8,8
8,3
7,8
7,3
6,8
6,4
6,0
5,6
5,2
4,8
4,5
4,1
3,8
3,5
3,3
3,0
2,8
2,5
2,3
2,1
1150
1070
1000
935
870
810
760
710
660
610
560
520
480
440
400
370
340
310
280
260
47
Figuur 1.36 Maximale dampspanning in N/m2 en waterdampconcentratie in g/m3 bij verschillende temperaturen (afgeronde
waarden)
06950432_boek.indb 47
16-02-2006 11:38:03
48
06950432_boek.indb 48
16-02-2006 11:38:04
1 PRESTATIE-EISEN
49
de daar mogelijke (door de temperatuur T3 bepaalde) maximale dampspanning ps3. Het enige
verloop dat in de constructie kan optreden (van
binnen naar buiten) is van 1400 via 915 naar
550 N/m2. De dampstroom over de minerale
wol is groter dan de vochtstroom over het cellenbeton.
spanningsverschil
dampdiffusieweerstand
In het Glaser-diagram is dit de helling, de tangens van de hoek van de ps-lijn. Een steile lijn
duidt dus op een grote vochtstroom.
1400 915
= 45 108 kg/m2 s
0,2 5,4 109
= 1,6 g/m2 h
Voor het cellenbeton geldt:
g2 =
915 550
= 5,6 108 kg/m2 s
1,2 5,4 109
= 0,2 g/m2 h
Het teveel aan vocht dat bij T3 aankomt, condenseert dus.
1400 915
= 5,6 108 kg/m2 s
di 5,4 109
06950432_boek.indb 49
16-02-2006 11:38:05
50
Bouwmateriaal
Baksteen metselwerk
Gewapend beton
Cellenbeton
Houten beschot
Platen van minerale wol
EPS 20
Schuimglas
PE-folie 0,2 mm
Aluminiumfolie 0,2 mm
Gebitumineerd glasvlies 4 mm
Aluminium cacheerlaag 2 mm
Gebitumineerd aluminiumfolie 2 mm
Dampremming
in kg/m3
in W/m K
d in m
2000
2500
600
550
160
20
120
1
2
0,2
0,2
0,04
0,035
0,042
2028
3050
30-56
30-16
30-5 00001,5
30-30
200010.000
1318
14
4
6
8001000
06950432_boek.indb 50
16-02-2006 11:38:05
1 PRESTATIE-EISEN
0,3
2,0
kg/m2
di de
Voorbeeld
In guur 1.41 is een platdakconstructie
gegeven, met als dragende vloer een
cellenbeton plaat
( d is verwaarloosbaar). Daarop is isolatie
aangebracht en een dakbedekking met d
= 100 mm. De isolatie (circa 100 mm dik) met
cellenbeton geeft aan de constructie een
R = 3,5 m2 K/W.
De vraag is nu, welke combinatie van
isolatieplaatmateriaal tezamen met de
dampremmende laag een juiste constructie
geeft.
Oplossing: Stel vast dat di = 100 m en dat
di 15 m is.
De volgende combinaties kunnen dus
voldoen:
schuimglas (d 100 mm, 10 000).
d 1000 m, wat dus ruimschoots voldoet.
De jaarlijkse vochttoename is (volgens de
formule) negatief;
EPS20 (d = 100 mm, = 30). d = 3.
Hierbij wordt toegepast een dampremmende
laag PE-folie (d = 0,2 mm, = 65 000).
d =13 m. Dit geeft samen di = 16 m,
wat voldoet. De jaarlijkse vochttoename
is nihil. Deze situatie is in guur 1.41
51
06950432_boek.indb 51
16-02-2006 11:38:06
52
06950432_boek.indb 52
16-02-2006 11:38:06
Dakvormen
P.G. Quist
Het uiterlijk van een gebouw laat bij een eerste oppervlakkige beschouwing meteen een bepaalde indruk achter. Het gebouw kan er
aantrekkelijk, uitnodigend, vriendelijk, geheimzinnig, somber of
afstotend uitzien. Voor de leek volgt na deze eerste kennismaking vaak
direct een waardebeoordeling in termen van mooi of lelijk. Een
deskundige geeft pas een waardeoordeel na uitvoerige bestudering
van een aantal beeldbepalende elementen. In alle gevallen is het de
omhulling die het totaalbeeld van een gebouw bepaalt.
06950432_boek.indb 53
16-02-2006 11:38:06
54
Inleiding
De gekozen dakvorm is naast de gevelindeling
en de toe te passen materialen een sterk beeldbepalend element in het totaalbeeld van het
gebouw.
Meestal moet er een balans worden gevonden
tussen datgene wat esthetisch wenselijk is en
wat technisch mogelijk en verantwoord is. Om
aan een verantwoorde technische en esthetische
oplossing te kunnen werken, moet er in het ontwerp ten aanzien van het dak een aantal keuzen
gemaakt worden:
Op een vaak voorkomende rechthoekige plattegrond kan door de vorm van het dak een sterk
wisselend beeld worden bereikt. De dakvorm kan
als het ware het gebouw situeren in een stadskern of het buitengebied. De dakvorm in relatie
tot de gevelhoogte geeft weer een ander beeld.
Gevoelsmatig vragen de gevel en het dak om
een bepaald evenwicht.
Op dezelfde plattegrond levert een steile dakhelling een aanzienlijk groter bouwvolume op dan
een auwe dakhelling. Het gebouw oogt totaal anders. Bij een auwe dakhelling komen de gevels
nadrukkelijker over dan bij een steile dakhelling.
Twee gebouwen die voor wat betreft vorm en
afmeting gelijk zijn, hebben bij gebruik van sterk
verschillende dakbedekkingsmaterialen ook een
totaal andere uitstraling. Vergelijk bijvoorbeeld
een strak leien dak met het sterke lijnenspel van
een dak met gebakken pannen. De verschillende
kleuren van blauwgrijs tot steenrood versterken
dit verschil nog.
Door een willekeurig dak van overstekken te
voorzien, wordt het dak ten opzichte van de
gevels extra geaccentueerd. Door de schaduw
die het dakoverstek op de gevels laat vallen, zijn
deze minder prominent aanwezig. Het dak ligt
als het ware als een hoed over het gebouw.
Dakvlakken kunnen sterk worden verlevendigd
door dakkapellen of -vensters. Vooral grote
dakvlakken kunnen door deze onderbrekingen
worden opgesierd. Bij kleine dakvlakken is voorzichtigheid geboden voor wat betreft vorm en
afmeting van deze dakdoorbrekingen.
06950432_boek.indb 54
16-02-2006 11:38:06
55
leiding, met dit verschil dat vroeger het opgevangen water voor consumptie werd gebruikt en
het nu en in de toekomst het zogenaamde grijswatercircuit moet gaan bevoorraden.
Het toepassen van vegetatiedaken op platte en
auw hellende daken kan als een bijzondere
gebruiksfunctie worden gezien of als een speciale
vorm van dakbedekking. In elk geval stelt een
vegetatiedak bijzondere eisen op bouwtechnisch
gebied.
2 DAKVORMEN
2.1.2 Opbouw
Ongeacht de vorm, soort of complexiteit van
een dak bestaat de constructie altijd uit drie elementen:
1 waterkerend gedeelte (dakbedekking);
2 afsluitend gedeelte (ondergrond);
3 dragend gedeelte (onderconstructie).
06950432_boek.indb 55
2 Afsluitend gedeelte
Dit deel van de constructie wordt over het
algemeen dakbeschot genoemd. Het maakt
de onderliggende ruimte winddicht en biedt
bovendien bescherming tegen stuifsneeuw en
ongedierte, dat mogelijk door de naden van de
dakbedekking heen kan komen. Het dakbeschot
kan zo worden uitgevoerd, dat het behalve een
afsluitende ook een isolerende functie heeft voor
temperatuur en/of geluid. Bovendien heeft het
een dragende functie voor de dakbedekking en
moet het voldoende stevig zijn om personen en
materiaal te kunnen dragen tijdens montage en
reparatie. Zeker als het afsluitende deel in grote
elementen wordt uitgevoerd, kan het een belangrijke bijdrage leveren aan de vormvastheid
van het dak.
3 Dragend gedeelte
Het dragend gedeelte van een dak is te vergelijken met een balklaag of een ander type
vloerconstructie. De balken in een hellend dak
worden gordingen genoemd als ze in de breedterichting van het dak lopen, dus evenwijdig met
de goot. De gordingen worden gedragen door
de bouwmuren. Bij grotere overspanningen zijn
tussensteunpunten nodig in de vorm van spanten. Loopt de balklaag in de lengterichting van
het dak, dan spreekt men van sporen. Deze lopen
dus van de nok naar de goot. Is de overspanning
hierbij te groot, dan kunnen de sporen op hun
beurt weer gedragen worden door gordingen.
Dakbedekkingssysteem
Bij platte daken wordt een andere indeling
van de te onderscheiden componenten aange-
16-02-2006 11:38:07
56
06950432_boek.indb 56
2 Hellende daken
Een ander criterium, vooral van technische aard,
zegt dat wanneer dakvlakken, ook wel dakschilden genoemd, een helling hebben van ten minste 15 (27%), er sprake is van een hellend dak.
Bij een dakhelling groter dan 15 is het namelijk
mogelijk om een schubvormige dakbedekking
toe te passen, hoewel dit niet voor alle materialen geldt. Dakpannen met een kop- en zijsluiting kunnen op auwer hellende daken worden toegepast dan bijvoorbeeld riet. Om leien te
kunnen toepassen, moet het dak steiler zijn dan
16-02-2006 11:38:08
2 DAKVORMEN
57
2.3 Dakvormen
Er bestaat een groot aantal dakvormen. De volgende dakvormen worden hier besproken:
plat dak, paragraaf 2.3.1;
hellend dak met vlakke dakvlakken, paragraaf
2.3.2:
lessenaarsdak;
zadeldak;
dak met wolfseind
schilddak;
dak met uilenbord;
samengesteld dak;
06950432_boek.indb 57
16-02-2006 11:38:09
58
mansardedak;
tentdak;
torendak;
sheddak;
hellend dak met gebogen dakvlakken, paragraaf 2.3.3:
koepeldak;
kegeldak;
(samengesteld) schaaldak;
getuid en hangdak.
Zadeldak
Een zadeldak bestaat uit twee dakvlakken, ook
wel dakschilden genoemd, guur 2.5. Het vormt
als het ware een dubbel lessenaarsdak. De snijlijn
van de dakschilden wordt de nok genoemd. Om
bij gelijkblijvende detaillering onder aan het dak
ook de nok horizontaal te laten lopen, is een
rechthoekige plattegrond vereist.
Het tussen de twee dakschilden ontstane geveldeel wordt topgevel genoemd. Als bij een rij woningen bijvoorbeeld alle woningen gezamenlijk
onder twee dakschilden liggen, spreekt men van
een langskap. Ligt elke woning apart onder twee
dakschilden, dan spreekt men van een dwarskap.
Met deze twee mogelijkheden is duidelijk aangegeven dat een bepaalde dakvorm niet direct de
oplossing voor een probleem, in dit geval de afvoer van hemelwater, oplevert. De bij de dwarskappen ontstane zakgoot stelt hogere technische
eisen dan de goot bij de langskap.
Lessenaarsdak
Deze meest eenvoudige vorm van een hellend
dak is ook te beschouwen als een plat dak dat
schuin ligt, guur 2.4. Een auw hellend lessenaarsdak wordt technisch benaderd als een plat
dak. Deze dakvorm wordt vaak gekozen voor
een vegetatiedak of voor een lagere aanbouw.
Het enige dakvlak helt hierbij naar n kant en
kan op elke plattegrond worden toegepast.
Figuur
2.5 Zadeldak
06950432_boek.indb 58
16-02-2006 11:38:10
2 DAKVORMEN
59
Samengesteld dak
Schilddak
Het schilddak bestaat uit vier dakschilden op
een rechthoekige plattegrond. Ter plaatse van
de oplopende snijlijnen van de dakschilden komen hoekkepers. Deze dakvorm leent zich vooral
voor grotere gebouwen. De hoofdvorm van het
gebouw wordt gedomineerd door de opgaande
dakvlakken, guur 2.7.
Mansardedak
Een variant op het schilddak is het dak met uilenbord. Bij de ontmoeting van de drie dakvlakken
is een klein verticaal deel aanwezig waarin oorspronkelijk een vlieggat zat om de uilen de
mogelijkheid te bieden om muizen te vangen in
de boerenschuren. Dit uilenbord was oorspronkelijk ook voorzien van streekgebonden (religieuze) symbolen, guur 2.8.
Figuur 2.10 Mansardedak
06950432_boek.indb 59
16-02-2006 11:38:12
60
Tentdak
Bij rechthoekige, meestal vierkante plattegronden is een tentdak een mogelijke oplossing. Een
tentdak is een soort schilddak waarbij alle vier de
dakvlakken in n punt bij elkaar komen, guur
2.11.
pels en lichtstraten, gecombineerd met klimaatbeheersing en goed kunstlicht, is een plat dak
een betere en goedkopere oplossing.
Torendak
Koepeldak
Deze dakvorm maakt al sinds de oudheid een
grote overspanning mogelijk op een ronde plattegrond, guur 2.14.
Kegeldak
Op een ronde plattegrond is ook een dak in de
vorm van een kegel te maken, guur 2.15.
Figuur 2.12 Torendak
Sheddak
In bouwwerken waar veel moet worden geventileerd en een grote hoeveelheid daglicht via het
dak moet binnenkomen, bijvoorbeeld fabriekshallen, is een sheddak een mogelijke oplossing,
guur 2.13. Om een gelijkmatige lichtinval te
krijgen, moet het glas zoveel mogelijk op het
noorden zijn gericht. Hiermee is hinderlijke inval
van zonlicht en ongewenste warmte op de werkplek te voorkomen. Het extra bouwvolume kan
echter ook veel energieverlies bij verwarming
en koeling tot gevolg hebben. Tevens is deze
(samengestelde) dakvorm ook zeer gevoelig
gebleken voor lekkage. Voor moderne bedrijfsgebouwen met de mogelijkheden van lichtkoe-
06950432_boek.indb 60
16-02-2006 11:38:13
2 DAKVORMEN
61
Schaaldak
Op een rechthoekige plattegrond is een bol gebogen dak te maken in de vorm van een gewelf.
De ronding kan zich beperken tot een segment
of oplopen tot een halve cirkel, guur 2.16. Deze
dakvorm wordt nogal eens toegepast bij grote
loodsen of sporthallen, omdat vrij grote overspanningen zijn te maken met een beperkte toename van het bouwvolume. Volgens het principe
van de boogwerking kan een schaaldak ook als
samengesteld dak worden toegepast, waarmee
verrassende resultaten zijn te boeken, guur
2.17. Ook in het kader van duurzaam bouwen
worden schaaldaken veel toegepast in verband
met het beperkte buitenoppervlak. In de
moderne architectuur is een golvend dakvlak
een steeds meer voorkomend verschijnsel.
06950432_boek.indb 61
16-02-2006 11:38:15
62
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
06950432_boek.indb 62
16-02-2006 11:38:15
2 DAKVORMEN
63
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
Normen
NEN 1068 Thermische isolatie van gebouwen
Rekenmethoden.
NEN 2686 Luchtdoorlatendheid van gebouwen
Meetmethode.
NEN 2778 Vochtwering in gebouwen Bepalingsmethoden.
NEN 6063 Bepaling van het brandgevaarlijk zijn
van daken.
NEN 6065 Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van bouwmateriaal(constructies).
NEN 6068 Bepaling van de weerstand tegen
branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten.
NEN 6702 Technische grondslagen voor bouwconstructies TGB 1990 Belastingen en vervormingen.
NEN 6707 Bevestiging van dakbedekkingen
Eisen en bepalingsmethoden.
06950432_boek.indb 63
16-02-2006 11:38:15
64
06950432_boek.indb 64
16-02-2006 11:38:15
Hellende daken
06950432_boek.indb 65
16-02-2006 11:38:15
66
Inleiding
Een ontwerper heeft vaak in een vroeg stadium
van de vormgeving een kleur of een materiaal
voor de betreffende vorm in gedachten. Het is
zelfs mogelijk dat het vooraf gekozen materiaal
als uitgangspunt dient voor de vormgeving.
Wordt vanuit een vaststaande vorm gewerkt,
dan moet men uitzoeken met welke materialen
deze vorm kan worden uitgevoerd zonder dat de
functie-eisen geweld wordt aangedaan. Elk materiaal heeft zijn specieke eigenschappen, technische mogelijkheden en onmogelijkheden. Om
voor de diverse materialen het aantal technische
mogelijkheden te vergroten, zijn er vele hulpmaterialen beschikbaar. Voor een speciek materiaal zijn vaak ook hulpstukken ontwikkeld.
Voor veel ontwerpers blijft het een uitdaging om
met bestaande materialen nieuwe toepassingen
te bedenken. Dat dit over het algemeen kostenverhogend werkt, laat zich gemakkelijk raden.
Zon nieuwe toepassing is dan ook maar voor
een enkel project mogelijk. Deze ontwikkeling
kan dan overigens wel weer leiden tot een algemenere toepassing, als de industrie daar brood
in ziet: alle bestaande oplossingen zijn immers
ook een keer bedacht.
Over het algemeen moet de ontwerper het doen
met die producten die de markt standaard heeft
te bieden. Het is dan de creativiteit of inventiviteit van de ontwerper die het mogelijk maakt
binnen het beschikbare budget iets bijzonders te
maken.
De volgende overwegingen kunnen een rol spelen bij de keuze van een dakbedekkingsmateriaal:
technische mogelijkheden;
uitstraling vorm en kleur;
afmeting dak;
functie gebouw;
omgeving;
prijs/kwaliteitverhouding;
duurzaamheid;
onderhoud.
Welk materiaal ook als dakbedekking wordt
gekozen, dit heeft altijd gevolgen voor de onderliggende constructie. Een met riet gedekt
06950432_boek.indb 66
3.1 Materiaalkeuze en
uitvoeringsaspecten
De materiaalkeuze is van directe invloed op de
uitvoeringsmethodiek. Een strak vormgegeven
dak kan bijvoorbeeld worden bedekt met leien
of staalplaatproelplaten. Alleen al het aanbrengen van de uiterlijk zichtbare dakhuid vergt bij
toepassing van leien veel meer handwerk dan
bij gebruik van staalplaten. De laatste maken op
hun beurt weer zwaarder materieel noodzakelijk.
Bij leien als dakbedekking boven een verblijfsgebied is ook een onderliggend (gesoleerd)
dakbeschot nodig, terwijl bij staalplaatproelplaten de dakbedekking met isolatie en dakbeschot
kan zijn gentegreerd. Dit benvloedt het aantal
arbeidsgangen sterk en daarmee de bouwtijd en
mogelijk de kostprijs.
Ook de relatie tussen de vormgeving en de
materiaalkeuze kan ingrijpende gevolgen hebben voor de uitvoering. Een hellend dak met een
inwendige hoek (kilkeper) gedekt met riet geeft
voor de uitvoering geen ingrijpende gevolgen.
Een dergelijk dak gedekt met pannen vraagt ter
plaatse van de kilkeper veel zaagwerk en bijzondere aandacht voor de waterdichtheid.
Samengevat: de materiaalkeuze heeft veel verder
strekkende gevolgen dan alleen de architectonische uitstraling.
3.1.1 Duurzaamheid
Het begrip duurzaamheid kan op twee manieren worden benaderd. Traditioneel wordt bij
duurzaamheid gedacht aan de levensduur van
een materiaal of constructie, de periode dat
het materiaal of de constructie aan de vooraf
gestelde functie-eisen blijft voldoen. Hierbij kan
dan het gedurende deze periode uit te voeren
16-02-2006 11:38:16
3 HELLENDE DAKEN
06950432_boek.indb 67
67
16-02-2006 11:38:16
68
06950432_boek.indb 68
16-02-2006 11:38:17
3 HELLENDE DAKEN
69
06950432_boek.indb 69
16-02-2006 11:38:18
70
Overspanning en doorbuiging
Net als bij vloeren en balklagen is de overspanning bij dakconstructies een belangrijke component bij het dimensioneren van de constructie.
Meestal zijn de overspanningen zo groot, dat
niet de sterkte, maar de maximaal toelaatbare
doorbuiging maatgevend is. De afstand tussen
de oplegpunten van de dakconstructie wordt
bepaald door het gebruiksdoel van de onderliggende ruimte en de daarmee samenhangende
plaats van de hoofddraagconstructie. Als blijkt
dat met redelijke constructieafmetingen een
onvoldoende sterkte of een onaanvaardbare
doorbuiging wordt bereikt, moet er naar een
oplossing worden gezocht in de vorm van
tussensteunpunten, andere materialen of
andere vormen.
De maat van de overspanning moet ook in relatie worden gebracht met de standaardafmetingen van constructieonderdelen. Afwijkende en
grote afmetingen werken vaak kostenverhogend.
Permanente belastingen
De permanente of rustende belastingen bestaan
uit het eigen gewicht van de constructie. Hierbij
moet wel rekening worden gehouden met de
situatie in de gebruiksfase. Alle onderdelen die
aan de constructie worden vastgemaakt, veroorzaken ook de nodige belasting.
Hierbij valt te denken aan reclameborden, antennes en verlichtingsarmaturen die vaak in een
later stadium worden toegevoegd. Zeker bij grotere overspanningen is het belangrijk zoveel mogelijk op dit eigen gewicht te besparen, te beginnen bij de keuze van het dakbedekkingmateriaal.
Veranderlijke belastingen
Toevallige of veranderlijke belastingen worden
gevormd door:
inrichting en gebruikers;
06950432_boek.indb 70
opslag goederen;
machines;
voertuigen;
sneeuw en regenwater;
wind;
belastingen als gevolg van temperatuurverschillen;
personen en materialen bij montage en reparatie.
Bijzondere belastingen
Grote, zeldzaam voorkomende belastingen mogen niet tot gevolg hebben dat een gebouw totaal bezwijkt. Bij een gasexplosie moet de hoofddraagconstructie grotendeels intact blijven. In
een voor aardbevingen gevoelig gebied neemt
de factor bijzondere belastingen een belangrijke
plaats in.
16-02-2006 11:38:18
3 HELLENDE DAKEN
71
06950432_boek.indb 71
16-02-2006 11:38:19
72
De gewenste isolatiewaarde bepaalt in belangrijke mate de dikte van het totale pakket. In combinatie met de gewenste afwerking aan de onderzijde kan uit het grote aanbod aan isolerende
dakplaten een keuze worden gemaakt.
Een dakpakket wordt samengesteld op grond
van:
soort en type dakbedekkingsmateriaal;
wijze van aanbrengen dakbedekking;
soort, dikte en plaats isolatiemateriaal;
gewenste afwerking aan onderzijde;
06950432_boek.indb 72
materiaal draagconstructie;
afstand tussen steunpunten.
16-02-2006 11:38:20
3 HELLENDE DAKEN
3.3.1 Gordingenkap
De gordingenkap ontleent zijn naam aan het
dragend gedeelte van deze kap, de zogenaamde
gordingen, horizontaal in het dakvlak liggende
balken die de krachten als gevolg van de dakbelasting overbrengen naar de hoofddraagconstructie, guur 3.5-1. Veelvoorkomende
gordingafmetingen zijn 71 171 mm en
71 196 mm. De afmetingen van de gordingen
worden bepaald door:
overspanning;
06950432_boek.indb 73
73
hart-op-hartafstand;
permanente belastingen;
veranderlijke belastingen;
dakhelling.
Overspanning
Als de te overspannen ruimte groter is dan 4
4,5 m, worden de gordingafmetingen groter dan
de gebruikelijke standaardafmetingen. Er kan
dan worden gekozen voor een tussensteunpunt
in de vorm van een spant. Een spant heeft dan
dezelfde functie als een onderslagbalk bij een
balklaag. De verschillende spanten worden behandeld in paragraaf 3.3.3.
Grote overspanningen kunnen ook een probleem
zijn in verband met standaardlengten van balkhout. Grote lengten werken kostenverhogend,
waardoor het vaak nodig is tussensteunpunten
toe te passen. Een direct gevolg van tussensteunpunten in combinatie met kleinere gordinglengten is het lassen van de gordingen. Vroeger
deed men dit door middel van zeer arbeidsintensieve houtverbindingen, zoals schuine lip- en
haaklassen, guur 3.6-2 en 3.6-3. Tegenwoordig worden speciale ankers gebruikt, de zogenaamde gordingschoenen, guur 3.6-4, die in de
handel zijn voor de standaardafmetingen van
geschaafd balkhout (ook hier weer een goede
reden om geschaafde maten te detailleren). Met
deze gordingschoenen van verzinkt plaatstaal
ontstaat sneller een verbinding, die meestal ook
nog sterker is. De gordingschoenen worden bevestigd met ankernagels of schroeven.
De lassen kunnen niet op willekeurige plaatsen
komen. Een verbinding in een balk is bij buiging
een zwakke plek: op de plaats van de las kan
een knik ontstaan. Tussen de steunpunten is er
sprake van een positief buigend moment; boven
het spant is er sprake van een negatief buigend
moment. Ergens tussen deze twee plaatsen is het
moment nul, guur 3.7-1. Dit is de aangewezen
plaats om een las te maken. In de praktijk is dit
op ongeveer een zesde van de overspanning.
Omdat een las in een houten balk toch altijd een
zwakkere plek is, moeten de ankers zoveel mogelijk verspringend worden aangebracht, guur
3.7-2.
16-02-2006 11:38:20
74
06950432_boek.indb 74
16-02-2006 11:38:21
3 HELLENDE DAKEN
Hart-op-hartafstand gordingen
De hart-op-hartafstand (h.o.h.-afstand) kan bij
een gekozen balkafmeting uit de berekening
volgen of van tevoren zijn aangenomen door
de gegeven daklengte van muurplaat tot nokgording in een aantal velden te verdelen. Als
na berekening op sterkte en doorbuiging een
h.o.h.-afstand is bepaald, moet wel worden
gecontroleerd of dit in verband met de sterkte
en stijfheid van het dakbeschot toelaatbaar is.
Meestal zijn met de dakplaten vrij grote overspanningen te maken en is de belasting op de
gording maatgevend als men binnen redelijke
balkafmetingen wil blijven.
Fabrikanten van dakplaten vermelden in hun
documentatie de maximale gordingafstand bij
een gegeven dakhelling. De onderlinge afstanden tussen de gordingen hoeven niet altijd gelijk
te zijn. Een gording is namelijk ook te gebruiken
om een knieschot tegen te plaatsen of om
plafondhangers aan te bevestigen. In die gevallen wordt de plaats van de gording bepaald door
de plaats van het knieschot of het plafond.
De plaats van de gording kan ook worden bepaald door de gekozen plaats van een dakvenster of dakkapel, om zodoende een raveling
te vermijden.
Verankering
Als de gordingen door een spant worden
ondersteund, maakt men de verbinding tussen
het spant en de gording met linkse en rechtse
gordingsteunen , guur 3.8-1, en speciale
06950432_boek.indb 75
75
16-02-2006 11:38:21
76
3.3.2 Sporenkap
Bij een sporenkap bestaat de draagconstructie
uit een balklaag waarvan de balken in de dakhelling van de dakvoet naar de nok lopen.
Omdat ze gunstiger worden belast en over het
algemeen op geringere afstand van elkaar liggen dan gordingen, zijn de houtafmetingen van
sporen kleiner dan die van gordingen. Vooral bij
een lessenaarsdak vertoont de sporenkap sterke
overeenkomsten met een platdakbalklaag, guur
3.9-1. Als de sporen over de muur heen lopen, is
op eenvoudige wijze een overstek te maken met
goede bevestigingsmogelijkheden voor de goot.
Wel moet men er rekening mee houden dat deze
wijze van construeren koudebruggen en geluidlekken kan veroorzaken.
Bij een zadeldak lopen de sporen van de twee
dakvlakken tegenover elkaar. Hierdoor zijn ze bij
de nok ook met elkaar te verbinden. In principe
heeft men dan allemaal kleine spantjes gemaakt,
de zogenaamde sporenspantjes, guur 3.9-2. Bij
de dakvoet lopen de sporen tegen de muurplaat
of, in geval van een overstek, over de muurplaat
heen. Ook hier is extra aandacht voor thermische
06950432_boek.indb 76
en geluidsisolatie noodzakelijk. Bij een grote daklengte kan het nodig zijn om de sporen te ondersteunen door gordingen om de balkafmeting
van de sporen te beperken, guur 3.9-3.
De keuze tussen een sporen- en gordingenkap
kan behalve door de dakvorm en de plaats van
de dragende wanden ook worden ingegeven
door het type dakplaat of door de te kiezen
afwerking aan de binnenzijde. Het type dakbedekking kan op zich weer bepalend zijn voor
het type dakplaat. Bij een gordingenkap zijn er
relatief weinig bevestigingspunten voor een binnenbetimmering, waardoor nog een extra regelwerk noodzakelijk kan worden. Bij een sporenkap
is een binnenbetimmering aan te brengen zonder extra voorzieningen.
Voor het uitvoeren van een dak zonder dakbeschot, een zogenaamd onbeschoten dak, dat
met riet, pannen of leien wordt gedekt, zijn
horizontale bevestigingslatten nodig. Dit houdt
automatisch in dat de latten een ondersteuning
krijgen in de richting van de daklengte, wat inhoudt dat er sporen nodig zijn, guur 3.9-4.
16-02-2006 11:38:22
3 HELLENDE DAKEN
77
3.3.3 Spanten
Het vervaardigen van traditionele houten
spanten vergt veel arbeid. De verbindingen
zijn gebaseerd op het principe van pen-engatverbindingen en overkepingen, guur 3.101. Deze verbindingen kunnen de krachten
overbrengen als ze goed sluitend zijn. Het
goed sluitend maken vraagt een grote vakbekwaamheid. Voor deze verbindingen moet op
verschillende plaatsen materiaal worden weggenomen, wat een wezenlijke verzwakking van het
desbetreffende onderdeel inhoudt.
06950432_boek.indb 77
16-02-2006 11:38:22
78
Steekspant
Het steekspant bestaat in zijn meest oorspronkelijke vorm uit twee spantbenen en een kapbalk.
De spantbenen werden over elkaar ingekeept. In
de hiermee ontstane gaffel rust de nokgording.
De kapbalk zorgt ervoor dat de spantbenen niet
kunnen uitwijken en functioneert bovendien ook
als zolderbalk. Om ruimte te creren voor de onderste gording of muurplaat staat het spantbeen
steiler dan de dakhelling. Volgens dit principe
werden voor hoge kappen ook wel meerdere
van deze constructies op elkaar gezet en ontstond het jukken- of bokspant. De onderliggende
trapeziumvormige spanten moesten dan tegen
vervorming wel van schoren (korbeels) worden
voorzien, guur 3.11.
Traditionele spanten
De volgende eenvoudige houten spantvormen
worden in de huidige woningbouw nog toegepast:
steekspant;
Hollands spant;
spijkerspant;
wandspant.
06950432_boek.indb 78
Hollands spant
Een verbeterde variant op het steekspant is het
Hollands spant. Als een spant een grotere ruimte
moet overspannen, worden de spantbenen langer en daarmee gevoeliger voor buiging. Om
het spant meer vormvast te maken, worden de
spantbenen op een bepaalde hoogte met elkaar
verbonden door trekplaten (dubbel) of een
hanenbalk (enkel). De vrije hoogte onder de
trekplaten of hanenbalk moet minimaal 2300
mm zijn. Om de hanenbalk of trekplaten een
extra ophangpunt te geven, kan ook nog een
16-02-2006 11:38:23
3 HELLENDE DAKEN
79
makelaar worden toegepast, guur 3.12-1. Vroeger was deze makelaar tevens belangrijk voor het
verbinden van de spantbenen en het dragen van
de nokgording, guur 3.12-2.
Spijkerspant
Het spijkerspant valt het beste te plaatsen binnen de houtskeletbouw. Het principe ervan is
gebaseerd op het met behulp van draadnagels
aan elkaar verbinden van relatief dunne houten
delen, guur 3.14.
Wandspant
In veel gevallen speelt een spant een overheersende rol in de ruimte waarin het zich
bevindt. Dit komt vooral omdat het onder de
gordingen uitsteekt, waardoor het dakvlak
uiterlijk wordt gebroken. Als het spant uit meer
dan alleen spantbenen bestaat, wordt het ook
als een soort afscheiding ervaren. Het spant
splitst de ruimte dan als het ware in twee
delen op.
Bij een modern steekspant worden de spantbenen ondersteund door stijlen. De stijlen worden ook horizontaal met de spantbenen verbonden om zo een stijve hoek te maken. Op deze
manier zijn er ook meer mogelijkheden om het
spant aan de vloer te bevestigen, guur 3.13.
06950432_boek.indb 79
16-02-2006 11:38:24
80
Het is ook mogelijk dat de vrije doorgangshoogte te beperkt wordt. Dit ruimteprobleem is
gedeeltelijk op te lossen door het spantbeen in
n vlak te brengen met de gordingen, guur
3.15. Hiervoor kan men gebruikmaken van dubbele balkdragers die over het spantbeen
hangen. De bovenkant van het spantbeen ligt
dan in hetzelfde vlak als de bovenkant van de
gordingen. Een bijkomend voordeel is dat men
de gordingen niet hoeft te lassen, doordat ze
tussen de spanten liggen. Dit verhoogt tevens de
stabiliteit. Bij stalen spanten is het ook goed mogelijk om op een dergelijke manier wat hoogte te
winnen. Als de spantbenen van HE-proelen zijn
gemaakt, kunnen de gordingen daar gemakkelijk
in liggen, guur 3.16.
06950432_boek.indb 80
16-02-2006 11:38:26
3 HELLENDE DAKEN
81
Spantverbindingen
Om enig inzicht te krijgen in het principe van
spantverbindingen, wordt het steekspant hier
nader uitgewerkt en wordt er een vergelijking
gemaakt met moderne verbindingen.
De verbinding tussen het spantbeen en de
makelaar maakte men vroeger met een pen-engatverbinding, guur 3.18-1. Om afschuiven
van de verbinding tegen te gaan, werd er ook
nog een tand toegepast. Deze zeer bewerkelijke verbinding moest heel goed passend zijn
om voldoende sterkte te geven. Later werd de
verbinding uitgevoerd in combinatie met stalen
beugels die de krachten op de verschillende
onderdelen overbrachten. De pen kreeg meer
de functie van wisselpen: hij moest het verschuiven van de twee delen ten opzichte van elkaar
06950432_boek.indb 81
16-02-2006 11:38:26
82
06950432_boek.indb 82
Spijkerverbindingen
Voor spijkerverbindingen gelden de volgende
regels:
altijd dun op dik spijkeren;
lengte draadnagel is minimaal tweemaal
kleinste houtdikte;
dunne nagels hechten beter dan dikke
(hout splijt minder);
indrijven kop verzwakt hout;
nagels moeten niet te dicht op kant worden geplaatst, zeker niet bij kopkant;
draadnagels moeten zoveel mogelijk verspringend worden geplaatst;
als dubbelzijdig wordt gewerkt, moeten
nagels niet in zelfde houtdraad worden
geplaatst.
Voor de sterkte van houten delen kan in het algemeen worden gesteld dat twee dunne delen
sterker zijn dan n dik deel. Daarnaast geldt dat
het verbinden met draadnagels veel effectiever
is bij dunne delen. Het ligt dus voor de hand om
een spijkerspant zoveel mogelijk samen te stellen
uit dunne delen. Men moet proberen om op een
knooppunt drie delen bij elkaar te laten komen,
waarbij het middelste deel de grootste dikte
heeft.
Bij een aantal knooppunten komen maar twee
delen bij elkaar. Op deze plaatsen kan worden
gewerkt met zogenaamde schetsplaten, guur
3.13. Dit zijn plaatjes triplex die aan beide zijden
van de verbinding worden aangebracht. Met een
16-02-2006 11:38:27
3 HELLENDE DAKEN
83
2 Gelijmde spanten
Volwand gelijmde spanten, ook wel gelamineerde spanten genoemd, zijn opgebouwd uit
dunne delen van hoogwaardig hout. De stuiknaden van deze delen zijn voorzien van vingerlassen en komen zoveel mogelijk verspringend
in het spant, guur 3.21. Bij de verlijming kan,
door gebruik te maken van dunne delen, het
spant een gebogen vorm krijgen. Na uitharding
van de lijm is het spant dan vormvast. Door deze
werkwijze is het mogelijk het spant op de juiste
plaats ook de gewenste sterkte te geven. Dergelijke spanten worden veelal gemaakt volgens het
principe van het driescharnierspant, wat betekent
dat er geen moment in de knooppunten komt.
1 Vakwerkspanten
Vakwerkspanten zijn in principe opgebouwd uit
betrekkelijk lichte onderdelen. De compositie van
deze onderdelen is zodanig, dat er een optimale
verdeling van de optredende krachten plaatsvindt. Door de afmetingen van de samenstellende onderdelen zo klein mogelijk te houden,
blijft het eigen gewicht beperkt, wat grotere
overspanningen mogelijk maakt. De onderlinge
verbindingen kunnen worden genageld, gelijmd
of met ringdeuvels of kramplaten worden gemaakt. Door de vormgeving enigszins tegengesteld te maken aan het doorbuigingspatroon kan
nog aan sterkte worden gewonnen, guur 3.20.
06950432_boek.indb 83
16-02-2006 11:38:28
84
Muurplaat
Bij de dakvoet moeten het dakvlak en de gevel
ook aan elkaar worden verankerd. Een gebruikelijke methode is om eerst een houten balk op
de gevel te bevestigen, de zogenaamde muurplaat. De verankering van de muurplaat moet
over voldoende muurhoogte plaatsvinden om
aan het opwaaien voldoende tegengewicht te
kunnen bieden, guur 3.24-1. Als de gevel, het
dak en de verdiepingsvloer in hetzelfde knooppunt komen, kan de muurplaat ook aan de vloer
worden bevestigd. De spatkracht die het dak
Als de muurplaat aan de ondergrond is bevestigd, moet er vervolgens een goede verbinding
totstandkomen tussen het dak en de muurplaat.
In het geval van een sporenkap wordt elke spoor
afzonderlijk aan de muurplaat bevestigd met een
hoekanker of balkschoentje, guur 3.25-1.
Bij een gordingenkap wordt de dakplaat aan de
muurplaat bevestigd. Afhankelijk van het type
dakplaat wordt deze verbinding geschroefd,
genageld of met speciale ankers tot stand gebracht, guur 3.25-2.
Windverband
Windbelasting in de vorm van winddruk en
-zuiging kan grote krachten op een dakvlak
veroorzaken. Een geringe vervorming kan
erger tot gevolg hebben. Het is dan ook zaak
de vormvastheid van de dakvlakken te garanderen. Vormvastheid is het best te bereiken door
grote schijfvormige elementen te maken.
Toen er vroeger gebruik werd gemaakt van smalle
stroken als dakbeschot, was hiermee de vormvastheid niet gegarandeerd. Het aanbrengen van
een windverband door middel van schoren die
driehoeken in het dakvlak creren, moest deze
vormvastheid garanderen, guur 3.26. Door bij
grotere gebouwen alleen op de kopeinden een
windverband aan te brengen, is de vormvastheid
van het totale dakvlak gegarandeerd.
06950432_boek.indb 84
16-02-2006 11:38:28
3 HELLENDE DAKEN
85
06950432_boek.indb 85
16-02-2006 11:38:29
86
06950432_boek.indb 86
16-02-2006 11:38:30
3 HELLENDE DAKEN
87
dakvoet (goot) kan lopen. De ruimte tussen dakpannen en dakbeschot kan worden geventileerd
om condensvocht af te voeren. Er kan drukvereffening plaatsvinden waardoor de dakpannen
minder snel van het dak worden gezogen;
dakbeschot aanbrengen in lengterichting
dakvlak. De naden tussen de delen laten minder
snel water door. Er blijft geen water in de naden
staan, wat de levensduur van het dakbeschot bevordert. Een aantal van de naden tussen de delen
kan door een tengel worden afgedekt. Dit houdt
in dat er minder stof naar binnen kan komen;
gordingen toepassen in plaats van sporen.
Dit is een direct gevolg van dakbeschot in
de lengterichting. Het dakbeschot moet immers
in de dwarsrichting worden ondersteund,
guur 3.29.
Aanbrengen van dakbeschot is niet beslist noodzakelijk. Een toiletgebouw op een camping kan
bijvoorbeeld zijn gedekt met leien die met leihaken aan de (pan)latten zijn verbonden. Deze
latten lopen over de sporen en men kijkt dus
tegen de dakbedekking aan. Het dak hoeft alleen
maar waterdicht te zijn.
06950432_boek.indb 87
16-02-2006 11:38:30
88
vastgezet. Als de nagels elk in een ander deel komen, kan bij krimp van de delen de lei scheuren,
omdat deze geen trekspanning kan opnemen.
Bij horizontale naden loopt men dat risico niet,
guur 3.30. Worden hier g/g-delen gebruikt, dan
is het belangrijk dat ze met de groef naar beneden liggen, zodat eventueel lekwater niet in de
groef achterblijft.
Opgeschuimde platen
Triplex- en vezelplaten
In het streven naar meer efcinte bouwmethoden is in het verleden veel massief hout vervangen door plaatmateriaal, zeker bij grotere oppervlakken. Vloeren en dakbeschot waren de eerste
onderdelen in de bouw waarvoor plaatmateriaal
werd toegepast. Omdat men de grote oppervlakken met vezelplaten snel kon dichtleggen,
sloot men vaak de ogen voor de nadelen ervan.
De eerste generatie vezelplaten, bestaand uit
hout-, vlas- of strovezels, bleek veel gevoeliger
voor vocht dan het traditionele dakbeschot,
guur 3.31. De oude dakpannen met hun matige kop- en zijsluiting lieten toch meer water
door dan goed was voor de vezelplaten. Vooral
aan de dakvoet hadden deze platen te lijden
van lekwater en opspattend water uit de goot.
Bovendien was het niet eenvoudig om tengels
en panlatten vast te nagelen. Met de opkomst
van de goedkopere triplexplaat (underlayment)
vielen de vezelplaten al snel uit de gratie, omdat
triplexplaat vergelijkbare eigenschappen heeft
als het traditionele dakbeschot. Rondom voorzien van mes en groef zijn triplexplaten zeer
geschikt om als dakbeschot dienst te doen. Ook
de nieuwste generatie vezelplaat, OSB (oriented
strand board), heeft vergelijkbare eigenschappen
06950432_boek.indb 88
16-02-2006 11:38:31
3 HELLENDE DAKEN
89
Sandwichplaten
De meest toegepaste isolerende dakplaat is de
sandwichplaat. Deze bestaat uit twee dunne
hoogwaardige vezelplaten (34 mm) waartussen een laag kunststofschuim is aangebracht.
De onderste plaat is aan de zichtzijde geplasticeerd en kan onbehandeld in het zicht blijven.
De bovenste plaat is voorzien van een waterafstotende laag om bescherming te bieden in de
opbouwfase en de plaat ongevoelig te maken
voor lekwater. De laag kunststofschuim is EPS
(gexpandeerd polystyreen), XPS (gextrudeerd
06950432_boek.indb 89
16-02-2006 11:38:32
90
Zelfdragende dakelementen
Het ter plaatse in lagen opbouwen van de dakconstructie is een overzichtelijke, maar arbeidsintensieve methode. De totale constructie neemt
daarbij nogal wat ruimte in beslag en ook de
condities waaronder moet worden gewerkt zijn
niet altijd optimaal. Dit kan ten koste gaan van
de uiteindelijke kwaliteit van het product. Het
streven naar een zo groot mogelijke effectieve
ruimte leidt tot constructies die weinig ruimte
opeisen. Een product waaraan hoge eisen worden gesteld, is eenvoudiger te vervaardigen in
een geconditioneerde omgeving. Al deze factoren hebben geleid tot het ontwikkelen van
geprefabriceerde zelfdragende dakelementen.
Het principe van zelfdragende dakelementen is
06950432_boek.indb 90
dat het dragende en afsluitende deel van de constructie (onderconstructie en ondergrond) als
n geheel worden samengesteld. Voor een pannendak betekent dit dus dat panlatten, daktengels, isolatie, dakbeschot, gordingen en
plafond als n pakket op de fabriek worden
vervaardigd en op de bouwplaats als n geheel
worden gemonteerd. Constructief bestaan er
twee verschillende methoden:
1 panelen in breedterichting dak;
2 panelen in lengterichting dak (scharnierkappen).
Uitgaande van de woningbouwsituatie geldt
voor beide methoden dat eerst de bouwmuren
worden opgetrokken. De elementen kunnen tussen of op de bouwmuren komen, guur 3.35.
1 Dragend in breedterichting
Volgens deze methode zijn zonder tussensteunpunten overspanningen tot 6 m te maken. De
16-02-2006 11:38:32
3 HELLENDE DAKEN
91
06950432_boek.indb 91
16-02-2006 11:38:33
92
06950432_boek.indb 92
16-02-2006 11:38:34
3 HELLENDE DAKEN
Staalplaatproelplaten
Geproleerde staalplaten hebben een vergelijkbaar toepassingsgebied als houtachtige plaatmaterialen. De vergelijkbare voordelen zijn:
grote oppervlakken;
gering eigen gewicht;
eenvoudig aan te brengen op alle soorten onderconstructie.
De platen kunnen prefab zijn opgeschuimd of
op de bouwplaats van een kunststof schuimplaat
worden voorzien. Voor grote dakvlakken valt de
keuze vaak op sandwichpanelen die de functies
plafond, dakbeschot, isolatie en dakbedekking in
n plaat hebben verenigd, guur 3.4-2.
93
Keramische dakpannen
06950432_boek.indb 93
16-02-2006 11:38:35
94
3.4.1 Maatvoering
Keramische pannen zijn al vanaf de Romeinse tijd
een beproefd dakbedekkingsmateriaal. Ze komen
voor in vele van oorsprong streekgebonden
modellen en afmetingen, zoals de Hollandse
of holle pan, de platte Friese, de tuile du Nord
of de monniken- en nonnenpannen uit ZuidEuropa. Voor de hierna behandelde details is
gekozen voor de Opnieuw Verbeterde Hollandse
pan (OVH), omdat dit panmodel in Nederland
het meest algemeen wordt toegepast. Figuur
3.41 bevat een overzicht van de in Nederland
geproduceerde keramische pannen. Naast deze
modellen zijn er in Nederland ook nog een groot
aantal modellen verkrijgbaar die in Belgi, Duitsland of Frankrijk worden geproduceerd.
06950432_boek.indb 94
16-02-2006 11:38:36
3 HELLENDE DAKEN
95
Dakbreedte
Vooral bij relatief kleine dakvlakken is het belangrijk de afmetingen af te stemmen op het
panformaat. Vroeger, toen de zijsluiting van
de pan uitsluitend bestond uit een onderlinge
overlap, konden de pannen wat gemakkelijker in
of uit elkaar worden geschoven, om zodoende
in overeenstemming te komen met de breedte
van het dakvlak. Bij moderne pannen, met hun
zeer nauwkeurige zijsluiting, is deze marge veel
kleiner. De dakbreedte moet dan ook worden
afgestemd op de werkende breedte van de pannen. Het maximaal op te vangen maatverschil
is nooit groter dan een halve pan. De maximale
maatafwijking van de pannen mag +1 tot 1%
zijn. Dit betekent bij een werkende breedte van
206 mm een maximale afwijking van +2 mm of
2 mm per pan. Bij een speling van 2 mm per
pan is een dakbreedte van 50 pannen voldoende
om de maatverschillen op te vangen. Als deze
afstemming geldt voor kleine dakvlakken, geldt
dat zeker voor openingen in het dakvlak, zoals
dakkapellen en -vensters, zonnepanelen en
schoorstenen. Het is namelijk geen fraai gezicht
om langs deze dakopeningen of aan de randen
van het dakvlak met gezaagde pannen te worden geconfronteerd of een brede strook waterkerend materiaal (lood of gewapende folie) over de
buitenste pannenrij te zien lopen. Als het dakvlak
aan de zijkanten is opgesloten door bijvoorbeeld
een doorgaande muur, verdient dit veel aandacht, guur 3.42.
Bij de aansluitingen van dakvensters zijn de problemen het minst groot, omdat er vele typen
dakvensters zijn gemaakt op een veelvoud van
de meest gangbare panmodellen. De sparingen
voor deze dakvensters worden veelal gemaakt
nadat de pannen zijn uitgelegd of berekend.
Dakkapellen moeten op panbreedte worden gemaakt en geplaatst. Het grootste probleem doet
zich voor bij gemetselde schoorstenen op een
willekeurige plaats in het dakvlak. Deze schoorstenen staan of geheel vrij of tegen een bouwmuur aan. In beide gevallen is de maatvoering
bepaald vanuit de plattegrond, zonder directe
relatie met de pannen. Het is dan ook bijna niet
te voorkomen dat er rondom een schoorsteen
gezaagde pannen komen te liggen.
06950432_boek.indb 95
16-02-2006 11:38:37
96
Daklengte
De daklengte wordt bepaald door de maat van
de plattegrond en de dakhelling. Omdat voor
alle panmodellen in een ideaal dakvoet- en nokdetail de plaats van de onderste en bovenste
pan vastligt, ligt de restmaat van de daklengte
automatisch vast. Deze restmaat moet worden
verdeeld in n latafstand. Ligt deze latafstand
06950432_boek.indb 96
Een nieuwe ontwikkeling op het gebied van keramische pannen is een uitvoering met variabele
kopsluiting, guur 3.45. Deze pannen hebben
een werkende lengte van 285-305 mm. Bij een
daklengte van ten minste acht pannen kan men
altijd op hele pannen uitkomen. Dit is vergelijkbaar met betonpannen, later in dit hoofdstuk
behandeld, waarbij de waterdichte aansluiting in
de lengterichting uitsluitend wordt gevonden in
hun onderlinge overlap. Daarbij wordt de minimale maat van de overlapping bepaald door de
dakhelling.
16-02-2006 11:38:37
3 HELLENDE DAKEN
97
3.4.2 Dakvlakdetail
De meeste keramische pannen, waaronder de
OVH-pan, zijn toepasbaar voor dakhellingen van
15 tot 75. Het normale toepassingsgebied ligt
tussen 25 en 50. Bij dakhellingen auwer dan
25 moet er een waterkerende laag in de vorm
van kunststoffolie of bitumenweefsel op het
dakbeschot aanwezig zijn. Deze laag moet dan
wel zodanig zijn gedetailleerd dat het eventuele
lekwater in de goot of buiten het gebouw wordt
afgevoerd. Bij dakhellingen steiler dan 50 moeten alle pannen met panhaken worden vastgezet, guur 3.46.
Panlatten en tengels
06950432_boek.indb 97
16-02-2006 11:38:42
98
de panlatten door naar de dakvoet af te voeren. Vroeger kon het water dat achter de panlat
bleef staan via de naden tussen het dakbeschot
naar binnen komen. Deze tengels werden ook
wel stoatten genoemd. Hun functie was het
afdekken van de naden bij de eerste vorm van
dakbeschot, namelijk de brede houten delen
zonder mes en groef. De term stoatten is vooral
goed te begrijpen bij het aanschouwen van een
dakrenovatie. Het is bijna onvoorstelbaar hoeveel
stof en door vogels aangedragen materialen er
onder een laag oude pannen kan liggen. Lange
tijd waren de tengels slechts 10 15 mm dik,
ruim voldoende om aan hun toenmalige functie
te voldoen.
Vanaf het moment dat men daken ging isoleren,
hebben de tengels een bijkomende functie
gekregen. Door het toepassen van isolerende
dakplaten is er een scherpe temperatuurgrens
ontstaan en daarmee een duidelijk aanwijsbare
plaats van het dauwpunt. Dit dauwpunt ligt over
het algemeen op de buitenkant van de isolerende dakplaat, dus daar waar condensvorming
optreedt. Om dit condensvocht af te voeren
is ventilatie nodig, guur 3.48. Deze ventilatie
wordt verkregen door een grote ruimte tussen
dakpannen en dakbeschot in combinatie met
een ventilerende nokconstructie. In dit verband
is het begrijpelijk dat leveranciers van dakpannen
de voorgeschreven tengeldikte aanpassen aan de
06950432_boek.indb 98
dakhelling: hoe auwer de dakhelling, des te dikker de tengel. Bij een steile dakhelling is immers
eerder sprake van natuurlijke trek. Behalve voor
de noodzakelijke ventilatie zorgt de luchtstroming tussen de dakpan en de dakplaat ook
voor drukvereffening, wat de kans op opwaaien
van de dakpannen verkleint.
Bij dakplaten die in de lengterichting van het
dakvlak lopen, zijn de tengels al in de fabriek op
de plaat gelijmd. Nagelen of schroeven is in de
dunne dakplaten nagenoeg onmogelijk. Dakplaten die in de breedterichting dragen, worden
op de bouwplaats van tengels voorzien. Panlatten worden dwars over de tengels genageld of
geschroefd. Zelfdragende dakelementen zijn op
16-02-2006 11:38:43
3 HELLENDE DAKEN
99
Bron: Koramic
vogels. Onder de nestpan moet het dak voldoende vrije ruimte hebben, want de gierzwaluw
laat zich eerst vallen voor hij aan zijn scheervlucht begint.
Hulpstukken in dakvlak
Onder hulpstukken bij dakpannen wordt verstaan: alles wat met de pannen is mee te dekken
en wat geen gewone pan is. In het dakvlak kan
op een willekeurige plaats een doorvoerpan worden opgenomen voor bijvoorbeeld de beluchting van de standleiding van een riolering, guur
3.50, of voor de rookgasafvoer van een cv-ketel.
Nu de sluiting van de pannen en de detaillering
van nok en dakvoet zodanig worden uitgevoerd
dat vogels nog nauwelijks de kans krijgen om
onder de pannen te nestelen, komen nestpannen weer vaker voor. Deze pannen bieden de
gierzwaluw of de huismus een nestgelegenheid,
guur 3.51. In 25 jaar tijd is door de veranderde
dakdektechniek de huismus van schadelijk wild
verworden tot een bedreigde vogelsoort. Plaatsing van deze pannen is belangrijk: niet op het
zuiden, in verband met de warmte voor de jonge
06950432_boek.indb 99
Bron: Koramic
3.4.3 Nokdetail
Bij keramische pannen kan de nok met twee verschillende hulpstukken worden afgewerkt:
1 vorstpannen;
2 omloopvorsten.
16-02-2006 11:38:43
100
In de loop van de tijd is men de verbinding tussen de bovenste pan en de nokvorst bewust
exibeler gaan maken. Een materiaal dat hiervoor werd gebruikt, is gempregneerd schuimrubber, dat met een speciaal hulpstuk werd aangebracht, guur 3.53.
06950432_boek.indb 100
16-02-2006 11:38:45
101
3 HELLENDE DAKEN
Bron: Koramic
Bron: Koramic
3.4.4 Dakvoetdetail
Er zijn standaard een aantal randvoorwaarden in
te vullen waaraan elk dakvoetdetail, guur 3.58,
moet voldoen:
06950432_boek.indb 101
16-02-2006 11:38:46
102
06950432_boek.indb 102
heid. Zo zijn er andere deskundigen die, sprekend over de pannenlijn, uitgaan van de (denkbeeldige) lijn die over de wel van de pan wordt
getrokken. In dit verband heeft deze lijn dan ook
geen enkele betekenis.
16-02-2006 11:38:47
3 HELLENDE DAKEN
Dakhelling
Vrije tengelhoogte
1520
38 mm
2030
32 mm
30
22 mm
Bron: Koramic
Bron: Lafarge
103
Beschermen dakplaat
De dakplaat kan aan het ondereinde zijn voorzien van een randrib, waardoor deze plaat sterker is en het isolatiemateriaal geen prooi wordt
voor pikkende vogels. Deze randrib zit op zijn
beurt erg dicht in de buurt van water, wat om
bescherming vraagt. Een zeer afdoende oplossing is het toepassen van een spatstrook die op
het ondereind van de dakplaat is geplakt. Deze
spatstrook kan zowel de randrib beschermen als
het isolatiemateriaal van een dakplaat zonder
randrib. Een combinatie tussen spatstrook en vogelschrootproel is ook een mogelijkheid, guur
3.62. Een ultieme oplossing is de combinatie van
spatstrook, vogelschrootproel en onderste panlat, het zogenaamde dakvoetproel, guur 3.63.
Bron: Lafarge
Afvoeren lekwater
Lekwater dat onder de pannen komt, loopt over
de dakplaat naar de dakvoet. Om dit water goed
af te voeren, zijn er twee principeoplossingen
mogelijk:
1 afvoer naar goot;
2 afvoer onder gootbodem door tot buiten de
gevel.
06950432_boek.indb 103
16-02-2006 11:38:48
104
3.4.5 Kopgevelaansluitdetail
Het detail waarin de aansluiting tussen het dakvlak en de kopgevel zichtbaar wordt gemaakt,
wordt altijd in de richting loodrecht op het
dakvlak weergegeven. Op die manier is de ware
vorm van de dakplaat en de dakpan te zien. Voor
dit detail zijn drie principeoplossingen te construeren:
1 dakvlak ligt binnen doorgaande gevel;
2 dakvlak eindigt gelijk met buitenkant gevel;
3 dak heeft overstek.
06950432_boek.indb 104
16-02-2006 11:38:48
3 HELLENDE DAKEN
de tegenovergestelde richting ook zo strak mogelijk uit te voeren, is het gebruik van dubbele
welpannen de aangewezen oplossing, guur
3.66. Om dit detail geheel volgens de huidige
normen uit te voeren, is er een koudebrugonderbreking in de binnenspouwmuur nodig, waarvoor men cellulair glas kan kiezen.
2 Dakvlak gelijk met buitenkant gevel
Het meest eenvoudige topgeveldetail is de uitvoering met een kant- of gevelpan, waarbij het
105
06950432_boek.indb 105
16-02-2006 11:38:49
106
06950432_boek.indb 106
16-02-2006 11:38:51
3 HELLENDE DAKEN
107
pannen, maar ook naar een hogere productiesnelheid. Het was een ideale tijd om een nieuw
product op de markt te brengen: de betonpan.
Samengesteld uit cement en zand waren betonpannen sneller en goedkoper te produceren dan
keramische pannen. Hierbij kwam nog het voordeel van de grotere afmetingen. Van de eerste
generatie betonpannen gaan er ongeveer tien in
een m2, tegenover zestien stuks OVH.
Toepasselijk in dit verband is de naam van de
eerste betonnen dakpan, de sneldekpan, die in
het algemeen taalgebruik synoniem stond voor
betonpan. Deze pan, met een afmeting van
332 420 mm, werd aanvankelijk alleen in de
kleur antraciet geleverd. Afgezien van de economische voordelen had deze pan weinig te
bieden. De kleur, vorm en materiaalcombinatie
06950432_boek.indb 107
Bron: Koramic
16-02-2006 11:38:51
108
Bron: Koramic
van de keramische dakpan zaten er te vast ingeslepen. Er bleef grote behoefte bestaan een eenkleurige, sterk golvende dakbedekking. Fabrikanten ondernamen een poging om de uitstraling
van de keramische pan te koppelen aan de voordelen van de betonpan. Er kwamen meer kleuren
en meer vormen, kleinere afmetingen en een
oppervlaktebehandeling die sterk overeenkomt
met die van de keramische pan. Tegenwoordig
06950432_boek.indb 108
16-02-2006 11:38:52
3 HELLENDE DAKEN
3.5.1 Maatvoering
Alle betonpannen hebben een zodanige afmeting, dat hiermee een modulaire maatvoering
mogelijk is. De pannen hebben een werkende
breedte van 200 of 300 mm. De lengte kan per
panmodel sterk variren. Het benodigde aantal
per m2 varieert van 9,7 tot 16,4 stuks. De alom
bekende sneldekpan, die verderop steeds als
voorbeeld wordt genomen, heeft een afmeting
van 332 420 mm, guur 3.76. Bij een standaardoverlap van 75 mm zijn er 9,7 stuks per m2
109
Dakbreedte
Een modulaire maatvoering is voor een kwalitatief hoogstaand werk eigenlijk een vereiste. De
totale dakbreedte met of zonder overstek is
n 300. Omdat voor het type sneldek ook halve
pannen kunnen worden geleverd, is n 150 ook
mogelijk. Voor dakopeningen geldt een breedte
van n 300 of n 150. Afwijken van deze manier
van maatvoeren is niet aan te bevelen, omdat
de maximale panspeling slechts +1 of 1 mm is.
Deze speling kan dan beter worden gebruikt om
eventuele onnauwkeurigheden te corrigeren,
guur 3.77.
Daar waar de hoofdbouw niet modulair is gemaatvoerd, kan men door gebruik te maken van
gevelpannen met of zonder overstek toch een
dak op de juiste maat uitvoeren. Prefab-dakkapellen en -dakvensters vormen geen probleem;
de maatvoering hiervan is perfect afgestemd op
de maat van de pannen, guur 3.78. Een gemetselde schoorsteen is wel een punt van zorg. Het
is nauwelijks uitvoerbaar om die precies op pannenmaat door het dak te prikken.
Daklengte
Doordat betonpannen geen geproleerde kopsluiting hebben, kan elke willekeurige daklengte
met deze pannen worden gedekt zonder pannen
te zagen of slechte details te creren. Als daklengte wordt gerekend de maat van het ondereinde van de dakplaat tot de hartlijn van de nok,
gemeten over de bovenkant van de tengel. De
plaats van de onderste en bovenste pannenrij ligt
vast, guur 3.79. Het overblijvende deel wordt
zodanig verdeeld, dat er een minimale onderlinge overlap ontstaat van 75 mm. Bij gebruik
06950432_boek.indb 109
16-02-2006 11:38:53
110
Maximale
latafstand
Minimale
overlapping
30
2530
17,525
345 mm
335 mm
325 mm
75 mm
85 mm
95 mm
3.5.2 Dakvlakdetail
Het normale toepassingsgebied voor betonpannen zijn dakhellingen tussen 17,5 en 90. Voor
dakhellingen tussen 17,5 en 15 is onder de
pannen een waterkerende folie vereist. Voor dakhellingen auwer dan 15 is een waterdichte
onderconstructie vereist. Dakhellingen kleiner
dan 20 komen in combinatie met dakpannen
maar zelden voor. Het feit dat dakvensters niet
toepasbaar zijn bij dakhellingen kleiner dan 20
en het feit dat er van dergelijke daken weinig is
te zien, pleit voor niet te auwe daken. De ondergrond voor betonpannen is exact gelijk aan
die voor keramische pannen.
Tengels en panlatten
De minimaal vereiste vrije tengelhoogte bij betonpannen is 10 mm. Om ook bij auwere daken
06950432_boek.indb 110
16-02-2006 11:38:54
3 HELLENDE DAKEN
Minimale afmeting
panlat
in mm
in mm
0330
331480
481520
521620
22 32
22 36
24 36 of 22 40
24 38 of 22 40
111
3.5.3 Nokdetail
Het leveringsprogramma van niet-vlakke betonpannen kent voor de afwerking van de nok maar
n type hulpstuk, namelijk de schubvorst. Deze
is ten opzichte van de keramische pan vergelijkbaar met de vorstpan. Ook hier wordt het
principe van de betonpan, waarbij de kopsluiting
uitsluitend bestaat uit een overlap, doorgezet.
De schubvorsten worden aan de lage kant met
speciale vorsthaken op de ruiter vastgeschroefd
en wel zodanig, dat de schubvorst niet op spanning wordt gezet, guur 3.82.
Aan de hoge kant wordt de schubvorst tegen
opwaaien beschermd door de haak. Om over de
totale dakbreedte op hele schubvorsten uit te
komen, kan de overlap groter of kleiner worden
gemaakt en is op de vorsthaak af te lezen, guur
3.83.
Hulpstukken in dakvlak
Evenals bij keramische pannen is er een scala
van hulpstukken verkrijgbaar om doorvoeren,
bijzondere aansluitingen en dakranden zo goed
mogelijk in het dakvlak in te passen. De belangrijkste en meest voorkomende hulpstukken in het
dakvlak zijn de doorvoer-, combinatie-, gierzwaluw- en ventilatiepan.
06950432_boek.indb 111
Bron: Lafarge
Bron: Lafarge
Met schubvorsten alleen is de nok niet waterdicht; hiervoor is ook nog een kunststof ondervorst nodig. De ventilerende nokconstructie die
al bij de keramische pannen is beschreven, is
vanuit de constructie met betonpannen ontwikkeld.
Om een waterdichte en ventilerende nokconstructie te garanderen, kan worden gekozen uit
twee typen ondervorsten:
1 universele ondervorst;
2 geproleerde ondervorst, guur 3.84.
De universele ondervorst vormt zich bij montage
in het contraproel van de pan en is daarmee voor
diverse panmodellen (ook keramische) geschikt.
De geproleerde stijve ondervorst is speciaal
gemaakt voor een bepaald panmodel en volgt
precies het panproel. Hiermee is een gegarandeerde ventilatie mogelijk zonder grote openingen (Bouwbesluit: openingen in uitwendige
scheidingsconstructies maximaal 10 mm). De
ondervorsten worden geleverd in de kleur van de
16-02-2006 11:38:55
112
Bron: Lafarge
06950432_boek.indb 112
Bron: Lafarge
3.5.6 Hulpstukken
Ook voor betonpannen is een groot aantal hulpstukken leverbaar om een dakvlak zo compleet
mogelijk af te werken. In guur 3.86 is een
selectie van deze hulpstukken te zien. Het aantal
panmodellen neemt sterk toe om zo tegemoet
te komen aan de hang naar keramische pannen.
Voor wat betreft vorm en kleur zijn de verschillen
vaak nauwelijks waarneembaar. Door ook nog
gebruik te maken van granulaten als grondstof,
wordt het product steeds aantrekkelijker in het
kader van Duurzaam Bouwen.
16-02-2006 11:38:56
3 HELLENDE DAKEN
afmeting randzones;
stuwdruk in dakzones;
weerstand dakpannen;
verankering per dakzone.
1 Windgebied
Nederland is opgedeeld in drie windgebieden
met elk een eigen stuwdrukwaarde voor de
06950432_boek.indb 113
5
6
7
8
113
Bron: Lafarge
16-02-2006 11:38:56
114
3 Gebouwhoogte href
De referentiehoogte van het gebouw moet worden bepaald. Hiermee duidt men de hoogte van
de nok tot het maaiveld aan. Voor de berekening
volgens NPR 6708 geldt een maximumhoogte
van 20 m.
Hoogte
Gebied I
Gebied II
in m
Onbebouwd
Bebouwd
Onbebouwd
2
<3
<4
<5
<6
<7
<8
<9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
640
700
780
840
900
950
990
1020
1060
1090
1120
1140
1170
1190
1210
1230
1250
1270
1290
640
640
640
640
640
640
640
640
700
760
810
860
900
940
980
1020
1050
1080
1110
540
540
620
680
730
780
810
850
880
910
940
960
990
1010
1030
1050
1070
1090
1100
Gebied III
Bebouwd
540
540
540
540
540
540
540
540
590
640
680
720
760
790
820
850
880
900
930
Onbebouwd
460
460
490
550
590
630
670
700
730
760
780
800
820
840
860
880
900
910
930
Bebouwd
460
460
460
460
460
460
460
460
500
540
580
610
640
670
700
720
750
770
790
06950432_boek.indb 114
16-02-2006 11:38:58
3 HELLENDE DAKEN
4 Stuwdruk pw
In guur 3.88 kan vervolgens de stuwdrukwaarde pw van de wind worden afgelezen die
voor het gebouw van toepassing is.
5 Afmeting randzones
De afmetingen van de randzones c, r, s, t en u,
guur 3.89 en 3.90, moeten worden bepaald.
Aan de hand van de voorwaarden in guur 3.91
wordt bekeken welke regel voldoet. De breedte
115
06950432_boek.indb 115
16-02-2006 11:38:58
116
Regel Voorwaarden
Dakzonebreedte a
Dakhelling in
d1 d2 en d1 3h
0,1d1
II
d2 < d1 en d2 3h
0,2d2
III
d1 d2 en d1 > 3h
en d2 > 3h
0,04d1
of 0,45h
IV
d2 < d1 en d1 > 3h
en d2 > 3h
0,04d2
of 0,45h
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
90
Dakhelling Dakzone
in
1030
3055
5590
1,20
0,90
0,90
0,96
0,90
0,72
0,48
0,60
0,48
0,40
0,48
0,40
0,48
0,48
0,40
cx
1,06
1,06
1,05
1,04
1,02
0,99
0,95
0,91
0,86
0,80
0,74
0,67
0,60
0,52
Dakzone
Pd
Rd
Verankering
Breedte a in m
06950432_boek.indb 116
16-02-2006 11:38:59
3 HELLENDE DAKEN
117
Bron: Koramic
Bron: Koramic
Bron: Koramic
RBB-euro-panhaak
Rekenwaarde
RBB sneldek
RBB neroma
RBB utrechter
RBB tuile du nord
RBB stonewold
RBB astratto
240 N
240 N
240 N
200 N
130 N
130 N
Voorbeeld
Gebied I, dakhelling 45
Eisen:
bij h = 13,75 m: hele dakvlak
dambordsgewijs;
bij h = 14,25 m: rand volledig, overig
dambordsgewijs.
Gebied II, dakhelling 40
Eisen:
bij h = 5,90 m: alleen rand dambordsgewijs;
bij h = 6,10 m: hele dak dambordsgewijs.
06950432_boek.indb 117
16-02-2006 11:39:01
118
Dakhel-
ling in
Gebied I
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Gebied II
c*
7
7
7
7
14
12
10
8
6
4
3
7
7
7
7
14
12
13
9
6
14
12
13
9
6
4 6 4
4 6 4
4 6 4
4 6 4
4 4
3 3
3 3
3 3
2 2
2 3 3
3 3
2 2
Gebied III
s*
c*
2
2
2
2
14
12
13
9
6
13
13
13
13
14
11
8
6
13
13
13
13
11
3
11
12 7
12 7
12 7
12 7
7 7
6 6
6 6
5 5
5 5
6 6
5 5
4 4
3 3
s*
c*
s*
4
4
4
4
11
14
10
12
12
12
12
6
6
6
5
4
7
6
5
4
15
15
15
15
12
11
10
9
8
11
9
7
6
4
12
12
12
12
12
11
10
9
8
11
9
7
6
4
7
7
7
7
Verklaring:
11 Tot 11 m niet verankeren, vanaf 11 m dambordsgewijs.
12 Tot 12 m dambordsgewijs, boven 12 m volledig verankeren.
Altijd dambordsgewijs verankeren.
Figuur 3.101 Verankering bij zadeldaken
06950432_boek.indb 118
16-02-2006 11:39:01
3 HELLENDE DAKEN
Dakhel-
ling in
Gebied I
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Gebied II
119
Gebied III
s*
s*
s*
4
4
4
7
7
6
6
5
5
10
8
6
4
3
7
7
7
7
14
12
10
8
6
4
3
11
6
7
7
6
4
3
3
3
2
2
4
4
4
4
4
3
3
3
2
2
2
2
2
2
14
12
13
9
6
7
8
8
13
13
12
11
10
8
14
11
8
6
13
13
13
13
14
11
8
6
4
3
3
3
3
12
12
12
12
7
6
6
5
5
4
3
3
7
7
7
7
7
6
6
5
5
4
3
3
4
4
4
4
11
13
13
13
14
10
14
10
3
3
3
3
6
6
6
5
4
4
3
15
15
15
15
12
11
10
9
8
7
6
5
4
12
12
12
12
12
11
10
9
8
7
6
5
4
7
7
7
7
Verklaring:
11 Tot 11 m niet verankeren, vanaf 11 m dambordsgewijs.
12 Tot 12 m dambordsgewijs, boven 12 m volledig verankeren.
Altijd dambordsgewijs verankeren.
Figuur 3.102 Verankering bij lessenaarsdaken
06950432_boek.indb 119
16-02-2006 11:39:02
120
Schoorsteenkanalen
Er is een tijd geweest dat het aantal en de afmetingen van de schoorsteenkanalen op het
dak van een woning de status van de bewoner
weerspiegelden. Op elk schoorsteenkanaal werd
namelijk een bepaalde belasting geheven. Dit
kwam weer voort uit het feit dat een stookplaats
in principe ook een mogelijke brandhaard was.
Tot ongeveer 1960 was het normaal dat een
woning van een gemetselde schoorsteen werd
voorzien. Vanaf het moment dat de verwarming
van de woningen niet meer met steenkool als
brandstof maar met aardgas plaatsvond, is ook
de uitvoering van de rookgasafvoerkanalen sterk
veranderd.
Het schoorsteenkanaal moest de hoge temperaturen van de rookgassen kunnen weerstaan.
De afzetting van roet en teer veroorzaakte nogal
eens een schoorsteenbrand. Omdat de schoorsteenkanalen door de houten constructies van
vloeren en daken heen moesten worden gevoerd, was een degelijke constructie vereist. Een
goed uitgevoerd stenen schoorsteenkanaal moet
eigenlijk schoon kunnen branden zonder dat de
omliggende constructie vlam vat.
Met de komst van de gasgestookte verwarming
is ook het dubbelwandige rookgasafvoerkanaal
gentroduceerd. De uitvoering hiervan gaf een
grote besparing op arbeid en materiaal. Architectonisch was dit in veel gevallen niet zo fraai.
Het beter kierdicht bouwen in combinatie met
meer aandacht voor de luchtkwaliteit in de woning zorgde ook voor de daarvoor noodzakelijke
ventilatie-uitmondingen op het dak. Er verscheen
06950432_boek.indb 120
16-02-2006 11:39:02
3 HELLENDE DAKEN
Gemetselde schoorsteen
121
06950432_boek.indb 121
16-02-2006 11:39:03
122
voudiger, maar kost meer materiaal. Als de overgang net onder het dak wordt gemaakt, komt
over het onderste deel een betonplaatje, waarop
dan in de spouw verder wordt gewerkt. Ook kan
vanaf deze plaats een prefab-schoorsteen worden toegepast die op het bouwterrein op een
betonplaat is gemetseld, guur 3.107.
De schoorsteen gaat niet in alle gevallen loodrecht boven de stookplaats door het dak. Wanneer de gewenste plaats van de dakdoorvoer en
de stookplaats niet loodrecht boven elkaar liggen, moet het kanaal worden versleept. Verslepen betekent in dit geval het onder een helling
metselen van een kanaal. Om de natuurlijke trek
niet al te zeer te belemmeren, mag de hellingshoek niet kleiner zijn dan 60.
06950432_boek.indb 122
16-02-2006 11:39:04
3 HELLENDE DAKEN
123
06950432_boek.indb 123
16-02-2006 11:39:04
124
06950432_boek.indb 124
verschillende leidingstelsels
16-02-2006 11:39:05
3 HELLENDE DAKEN
1 Rookgasafvoeren
Voor een waterdichte aansluiting tussen de rookgasafvoer en de dakpannen zijn per diameter
en per pansoort speciale doorvoerpannen van
aluminium of kunststof in de handel, die gewoon
met de overige pannen worden meegedekt. Behalve voor de standaard dakhellingen van 45 en
30 zijn er voor andere dakhellingen verstelbare
hulpstukken in de handel. Hierdoor is het altijd
mogelijk om de afvoer verticaal te plaatsen.
Rookgasafvoeren zijn altijd dubbelwandig. Dit is
noodzakelijk voor een brandwerende aansluiting
en vermindert of reguleert tevens de kans op
condensvorming in de afvoer.
De exacte plaats van de sparing in het dak wordt
bepaald na het uitleggen van de pannen. De
naad tussen de afvoerpijp en de dakplaat kan
worden volgeschuimd of beter, dichtgestopt met
minerale wol. Als de pijp onder het dak weinig
speling heeft, kan in een uitzonderlijk geval een
loden pan worden gemaakt. Uit het oogpunt van
milieu moet het gebruik van lood echter zoveel
mogelijk worden vermeden.
Er moet duidelijk onderscheid worden gemaakt
tussen afvoeren van conventionele en VR-ketels
en afvoeren van HR-ketels.
Conventionele afvoer
Afvoeren van conventionele en VR-ketels werken
volgens het systeem van natuurlijke trek, dat wil
zeggen, de afvoer van rookgassen vindt plaats
door drukverschillen in de afvoer en door het feit
dat warme lucht opstijgt. Dit principe stelt eisen
aan de plaats en hoogte van de afvoer. In NEN
2757 zijn deze eisen omschreven. De factoren
die bij de plaats en hoogte van de afvoer onder
andere een rol spelen, zijn:
dakhelling;
belemmeringen.
Kort samengevat komt het hierop neer dat de
uitmonding van een rookgasafvoer minimaal
500 mm boven het dakvlak moet uitsteken en
minimaal 500 mm hoger moet liggen dan de
denkbeeldige lijn die wordt getrokken onder een
hoek van 45 vanuit elk willekeurig punt in de
omgeving. Verder dient bij het kiezen van de uitmondingsplaats aandacht te worden besteed aan
06950432_boek.indb 125
125
Doorvoer HR-ketel
De doorvoer voor een HR-ketel is voor wat betreft het functioneren van de afvoer niet plaatsgebonden. Wel is men gebonden aan NEN 2757
voor wat betreft de nabijheid van gevelopeningen en belendende bebouwing. Een
HR-ketel werkt volgens een gesloten systeem, dat
wil zeggen, de verbrandingsruimte van de ketel
staat niet in directe verbinding met de ruimte
waarin de ketel is geplaatst. Dit houdt dan ook in
dat de noodzakelijke verbrandingslucht niet aan
de ruimte wordt onttrokken, maar rechtstreeks
van buiten komt.
In de ketel wordt door een ventilator een verhoogde druk opgebouwd die verbrandingslucht
aanzuigt en verbrandingsgassen naar buiten
perst. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van een
dubbelwandige afvoer. Door de binnenbuis worden de rookgassen afgevoerd en tussen de binnen- en buitenbuis wordt de verbrandingslucht
aangezogen. Hierdoor wordt de verbrandingslucht dan tevens voorverwarmd met de restwarmte uit de rookgassen. Dit is n facet van
het HR-systeem. Doordat de rookgassen onder
druk naar buiten worden afgevoerd, is er geen
behoefte aan natuurlijke trek en kan de afvoer
op elke willekeurige plaats en onder elke hoek
door de gevel of het dak gaan, guur 3.112. Het
is ook mogelijk een horizontale dakdoorvoer te
maken.
2 Ventilatiedakdoorvoeren
De dakdoorvoer voor een ventilatiekanaal is in
principe gelijk aan de doorvoer van een rookgasafvoer. Voor de brandwerendheid is een dubbelwandige uitvoering niet nodig. Om terugstromen van gecondenseerd ventilatievocht te
voorkomen, is een dubbelwandige uitvoering
wel gewenst. Alleen bovendaks is het kanaal
gedeeltelijk dubbelwandig en wel zo geconstrueerd, dat het condensvocht tussen de twee wanden door naar buiten wordt afgevoerd, guur
3.113.
16-02-2006 11:39:05
126
06950432_boek.indb 126
16-02-2006 11:39:07
3 HELLENDE DAKEN
127
06950432_boek.indb 127
16-02-2006 11:39:08
128
06950432_boek.indb 128
Dichte zijwanden
De zijwanden van de dakkapel moeten als een
deel van de uitwendige scheidingsconstructie een
thermische isolatiewaarde hebben van
Rc > 2,5 m2 K/W. Het is in verband met de
benodigde isolatiewaarde niet mogelijk om de
zijwanden op te bouwen vanuit de dikte van de
kozijnstijlen. Een kozijnstijl van 67 mm dik maakt
het bijna onmogelijk om een wand met een voldoende thermische isolatie te halen. Bij naar binnen draaiende ramen slaagt men daar al helemaal
niet in. Door de wanddikte naast het kozijn te
plaatsen, krijgt men weliswaar veel materiaal in
het zicht, maar vergroot men ook de mogelijkheden om binnen een (rol)gordijn kwijt te kunnen.
De opbouw van de zijwand kan er als volgt
uitzien:
binnenbeplating van gipsvezelplaat, dik
12,5 mm;
dampremmende laag;
verticale ribben (40 96 mm) waartussen
100 mm minerale wol;
verticale latten (19 71 mm);
buitenbeplating van volkern kunststof.
Door de latten over de verticale ribben te bevestigen, wordt het isolatiemateriaal vastgeklemd en
ontstaat er tussen isolatie en buitenbeplating een
luchtspouw die kan worden geventileerd. Vooral
met het oog op de moeilijke bereikbaarheid is de
keuze voor een vrij kostbaar, maar onderhoudsarm materiaal voor de buitenafwerking alleszins
gerechtvaardigd.
Plat dak
De constructie van een plat dak boven een dakkapel is niet anders dan de constructie van een
normaal plat dak. De voorkeur gaat uit naar een
warmdak. Er kan gewerkt worden met en zonder
overstek. De opbouw van het dak kan er als volgt
uitzien:
plafond van gipsvezelplaat;
dampremmende laag;
ribben (40 71 mm);
sandwichplaat;
bitumineuze of kunststof dakbedekking.
Detaillering dakkapel
De totale constructie wordt bekeken aan de
hand van de volgende details, guur 3.119:
16-02-2006 11:39:09
3 HELLENDE DAKEN
1
2
3
4
5
6
129
06950432_boek.indb 129
Een belangrijk punt bij dit detail is de waterdichte aansluiting tussen de kozijndorpel en de
dakbedekking. Hiervoor moet de onderkant van
de kozijndorpel boven de dakbedekking uitkomen. In de groef van de dorpel kan dan een
strook lood of gewapende folie worden aangebracht die over het proel van de dakbedekking
heen wordt gevormd.
Als de stijlen van het kozijn doorlopen tot op de
vloer, moeten deze worden verjongd om de
waterdichte aansluiting te kunnen maken. Hetzelfde effect wordt verkregen met een regelwerk,
guur 3.21-2. De ruimte tussen de dakplaat en
het regelwerk kan worden opgevuld met minerale wol of een plaat kunststof schuim. Het knieschot kan worden afgewerkt met bijvoorbeeld
een gipsvezelplaat. Voor het bevestigen van een
eventuele radiator moet men de nodige tussenribben opnemen, guur 3.121-3.
2 Kozijn - plat dak
Het platte dak kan worden uitgevoerd met of
zonder overstek. Een dak zonder overstek levert
een vrij breed boeiboord op als gevolge van de
gezamenlijke maat van dakribben, isolerende
dakplaat en dakopstand, guur 3.121-1. De dragende ribben van het platte dak kunnen direct
16-02-2006 11:39:09
130
06950432_boek.indb 130
16-02-2006 11:39:10
3 HELLENDE DAKEN
op het kozijn worden gelegd. Is het dak wat groter of zijn de lichtopeningen groot, dan kan men
eerst een rib over het kozijn leggen. De dakrandafwerking is in principe gelijk aan die van een
gewoon plat dak, waarbij de dakrandopstand
wel wat kleiner mag zijn, omdat de hoeveelheid te verwerken water over het algemeen ook
maar klein is en het boeiboord anders erg breed
wordt. Voor een klein dak is ook geen afschot
nodig, waardoor het plafond direct onder de ribben kan worden aangebracht.
Om de breedte van het boeiboord te beperken,
kan men:
isolatie tussen ribben aanbrengen;
dak met overstek toepassen.
Het aanbrengen van bijvoorbeeld minerale wol
tussen de ribben (kouddak) moet om bouwfysische redenen worden ontraden.
Bij een plat dak met overstek bestaat de mogelijkheid de isolatie aan de dakrand te verjongen,
waardoor er een goede waterafvoer is gegarandeerd zonder dat er een werkelijke dakrandopstand is, guur 3.122-1.
131
06950432_boek.indb 131
16-02-2006 11:39:10
132
kunnen met hoekankers aan elkaar worden bevestigd. De spouwlatprolering kan eventueel
gehandhaafd blijven om het productieproces
bij de kozijnen niet te verstoren, guur 3.123-4.
Om de noodzakelijke ventilatie tussen de isolatie
en de buitenbekleding te garanderen, creert
men een spouw door het opbrengen van latten,
waarmee ook het isolatiemateriaal op zijn plaats
wordt gehouden.
Een eerste vereiste is dat de maat van de dakkapel zodanig is, dat er geen dakpannen moeten
worden gezaagd, maar dat er ook geen te grote
ruimte tussen de dakpannen en de zijwand ontstaat. Het regenwater dat tegen de zijwand aan
slaat, werd vroeger veelal met een loodslabbe
over de wel van de pan afgevoerd. Dit geeft
geen strakke aansluiting en maakt bovendien
een goede ventilatie van de zijwand onmogelijk.
06950432_boek.indb 132
16-02-2006 11:39:11
3 HELLENDE DAKEN
Dakramen zijn constructies van kunststof waarbij de randen zijn gevormd in het proel van de
meest gangbare panmodellen of die met speciale
indekstroken op de pannen aansluiten. Ook het
uitzetraam is in kunststof uitgevoerd. Vroeger
waren deze dakramen van gietijzer gemaakt. De
afmetingen van de dakramen zijn gebaseerd op
een veelvoud van de meest gangbare panmodellen
(4-, 6- of 9-pans). Voorzien van dubbele beglazing,
waterkerende aansluitstroken en verholen goten
worden ze compleet afgeleverd op de bouwplaats,
guur 3.124. Dakramen vinden veelal toepassing
in andere ruimten dan verblijfsruimten.
06950432_boek.indb 133
133
waterkerende aansluitstroken
16-02-2006 11:39:12
134
3.7.5 Zonnepanelen
Hoewel voor het aanbrengen van een zonnepaneel het dak niet werkelijk wordt doorbroken,
vallen zonnepanelen constructief wel onder de
verzamelnaam dakdoorbrekingen. Onder de
zonnecollector loopt de dakplaat gewoon door.
De dakbedekking is echter op een gelijke manier
onderbroken als bij een dakvenster, waardoor de
aansluiting tussen de zonnecollector en de dakbedekking sterk overeenkomt met de randaansluiting van een dakvenster.
Voor bestaande bebouwing zijn er ook zonnepanelen die met pootjes op de dakbedekking
rusten. Voor nieuwbouw is dit niet aan te
raden in verband met de mogelijke beschadiging
van de dakbedekking. Bovendien geeft dit veelal
geen fraai beeld op het dakvlak.
worden gebruikt, zijn bijvoorbeeld koper, titaanzink, roestvast staal, lood, aluminium, thermisch
verzinkt staal en gecoat en/of geanodiseerd
staal.
Ruwweg bestaat de groep metalen dakbedekking uit:
1 vlakke platen;
2 geproleerde platen;
3 leien (losanges).
Alle groepen hebben hun eigen bouwwijze en
uitstraling.
Binnen de groep van vlakke platen komen vooral
het fels- en roevendak voor, guur 3.126. Beide
leiden tot een rustig en regelmatig lijnenpatroon
van de dakvoet naar de nok.
Geproleerde platen komen voor in allerlei soorten en maten, guur 3.127, waaronder golf-
06950432_boek.indb 134
16-02-2006 11:39:13
3 HELLENDE DAKEN
3.8.1 Maatvoering
Er is een groot aantal factoren dat de handelsmaten van metalen dakbedekking bepaalt. Het begint allereerst met de productie van grote rollen
(coils) van het metaal. Tijdens dit walsproces,
dat voor elk materiaal weer anders is, wordt de
uiteindelijke breedte en dikte van de plaat bepaald. De fabrikant van de dakbedekking koopt
deze coils in, waaruit het uiteindelijke product
wordt gemaakt. Naast het walsproces heeft ook
het machinepark van de fabrikant grote invloed
op de mogelijkheden met betrekking tot de afmetingen. Ook de vervoers(on)mogelijkheden
moeten nog worden genoemd. Een geproleerde stalen dakplaat kan in principe oneindig
lang, vanaf een rol, worden gemaakt, echter de
plaat moet nog wel op de bouwplaats kunnen
worden gebracht. Hierdoor is de plaatlengte
zelden meer dan 20-25 m. Als laatste worden de
maximale afmetingen van een dakplaat natuurlijk ook bepaald door de mechanische en fysische
eigenschappen.
135
Fels- en roevendak
Dakplaten voor een fels- of roevendak worden
meestal gemaakt uit platen (bladen) titaanzink
of koper van 2 1 m, 2,25 1 m of 3 1 m.
Bij hoge uitzondering kunnen er platen worden
geleverd tot 6 m lang. Naast deze platen worden
er ook banen met voorgevormde felsranden geleverd tot circa 10 m lang. Voor elk speciek project kunnen eenvoudig in de fabriek, of op het
werk, afwijkende elementen worden gemaakt.
Het verschil tussen een fels- en roevendak komt
06950432_boek.indb 135
16-02-2006 11:39:14
136
Dakgedeelte
Werkende baanbreedte in mm
500
600
700
800
900
rand/knik
middenvlak
rand/knik
middenvlak
rand/knik
middemvlak
250
330
330
400
330
500
160
210
210
250
210
320
120
190
190
220
190
220
Dakgedeelte
900
rand/knik
middenvlak
rand/knik
middenvlak
rand/knik
middemvlak
250
330
250
400
330
400
160
210
160
250
210
250
130
180
130
220
180
220
900
210
280
280
330
280
420
180
240
240
280
240
360
210
280
210
330
280
330
180
240
180
280
240
280
Materiaaldikte en baanbreedte
Gebouwhoogte in m
20100
820
08
0,80
0,70
0,70
0,80
0,70
0,70
0,95
0,80
0,70
0,95
0,80
0,70
0,95
0,80
0,80
06950432_boek.indb 136
16-02-2006 11:39:14
3 HELLENDE DAKEN
Geproleerde platen
Onder de groep van geproleerde platen vallen:
golfplaten (aluminium en staal);
trapeziumplaten (aluminium en staal);
dakpanplaten (aluminium en staal).
Er bestaan ook varianten met een onzichtbare
bevestiging:
felsdakplaten (aluminium);
klemplaten (koper en staal);
schakeldakbanen (zink).
De meeste fabrikanten van proelplaten kunnen een groot aantal verschillende proleringen
leveren. In het algemeen worden proelplaten
06950432_boek.indb 137
137
16-02-2006 11:39:14
138
Daken en gevels
PC 888/30 SD1
Dakhelling 8
PC 1050/34 SD1
Dakhelling 6
PC 930/40 SD1
Dakhelling 6
PC 1110/30 SD1
Dakhelling 8
Maximale overspanning in m
Proel
type PC
Dikte
Gewicht
in mm in kg/m2
0,70
1110/30 SD1 0,75
888/30 SD1 0,88
1,00
6,4
6,9
8,1
9,2
1,77
1,83
1,98
2,11
2,00
2,08
2,25
2,41
2,02
2,10
2,28
2,43
0,70
1050/34 SD1 0,75
0,88
1,00
6,8
7,3
8,6
9,7
2,03
2,10
2,28
2,42
2,31
2,40
2,60
2,78
2,34
2,42
2,63
2,81
0,70
0,75
0,88
1,00
7,6
8,2
9,6
10,9
2,48
2,54
2,67
2,78
2,85
2,95
3,21
3,42
2,88
2,99
3,24
3,38
930/40 SD1
KOUDDAKPLATEN
Standaardbelasting (in het gebruikstadium)
a Permanente belasting:
eigen gewicht dakplaat:
0,10 kN/m2
b Veranderlijke belasting:
b1 gelijkmatig verdeeld:
1,00 kN/m2
b2 lijnlast in het midden
van de overspanning: 2,00 kN/m2
c Windbelasting:
windzuiging en overdruk
Belastingcombinaties:
1 sterkte
2 doorbuiging
a + b1
a + b1
a + b2
b2
a+c
PC 1110/30 SD1
PC 1050/34 SD1
PC 930/40 SD1
Uitsluitend leverbaar in 10 A 05
PC 888/30 SD1
Leverbaar in alle voorraadkleuren
06950432_boek.indb 138
16-02-2006 11:39:16
3 HELLENDE DAKEN
139
Leien
Hierdoor kan het product in grote lengten worden geleverd. De werkende breedte varieert
tussen de 300 en 500 mm. Het (gedeeltelijk)
rond walsen en zelfs conisch walsen hoort tot de
mogelijkheden.
Ruitvormige leien die worden gebruikt voor daken gevelbekleding worden losanges (Frans voor
ruit) genoemd. Met losanges kan bijna iedere
dakvorm worden gedekt, zolang de hellingshoek
maar groter dan 25 is. Ook gevels (hellingshoek
90) kunnen met losagnes worden gedekt. Afhankelijk van de dakvorm en het gewenste beeld
zijn verschillende losangevormen en afmetingen
voor te stellen. Losanges worden gemaakt volgens guur 3.136. De randen worden omgezet,
waarna er drie klangen worden aangebracht.
De bovenste klang wordt dichtgesoldeerd om
waterdoorslag te voorkomen. De overige twee
klangen worden uitgevoerd als schuifklang. De
dakbedekking wordt van onder naar boven aangebracht, startend met halve losanges. Ze worden met roestvaststalen of verzinkt stalen nagels
op het dakbeschot vastgezet.
Bron: KAL-ZIP
06950432_boek.indb 139
16-02-2006 11:39:17
140
3.8.2 Dakvlakdetail
Nederland heeft geen grote geschiedenis in het
toepassen van metalen dakbedekkingen. Het
materiaal is echter aan een opmars bezig. Vooral
voor gekromde dak- en gevelvlakken voor de
woning- en utiliteitsbouw wordt tegenwoordig
regelmatig gebruikgemaakt van zinken of koperen fels- en roevenconstructies. Ook in het kader
van het Industrieel Flexibel en Demontabel Bouwen
(IFD Bouwen) winnen stalen of aluminium sandwichpanelen aan populariteit.
06950432_boek.indb 140
16-02-2006 11:39:17
3 HELLENDE DAKEN
Een koperen dakbedekking wordt vaak doorgezet in de gevel. Allerlei (ronde) vormen zijn
mogelijk, guur 3.137.
In principe kan een koperen felsdak op allerlei
onderconstructies worden aangebracht, guur
3.138; in de meeste gevallen is dit echter een
houten constructie. Over het dakbeschot van
triplex wordt een kunststof of bitumineuze folie
aangebracht om het edele koper te beschermen
tegen elektrochemische corrosie met minder
edele metalen, bijvoorbeeld de bevestigingsmiddelen waarmee het dakbeschot is vastgezet.
De koperen felsbanen worden op het dakbeschot
bevestigd met behulp van klangen. Er zijn twee
systemen voor felsdaken, guur 3.139:
1 met geproleerde opkantingen;
2 met alleen n opkanting.
Beide systemen hebben hun eigen klangen om
de dakbanen aan het dakbeschot te bevestigen,
guur 3.140 en 3.141. Enerzijds zijn er vaste
141
Het roevendak is al zeer oud en kan worden gebruikt voor hellende daken met een hellingshoek
vanaf 3. Net als de felsconstructie is ook de
roevenconstructie te gebruiken voor het bekleden van gevels. In principe wordt het roevendak
aangebracht op een houten ondergrond. Om
oppervlaktecondensatie aan de onderzijde van
het titaanzink te voorkomen, kan de ondergrond
het beste worden gemaakt van ongeschaafde
houten delen zonder messing en groef en met
enige ruimte ertussen. Op deze manier wordt
het titaanzink goed belucht aan de onderzijde en
kan eventuele water(damp) worden afgevoerd.
Wanneer het titaanzink op een ondergrond van
dakplaten (multiplex, underlayment) wordt aangebracht, moet er op het hout een laag glasvlies
worden toegepast, om te voorkomen dat door
een te geringe ventilatie condensatie optreedt
tussen het hout en het zink. Ook is het mogelijk
op de dakplaten een noppenfolie aan te brengen, zodat het titaanzink aan de onderzijde goed
wordt belucht.
06950432_boek.indb 141
16-02-2006 11:39:18
142
Stalen sandwichpanelen
Gesoleerde stalen sandwichpanelen kunnen over
het algemeen worden toegepast op daken met
een dakhelling van ten minste 1,5, guur 3.145.
Sommige uitvoeringen zijn geschikt voor licht
gekromde daken. De werkende breedte van de
meeste producten is 1000 mm bij verschillende
proleringen en paneeldiktes (30-100 mm).
De panelen worden onder industrile omstandigheden gemaakt uit een gecoate stalen (of
aluminium) binnen- en buitenplaat die worden
verbonden door een laag PUR/PIR-schuim. Dit
resulteert in een vrij stijf sandwichpaneel met
kleine maatafwijkingen en een zeer hoge isolatiewaarde. Net als geproleerde staalplaten zijn
sandwichplaten ook verkrijgbaar in diverse proleringen, zodat er voor elk gewenst beeld een
variant bestaat.
Proelplaten
Naast het toepassen van geprefabriceerde sandwichpanelen kan een stalen of aluminium dak
natuurlijk ook ter plaatse worden opgebouwd.
Op de onderconstructie van staal of hout wordt
06950432_boek.indb 142
16-02-2006 11:39:19
3 HELLENDE DAKEN
143
06950432_boek.indb 143
16-02-2006 11:39:20
144
3.8.3 Nokdetail
Fels- en roevendak
Er zijn vele mogelijkheden om de nok van een
fels- of roevendak te construeren, afhankelijk
van de hellingshoeken van de dakvlakken en het
gewenste architectonisch beeld. Het belangrijkste onderdeel waarmee rekening moet worden
gehouden is de ventilatie. Naast een goede
overlappende constructie om het (opwaaiende)
regenwater buiten te houden wordt het zinken
(of koperen) dak geventileerd via de nok. In
06950432_boek.indb 144
16-02-2006 11:39:21
3 HELLENDE DAKEN
145
guur 3.148 is met behulp van klossen een nokdetail geconstrueerd. Op deze klossen worden
ongeschaafde delen bevestigd waar overheen
weer het metaal wordt aangebracht. Een vogelschrootproel maakt het geheel compleet. In
guur 3.149 is te zien hoe er gevouwen strippen
metaal (klangen) worden gebruikt om het
metaal aan de nok te bevestigen. Om het dak
waterdicht te kunnen maken bij de aansluiting
van de roeat met de nok, wordt deze bevestiging gesoldeerd. De dakbanen worden iets verknipt en gevouwen, waarna een speciale roefkap,
met aangesoldeerde plaat, wordt geplaatst om
het geheel waterdicht te maken.
Stalen sandwichpanelen
Aan weerszijden van de nok van een stalen spant
worden gordingen aangebracht. De stalen sandwichpanelen steken iets over die gordingen heen
en worden met behulp van stalen hulpstukken
waterdicht aan elkaar verbonden, guur 3.150.
Om koudebruggen zoveel mogelijk te voorkomen, wordt de naad in de nok met behulp van
PUR-schuim gedicht. Voordat het noksluitstuk
wordt geplaatst, is het belangrijk dat alle dalen
goed worden gevuld met een schuimband, zodat opgestuwd hemelwater niet de constructie
kan indringen. Ten slotte kan de nok ook aan de
binnenzijde worden afgewerkt met een gezette
staalplaat.
06950432_boek.indb 145
16-02-2006 11:39:22
146
Proelplaten
Proelplaten
De vele mogelijkheden om geproleerde dakbanen met een kromming te walsen en het toepassen van grote lengtes geeft de architect een
grote ontwerpvrijheid. Dit maakt dat het systeem
niet snel wordt gebruikt voor een traditioneel
hellend dak met bijbehorende nokconstructie.
3.8.4 Dakvoetdetail
De dakvoet van een dak geconstrueerd met proelplaten is principieel gelijk aan de dakvoet van
een dak met sandwichpanelen. De waterdichting
wordt verzorgd door een verder naar buiten
doorstekende buitenplaat. In guur 3.152 is
de dakopbouw uit trapeziumplaat/isolatie/
trapeziumplaat te zien, waarbij de buitenste
plaat verder naar buiten steekt en zo afwatert in
een eenvoudige goot. Sandwichplaten worden
op dezelfde manier geprefabriceerd.
Fels- en roevendak
Net als aan de nok moet er bij fels- en roevendaken extra aandacht worden besteed aan de
dakvoet. Ook hier moet er een beindiging worden gegeven aan de staande fels of de roef. In
guur 3.151 is een voorbeeld gegeven van het
dichtvouwen van een staande fels met dubbele
dichting. Als waterdichting wordt er ter plaatse
van de beindiging een onderplaat gemonteerd,
zodat water dat door de felsafsluiting heen komt
uit de constructie wordt geweerd. Voor roevendaken worden weer speciale sluitstukken gesoldeerd om in de waterdichting te voorzien.
06950432_boek.indb 146
16-02-2006 11:39:23
3 HELLENDE DAKEN
147
Natuursteenleien worden gezaagd uit grote blokken leisteen dat in open groeves en mijnen in
Frankrijk, Engeland, Spanje, Duitsland en Noorwegen wordt gewonnen. Ook worden sinds kort
leien ingevoerd uit Zuid-Afrika, China en Canada.
Leisteen is miljoenen jaren geleden ontstaan uit
rivierafzettingen. Door aardverschuivingen en
-plooiingen ontstonden een zeer hoge druk en
zeer hoge temperaturen. Onder deze omstandigheden is het minerale leisteen met zijn specieke
kenmerken van splijtbaarheid ontstaan. Door
de aanwezigheid van metalen, carbonaten en
glimmers in verschillende combinaties zijn er
zeer grote verschillen in kwaliteit en uiterlijk van
de leien van verschillende groeves. Zo kan de
structuur, de zuurbestendigheid en de kleur ink
verschillen. Leien zijn niet alleen verkrijgbaar in
grijszwarte vorm; ook groene en rood/paarse
varianten zijn voorhanden.
Naast natuursteenleien worden ook vezelcement- en bitumenleien toegepast.
Vezelcementleien zijn gemaakt uit een mengsel
van minerale vezels, cement en water. Dit mengsel wordt volgens een industrieel proces verwerkt
tot vlakke platen. Hierna worden de leien uit de
plaat gesneden en onder hoge druk geperst. De
leien worden aan de buitenzijde voorzien van
een gekleurde harslaag; de onderzijde wordt
kleurloos gempregneerd. De leien kunnen met
06950432_boek.indb 147
Natuursteenleien
Met behulp van explosieven en grote zagen
worden grote stukken leisteen losgemaakt uit de
groeven. Deze stukken worden naar het oppervlak getransporteerd, waarna ze in plakken van
10-25 mm worden gezaagd. Met behulp van
kleiner gereedschap worden deze plakken nog
16-02-2006 11:39:23
148
Vezelcementleien
Vezelcementleien worden volledig machinaal
gemaakt volgens een industrieel proces. In theo-
Bitumenleien
Bitumenleien zijn rechthoekige stroken bitumen,
voorzien van een wapening. De leien worden
geleverd met een lengte van 1000 mm bij een
breedte van 336 mm. De strook is voorzien
van kleefpunten en inkepingen, guur 3.156.
Bitumenleien wordt met nieten of nagels (in de
bovenste rand) direct op het dakbeschot vastgemaakt. De kleefpunten zorgen voor een verbinding tussen de leien onderling.
06950432_boek.indb 148
16-02-2006 11:39:24
3 HELLENDE DAKEN
149
Natuursteenleien
De meest toegepaste leidekking in Nederland is
de maasdekking, guur 3.157-1. Deze dekking
werd vroeger alleen toegepast in het stroomgebied van de Maas, de rivier waarover de leien
uit Duitsland werden aangevoerd. Er is hier
sprake van een dubbele dekking, wat tot voordeel heeft dat het dak nog steeds dicht is wanneer een van de leien ontbreekt. De rijndekking,
met schubvormige leien, guur 3.157-2, is een
van oorsprong Duitse dekking en werd historisch
gezien vooral toegepast in het stroomgebied van
de Rijn.
Rechthoekige leien in een maasdekking kunnen
worden vastgelegd met ten minste twee roestvaststalen leinagels. De bevestiging met leihaken
is echter de meest toegepaste methode. De
Vezelcementleien
Vezelcementleien worden geventileerd aangebracht op een systeem van tengels en latten,
zodat er een minimale vrije ruimte van 20 mm
ontstaat tussen de dakconstructie en de leien. Bij
auwe dakhelling wordt er meestal een waterdichte folie over de dakconstructie aangebracht.
Ook bij vezelcementleien is de maasdekking de
meest gebruikte dekkingsmethode. Echter bij
steile daken kunnen ook de uit het buitenland
overgenomen leuvense dekking of zwitserse
dekking worden gebruikt, beide vanaf dakhellingen van 75.
Bitumenleien
06950432_boek.indb 149
16-02-2006 11:39:25
150
structie
06950432_boek.indb 150
Vezelcementleien
De nok van een dak met vezelcementleien wordt
meestal afgewerkt met een halfrond nokstuk.
Nokafwerkingen met lood of zink zijn ook mogelijk. Wanneer er zeer grote leien worden gebruikt,
past men bij de nok enkele extra regels of een
brede plank toe, om de leien voldoende steun te
geven. Het nokstuk wordt met behulp van een
nokhaak op de ruiter bevestigd. Deze ruiter is met
ruitersteunen op het dakbeschot bevestigd.
Net als bij de daknok worden er extra latten
van de goede dikte toegepast om de leien meer
steun te geven en ervoor te zorgen dat de leien
niet de goot in duiken. De verdere detaillering
is eigenlijk niet anders dan de detaillering van
een dakvoet met dakpannen. Ook hier moet een
vogelschrootproel worden toegepast en mogen
de leien niet te ver uitsteken (25-50 mm).
16-02-2006 11:39:26
3 HELLENDE DAKEN
151
Bitumenleien
Er bestaan geen speciale nokstukken voor gebruik bij bitumenleien. De nokstukken worden
eenvoudigweg op het werk gesneden uit een
normale bitumenlei, guur 3.162. De stukken
worden schuin afgesneden, dubbel gevouwen
en verkleefd op de onderliggende leien.
06950432_boek.indb 151
Riet als dakbedekking is zeer oud. Al sinds de eerste bewoning van de lage landen werden takken,
heideplaggen, graszoden, stro en riet gebruikt
om de mens te beschermen tegen wind, regen,
kou en hitte. Plinius, een van de grote Romeinse
schrijvers, maakte rond 64 na Chr. melding van
met riet gedekte huizen in Noord-Europa. Tot ver
in de Middeleeuwen waren riet en stro de meest
gebruikte dakbedekkingmaterialen. Pas in de
vijftiende eeuw wordt het toepassen van rieten
daken een halt toegeroepen. Steeds meer steden
verbieden riet als dakbedekkingmateriaal, om
het verspreiden van brand tegen te gaan. Op het
platteland werd (en wordt) riet nog steeds toegepast, vanwege de goede isolerende en ventilerende eigenschappen. Ook het geringe gewicht
is een voordeel bij grote (schuur)dakconstructies.
Anno 2005 worden door zon 250 rietdekbedrijven nog steeds daken met riet gedekt. Voor
een groot deel is dit het onderhoud aan en de
vervanging van oude rieten daken, maar ook
nieuwe daken van exclusieve woonhuizen worden weer steeds meer met riet gedekt, guur
3.163. Voor nieuwbouw binnen 15 m van de
perceelgrens mag overeenkomstig NEN 6063
Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken
geen brandbaar dak worden toegepast. De bouwer moet dit kunnen aantonen. Het traditionele
rieten dak komt niet door de vliegvuurproef
beschreven in NEN 6063. Een rietdak behandeld
met een brandvertrager komt wel door deze
proef en is dus volgens deze norm een onbrandbare dakbedekking. Er is momenteel een klein
aantal goedgekeurde rietcoatings in de handel.
Een andere manier om de brandveiligheid van
een rieten dak te vergroten is het toepassen van
een schroefdak.
16-02-2006 11:39:27
152
06950432_boek.indb 152
16-02-2006 11:39:28
3 HELLENDE DAKEN
153
1
2
3
4
5
goot
naald
naainaald
twijgijzer of wienijzer
bandhaak of kromme naald
06950432_boek.indb 153
16-02-2006 11:39:29
154
Dakhelling
Levensduur in jaren
25
30
45
50
15
1020
2545
45
deklaag
binddraad 1
28
28
28
gaarde 6
spreilaag
rietlatten 2535
25
0
20
-3
0
Bij de open constructie wordt haaks op de rietlatten, van boven naar beneden, een spreilaag
van 20 30 mm dik gelegd van lang, recht riet.
Deze spreilaag wordt zeer secuur en netjes neergelegd, zodat er van binnenuit geen rietpluimen
zichtbaar zijn. De uiteindelijke deklaag wordt van
beneden naar boven gelegd, met de zon mee
draaiend. Al het riet van de sprei- en deklaag
wordt in de groeirichting gelegd, dus met de
eventuele pluimen naar de nok gericht. De bossen riet worden op het dak uitgelegd, waarna
de gaarde wordt gespannen. Een gaarde is een
draad van gegalvaniseerd of roestvast staal
( 6 mm). Pas na het spannen van de gaarde
worden de bossen losgesneden en wordt het riet
uitgespreid. Met een dekspaan of klopper wordt
06950432_boek.indb 154
16-02-2006 11:39:30
3 HELLENDE DAKEN
155
06950432_boek.indb 155
16-02-2006 11:39:31
156
de
gaarde op traditionele wijze worden vastgebonden.
Het principe van het schroefdak is een uitwerking van het spijkerdak. Met behulp van een lang
schroefbit worden de schroeven met staaldraad
aangebracht in de constructie. Nu kan de draad
met de hand (of mechanisch) om de gaarde
worden gedraaid. Het spijkerdak komt men alleen nog tegen bij renovaties van oude rieten
daken. Het is in onbruik geraakt, omdat met het
inslaan van de spijkers in de dakconstructie te
veel riet werd beschadigd, waardoor de levensduur van het dak werd verkort.
3.10.3 Nokdetail
Voor de nokafwerking van een rieten dak zijn
vele, streekgebonden varianten mogelijk, guur
3.171. Versierselen van roggestro en het gebruik
van heide, gras, planken en takken zijn vooral in
de omringende landen populair. In Nederland
worden meestal zwarte of rode rietvorsten gebruikt. Deze worden platvol of halfrond opliggend gemetseld. Ook hierin zijn nog variaties
mogelijk, namelijk in het al dan niet toepassen
van een onderzoom.
06950432_boek.indb 156
16-02-2006 11:39:32
157
3 HELLENDE DAKEN
Voordelen
lichtere constructie;
langere levensduur
minder onderhoud;
minder kans op beschadiging dak door inwerking cement;
minder kans op regendoorslag;
door regen ontstaat kopersulfaat, dat remmende werking heeft op algen- en mosgroei op
riet;
demontabel.
Nadelen
uiterlijk wijkt af van traditionele gebakken
rietvorst;
duurder in aanschaf.
3.10.4 Dakvoetdetail
Het belangrijkste onderdeel van de dakvoet is
de knijp of knelling. Met behulp van dit knijpdeel
wordt het riet zodanig samengeknepen en vastgeklemd op het dak, dat het bij harde wind niet
opwaait. De knijp- of knelplank moet 40
60 mm boven de rietlatten of het dakbeschot
uitsteken, guur 3.174. Om beschadiging van
het riet te voorkomen, moet de knijp- of knelplank arm worden geschaafd. In plaats van een
extra plank op de koppen van de overstekende
sporen kan ook de muurplaat of zelfs het buitenspouwblad worden gebruikt om een knelling te
06950432_boek.indb 157
16-02-2006 11:39:33
158
06950432_boek.indb 158
16-02-2006 11:39:34
3 HELLENDE DAKEN
159
3.11.2 Dakvlakdetail
Wanneer er kunststof dakbedekking wordt toegepast, kan een hellend dak op dezelfde manier
worden opgebouwd als een plat dak, zie hoofdstuk 4. Wanneer er een hellend of gekromd dak
wordt geconstrueerd, zoals in guur 3.178-2,
kan er ook worden gekozen voor een oplossing
naar analogie van guur 3.179.
3.11.3 Dakvoetdetail
Bij een hellend dak wordt de kunststof dakbedekking altijd volledig gelijmd. Afhankelijk van de
producent en het gekozen systeem betreft het
hier een een- of tweelaags systeem. Figuur 3.180
geeft een voorbeeld van een dakvoetdetail voor
06950432_boek.indb 159
16-02-2006 11:39:35
160
3.12.1 Maatvoering
Vegetatiedaken kunnen zonder noemenswaardige problemen worden toegepast tot een hellingshoek van 20. Bij schuinere daken moeten
er voorzieningen worden getroffen om afglijden
van de substraatlaag te voorkomen of de buffercapaciteit van het hele systeem te vergroten,
guur 3.182. De dikte van het totale dakpakket
kan per gekozen systeem nogal verschillen, afhankelijk van de soort vegetatie en de orintatie
van het dakvlak. Vanaf een substraatlaag van
enkele tientallen mm, begroeid met mossen,
tot een substraatlaag van 800 mm begroeid
met bomen, is er van alles mogelijk, guur
3.183.
Vegetatiesoort
Dikte substraat in mm
Sedums en mossen
Kruiden
Gras-/weideplanten
Bodembedekkers
Heesters en struiken
Moestuin
Kleinkronige bomen
Fruitbomen
Kleine bomen
50
75
100
200
240
400
400
600
800
3.12.2 Dakvlakdetail
Vegetatiedaken worden in Nederland meestal
uitgevoerd als warmdakconstructies. Daarbij
wordt eerst een volledig waterdichte dakconstructie gemaakt, die daarna voorzien wordt
van een begroeiing. Als wortel- en waterkerende
laag wordt meestal een speciaal voor het project
vervaardigde EPDM-folie gebruikt. Deze folie
wordt in de fabriek uit stroken samengesteld
Drainagelaag
1 3
wel
geen
geen
411
geen
geen
geen
1224
geen
geen
wel
2545
geen
wel
wel
4690
geen
wel
wel
06950432_boek.indb 160
16-02-2006 11:39:36
3 HELLENDE DAKEN
3.12.3 Dakvoetdetail
Een belangrijk aspect van begroeide daken is de
capaciteit van deze constructies om hemelwater vast te houden. Het regenwater is natuurlijk noodzakelijk voor de vegetatie om te groeien,
maar als het substraat verzadigd is, stroomt het
overtollige water toch naar beneden. Om deze
waterstroom in goede banen te leiden, wordt
de dakvoet voorzien van een strook grind, guur
3.185, waarin het regenwater wordt opgevangen. Vervolgens wordt het water via conventionele hemelwaterafvoeren afgevoerd naar het
161
06950432_boek.indb 161
16-02-2006 11:39:36
162
Normen
NEN 2757 Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen in gebouwen Bepalingsmethoden
NEN 6063 Bepaling van het brandgevaarlijk zijn
van daken
NEN 6702 Technische grondslagen voor bouwconstructies TGB 1990 Belastingen en vervormingen
NEN 6707 Bevestiging van dakbedekkingen Eisen
en bepalingsmethoden
NPR 6708 Bevestiging van dakbedekkingen
Richtlijnen
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 A-blad Kappen: dakplaten, dakelementen, scharnierkappen. Stichting Arbouw, Amsterdam, 1999.
2 Arbouw-advies Veilig werken op hoogte.
Stichting Arbouw, Amsterdam, 1999
3 Blok, J. en K.J. Briede, Tabellen voor bouw- en
waterbouwkundigen. ThiemeMeulenhoff.
4 KVT 1995 Voorbeelddetails van kozijnaansluitingen.
5 Veilig ontwerpen binnen het Arbobesluit; maatregelen voor gevels. Rotterdam, SBR, 1999.
06950432_boek.indb 162
16-02-2006 11:39:37
Platte daken
In de meeste gevallen is een plat dak een logische afsluiting van een
gebouw aan de bovenzijde. Hoewel het dak de meest primaire functie
vervult in de bescherming tegen het buitenklimaat, krijgt het platte
dak vaak te weinig aandacht in het ontwerpproces. De dakafwerking
wordt doorgaans als sluitpost beschouwd. Er wordt ten onrechte bezuinigd op de materiaalkeuze en de uitvoeringskwaliteit. Met de huidige materialen en bouwtechnieken is het goed mogelijk een
kwalitatief hoogwaardige platdakconstructie te maken.
06950432_boek.indb 163
16-02-2006 11:39:37
164
Inleiding
Een dakconstructie bestaat uit de draagconstructie (onderconstructie) en de dakbedekkingsconstructie. In dit hoofdstuk wordt het accent
gelegd op de dakbedekkingsconstructie. De
mechanische en bouwfysische aspecten van de
dakconstructie in zijn geheel zijn besproken in
hoofdstuk 1 Prestatie-eisen. De daaruit voortvloeiende mechanische en bouwfysische eisen aan de
dakbedekkingsconstructie komen in dit hoofdstuk aan de orde.
Voor de onderconstructie worden in de gestapelde woningbouw en de utilitaire verdiepingbouw en hoogbouw meestal dezelfde steenachtige vloerconstructies toegepast als voor de
verdiepingsvloeren. Bij laagbouwhallen met
de daarin voorkomende grote overspanningen
wordt voor lichtere overspanningsconstructies en
dakplaten gekozen.
In situ betonvloeren en prefab-betonvloeren
worden besproken in deel 3 Draagstructuur,
hoofdstuk 4 Dragende elementen van beton, terwijl
houten dakbalklagen worden besproken in
06950432_boek.indb 164
16-02-2006 11:39:38
4 PLATTE DAKEN
Afmetingen Minimum
altijd
h
< 0,33
d1
h
0,33
d1
0,15 d1
1m
0,04 d1
a1
1m
of 0,45 h
a2
1m
d2
1,5
d1
d2
< 1,5
d1
0,5 d1 (1,5
0,5 d1
d
d
0,5 d1 ( 2 0,5) + a (1,5 2)
d1
d1
165
d2
d
) + a ( 2 0,5)
d1
d1
Figuur 4.1 Zone-indeling van plat dakvlak met rechthoekige plattegrond, volgens NEN 6702
4.1.2 Windbelasting
In het Bouwbesluit krijgt de windweerstand van
dakbedekkingsconstructies veel aandacht. Dit
mede in verband met de in de praktijk veel voorkomende schadegevallen. Schade aan dakbedekkingsconstructies door windbelasting ontstaat
vooral bij door:
onvoldoende bevestiging bij dakranden en
opstanden;
bezwijken van de bevestiging door te weinig
mechanische bevestigingspunten of door onvoldoende hechting van de kleeagen;
delaminatie van de isolatielaag of van de
cacheerlaag;
gebreken aan de onderconstructie.
06950432_boek.indb 165
Bepaling dakzones
Het bepalen van de dakzones heeft uitsluitend
met de vorm c.q. de afmetingen van een gebouw te maken en is dus onafhankelijk van de
windbelasting, het open of gesloten zijn van het
gebouw, bebouwd of onbebouwd zijn en de
ligging in Nederland. Voor de bepaling van de
dakzones zijn de volgende gegevens van belang,
guur 4.1:
hoogte (h);
breedte (d1);
lengte (d2).
16-02-2006 11:39:38
166
Afmetingen
h1 < 1
h1 1
a3
a4
h1
Afmetingen
h1 < 0,5 12 + 22
h1 0,5 12 + 22
a5
h1
0,5 12 + 22
h1 < 0,25 1
h1 0,25 1
h1
0,25 d1
06950432_boek.indb 166
16-02-2006 11:39:39
4 PLATTE DAKEN
Afmetingen
h1 < 0,5 12 + 22
h1 0,5 12 + 22
a5
h1
0,5 12 + 22
(1)
waarin:
pd = rekenwaarde windbelasting op de
dakbedekkingsconstructie
= belastingsfactor voor wind volgens
NEN 6702. Daarbij worden dakbedekkingen in veiligheidsklasse 1 ingedeeld
(belastingsfactor = 1,2)
cdim = factor die de afmetingen van een gebouw
in rekening brengt, volgens 8.6.3 van
NEN 6702.
Bij het bevestigen van dakbedekking moet worden gerekend met lokale windvormfactoren. Bij
lokale windfactoren is cdim = 1.
167
Permeabiliteit
Luchtdicht
Niet-luchtdicht
Open
10-5
10-5 < 10-3
> 10-3
Onderconstructie
Luchtdicht
Niet-luchtdicht
Open
Drukvereffeningscofficint Ceq
Niet-vormvaste ballast
Vormvaste ballast
0,1
0,15
1
0,2
0,25
1
06950432_boek.indb 167
16-02-2006 11:39:40
168
pw in kN/m2
boven maaiveld
Gebied I
1 = de dynamische vergrotingsfactor. De dynamische invloed is van toepassing op gebouwonderdelen die in trilling kunnen komen en is
voor dakbedekkingsconstructies onder normale
omstandigheden niet van toepassing. De dynamische invloed van de wind op harde schubvormige dakbedekking moet echter in rekening zijn
gebracht met de vergrotingsfactor 1. Er geldt:
u
10
1 =
met 1 1
waarin:
u = de getalswaarde van de rekenwaarde van
de doorbuiging van de onderconstructie van
het dak in mm, bij een kortdurende gelijkmatig
verdeelde belasting met een rekenwaarde van
1300 sin() N/m loodrecht op het dakvlak,
Gebied II
Gebied III
in m
Onbebouwd
Bebouwd
Onbebouwd
Bebouwd
Onbebouwd
Bebouwd
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
25
30
35
40
45
50
0,64
0,70
0,78
0,84
0,90
0,95
0,99
1,02
1,06
1,09
1,12
1,14
1,17
1,19
1,21
1,23
1,25
1,27
1,29
1,37
1,43
1,49
1,54
1,58
1,62
0,64
0,64
0,64
0,64
0,64
0,64
0,64
0,64
0,70
0,76
0,81
0,86
0,90
0,94
0,98
1,02
1,05
1,08
1,11
1,23
1,34
1,43
1,50
1,57
1,62
0,54
0,54
0,62
0,68
0,73
0,78
0,81
0,85
0,88
0,91
0,94
0,96
0,99
1,01
1,03
1,05
1,07
1,09
1,10
1,18
1,24
1,30
1,35
1,39
1,43
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,59
0,64
0,68
0,72
0,76
0,79
0,82
0,85
0,88
0,90
0,93
1,03
1,12
1,20
1,26
1,32
1,37
0,46
0,46
0,49
0,55
0,59
0,63
0,67
0,70
0,73
0,76
0,78
0,80
0,82
0,84
0,86
0,88
0,90
0,91
0,93
1,00
1,06
1,11
1,15
1,19
1,23
0,46
0,46
0,46
0,46
0,46
0,46
0,46
0,46
0,50
0,54
0,58
0,61
0,64
0,67
0,70
0,72
0,75
0,77
0,79
0,88
0,95
1,02
1,07
1,12
1,16
Figuur 4.6 Stuwdrukwaarden. Bij tussengelegen waarden van h mag voor de bepaling van pw lineair worden genterpoleerd
06950432_boek.indb 168
16-02-2006 11:39:40
4 PLATTE DAKEN
(2)
Drukvereffeningsfactor ceq
De verhouding van de luchtdoorlatendheid van
de dakbedekking en van het onderdak bepaalt
in welke mate de externe windbelasting over de
dakbedekking en het onderdak worden verdeeld.
In principe wordt daarbij een drietal combinaties
onderscheiden, te weten:
type 1: dakconstructies waarbij de permeabiliteit van het onderdak gering is ten opzichte van
de permeabiliteit van de dakbedekking. Voor de
permeabiliteit van de dakbedekking (b) en de
permeabiliteit van het onderdak (c) moet gelden:
b > 3c en b > 103
06950432_boek.indb 169
169
Indien de dakbedekking zeer open is ten opzichte van het onderdak, belast de externe
windbelasting slechts in geringe mate de dakbedekking en is voornamelijk op het onderdak
werkzaam. De interne overdruk in het gebouw
belast uitsluitend het onderdak en niet de dakbedekking. In dit geval hoeft voor de berekening
van de dakbedekking alleen de externe windbelasting in rekening te zijn gebracht, met toepassing van de drukvereffeningsfactor ceq. De
drukvereffeningsfactor (ceq) moet aan 11.2 van
NEN 6707 worden ontleend. Een voorbeeld hiervan zijn dakelementen met een dakbedekking
van harde schubvormige elementen, zoals pannen of leien;
type 2: dakconstructies waarvan de windweerstand van de dakbedekking wordt verkregen
door toepassing van een ballastlaag en voor de
permeabiliteit van de dakbedekking (b) en de
permeabiliteit van het onderdak (c) geldt:
b < 105 en c < 103
Bij een dakconstructie van type 2 is de externe
windbelasting slechts gedeeltelijk werkzaam op
de dakbedekking. Bij potentile geringe bewegingen van de dakbedekking ontstaat immers
een onderdruk tussen de dakbedekking en het
onderdak. De externe windbelasting van een
tijdelijke vlaag wordt gedeeltelijk door deze
onderdruk tussen dakbedekking en onderdak
opgenomen. Er hoeft dus slechts een deel van
de externe windbelasting op de dakbedekking
in rekening te zijn gebracht. De externe windbelasting mag worden vermenigvuldigd met
de drukvereffeningsfactor (ceq). De invloed van
overdruk in het gebouw moet wel in rekening
zijn gebracht, waarbij voor geballaste daken voor
de vormfactor voor interne druk cpi een waarde
gelijk aan 2/3 de waarde conform NEN 6702,
artikel 8.6.4.4 kan worden aangehouden. Binnen dit type wordt onderscheid gemaakt tussen
luchtdichte onderdaken en niet-luchtdichte
onderdaken. Voor luchtdichte onderdaken
geldt: c < 103. Voor niet-luchtdichte onderdaken geldt: 105 < c 103.
Voorbeelden van dakconstructies van dit type
zijn gegeven in de tabel van guur 4.7.
16-02-2006 11:39:40
170
Type onderdak
Type dakbedekking
Luchtdicht
monolietbeton
betonelementen
cellenbeton
bimsbeton (o.g.)
triplex / underlayment
sandwichpanelen
Niet-luchtdicht
houten delen
HWC / HWM
geproleerd staal
Om de hiervr omschreven geringe permeabiliteit te realiseren moet men er zeker van zijn dat
de detaillering van de dakbedekking aan de rand
geen negatieve invloed heeft. Een losliggende
van ballast voorziene exibele dakbedekking
waarvan de bevestiging van de randen voldoet
aan de voorwaarden volgens 5.10.1, voldoet
hieraan. In dat geval gelden de waarden van ceq
zoals gegeven in 11.1 van NEN 6707;
type 3: dit zijn dakconstructies die niet kunnen
worden ingedeeld in de typen 1 of 2. Een voorbeeld hiervan is een exibele of plaatvormige
dakbedekking, bevestigd op een luchtdicht, nietluchtdicht of open onderdak. Een open onderdak
kan bijvoorbeeld bestaan uit een geperforeerde
geproleerde staalplaat.
In de tabel van guur 4.8 is voor de verschillende
typen daken aangegeven welke basisformule
moet worden gebruikt. De uitgerekende waarde
moet vervolgens worden vermenigvuldigd met
de waarde voor pw (de representatieve stuwdruk
van de wind in kN/m2).
Type combinatie
Open gebouw
Gesloten gebouw
06950432_boek.indb 170
16-02-2006 11:39:41
4 PLATTE DAKEN
Voor wat betreft de uiteindelijke lokale windvormfactor moet een onderscheid worden
h
gemaakt tussen een laag gebouw
1
d2
h
en een hoog gebouw
> 2 guur 4.10.
d2
Bij tussenliggende waarde moet rechtlijnig worden genterpoleerd.
Voorbeeld
Bedrijfshal
Gegevens:
Ligging: bedrijfshal te Alkmaar, guur 4.12
Gegevens gebouw: langszijde hal voorzien
van roldeuren en schuifdeuren (> 5% van het
geveloppervlak)
Hoogte hal: 12 m
Lengte hal: 120 m
Breedte hal: 25 m
Dakrandhoogte: 0,3 m
Dakconstructie:
geproleerde stalen dakplaten;
steenwol dakisolatieplaten;
eenzijdig gebitumineerde APP-dakbaan,
mechanisch bevestigd aan de onderliggende
geproleerde stalen dakplaten;
APP-dakbaan.
171
Omschrijving
Voorwaarden
Laag gebouw
Middelhoog
gebouw
Hoog gebouw
1<
Hoek (c)
Rand (r)
Tussen (t)
h
1
d2
2,5
2,0
1,0
h
<2
d2
2 + 0,5
h
2
d2
2,0
1,5
1,0
06950432_boek.indb 171
16-02-2006 11:39:42
172
Gevraagd:
De dakzones en de optredende windbelasting
per dakzone.
1 Bepaling van de dakzones
Bepaling a (breedte van de randzones)
a is afhankelijk van de verhouding tussen de
breedte van het dakvlak en de hoogte van het
dakvlak.
h 12
=
= 0,48 0,33
d1 25
Dus a = 0,15 d1 = 0,15 25 = 3,75 m.
06950432_boek.indb 172
16-02-2006 11:39:42
4 PLATTE DAKEN
4.1.2.c Bevestigingssystemen
Nadat de dakzones en de optredende windbelasting zijn berekend, blijft er nog n onderdeel
over, namelijk de weerstand van het dakbedekkingssysteem tegen deze windbelasting.
In NEN 6707 worden eisen gesteld met betrekking tot de sterkte van de bevestiging van dakbedekkingen alsmede met de bepalingsmethoden
daarvoor.
We zullen de gekozen bevestigingsmethode nu
moeten toetsen aan de kwaliteitsverklaring of
moeten berekenen.
In een KOMO-attest-met-productcerticaat zijn
de bevestigingssystemen vermeld waarvoor de
betreffende dakisolatie en/of de dakbedekking
zijn gecerticeerd. Het attest-met-productcerticaat geeft ook informatie over de windweerstand
van de toegelaten systemen.
De condities waarvoor die prestaties voor bijvoorbeeld een mechanische bevestiging worden
gegeven zijn afhankelijk van onder andere:
type bevestigingsmiddel;
bevestigingspatroon;
type dakbedekking;
onderconstructie (vlakheid, materiaal, enzovoort).
Wat is gecerticeerd?
Niet alle dakisolatie en evenmin elke dakbedekking is zonder meer geschikt voor elk
systeem van bevestiging. Zo zijn er isolatiematerialen van het type fenolformaldehyde
(= PF) die uitsluitend mechanisch bevestigd of
geballast kunnen worden toegepast.
Een ander voorbeeld is cellulair glas (CG) dat
niet geschikt is voor mechanische bevestiging
op daken. Diverse kunststofdakbedekkingen
kunnen niet met warme bitumen worden gekleefd, enzovoort.
Het is dus zaak eerst te kijken of de betreffende materialen zijn toegelaten en of ze
geschikt zijn voor een bepaalde bevestigingstechniek of verwerking.
Attest-met-productcerticaat
De vermelde windweerstand in het attest-metproductcerticaat wordt of:
uitgedrukt in een toelaatbare kracht per
bevestiger (in kN of N; varirend van 300 N
06950432_boek.indb 173
173
tot meer dan 700 N) voor mechanische bevestiging van isolatie en/of dakbedekking;
uitgedrukt in een toelaatbare spanning (in
kN/m2 of N/m2) voor gekleefde dakbedekking
op de isolatie of de ondergrond of kleven van de
isolatie op de ondergrond.
Rekenwaarden
Door allerlei factoren kan de waarde van een
bevestiger teruglopen. Te denken valt aan verouderingsverschijnselen, maar ook eventuele praktische voorwaarden spelen een rol. Als voorbeeld
kunnen we noemen dat wanneer een ballastlaag
van grind moet worden aangebracht van 60 mm,
het waarschijnlijk is dat op de ene plaats 65 mm
wordt gemeten en op een andere plaats 55 mm.
Om die reden moet met een zogeheten rekenwaarde worden gerekend.
De rekenwaarde van de sterkte van een bevestiging in de uiterste grenstoestand (tegen afwaaien) u;d moet worden bepaald volgens:
u;d =
u;rep kmod
m M
(3)
waarin:
u;d = rekenwaarde van de sterkte van een
bevestiging in de uiterste grenstoestand
(tegen afwaaien) in N/m;
u;rep = representatieve waarde van de sterkte
van een bevestiging in de uiterste
grenstoestand (tegen afwaaien) in N/m;
kmod = modicatiefactor;
m = materiaalfactor;
M = modelfactor.
Materiaal-, modicatie- en modelfactoren
Voor geplakte verbindingen bedraagt m = 2;
kmod = 1 en M = 1.
Voor mechanisch bevestigde dakbedekkingen
worden de volgende vier bezwijkmechanismen
onderscheiden:
1 doorponsen of doortrekken van het verbindingsmiddel;
2 trekbreuk van het verbindingsmiddel;
3 uittrekken van het verbindingsmiddel;
4 bezwijken van platen op buiging.
16-02-2006 11:39:42
174
Opmerking
In geval van een exibele dakbedekking geplakt
op mechanisch bevestigd plaatvormig isolatiemateriaal moeten deze platen op bezwijken door
buiging zijn gecontroleerd.
Bij toetsing van de uiterste grenstoestanden
moeten voor de materiaalfactor de volgende
waarden worden gebruikt:
bij doorponsen of doortrekken van het verbindingsmiddel: m = 2; kmod = 1 en M = 1;
bij trekbreuk van het verbindingsmiddel:
m = 2; kmod = 1 en M = 1;
bij uittrekken van schroeven uit staalplaat met
een dikte kleiner dan 0,9 mm en bevestiging
van exibel materiaal: m = 1,25; kmod = 1 en
M = 2,5;
bij uittrekken van schroeven uit staalplaat met
een dikte kleiner dan 0,9 mm en bevestiging van
isolatieplaten: m = 1,25; kmod = 1 en M = 2;
bij uittrekken van schroeven uit staal met een
dikte groter of gelijk aan 0,9 mm en een zodanige voorspanning dat de rekenwaarde van de
belasting ten hoogste 90% van die voorspanning
is: m = 1,25; kmod = 1 en M = 1;
bij uittrekken van schroeven of nagels uit
hout: m = 1,2; kmod = 0,85 en M = 1,7 voor
gladde nagels; M = 1 voor schroeven en geproleerde nagels;
bij buigingsbreuk van isolatieplaten:
m = 2; kmod = 1 en M = 1.
Ten aanzien van de bevestigingen kunnen we
de volgende bevestigingsmethoden onderscheiden:
1 mechanische bevestigingssystemen;
2 gekleefde dakbedekkingsystemen;
3 losliggende dakbedekkingen met ballastlagen.
1 Mechanische bevestiging
Voor de mechanisch bevestigde systemen zijn
de leveranciers van de bevestigingsmiddelen
veelal in staat de betreffende rekenwaarde van
een bevestiger vanuit de onderconstructie aan te
geven.
06950432_boek.indb 174
Voorbeeld
Mechanische bevestiging
Als we uitgaan van het voorbeeld van de
bedrijfshal, zijn we nu in staat het aantal
bevestigers uit te rekenen, waarmee de
eerste laag dakbedekking wordt bevestigd
aan de onderconstructie van geproleerde
staalplaat. Veronderstel dat de leverancier
heeft opgegeven dat met de toepassing van
deze isolatieplaat en deze geproleerde stalen
dakplaat de representatieve waarde van
1250 N per bevestiger is, dan is eenvoudig het
aantal bevestigers per dakzone aan te geven.
Invullen in de formule (3):
u;d =
u;rep kmod
m m
u;d =
1250 1
= 400 N
1,25 2,5
Windbelasting
2 Gekleefde dakbedekkingssystemen
In principe is onderscheid te maken in de volgende systemen:
partieel gekleefde dakbedekking;
volledig gekleefde dakbedekking.
Het rekenkundig benaderen van de windweerstand is onmogelijk. Voor wat betreft de windweerstand is alleen prototypeonderzoek mogelijk,
waarbij de ondergrond vanzelfsprekend een
belangrijke rol speelt. Prototypeonderzoek wordt
zoals hiervoor besproken verplicht gesteld
vanuit NEN 6707 en NPR 6708. Vanzelfsprekend
is bij de weerstand van gekleefde isolatie tegen
16-02-2006 11:39:43
4 PLATTE DAKEN
06950432_boek.indb 175
Toegelaten extreme
stuwdruk pw
16 mm
30 mm
50 mm
1200 N/m2
1450 N/m2
1700 N/m2
175
Figuur 4.14 Toegelaten extreme stuwdruk pw op referentiehoogte href bij toepassing van grind als niet-vormvaste
ballast
Toegelaten
extreme stuwdruk pw
16 mm
30 mm
50 mm
Figuur 4.15 Toegelaten extreme stuwdruk pw op referentiehoogte href bij toepassing van grind als niet-vormvaste
ballast, als geen vormvaste ballast op de uitwendige hoeken
van het gebouw en hoeken bij opgaand werk worden toegepast
Indien geen vormvaste ballast wordt aangebracht, mag grind worden toegepast tot een
stuwdruk op referentiehoogte zoals vermeld in
de tabel van guur 4.15.
Indien een ander niet-vormvast ballastmateriaal
dan grind wordt toegepast, moet het product
van het volumieke gewicht en de nominale korrelmiddellijn ten minste gelijk zijn aan de waarde
van dit product bij grind.
Minimale dikte ballastlaag van grind
De dikte van de toe te passen laag dakgrind bedraagt ten minste 2 de nominale korrelmiddellijn, met een minimum van 40 mm.
Massa van ballastelementen
De representatieve waarde van de areeke massa
per oppervlakte van vormvaste ballastelementen
moet groter zijn dan 50 kg/m2.
16-02-2006 11:39:43
176
Stuwdruk in N m-2
0 < pw 1000 1
Bij daken tot een referentiehoogte van ten hoogste 3 m behoeft geen vormvaste ballast te worden toegepast.
Figuur 4.16 Vormvaste ballast op uitwendige hoeken van het gebouw en hoeken bij opgaand werk
06950432_boek.indb 176
16-02-2006 11:39:44
4 PLATTE DAKEN
06950432_boek.indb 177
177
16-02-2006 11:39:44
178
4.1.3 Hemelwaterafvoer
4.1.3.a Regelgeving
Het Bouwbesluit verwijst voor de berekening
van de capaciteit voor de hemelwaterafvoer naar
NEN 3215 en NTR 3216. Daarnaast stelt NEN
6702 dat, ook na doorbuiging, elk punt op het
dak water kan afvoeren. In de toelichting bij de
normtekst wordt een afschot van 1,6% gesteld,
inclusief eventuele doorbuiging. Hierbij wordt
echter uitgegaan van starre steunpunten. Verder
wordt gesteld dat daken groter dan 100 m2 ten
minste twee afvoeren dienen te hebben.
Conform NTR 3216 treedt gezien de geograsche breedte van Nederland geen hogere
regenintensiteit op dan 540 tot 600 (l/s)/ha gedurende een tijdsduur van 5 minuten. Conform
NEN 3215 en NTR 3216 mag worden gerekend
met een regenintensiteit (i) voor het hemelwaterafvoersysteem van 300 (l/s)/ha is gelijk
aan 0,03 (l/s)/m. Hierbij is het mogelijk dat
door een grotere regenintensiteit n keer per
5 jaar acceptabele overlast optreedt.
Bij platte daken en met name bij geballaste
daken en bij groendaken treedt echter een
vertraging op in de afvoer van water naar de
hemelwaterafvoeren en zelfs een zekere wateraccumulatie. NEN 3215 staat een reductiefactor
voor de regenintensiteit toe:
= 0,60 voor platte daken met een hellingshoek
3 voorzien van een ballastlaag van grind
of begroeide daken met een aardlaag
250 mm;
= 0,30 voor platte groendaken met een
hellingshoek 3 met een aardlaag
> 250 mm;
= 0,75 voor platte daken met een hellingshoek
3;
= 0,75 voor schuine groendaken met een
hellingshoek > 3 en 45;
= 1,00 voor alle overige gevallen.
De af te voeren hoeveelheid regenwater, het
debiet, is gelijk aan de regenintensiteit maal het
aan te sluiten dakoppervlak. Onder het dakoppervlak wordt verstaan de werkelijke oppervlakte
van het dak (dus niet de horizontale projectie
van het dakvlak) inclusief de oppervlakken van
06950432_boek.indb 178
tot en met
3
45
60
85
45
60
85
90
Reductiefactor
1,0
0,8
0,6
0,3
4.1.3.b Dimensionering
hemelwaterafvoeren
Het ontwerpdebiet, ofwel de af te voeren hoeveelheid hemelwater, is een rekengrootheid die
nodig is om de diameter van een hemelwaterafvoer te berekenen.
Qh = i F
(4)
waarin:
Qh = ontwerpdebiet voor hemelwater in l/s
= reductiefactor voor de regenintensiteit
I
i = regenintensitet = 0,03
s m2
= reductiefactor voor de dakbreedte
F = oppervlakte van het dakvlak in m2.
In de tabel van guur 4.18 zijn voor een aantal
situaties de ontwerpdebieten bepaald van zowel
geballaste als niet-geballaste daken.
Het is belangrijk om de waarde van het ontwerpdebiet te weten, omdat dit het uitgangspunt is
voor de verdere berekening van de hemelwaterafvoeren (aantallen en diameters).
Diameter hemelwaterafvoeren
Met het berekende ontwerpdebiet kan vervolgens de diameter van de hemelwaterafvoer worden berekend. Daarbij gaat de norm uit van een
16-02-2006 11:39:45
4 PLATTE DAKEN
zonder grind
met grind
3 < 5
0,6
1,2
1,8
2,4
3,6
4,8
6
7,2
8,4
9,6
10,8
12
14,4
16,8
19,2
21,6
24
30
36
42
48
54
60
66
72
Groendaken
85
0,75
1,5
2,25
3
4,5
6
7,5
9
10,5
12
13,5
15
18
21
24
27
30
37,5
45
52,5
60
67,5
75
82,5
90
Platte daken
( < 3)
60 < 85
25
50
75
100
150
200
250
300
350
400
450
500
600
700
800
900
1000
1250
1500
1750
2000
2250
2500
2750
3000
45 < 60
3 < 45
Hemelwaterbelasting Qh in liter/s
F
2
in m
Hellende daken
179
0,45
0,9
1,35
1,8
2,7
3,6
4,5
5,4
6,3
7,2
8,1
9
10,8
12,6
14,4
16,2
18
22,5
27
31,5
36
40,5
54
49,5
54
0,23
0,45
0,68
0,9
1,35
1,8
2,25
2,7
3,15
3,6
4,05
4,5
5,4
6,3
7,2
8,1
9
11,25
13,5
15,75
18
20,25
22,5
24,75
27
0,56
1,13
1,69
2,25
3,38
4,5
5,63
6,75
7,88
9
10,13
11,25
13,5
15,75
18
20,25
22,5
28,13
33,75
39,38
45
50,63
56,25
61,88
67,5
0,45
0,9
1,35
1,8
2,7
3,6
4,5
5,4
6,3
7,2
8,1
9
10,8
12,6
14,4
16,2
18
22,5
27
31,5
36
40,5
54
49,5
54
0,45
0,9
1,35
1,8
2,7
3,6
4,5
5,4
6,3
7,2
8,1
9
10,8
12,6
14,4
16,2
18
22,5
27
31,5
36
40,5
54
49,5
54
0,23
0,45
0,68
0,9
1,35
1,8
2,25
2,7
3,15
3,6
4,05
4,5
5,4
6,3
7,2
8,1
9
11,25
13,5
15,75
18
20,25
22,5
24,75
27
0,56
1,13
1,69
2,25
3,38
4,5
5,63
6,75
7,88
9
10,13
11,25
13,5
15,75
18
20,25
22,5
28,13
33,75
39,38
45
50,63
56,25
61,88
67,5
06950432_boek.indb 179
16-02-2006 11:39:46
180
Ontwerpmiddellijn
Hemelwaterafvoercapaciteit Qh in liter/s
Standleiding
na verzamelleiding
g = 1,0
d in mm
57
69
77
84
100
117
150
190
Afmetingen
stadsuitloop
Cilindrische gootuitloop
Conische gootuitloop
hd
0,65 d h d
hd
0,65 d h d
Cilindrische
vlakdakafvoer
r = 1,0
g = 0,6
Dakafvoer
met
stadsuitloop
r = 1,0
g = 0,3
Conische
vlakdakafvoer
r = 1,2
g = 0,6
r = 1,2
g = 0,3
1,9
3,1
4,0
5,0
7,8
11,5
21,4
38,7
1,0
1,5
2,0
2,5
3,9
5,8
10,7
19,4
2,3
3,7
4,9
6,0
9,3
13,8
25,7
46,5
1,1
1,8
2,4
3,0
4,7
6,9
12,9
23,2
b h in mm
3,2
5,1
6,7
8,4
13,0
19,2
35,7
64,5
70 70
80 80
100 80
100 100
120 120
Qh = r g d5/2
(5)
waarin:
Qh = getalwaarde van de afvoercapaciteit in l/s
= constante = is 4100 m1/2/s
r = de factor voor de instroming, deze is onder
meer afhankelijk van de vorm van
instroming en de aanwezigheid van
obstakels, guur 4.20
g = factor voor de afvoer (indien de hemelwaterstandleiding aan een dakafvoer is
gekoppeld, heeft g een waarde van 0,6;
voor platte daken met een stadsuitloop of
onderuitloop wordt hoewel dat niet
explicitet uit de norm blijkt voor g een
waarde van 0,3 aangehouden)
d = getalwaarde van de binnenmiddellijn van
de hemelwaterstandleiding in m
Na het invullen van de vaste waarden ziet de formule er voor stadsuitlopen als volgt uit:
Qh = 4100 1 0,3 d5/2
ofwel:
d = (0,000813 Qa)2/5
06950432_boek.indb 180
(6)
Na het invullen van de vaste waarden ziet de formule er voor onderuitlopen zonder obstakels in
de buurt er als volgt uit:
Qh = 4100 1,2 0,3 d5/2
ofwel:
d = (0,0006775 Qa)2/5
(7)
In formulevorm:
Qh Qh, of ingevuld:
r g d5/2 i F
en dit kan uiteindelijk worden geschreven als:
iF
d
rg
2
5
(8)
16-02-2006 11:39:46
4 PLATTE DAKEN
181
randen leidt zelfs tot 40% verhoging. Een dergelijke situatie is met name van belang voor inpandige hemelwaterafvoeren. Immers daarvoor
geldt dat voor r = 1,2 mag worden aangehouden (mits geen obstakels) en bovendien bestaat
daar de mogelijkheid van een conische inlaat.
Conclusie: er is een verschil tussen stadsuitlopen
en onderuitlopen midden op het dakvlak zonder
obstakels in de directe nabijheid.
Dit maakt dat bij doorvoeren met obstakels,
zoals dakranden en dergelijke 20% minder dakoppervlak kan worden aangesloten.
4.1.3.d Noodafvoeren
Hoewel men zou denken dat in een land als Nederland met een uitgebreide bouwregelgeving
het bezwijken van een dakconstructie door wateroverlast niet voorkomt, moet helaas worden
gesteld dat dit vijf tot tien keer per jaar gebeurt.
De noodafvoer heeft dus wel degelijk een belangrijke functie. Deze functie is tweeledig: in de
eerste plaats wordt overbelasten (bezwijken door
waterbelasting) van het dak voorkomen (een veiligheidsaspect) en in de tweede plaats is sprake
van een signalerende functie, dat de hemelwaterafvoeren zijn verstopt. De tweede functie is
dus dezelfde als van een spuwer, guur 4.23. Een
spuwer heeft echter uitsluitend een signalerende
functie, terwijl een noodafvoer moet worden
gezien als een voorziening die de taak van de
reguliere hemelwaterafvoeren overneemt.
06950432_boek.indb 181
16-02-2006 11:39:47
182
06950432_boek.indb 182
16-02-2006 11:39:48
4 PLATTE DAKEN
Opper-
183
in m2
Qh in l/s
Diameter
berekend
in mm
Ontwerpmiddellijn
in mm
Gietijzer
NEN
7062
PVC
NEN
7016
PVC
NEN
7045
PE
NEN
7008
Zink
NEN
7065
Verzinkt
staal
NEN 7041
5
10
15
20
25
30
40
50
60
70
80
90
100
150
200
250
300
5
10
15
20
25
30
40
50
60
70
80
90
100
150
200
250
300
0,09
0,18
0,27
0,36
0,45
0,54
0,72
0,90
1,08
1,26
1,44
1,62
1,80
2,70
3,60
4,50
5,40
0,11
0,23
0,34
0,45
0,56
0,68
0,90
1,13
1,35
1,58
1,80
2,03
2,25
3,38
4,50
5,63
6,75
22,2
29,3
34,4
38,6
42,2
45,4
50,9
55,7
59,9
63,7
67,2
70,4
73,5
86,4
97,0
106,0
114,0
24,2
32,0
37,6
42,2
46,1
49,6
55,7
60,9
65,5
69,7
73,5
77,0
80,3
94,5
106,0
115,9
124,7
57
57
57
57
57
57
57
57
69
69
69
77
77
100
100
117
117
57
57
57
57
57
57
57
69
69
77
77
100
100
100
117
117
150
70
70
70
70
70
70
70
70
70
70
70
100
100
100
100
125
125
70
70
70
70
70
70
70
70
70
100
100
100
100
100
125
125
150
60
60
60
60
60
60
60
60
70
70
70
80
80
100
100
n.b.
n.b.
60
60
60
60
60
60
60
70
70
80
80
100
100
100
n.b.
n.b.
n.b.
75
75
75
75
75
75
75
75
75
75
75
90
90
110
110
125
125
75
75
75
75
75
75
75
75
75
90
90
110
110
110
125
125
160
63
63
63
63
63
63
63
63
75
75
75
90
90
110
110
125
125
63
63
63
63
63
63
63
75
75
90
90
110
110
110
125
125
160
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
70
70
70
80
80
100
100
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
geen norm
70
70
80
80
100
100
100
geen norm
geen norm
geen norm
70
70
70
70
70
70
70
70
70
70
70
80
80
100
100
125
125
70
70
70
70
70
70
70
70
70
80
80
100
100
100
125
125
150
Figuur 4.22 Overzicht van ontwerpmiddellijnen van stadsuitlopen met bijv. onderuitloop.
06950432_boek.indb 183
16-02-2006 11:39:48
184
06950432_boek.indb 184
16-02-2006 11:39:49
4 PLATTE DAKEN
Hoogte boven
noodafvoer
50
185
1000
dnd in mm
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
90
100
110
4,48
1,58
0,86
0,56
0,40
0,30
0,24
0,20
0,17
0,14
0,12
0,11
0,10
0,09
0,08
0,07
0,06
0,05
0,04
8,96
3,17
1,73
1,12
0,80
0,61
0,48
0,40
0,33
0,28
0,25
0,22
0,19
0,17
0,15
0,14
0,12
0,10
0,09
13,45
4,76
2,59
1,68
1,20
0,92
0,73
0,59
0,50
0,43
0,37
0,32
0,29
0,26
0,23
0,21
0,18
0,15
0,13
17,94
6,34
3,45
2,24
1,60
1,22
0,97
0,79
0,66
0,57
0,49
0,43
0,38
0,34
0,31
0,28
0,23
0,20
0,17
22,42
7,93
4,32
2,80
2,01
1,53
1,21
0,99
0,83
0,71
0,61
0,54
0,48
0,43
0,39
0,35
0,29
0,25
0,22
26,91
9,51
5,18
3,36
2,41
1,83
1,45
1,19
1,00
0,85
0,74
0,65
0,57
0,51
0,46
0,42
0,35
0,30
0,26
35,88
12,69
6,91
4,49
3,21
2,44
1,94
1,59
1,33
1,13
0,98
0,86
0,77
0,69
0,62
0,56
0,47
0,40
0,35
44,86
15,86
8,63
5,61
4,01
3,05
2,42
1,98
1,66
1,42
1,23
1,08
0,96
0,86
0,77
0,70
0,59
0,50
0,43
53,84
19,03
10,36
6,73
4,82
3,66
2,91
2,38
1,99
1,70
1,48
1,30
1,15
1,03
0,93
0,84
0,70
0,60
0,52
67,30
23,80
12,95
8,41
6,02
4,58
3,63
2,97
2,49
2,13
1,84
1,62
1,44
1,28
1,16
1,05
0,88
0,75
0,65
80,77
28,56
15,54
10,10
7,22
5,50
4,36
3,57
2,99
2,55
2,21
1,94
1,72
1,54
1,39
1,26
1,06
0,90
0,78
89,75
31,73
17,27
11,22
8,03
6,11
4,85
3,97
3,32
2,84
2,46
2,16
1,91
1,71
1,54
1,40
1,18
1,00
De hoogte van de noodoverloop moet altijd groter zijn dan de berekende hoogte dnd en zou op
75 mm kunnen worden gesteld.
De voor een constructeur belangrijke hoogte dhw
bedraagt: dhw = 71 + 50 = 121.
Daarbij speelt ook het aantal doorvoeren een
belangrijke rol in de uiteindelijke afmetingen van
de doorvoer. Bij de noodafvoeren geldt niet het
onderscheid tussen geballaste daken en niet-geballaste daken, zoals bij de reguliere hemelwaterafvoeren. In de norm wordt althans daar niets
over aangegeven.
4.1.4 Brandoverslag
Een dak mag volgens NEN 6063 niet brandgevaar-lijk zijn. Dit houdt in dat bij aanraking
met vonken (zogeheten vliegvuur) er op het dak
geen brand mag ontstaan. Een platdak voorzien
van een ballastlaag van grind of van betontegels
voldoet ruimschoots aan deze eis. Aandacht
06950432_boek.indb 185
16-02-2006 11:39:50
186
Type ruimten
Dampdruk Pi
in Pa (N m-2)
Gemiddelde
temperatuur en
relatieve luchtvochtigheid
opslagplaatsen,
garages, schuren
20 C / 45%
(indien verwarmd)
II
woningen,
kantoren, winkels
(zonder luchtbevochtiging)
20 C / 50%
III
scholen, verpleeginrichtingen,
bejaardentehuizen,
recreatiegebouwen
en gebouwen met
geringe luchtbevochtiging
20 C / 60%
IV
Pi > 1430
20 C / 60%
of hoger
06950432_boek.indb 186
16-02-2006 11:39:50
4 PLATTE DAKEN
187
06950432_boek.indb 187
16-02-2006 11:39:50
188
=
=
=
=
80%
60%
0,13 m2 K/W;
0,04 m2 K/W
2 Temperatuurverloop
Het temperatuurverloop bepalen we door eerst
de diverse temperatuursprongen te berekenen en
vervolgens de temperaturen op de diverse scheidingslagen vast te stellen.
De temperatuursprongen berekenen we met de
formule:
R
T = laag (Ti Te)
Rtotaal
Dus:
Temperatuurverschil tussen binnen en buiten
bedraagt:
Ti Te = 20 0 = 20 C
exterieur
dakbed.
isolatie
beton
interieur
0,04
20
2,28
0,025
=
20
2,28
2,00
=
20
2,28
0,08
=
20
2,28
0,13
=
20
2,28
=
Totaal
-waarde APP-dakbedekking
-waarde APP
-waarde PUR-isolatie
-waarde PUR
-waarde beton
-waarde beton
=
=
=
=
=
=
0,20 W/m K
20.000
0,03 W/m K
60
1,86 W/m K
30
Uitwerking
1 Warmteweerstand totaal
Ro;e = 0,04 [m2 K/W]
0,005
Rdakbed =
= 0,03 m2 K/W
0,20
0,06
Risolatie =
= 2,00 m2 K/W
0,03
0,15
Rbeton =
= 0,08 m2 K/W
1,86
Ro;i
= 0,13 m2 K/W
Rtotaal = 2,28 m2 K/W
06950432_boek.indb 188
0,35 C
0,22 C
17,58 C
0,71 C
1,14 C
20,00 C
in C
0,00
0,35
0,57
18,15
18,86
20,00
16-02-2006 11:39:51
189
4 PLATTE DAKEN
Dampdruk
scheidingslaag
in C
Buiten
Oppervlakte
dakbedekking
Scheiding
isolatie/
dakbedekking
Scheiding
beton/isolatie
Oppervlakte
beton
Binnen
in Pa
4 Diffusieweerstand
Materiaalgegevens:
-waarde beton
-waarde PUR
-waarde APP
van de constructie
= 30
= 60
= 20.000
dikte beton
= 150 mm;
dikte isolatie
= 60 mm;
dikte dakbedekking =
5 mm.
0,00
604
0,35
621
0,61
631
18,15
2089
Diffusieweerstand constructie
18,85
20,00
2184
2345
5 Aanwezig dampspanningsverloop
Het dampspanningsverloop wordt bepaald door
eerst de diverse sprongen van de dampspanning
in Pa te berekenen en vervolgens de dampspanning op de diverse scheidingslagen vast te stellen.
= 108,1 meter
dlaag
(pw;i pw;e)
dtotaal
(10)
dakbedekking
isolatie
beton
100
923,8 = 854,58 [Pa]
108,1
3,6
=
923,8 = 30,76 [Pa]
108,1
4,5
=
923,8 = 38,46 [Pa]
108,1
=
Te =
pw;e =
pw;e =
Ti =
pw;i =
pw;i =
0 C ps;e
e ps;e
80% van 604 Pa
20 C ps;i
i ps;i
60% van 2345
06950432_boek.indb 189
Totaal
= 923,80 [Pa]
= 604 Pa
= 483,2 Pa
= 2345 Pa
= 1407 Pa
16-02-2006 11:39:51
190
Sprong
damp-
Dampspanning
overgang
spanning
twee lagen
in Pa
Buiten
Exterieur
Dakbedekking 854,58
Isolatie
30,76
Beton
38,46
Interieur
Binnen
Temperatuursprong
R
T = i (Ti Te)
Rtot
483,2
483,2
1337,78
1368,54
1407,0
Dampsprong
d
p =
(pwi pwe)
d tot
1407,0
Te
= 0 C
RV = e = 80%
pwe =
Ti
= 20 C
RV = i = 60%
pwi = 1407,2 Pa
T = (Ti Te) = 20 C
d
in m
Constructielaag
in W/m K
T
in C
Buitenklimaatcondities
Overgangsweerstand buiten
5 mm
0,005
dakbedekking
60 mm isolatie
150 mm beton
0,060
0,150
0,200
0,030
1,860
Overgangsweerstand binnen
0,040
0,35
0,025
0,22
2,000
0,081
0,130
Rc = Rtot 0,17 =
U = 1/Rtot =
06950432_boek.indb 190
2,276
Ps
in Pa
604
0,35
621
0,57
631
18,15
2089
0,71
p =
pwi pwe
923,8 Pa
d
in m
p
in Pa
pw
in Pa
483
483
20000
17,58
100,0
855
1338
60
3,6
31
30
4,5
38
1369
18,86
2184
1407
20,00
2345
1407
1,14
Binnenklimaatcondities
Rtot =
T
in C
483,3 Pa
20,00
dtot = 108,1
924
2,11 [m2K/W]
0,44 [W/m2K]
16-02-2006 11:39:52
4 PLATTE DAKEN
Conclusie
In de tabel van figuur 4.30 zien we de kolom van
de maximale dampspanning ps en de kolom van
de aanwezige dampspanning pw. Nergens mag
de aanwezige dampspanning hoger zijn dan de
maximale dampspanning. Maar is dat ook zo?
Onder de dakbedekking is de maximale dampspanning 631 Pa en de aanwezige dampspanning 1338 Pa. De aanwezige dampspanning is
nu hoger dan de maximale dampspanning! Dus
er treedt condensatie op, we spreken van inwendige condensatie.
De verkregen getalwaarden zijn uiteraard ook
grafisch in beeld te brengen. Daartoe wordt het
aanwezige dampspanningsverloop getekend in
de afbeelding waarin ook de maximale dampspanning is aangegeven.
191
=
=
=
=
=
8,10
100,00
1338 Pa
631 Pa
483 Pa
dwarm
dkoud
gwinter = 0,978
8.10
100
06950432_boek.indb 191
16-02-2006 11:39:53
192
Formules
Temperatuursprong
R
T = i (Ti Te)
Rtot
Dampsprong
d
p =
(pwi pwe)
d tot
Te = 16 C
RV = e = 70%
pwe = 1275,5 Pa
Ti = 22 C
RV = i = 60%
pwi = 1592,3 Pa
T = (Ti Te) = 6 C
Constructielaag
Ps
in m
in W/m K
in m2 K/W
in C
in C
in Pa
16,00
1822
16,11
1834
Buitenklimaat-
= pwi pwe
pw
in m
in Pa
in Pa
1275
condities
Overgangs-
0,040
0,11
0,025
0,07
weerstand buiten
5 mm
0,005
0,200
dakbedekking
60 mm isolatie
150 mm beton
0,060
0,150
0,030
1,860
Overgangs-
2,000
0,081
0,130
1275
20000
16,17
1842
21,44
2565
5,27
0,21
100,0
293
1569
60
3,6
11
30
4,5
13
1579
21,66
2598
1592
6,00
2654
1592
0,34
weerstand binnen
Binnenklimaatcondities
Rtot =
06950432_boek.indb 192
2,276
6,00
Rc = Rtot 0,17 =
2,11 [m2K/W]
U = 1/Rtot
0,44 [W/m2K]
dtot =
108,1
924
16-02-2006 11:39:53
4 PLATTE DAKEN
Berekeningsdroging in de zomer
De formule die bij deze berekening wordt gebruikt, luidt:
p pw;i ps;x pw;e
gzomer = 1,956 s;x
+
dwarm
dkoud
waarbij:
(d)warm = 8,10
(d)koud = 100,00
pw;i
= 1592 Pa
ps;x
= 1569 Pa
pw;e
= 1275 Pa
De waarden ingevuld in de formule:
gzomer = 1,956
193
Conclusie
In de winter condenseert er 83,92 g/m2, terwijl
er in de zomer slechts 11,31 g/m2 kan verdampen.
De constructie bevat weliswaar niet meer dan
500 g/m2 gecondenseerd vocht, maar deze hoeveelheid verdampt niet in het zomerseizoen. Er
blijft 83,92 11,31 = 72,61 g/m2 na iedere zomer
over! En daar komt in de volgende winter weer
83,92 g/m2 bij, enzovoort. Uiteindelijk wordt de
dakconstructie steeds natter! Deze constructie
voldoet dus vochttechnisch niet aan de gestelde
criteria.
8,1
100
06950432_boek.indb 193
Benaming
Dakhelling
in %
<1
1 en < 3
3 en < 15
vlakke daken
circa 1,5
platte daken
circa 1,5 en 5
auw hellende daken circa 5 en 27
16-02-2006 11:39:53
194
Soortelijke Dichtheid
warmte c
Warmtegeleidingscofficint
in J/kg K
in kg/m3
in W/m K
A Schutlagen en dakbestrating
grof grind
betontegels
gietasfalt
1.840
1.840
1.470
1.650
2.500
2.200
3,50
1,86
0,20
B Bitumen dakbedekkingsmaterialen
gebitumineerde glasvlies
gebitumineerde polyestermat
gemodificeerd geb. polyestermat
bitumen leien
bitumen-latexemulsie (gespoten)
1.470
1.470
1.470
1.470
1.470
1.050
1.050
1.050
1.050
1.050
0,20
0,20
0,20
0,20
0,20
10.000
10.000
20.000
500
10.000
C Kunststof dakbedekkingsmaterialen
PVC dakbaan
PIB dakbaan
EPDM dakbaan
CSM dakbaan
CR dakbaan
ECB dakbaan
IIR dakbaan (butylrubber)
PVF dakbaan
1.470
1.470
1.470
1.470
1.470
1.470
1.470
1.470
1.300
1.300
1.300
1.300
1.300
1.300
1.300
1.300
0,17
0,17
0,17
0,17
0,17
0,17
0,17
0,17
10.000
150.000
70.000
40.000
40.000
40.000
100.000
20.000
D Thermische isolatiematerialen
EPS 100
EPS 150
EPS gextrudeerd
PUR gecacheerd
PIR gecacheerd (alu)
PF (resolschuim)
MWG glaswoldeken
MWR steenwoldeken
MWR steenwol dakplaat
MWR steenwolplaat
CG schuimglas (op staaldak)
CG schuimglas (op beton)
EPB perliet gexpandeerd
XPS (CO2)
1.470
1.470
1.470
1.470
1.470
1.470
840
840
840
840
840
840
840
1.470
20
25
35
30
30
30
15
26
135-180
90
130
130
175
30
E Dampremmende of sluitlagen
alufolie (getaped)
alufolie
PE folie (getaped)
PE folie (in plafond)
PE kraftpapier
880
880
1.470
1.470
1.470
2.800
2.800
750
750
750
Materiaalomschrijving
06950432_boek.indb 194
0,036
0,036
0,030
0,026
0,023
0,023
0,038
0,038
0,038
0,038
0,042
0,042
0,050
0,038
200
200
0,17
0,17
0,17
Diffusieweerstandsgetal
1.
1.
2
20
2.000
30
40
80
60
60
40
1,3
1,3
1,5
1,3
2.000
40.000
6
80
70.000
3.000
65.000
3.000
2.000
16-02-2006 11:39:54
4 PLATTE DAKEN
Materiaalomschrijving
Soortelijke Dichtheid
warmte c
in J/kg K
gebitumineerd glasvlies
gebitumineerd polyestermat
gebitumineerd aluminiumfolie
bestaande dakbedekking
F Constructieplaten
HWC-platen
HWM-platen
spaanderplaat
spaanderplaat
triplex
triplex w.b.p.
g&g houten delen
lichtbeton
lichtbeton
lichtbeton
lichtbeton
lichtbeton
lichtbeton
lichtbeton
lichtbeton
lichtbeton cassetteplaat
bimsbeton
bimsbeton
holle baksteenvloer
cellenbeton
houtbeton
grindbeton
grindbeton
grindbeton
cassetteplaatbeton
staaldak
staaldak (naden afgekit)
staaldak (koppen dichtgezet)
staaldak (geperforeerd)
aludak
aludak (naden afgekit)
aludak (koppen dichtgezet)
G Plafondmaterialen
stuclaag (kalk)
stuclaag (gips)
pleisterlaag (cement)
06950432_boek.indb 195
in kg/m3
Warmtegeleidingscofficint
195
Diffusieweerstandsgetal
in W/m K
1.470
1.470
1.470
1.470
1.050
1.050
1.050
1.050
0,20
0,20
0,20
0,20
10.000
10.000
700.000
10.000
840
840
1.880
1.880
1.880
1.880
1.880
840
840
840
840
840
840
840
840
860
840
840
840
840
1.470
840
840
840
840
530
530
530
530
880
880
880
350
450
400
600
600
600
550
1.900
1.600
1.300
1.000
700
500
300
200
1.600
1.200
850
2.000
700
430
2.500
2.400
2.300
2.500
7.800
7.800
7.800
4.800
2.800
2.800
2.800
0,12
0,12
0,15
0,20
0,20
0,20
0,16
1,04
0,78
0,55
0,38
0,26
0,20
0,15
0,14
0,70
0,42
0,29
0,66
0,24
0,13
1,86
1,70
1,40
1,86
58
58
58
58
200
200
200
5
6
10
12
50
150
16
14
8
7
6
5
4
4
3
8
8
6
7
6
5
30
30
25
20
1.000
20.000
5.000
50
1.000
20.000
5.000
840
840
840
1.900
1.300
1.900
0,80
0,58
1,16
14
6
14
16-02-2006 11:39:54
196
Materiaalomschrijving
gipsplaat
HWC-platen
houten schrootjes
houten schrootjes (open)
houten schrootjes + firetdoek
minerale wol (geperst)
H Diversen
afschotlaag (zand/cement)
afschotlaag (licht)
Argex
glas (enkel)
gevel metaal
gevel aluminium
metselwerk (gevel)
baksteen (hardgrauw)
baksteen (rood)
kalkzandsteen
porisosteen
B2 blokken
dakpannen (beton)
dakpannen (keramisch)
vezelcement
vezelcement (golfplaat)
leien (natuursteen)
rietbedekking
Soortelijke Dichtheid
warmte c
Warmtegeleidingscofficint
in J/kg K
in W/m K
in kg/m3
Diffusieweerstandsgetal
840
1.470
880
0
0
840
1.300
525
550
250
0,58
0,12
0,16
0,40
0,40
0,06
6
6
16
1
1
3
840
840
840
840
530
530
880
840
840
840
840
840
840
840
840
840
840
2.100
2.000
800
425
2.500
7.800
2.800
2.100
1.900
1.500
2.000
1.200
1.200
2.100
2.100
1.750
1.750
1.750
300
1,50
0,25
0,15
0,80
200.
200.
1,28
1,04
0,58
1,16
0,53
0,42
1,50
1,28
0,37
0,37
0,37
0,11
10
6
6
10.000
1.000
1.000
28
24
10
15
8
8
20
28
45
25
25
3
06950432_boek.indb 196
16-02-2006 11:39:54
4 PLATTE DAKEN
Temperatuur
Verzadigingsspanning
in C
ps = p100%
in Pa (= N/m2)
197
,0
,1
,2
,3
,4
,5
,6
,7
,8
,9
20
19
18
17
16
114
120
128
138
150
114
119
127
137
149
113
119
126
136
147
113
118
125
135
146
112
117
125
134
145
112
117
124
133
144
112
116
123
132
143
111
116
122
131
141
111
115
121
130
140
111
115
121
129
139
15
14
13
12
11
164
180
197
217
238
162
178
196
215
236
161
176
194
213
234
160
175
192
211
232
158
173
190
209
229
157
172
188
207
227
155
170
187
205
225
154
168
185
203
223
153
167
183
201
221
151
165
181
199
219
10
9
8
7
6
261
286
313
342
373
259
284
310
339
370
256
281
308
336
366
254
279
305
333
363
252
276
302
330
360
249
274
299
327
357
247
271
297
324
354
245
269
294
322
351
243
266
291
319
348
240
264
289
316
345
5
4
3
2
1
406
441
478
517
560
402
437
474
513
555
399
433
470
509
551
396
430
466
505
547
392
426
463
501
542
389
423
459
497
538
386
419
455
493
534
382
416
452
490
530
379
412
448
486
526
376
409
444
482
522
0
+0
604
604
600
609
595
613
590
618
586
623
582
628
577
632
573
637
568
642
564
647
1
2
3
4
5
652
702
755
812
872
656
707
761
817
878
661
712
766
823
884
666
717
772
829
890
671
723
777
835
897
676
728
783
841
903
681
733
789
847
909
686
739
794
853
916
692
744
800
859
922
697
750
806
865
929
6
7
8
9
10
935
1002
1074
1150
1230
942
1009
1081
1157
1238
948
1016
1089
1165
1246
955
1023
1096
1173
1255
962
1031
1104
1181
1263
968
1038
1111
1189
1272
975
1045
1119
1197
1280
982
1052
1126
1205
1289
989
1059
1134
1213
1297
996
1067
1142
1222
1306
06950432_boek.indb 197
16-02-2006 11:39:54
198
Temperatuur
Verzadigingsspanning
in C
ps = p100%
in Pa (= N/m2)
,0
,1
,2
,3
,4
,5
,6
,7
,8
,9
11
12
13
14
15
1315
1405
1500
1602
1709
1324
1414
1510
1612
1720
1332
1424
1520
1623
1731
1341
1433
1530
1633
1742
1350
1443
1540
1644
1753
1359
1452
1550
1654
1765
1368
1462
1560
1665
1776
1377
1471
1571
1676
1787
1387
1481
1581
1687
1799
1396
1491
1591
1698
1810
16
17
18
19
20
1822
1942
2069
2203
2345
1834
1954
2082
2217
2360
1846
1967
2095
2231
2375
1857
1979
2109
2245
2389
1869
1992
2122
2259
2404
1881
2005
2135
2273
2419
1893
2017
2149
2288
2434
1905
2030
2162
2302
2449
1918
2043
2176
2316
2465
1930
2056
2190
2331
2480
21
22
23
24
25
2595
2654
2821
2998
3184
2511
2670
2838
3016
3203
2526
2687
2856
3034
3223
2542
2703
2873
3053
3242
2558
2720
2891
3071
3261
2573
2736
2908
3090
3281
2589
2753
2926
3108
3301
2605
2770
2944
3127
3321
2621
2787
2962
3146
3340
2638
2804
2980
3165
3360
26
27
28
29
30
3381
3588
3806
4036
4277
3401
3609
3828
4059
4302
3421
3630
3851
4083
4327
3442
3652
3874
4107
4352
3462
3674
3896
4131
4378
3483
3695
3919
4155
4403
3504
3717
3942
4179
4428
3524
3739
3965
4204
4454
3545
3761
3989
4228
4480
3567
3784
4012
4253
4506
31
32
33
34
35
4532
4799
5080
5375
5685
4558
4827
5109
5405
5717
4584
4854
5138
5436
5749
4611
4882
5167
5466
5781
4637
4910
5196
5497
5813
4664
4938
5226
5528
5845
4691
4966
5255
5559
5878
4717
4994
5285
5590
5911
4745
5023
5315
5622
5943
4772
5051
5345
5653
5976
Voorbeeld:
Gezocht verzadigingsspanning bij 17,3 graden op snijpunt van regel 17 met kolom ,3: ps = 1979 Pa.
Figuur 4.30 Dampspanningstabel
06950432_boek.indb 198
16-02-2006 11:39:55
4 PLATTE DAKEN
199
06950432_boek.indb 199
16-02-2006 11:39:55
200
4.2.1 Daksamenstelling
Een platdak, guur 4.36, bestaat uit:
onderconstructie;
dakbedekkingsconstructie.
Raatliggers zijn gemaakt uit I-vormige handelsproelen. Het lijf is trapeziumgewijs doorgesneden en daarna zijn de delen zo aan elkaar
gelast dat een hogere ligger ontstaat.
Plaatliggers zijn uit losse platen opgebouwd tot
I-proelen of bestaan uit standaardproelen die
met platen tot een nieuw proel zijn samengesteld
Vakwerkliggers vallen feitelijk ook onder de
geconstrueerde liggers, het onderscheid zit in de
aaneenschakeling van driehoeken van de samenstellende delen.
3 Betonnen liggers
Betonnen liggers zijn al dan niet voorgespannen,
guur 4.35. De voorspantechniek is erop gebaseerd dat beton zeer slecht trek kan opnemen,
maar zeer goed drukspanningen. Door het spannen van het wapeningsstaal ontstaat drukspanning in het beton. Hierdoor kunnen belastingen
06950432_boek.indb 200
4.2.1.a Onderconstructie
De onderconstructie is het dakdeel dat is ontworpen om belastingen die op het dak worden
uitgeoefend over te dragen op de rest van de
constructie. Deze belastingen kunnen worden
onderverdeeld in permanente belastingen en
veranderlijke belastingen. Permanente belastingen zijn bijvoorbeeld het gewicht van de
bovenliggende lagen dakbedekkingsmateriaal of
bijvoorbeeld een laag grind. Veranderlijke belastingen zijn bijvoorbeeld regenwater of sneeuw,
maar ook wind (zie paragraaf 4.1). Een onderconstructie moet daarom sterk genoeg zijn om al
die krachten op te kunnen nemen.
Voorbeelden van een onderconstructie zijn:
(monoliet) beton;
betonnen kanaalplaten;
cellenbeton (gasbeton) dakplaten;
triplex (underlayment, OSB) dakplaten;
spaanderplaat;
geschaafde en geploegde houten delen;
houtwolcement dakplaten;
geproleerde stalen dakplaten.
Er zijn ook samengestelde dakelementen, bijvoorbeeld met een isolatiekern (sandwichelementen) die behalve de functie van onderconstructie ook een isolerende functie hebben.
Onderconstructies worden uitgebreider behandeld in par. 4.2.2.
16-02-2006 11:39:56
4 PLATTE DAKEN
201
4.2.1.b Dakbedekkingsconstructie
Een dakbedekkingsconstructie bestaat uit alle
materiaallagen boven de onderconstructie, dit
zijn (bij een warmdak):
dampremmende laag of sluitlaag;
thermische isolatie;
dakbedekkingssysteem met de eventuele
afwerking (ballastlaag).
3 Kouddak
Een kouddak is een dak waarbij tussen de thermische isolatie en de onderconstructie van het
dakbedekkingssysteem in principe buitencondities heersen door de daar toegepaste
spouw met buitenlucht te ventileren. Deze daken
zijn door de slechte bouwfysische eigenschappen
in onbruik geraakt.
4 Ongesoleerd dak
Een ongesoleerd dak bestaat uit een draagconstructie met daarop een hout- of steenachtige beplating en een dakbedekkingssysteem. De
toepassing van een ongesoleerd dak is afhankelijk van het (verwachte) gebruik van de zich
onder het dak bevindende ruimten. Een dergelijk
dak dient vooraf altijd te worden beoordeeld op
het thermisch en hygrisch gedrag van de constructie.
1 Traditioneel warmdak
Het meest kenmerkende van een warmdak is dat
de isolatie is aangebracht op de onderconstructie
en de dampremmende laag of sluitlaag, guur
4.37. Hierdoor blijft de onderconstructie warm.
2 Omgekeerd dak
Een omgekeerd dak, guur 4.38, is een bijzondere vorm van een warmdak met het verschil
dat de thermische isolatie zich bevindt op de
waterdichte laag. Deze isolatie bestaat altijd uit
gextrudeerd polystyreenschuim (XPS).
06950432_boek.indb 201
Conditie onderconstructie
De onderconstructie waarop een dakbedekkingsconstructie wordt aangebracht moet vlak, gaaf,
droog en schoon zijn.
Onder vlak wordt verstaan dat het oppervlak
van de onderconstructie, afhankelijk van de toe
te passen materialen, zodanig is dat deze materialen gelijkmatig ondersteund worden en dat
verticale bewegingen in deze materialen zijn uitgesloten. De gewenste minimale vlakheid van de
onderconstructie gemeten onder een stalen rei is
een (hoogte)verschil van 3 mm in een raster van
600 mm of 4 mm in een raster van 1000 mm.
Onder gaaf wordt verstaan dat het oppervlak
van de onderconstructie, afhankelijk van de toe
te passen materialen, zodanig is dat deze materialen niet door de onderconstructie beschadigd
kunnen worden.
16-02-2006 11:39:57
202
06950432_boek.indb 202
16-02-2006 11:39:58
4 PLATTE DAKEN
Overspanning
150
200
255
320
400
5.800
8.800
11.800
14.800
17.800
Maten in mm
Figuur 4.40 Aanwijzingen maximale overspanning (mm)
kanaalplaatvloeren
Bron: Dycore
Steenachtige dakplaten
Dakplaten zijn geprefabriceerde platen al dan
niet voorzien van een thermische isolatie die
door aaneenschakeling het dakbeschot vormen
voor hellende daken, waarop dakbedekkingsconstructies met een waterdicht of waterkerend
dakbedekkingssysteem worden aangebracht.
Besproken worden:
1 dakplaten van houtbeton;
2 dakplaten van cellenbeton.
1 Dakplaten van houtbeton
Deze platen bestaan uit een laag houtbeton
waarop aan de bovenkant een toplaag van beton
is aangebracht, guur 4.41. Het beton is samengesteld uit houtspanen in cement. In de platen
is een wapening van betonstaal opgenomen
die vooraf omhuld is met beton. De wapening
bestaat uit geproleerd hoogwaardig staal. De
toplaag is samengesteld uit grindbeton en varieert in dikte van 10 mm tot 30 mm, afhankelijk
van de overspanning. Aan de toplaag is een
zogenaamde transportwapening toegevoegd.
Ten behoeve van de onderlinge aansluiting zijn
de zijkanten van de dakplaten voorzien van een
sponning. In het zicht blijvende aansluitnaden
zijn uitgevoerd met vellingkanten.
06950432_boek.indb 203
203
16-02-2006 11:39:58
204
2
3
4
5
Plaatdikte
100
125
150
175
200
250
300
Belastingsituatie
1
3.300
4.100
5.000
5.650
6.300
6.750
6.750
3.150
3.950
4.800
5.450
6.050
6.750
6.750
3.050
3.800
4.650
5.300
5.850
6.750
6.750
2.900
3.650
4.500
5.100
5.700
6.750
6.750
2.800
3.550
4.350
4.950
5.500
6.600
6.750
Maten in mm
Figuur 4.43 Maximale theoretische plaatlengten (mm)
Houtmaat
H.o.h.-afstand in m
b h in mm
0,30
0,40
0,48
0,60
Europees naaldhout
40 146
3,70
40 171
4,30
40 196
4,90
46 146
3,85
46 171
4,50
46 196
5,10
46 221
5,75
59 146
4,15
59 156
4,40
59 171
4,85
59 196
5,50
71 146
4,40
71 171
5,10
71 196
5,80
71 221
6,50
71 246
7,30
71 271
8,00
3,35
3,95
4,50
3,50
4,10
4,70
5,30
3,80
4,05
4,45
5,05
4,00
4,70
5,35
6,00
6,70
7,40
3,20
3,70
4,25
3,35
3,90
4,45
5,00
3,60
3,85
4,20
4,80
3,80
4,45
5,05
5,70
6,40
7,00
2,95
3,45
3,95
3,10
3,60
4,15
4,65
3,35
3,60
3,90
4,50
3,55
4,15
4,75
5,30
5,95
6,60
Noord-Amerikaans naaldhout
38 140
3,50
3,20
38 184
4,55
4,15
38 235
5,75
5,30
38 286
6,95
6,40
3,00
3,95
5,00
6,05
2,70
3,65
4,65
5,65
06950432_boek.indb 204
16-02-2006 11:39:59
4 PLATTE DAKEN
Naaldhouttriplex
06950432_boek.indb 205
Klasse volgens
BRL 1705
M
I
I
I
E
205
OSB
OSB staat voor Oriented Strand Board en is
opgebouwd uit houtsnippers met hars tot
platen geperst. OSB, ook bekend als chipwood platen, wordt geleverd in een standaarddikte van 18 mm. De kwaliteit van de
platen moet worden afgestemd op het binnenklimaat met een minimale kwaliteit OSB 3
(NEN-EN 300).
4.2.2.c Platen op basis van organische
materialen
Organische materialen (houtsnippers, spaanders,
vlasvezels, stro, houtwol, enzovoort) vermengd
met een bindmiddel (cement, kunsthars, enzovoort) worden tot platen geperst. Bij enkele uitvoeringen kunnen de platen worden voorzien
van wapening in de vorm van houten latten of
wapeningsstaal.
De zelfdragende platen worden aangebracht op
gordingen uitgevoerd in hout, beton of staal.
De platen hebben in het algemeen een geringe
thermische isolatiewaarde. Een aantal uitvoeringen werd ook geleverd met kanalen aan de
onderzijde toegepast als isolatiemateriaal op een
vlakke betonnen onderconstructie. Vooral de
oudere producten zijn gevoelig voor kruip.
Verschillende uitvoeringen zijn zeer gevoelig
voor aantasting door vocht.
Uitvoeringen dakplaten van organische
materialen
Een aantal uitvoeringen van deze platen en de
bijbehorende oude merknamen zijn:
houtvezelbeton, gewapend en ongewapend, dikte 40300 mm (Durisol-Mevriet);
houtwol-cementplaten, gewapend en
ongewapend, dikte 50100 mm (Litonit, Denaclith, Dempo, Nefa, Eifelith, Eltonith);
houtwol-magnesietplaten, gewapend en
ongewapend, dikte 50150 mm (Heraklith);
stroplaten (halmplank), geperst stro niet
voorzien van een bindmiddel, dikte 50 mm
(Stramit);
rietplaten, geperste rietmatten verbonden
met ijzerdraad, dikte 2070 mm (Nopriet,
Oosterhoutse bouwplaat);
vlasvezelplaat, vlasscheven verbonden met
kunsthars, dikte 2644 mm (Linex, Unilin);
16-02-2006 11:39:59
206
06950432_boek.indb 206
16-02-2006 11:40:00
4 PLATTE DAKEN
06950432_boek.indb 207
207
1 Sandwich-elementen
Een sandwich-element is een combinatie van een
dragende constructie met thermische isolatie.
Sandwich-elementen zijn opgebouwd uit een
binnen- en buitenplaat uitgevoerd in staal, hout
of kunststof verbonden aan een kernmateriaal,
een thermisch isolatiemateriaal. De sandwichconstructie zorgt voor de sterkte en stijfheid van
het element.
Bij enkele uitvoeringen kunnen de sandwichelementen fabrieksmatig worden voorzien van
een waterdichte laag, een dakbedekkingssysteem
of een dikke coating op een thermisch verzinkt
stalen buitenplaat. De elementen kunnen ook
worden uitgevoerd met een vlakke buitenplaat,
waardoor deze toepasbaar zijn voor platte daken.
Een deel van de elementen zijn zelfdragend. De
niet-zelfdragende elementen worden tijdens het
aanbrengen voorzien van metalen proelen in de
langsnaden.
Sandwich-elementen met stalen beplating functioneren in hygrisch opzicht goed in klimaatklasse I. Bij toepassing in klimaatklasse II wordt
de afdichting van de onderlinge aansluiting
bepalend. Elementen met houten beplating kunnen in hygrisch opzicht slechter functioneren
vooral als gevolg van ingesloten bouwvocht.
Deze sandwich-elementen moeten fabrieksmatig worden voorzien van een waterdichte laag.
Door het lichte gewicht van de bouwelementen
worden deze meestal gecombineerd met een
staalskelet.
De sterkte en stijfheid van de sandwich-elementen moet voldoen aan NEN 6700 en NEN 6702.
Voor het bepalen van sterkte en stijfheid moet
de RS 1990 worden gehanteerd. Omdat sandwich-panelen gevoelig zijn voor kruip moet dit
in de sterkte- en stijfheidsberekeningen worden
opgenomen.
De langsaansluiting moet worden voorzien van
messing en groef of een geproleerde langsoverlap.
16-02-2006 11:40:00
208
2 Ruimtelijke elementen
Ruimtelijke elementen zijn aan beide zijden
voorzien van een beplatingsmateriaal, spaanderplaat, OSB of triplex, bevestigd op regels,
guur 4.49. De elementen kunnen
50006000 mm overspannen en worden op de
bouwmuren opgelegd.
Bij het volledig kleven van een dakbedekkingssysteem moet men een losse zone van circa
200 mm boven de naden voorzien.
De overspanning van het sandwich-element is
afhankelijk van de uitvoering en de belastingen
en varieert van 1250 mm tot 7000 mm.
Doorsnede
Staalkern- Gewicht
dikte
Maximale overspanning
1-veldsplaat
2-veldsplaat
3-veldsplaat
in mm
in m
in m
in m
in kg/m2
0,75
0,88
7,11
8,34
1,94
2,10
2,67
2,99
2,58
2,74
0,75
0,88
9,20
10,79
3,53
3,73
4,80
5,08
4,39
4,63
0,75
0,88
9,81
11,51
4,68
4,94
5,68
6,22
5,79
6,12
0,75
0,88
10,51
12,33
5,94
6,23
6,62
8,21
7,23
7,72
0,75
0,88
11,77
13,81
6,42
6,67
7,81
9,04
7,96
8,27
06950432_boek.indb 208
Bron: SAB
16-02-2006 11:40:01
4 PLATTE DAKEN
06950432_boek.indb 209
209
Functies
De laag tussen onderconstructie en thermische
isolatie wordt in het algemeen dampremmende
laag of sluitlaag genoemd. Beter is het te spreken
van een sluitlaag. Deze laag kan verschillende
functies hebben:
dampremming ter beperking van inwendige
condensatie;
noodvoorziening als tijdelijke waterkering;
winddichting ter verhoging van de windweerstand;
luchtdichtheid/energiezuinigheid;
tochtdichting ten behoeve van de brandveiligheid;
reukdichting ten behoeve van het leefklimaat;
scheidingslaag om contacten tussen materialen te voorkomen.
De keuze voor een dergelijke laag wordt gemakkelijker als meer van genoemde functies van
toepassing blijken te zijn. De noodvoorziening,
winddichting en tochtdichting zijn te zien als
extra veiligheid. In de laatste voorbeelden
spreekt men van een sluitlaag. In het algemeen
16-02-2006 11:40:02
210
betekent de keuze voor een sluitlaag in een dakbedekkingsconstructie minder risico op dakschades zoals natte isolatie, losraken van de isolatie of
het dakbedekkingssysteem en het ontstaan van
brand. Het is daarbij wel gewenst om de dakbedekkingsconstructie op regelmatige afstanden
te compartimenteren met stroken dakbedekking,
die voorkomen dat een lekkage zich kan uitbreiden over een groter oppervlak.
Materialen
Afhankelijk van de aard van de onderconstructie
komen voor dampremmende lagen of sluitlagen
in aanmerking:
gebitumineerde aluminiumfolie;
PE-folie, dikte van 0,20,4 mm, afhankelijk
van de toepassing;
bestaand bitumen of kunststof dakbedekkingssysteem.
Het functioneren van een dampremmende laag
of sluitlaag wordt in belangrijke mate bepaald
door de stromingsdichtheid van de aansluitingen.
Ontwerprichtlijnen
1 De noodzaak voor een dampremmende laag
of sluitlaag moet blijken uit een bouwfysische
berekening. Pas indien mogelijk een dampremmende laag of sluitlaag toe.
2 In dakconstructies boven verblijfsruimten met
een onderconstructie van beton is een dampremmende laag of sluitlaag in het algemeen uit
het oogpunt van gebruikscondities niet noodzakelijk. Aanbevolen wordt deze laag toch aan
te brengen, echter voornamelijk als tijdelijke
waterkering en beschermlaag tegen transport
van bouwvocht naar de thermische isolatie.
Bij isolatiematerialen als steenwol (MWR) en
gexpandeerd perliet (EPB) is dit een eis, omdat
door te veel condens (bouwvocht) schade aan
het isolatiemateriaal kan ontstaan.
3 Op dakconstructies boven verblijfsruimten
met een onderconstructie met naden, zoals het
geval is bij hout, houtachtige of steenachtige
dakplaten dient steeds een dampremmende
laag of sluitlaag te worden aangebracht. Op
geproleerde stalen dakplaten moet de dampremmende laag of sluitlaag mandragend zijn.
Dakelementen zijn meestal voorzien van een
06950432_boek.indb 210
16-02-2006 11:40:02
4 PLATTE DAKEN
Waardering
0,03
0,04
0,045
>
zeer goed
goed
redelijk
matig
slecht
0,03
0,04
0,045
0,05
0,05
211
2 Samenhang
Dit heeft voor een deel betrekking op de verwerkbaarheid en wordt bepaald door onder andere de treksterkte en de mate waarin de samenhang terug kan lopen na vochttoetreding.
Vocht in een isolatielaag in een dakbedekkingsconstructie is onder invloed van temperatuurwisselingen voortdurend in beweging en verspreidt zich als gevolg van damptransport.
Producten met bindmiddelen hebben hiervan
te lijden.
3 Beloopbaarheid
Het beoordelingsaspect dat hierbij een rol speelt
is de druksterkte bij 5% indrukking. In de praktijk speelt het gebruiksdoel van het dak een
belangrijke rol. Hierbij valt te bedenken dat de
eventueel minder goede eigenschappen van een
isolatiemateriaal op dit punt gecompenseerd
kunnen worden door een sterkere dakbedekking
toe te passen.
Ook tijdens het verwerken moet een isolatiemateriaal zonder nadelige gevolgen beloopbaar
zijn, waarbij de drukvastheid en de structuur
van het materiaal een grote rol spelen. Vooral
frequent belopen plaatsen, zoals rondom de ladder, bij de liftopbouw en bij de opslagplaats van
materialen en materieel, verdienen alle aandacht,
waarbij in het algemeen beschermende maatregelen noodzakelijk zijn.
4.2.3.c Dakbedekkingssystemen
Een dakbedekkingssysteem bestaat uit n of
meer lagen dakbedekking met alle aansluitingen
(details). Een gesloten dakbedekkingssysteem
kan ook bestaan uit een onderlaag en daarop
een gespoten bitumen toplaag. Dakbedekkingssystemen zijn te onderscheiden naar de wijze
waarop deze zijn bevestigd aan de of op de
onderconstructie. Dit zijn:
1 losgelegde systemen met een ballastlaag van
grind en/of tegels (L-systemen);
2 aan de onderconstructie bevestigde systemen
zoals:
geschroefde systemen (mechanisch bevestigd; N-systemen);
gekleefde systemen (partieel of volledig; P- en
F-systemen).
06950432_boek.indb 211
16-02-2006 11:40:03
212
Bitumen dakbedekkingssystemen
Besproken worden:
1 geballaste dakbedekkingssystemen;
2 gekleefde dakbedekkingssystemen met een
(gemineraliseerde) APP- of SBS-toplaag;
3 mechanisch bevestigde dakbedekkingssystemen met een APP- of SBS-toplaag.
1 Geballaste dakbedekkingssystemen
Belangrijk voor een lange levensduur zijn een
goed afschot en grind met een grove fractie
(minimaal 16/32) met tegels op hoeken en
randzones. Indien wordt gekozen voor een
eenlaags dakbedekkingssysteem op basis van
APP- of SBS-gemodiceerd bitumen, dan geldt
dat de dakbaan in de toepassing dimensioneel
stabiel moet zijn (dat wil zeggen: niet mag
krimpen) en dat de dakbanen in halfsteensverband worden gelegd. Wordt hiervan afgeweken, dan dienen de banen te worden gelegd in
een zogenoemd blokverband, guur 4.51, waarbij over de kopse naden een sluitbaan wordt
aangebracht.
06950432_boek.indb 212
16-02-2006 11:40:04
4 PLATTE DAKEN
Ondergrond/
onderconstructie
Mechanisch
bevestigd
Losliggend
geballast
Volledig
gekleefd
Partieel
gekleefd
Houten delen
Platen
houtachtig 7
cellenbeton
N
N
L
L
F 1,6
Monolietbeton
F6
zie isolatiematerialen
Isolatiematerialen 4
EPB (perliet)
EPS (gecacheerd)
EPS (ongecacheerd)
MWR (minerale wol)
PUR/PIR gecacheerd (glasvlies)
PUR/PIR gecacheerd (Al)
PF (gecacheerd)
CG (cellulair glas) tegels
CG (cellulair glas) platen
N
N
N
N
N
N
N
L
L
L
L
L
L
L
F
F6
F2
F
P3
Afschotmortels
C-EP
C-EPS
L
L
F
F
P
P
Bestaande dakbedekkingen
Losliggend bitumen
Losliggend teer
Bitumen onafgewerkt
Bitumen met leislag
N
N
L5
L5
L
L
F5
F
F6
P
P
213
Bij alle kopse naden van de onderconstructie een losse zone uitvoeren.
Gesoleerde dakelementen dienen fabrieksmatig te zijn voorzien van een eerste waterdichte laag.
06950432_boek.indb 213
In verband met gevaar van overmatige inwendige condensatie zijn ongesoleerde houten onderconstructies uitsluitend toepasbaar boven ruimten
die onder klimaatklasse I zijn te rangschikken.
16-02-2006 11:40:04
214
06950432_boek.indb 214
Kunststof en rubber
dakbedekkingssystemen
Kunststof en rubber dakbanen voor dakbedekkingssystemen zijn in twee groepen te onderscheiden, die verschillen vertonen in structuur en
eigenschappen:
1 plastomeren (of thermoplasten): de macromoleculen zijn onderling niet chemisch aan
elkaar verbonden, maar bevinden zich in meerdere of mindere mate in willekeurige positie ten
opzichte van elkaar;
2 elastomeren (of synthetische rubbers): de macromoleculen zijn door chemische dwarsverbindingen
op relatief grote afstanden tot wijdmazige netwerken verbonden (door middel van vulkanisatie).
Voorbeelden van dakbanen op basis van plastomere kunststof zijn:
PVC weekgemaakt, niet-bitumenbestendig
polyvinylchloride: plastomere kunststof met
monomere weekmakers;
PVC weekgemaakt, bitumenbestendig polyvinylchloride: plastomere kunststof met polymere weekmakers;
PEC: gechloreerd polyethyleen;
PIB: polyisobutyleen;
ECB: ethyleen copolymeer plus bitumen;
E/VAC: ethyleen/vinylacetaat copolymeer.
Voorbeelden van dakbanen op basis van elastomere kunststoffen zijn:
CSM (CSPE): gechlorosulfoneerd polyethyleen, plastomere kunststof na vulkanisatie
elastomere kunststof (Hypalon);
EPDM: ethyleen propyleen dieen monomeer,
elastomere kunststof.
16-02-2006 11:40:05
4 PLATTE DAKEN
215
Opmerkingen
Het gaat te ver voor deze uitgave om van alle
kunststoffen aan te geven welke keuzemogelijkheden er zijn. Het marktaandeel van PVC is veruit
het grootst. De verschillen in toepassing tussen
PVC en de overige kunststoffen zijn overigens
maar gering. De verschillen hebben meestal te
maken met milieuaspecten en weerstand tegen
stoffen als bitumen, olie en additieven.
4.3 Dakbedekkingsmaterialen
4.3.1 Isolatiematerialen
4.3.1.a Eisen
Behalve een isolerend vermogen hebben moet
een isolatiemateriaal in een dakconstructie in
meer of mindere mate voldoen aan de volgende
eisen:
1 beperkte vochtopname;
2 minimale vormverandering onder invloed van
temperatuurverschillen;
3 minimale vormverandering onder invloed van
vochtopname;
4 beperkte samendrukbaarheid;
5 delaminatieweerstand;
6 brandgedrag tijdens de uitvoering;
7 maatvastheid.
1 Beperkte vochtopname
Vocht in een isolatiemateriaal doet het isolerend
vermogen afnemen. Het is daarom belangrijk dat
het materiaal zo weinig mogelijk vocht opneemt.
Vochtopname kan plaatsvinden kort vr het
aanbrengen van het isolatiemateriaal, als het in
de buitenlucht is opgeslagen of als gevolg van
lekkage in de dakbedekking in een bestaande
situatie. Isolatiematerialen kunnen echter ook
vochtig en zelfs drijfnat worden als gevolg van
inwendige condensatie.
06950432_boek.indb 215
16-02-2006 11:40:06
216
Ondergrond/
onderconstructie
Mechanisch
bevestigd
Losliggend
geballast3
Volledig
gekleefd5
Partieel
gekleefd5
Houten delen
Platen
houtachtig 1
cellenbeton
N
N
L
L
F1
F2
P1
P2
Monolietbeton
zie isolatiematerialen
Isolatiematerialen 2
EPB (perliet)
EPS (gecacheerd)
EPS (ongecacheerd)
MWR (minerale wol)
PUR/PIR gecacheerd (glasvlies)
PUR/PIR gecacheerd (Al)
PF (gecacheerd) (glasvlies)
PF (gecacheerd) (Al)
N
N
N
N
N
N
N
N
L
L
L
L
L
L
L
L
F
F
Bestaande dakbedekkingen
Losliggend bitumen
Losliggend teer
Bitumen onafgewerkt
Bitumen met leislag
N
N
L4
L4
L4
L4
P
P
Gesoleerde dakelementen dienen fabriekmatig te zijn voorzien van een eerste waterdichte laag.
Voor de gelijmde, gekleefde dakbedekkingssystemen geldt een aanvullend prestatieconcept van de betreffende
06950432_boek.indb 216
16-02-2006 11:40:06
4 PLATTE DAKEN
Op een gesloten onderconstructie of ondergrond (bestaande dakbedekking, dampremmende laag of sluitlaag) compartimenten
aanbrengen ter beperking van schade bij onverhoopte lekkage.
217
bepalen delaminatieweerstand
4 Beperkte samendrukbaarheid
Tijdens het verwerken van thermische isolatiematerialen op het dak, maar eveneens nadat de
dakbedekking is aangebracht, moet het materiaal beloopbaar zijn. Dit betekent dat tijdens
het belopen geen blijvende vervorming mag
ontstaan. Het materiaal moet dus een bepaalde
weerstand tegen samendrukken of indrukken
(vaak druksterkte genoemd) bezitten.
5 Delaminatieweerstand
Onder de delaminatieweerstand wordt de weerstand tegen het in verticale richting uit elkaar
trekken van het isolatiemateriaal (bijvoorbeeld
door windzuiging, guur 4.57-1) gerekend. In
principe wordt de inwendige samenhang van
het materiaal volgens guur 4.57-2 bepaald.
6 Brandgedrag tijdens de uitvoering
In verband met het voorkomen van brand gedurende de uitvoeringsperiode, is het van belang
om te weten welke isolatiematerialen zeer brandbaar of moeilijk brandbaar zijn.
06950432_boek.indb 217
7 Maatvastheid
Om een goede ondergrond voor een dakbedekking te verkrijgen is het van belang dat afwijkingen (toleranties) op de door de leverancier/
fabrikant opgegeven lengte-, breedte- en diktematen zo klein mogelijk zijn. Tevens is het
van belang dat isolatiematerialen een zo gering
mogelijke afwijking op de haaksheid hebben.
Hoewel het ene materiaal zich beter leent voor
maatvast fabriceren dan het andere, is het dui-
16-02-2006 11:40:06
218
1 Organische isolatiematerialen
Onder organisch materiaal wordt verstaan:
materiaal, opgebouwd uit grondstoffen afkomstig uit het planten- of dierenrijk. Organische
isolatiematerialen, met uitzondering van kurk,
worden in Nederland onder gesloten dakbedekkingssystemen niet meer als dakisolatie toegepast, vanwege de relatief geringe warmteweerstand van het materiaal.
Kurk-ICB
Omdat kurk een natuurproduct is, staat het vanuit milieuoverwegingen momenteel opnieuw in
de belangstelling. De productiemogelijkheden
van kurk zijn echter beperkt en de milieueffecten
bij deze productie zijn onvoldoende onderzocht.
Bovendien lijkt de verwerking van kurk als dakisolatiemateriaal meer nadelen dan voordelen te
kennen waardoor een ruim marktaandeel van dit
materiaal dan ook onwaarschijnlijk lijkt.
Kurk is afkomstig van kurkbomen. Kurkisolatie
bestaat uit gexpandeerde kurkkorrels, gempregneerd en gebonden met een bindmiddel.
Eigenschappen kurk
bestand tegen schimmels;
niet bestand tegen geconcentreerde zuren,
enkele logen en vochtige kalk;
de -waarde is 0,044 W/m K;
de -waarde is 6.
2 Kunststofschuimen
Kunststoffen worden verkregen door chemische
koppeling van moleculen van n en dezelfde
stof (homopolymerisatie) en/of van verschillende
stoffen (copolymerisatie). Kunststof isolatiematerialen worden in de vorm van schuim toegepast.
06950432_boek.indb 218
16-02-2006 11:40:07
4 PLATTE DAKEN
219
Eigenschappen EPS
warmte-isolerend vermogen;
beperkte samendrukbaarheid;
relatief hoge delaminatieweerstand;
hoge lineaire uitzettingscofcint;
krimp door veroudering;
brandbaar;
niet bestand tegen oplosmiddelen afkomstig uit aardolie;
-waarde is 0,036 W/m K;
de -waarde is afhankelijk van de persing
(EPS100 = 20);
thermoplastisch materiaal.
06950432_boek.indb 219
16-02-2006 11:40:08
220
3 Anorganische isolatiematerialen
Anorganisch betekent in dit verband: niet uit
planten- of dierenrijk afkomstig. In sommige
van de isolatiematerialen kunnen wel organische
bestanddelen, bijvoorbeeld als bindmiddel, voorkomen. In het algemeen geldt voor anorganische
isolatiematerialen dat zij niet door vochtinvloeden zwellen of rotten. Dit neemt overigens niet
weg dat er wel degelijk schade door vocht kan
ontstaan. Minerale wolplaten kunnen door vochtinwerking hun onderlinge samenhang en vastheid
verliezen en daardoor onbruikbaar worden.
Anorganische platen worden vaak gekozen om
hun gunstige brandtechnische eigenschappen in
vergelijking met organische materialen en kunststofschuimen. Anorganische isolatiematerialen
worden in Nederland veelvuldig toegepast als
dakisolatie in een warmdak.
Tot de anorganische materialen behoren:
steenwolplaten: met kunsthars gebonden
geperste steenwol in plaatvorm;
cellulair glas: glas vermengd met schuimvormende chemicalin, waardoor met gas
gevulde cellen ontstaan;
perliteplaat: gexpandeerde perlitekorrels
(perlite is een vulkanisch gesteente), anorganische vezels en organische bindmiddelen.
06950432_boek.indb 220
Opmerking
Glaswolplaten worden niet toegepast in dakbedekkingsconstructies volgens het principe
warmdak. Om deze reden wordt hier aan dit
materiaal geen aandacht besteed.
Steenwol (MWR)
Steenwol wordt verkregen uit stollingsgesteente.
Dit stollingsgesteente wordt vermengd met
kalksteen, waarna het mengsel bij een temperatuur van circa 1600 C wordt gesmolten. De
gesmolten steen wordt via een spinner tot ragjne vezels gevormd. Aan de vezelmassa worden
bindmiddelen en waterafstotende stoffen toegevoegd. Na uitharding worden de platen gezaagd
en verpakt.
Eigenschappen MWR
bestand tegen schimmels;
praktisch geen vormveranderingen onder
invloed van temperatuurverschillen;
damp-open structuur;
relatief lage delaminatieweerstand;
wisselende druksterkte;
praktisch onbrandbaar;
verlies van inwendige samenhang bij
vochtopname (op steenachtige onderconstructie altijd een dampremmende laag of
sluitlaag toepassen);
de -waarde is 0,038 W/m K;
de -waarde is 1,5.
16-02-2006 11:40:08
4 PLATTE DAKEN
Eigenschappen CG
waterdicht door gesloten celstructuur;
waterdampdicht;
bestand tegen ongedierte;
zuurbestendig;
hoge druksterkte;
maatvast;
onbrandbaar;
bros en/of breekbaar;
de -waarde is 0,042 W/m K;
de -waarde is . Bij toepassing in een
dakbedekkingsconstructie wordt de dampdiffusieweerstand bepaald door de onderconstructie. Voor de rekenwaarden voor het
diffusieweerstandsgetal kan worden aangehouden:
staaldak = 2000;
betondak = 40000.
06950432_boek.indb 221
221
1 Afschotisolatieplaten
Afschotisolatieplaten zijn platen waarbij de dikte
verloopt met 1020 mm per m1. Dergelijke platen kunnen worden toegepast op een zeer vlakke
ondergrond. Het afschot wordt verkregen door
een aantal platen van verschillende dikte naast
elkaar te leggen, waarbij steeds de hoogste kant
van een plaat komt te liggen tegen een eerder
gelegde plaat, die aan de aangrenzende kant
even dik is als de te leggen plaat. Er zijn dan
ook veel platen nodig van verschillende dikten.
Vooraf dient een tekening te worden gemaakt
waarop precies is aangegeven hoeveel platen
van welke dikten nodig zijn en waar deze op het
dakvlak moeten worden aangebracht.
2 Afschotisolatiemortel
Polystyreen isolatiemortel wordt verwerkt als toeslagmateriaal in een zandcement mortel. Een
afschotlaag van polystyreenbeton, waarin bij
grotere dikten blokken PS-schuim of PUR-schuim
worden opgenomen, moet op een gesloten laag
worden aangebracht. Zij zijn vooral geschikt
voor ondergronden waar sprake is van doorbuiging en of afzijdig afschot wordt verlangd.
4.3.1.d Codering
Producten voor de thermische isolatie van daken
zijn gecodeerd naar materiaalsoort, vorm, toepassing en afwerking. De codering is tevens de
aanduiding van de voor dat product geldende
kwaliteitseis. De beproevingsmethoden en eisen
met betrekking tot de diverse producteigenschappen staan vermeld in de BRL 1315/01
Algemene bepalingen en in de verschillende
per productgroep geldende BRLs 1311 t/m
1314 Bijzondere bepalingen. De BRLs 1309/01
Algemene bepalingen en 1309/02 Bijzondere
bepalingen vermelden behalve eisen ten aanzien
van producteigenschappen onder andere ook de
beproevingsmethoden en functionele eisen voor
dakisolatieproducten, in hun toepassing op een
onderconstructie in combinatie met een gesloten
dakbedekkingssysteem. Voor de verklaring van
16-02-2006 11:40:08
222
de opbouw van de coderingen van isolatiematerialen wordt verwezen naar guur 4.59.
Niet iedere combinatie van cijfers is een bestaand product. Door fabrikanten/leveranciers
wordt de codering gebruikt om hun producten
aan te duiden.
Transport en opslag
Het transport en de opslag van isolatiematerialen
op het werk dient met de nodige zorg plaats
te vinden. Isolatiematerialen hebben vaak een
relatief geringe sterkte, waardoor zij gemakkelijk kunnen worden beschadigd. Op het werk
1
PUR
44
= gexpandeerd polystyreenschuim
= hard phenolformaldehydeschuim
MRW = steenwol
CG
= cellulair glas
EPB
= gexpandeerd perlite
ICB
= kurk
06950432_boek.indb 222
16-02-2006 11:40:09
4 PLATTE DAKEN
06950432_boek.indb 223
223
Als gevolg van het Bouwbesluit lijken het losliggend geballaste systeem en het mechanisch bevestigde systeem steeds meer aan populariteit te
winnen. Deze twee systemen verschaffen meer
zekerheid ten aanzien van de stormvastheid van
het totale dakbedekkingspakket. Bovendien bieden deze systemen vanuit milieuoverwegingen
tijdens de sloopfase meer mogelijkheden voor
het scheiden van afval. Omdat ook de gekleefde
systemen nog worden toegepast, worden van
iedere methode kort de verwerkingsrichtlijnen
besproken.
16-02-2006 11:40:10
224
06950432_boek.indb 224
16-02-2006 11:40:11
4 PLATTE DAKEN
06950432_boek.indb 225
225
16-02-2006 11:40:12
226
visco-elastisch, dat wil zeggen dat de viscositeit (stroperigheid) afhankelijk is van temperatuur
en belastingstijd;
grote interne kleefkracht: de onderlinge
samenhang tussen de moleculen is sterk;
grote kleefkracht met andere materialen;
goed bestand tegen de meeste chemische
stoffen;
niet giftig bij inachtneming van de normale
voorzorgsmaatregelen.
06950432_boek.indb 226
16-02-2006 11:40:12
4 PLATTE DAKEN
dus minder warmte nodig om stroperig te worden dan bitumina met een hoog verwekingspunt.
Het tweede cijfer wordt verkregen uit de penetratieproef. Bij de penetratieproef (penetratie =
indringing) wordt de viscositeit vastgesteld bij
een bepaalde temperatuur.
De eerste bitumen dakbanen die vanaf de jaren
zestig werden geproduceerd bestonden uit geblazen bitumen met een wolviltdrager, later met
een drager van glasvlies en in de jaren zeventig
uit een polyestermat.
Bij het produceren van geblazen bitumen, dat
nog steeds een bepaald marktaandeel heeft,
wordt lucht door verhit penetratiebitumen geleid. Hierdoor neemt het bitumen zuurstof op,
waardoor het meer rubberachtige kwaliteiten
krijgt en minder temperatuurgevoelig wordt.
Maar omdat bitumen niet goed bestand is
tegen zuurstof, vindt door het blazen gelijktijdig
06950432_boek.indb 227
227
16-02-2006 11:40:13
228
worden APP-bitumen dakrollen om esthetische redenen ook vaak met een leislagafwerking toegepast.
SBS in bitumen
SBS (styreen-butadieen-styreen) is een kunstrubber met thermoplastische eigenschappen.
SBS kunststoffen vormen bij temperaturen
lager dan circa 100 C een soort rasterwerk
in het bitumen. Het mengsel is dan niet meer
vloeibaar. Zon raster kan men vergelijken met
in alle richtingen aan elkaar geknoopte elastiekjes. Het gehalte SBS dat aan het bitumen is
toegevoegd om het mengsel elastische eigenschappen te geven is circa 13%. Het SBS/
bitumenmengsel gedraagt zich bij temperaturenlager dan circa 100 C rubberachtig en is
bij lagere temperatuur soepel en elastisch.
1 Dragers
Dragers hebben een gunstige invloed op de
mechanische eigenschappen van het eindproduct. In principe kunnen vele materialen voor
dit doel worden toegepast. De materialen die
momenteel het meest worden toegepast, zijn
polyester en een polyesterglas composiet.
Glasvlies
Glasvlies is een niet-geweven mat van dunne
glasdraadjes. Een voordeel van glasvlies is dat de
dimensie stabiel (vormvast) is. Een nadeel van
glasvlies is dat het geen rek heeft en niet bestand
is tegen knikken en herhaald buigen.
Polyestermat
Polyestermat is een niet-geweven mat van dunne
polyesterdraadjes, die onderling zijn verlijmd met
Voordelen
Nadelen
APP
goede weerstand tegen hoge temperaturen
goed bestand tegen UV-straling
geschikt voor de brandmethode
lange levensduur
SBS
gedraagt zich soepel bij lage temperaturen
zeer elastisch
geschikt voor de gietmethode met geblazen
bitumen en verwerking door middel van branden
hoge vermoeiingsweerstand
06950432_boek.indb 228
16-02-2006 11:40:13
4 PLATTE DAKEN
06950432_boek.indb 229
229
4 Afwerkmaterialen
De hoofdfunctie van afwerkmaterialen is het
aankleven aan de machine en het aan elkaar
kleven van het materiaal in opgerolde toestand
te voorkomen. Er zijn veel materialen geschikt
voor dit doel. Er kunnen nog andere eisen aan
deze materialen worden gesteld, bijvoorbeeld
een esthetische functie of bescherming tegen
ultraviolet licht.
Zes veelgebruikte materialen worden nu besproken:
1 talk: dit is een goed middel om aankleven te
voorkomen;
2 zilverzand: is iets ruwer aan de handen en
houdt langer vocht vast. Per m2 is er meer zilverzand nodig dan talk. Bij gelijkblijvend rolgewicht
is er dus bij gebruik van zilverzand minder
coatingbitumen op de baan aanwezig dan bij
afwerking met talk;
3 leislag en andere gekleurde minerale korrels:
deze worden voornamelijk toegepast om hun
esthetische waarde. Daarnaast bieden ze ook
bescherming tegen uv-stralen. De overlaprand
(plakrand) wordt bij deze rollen vaak afgewerkt
met zilverzand of een folie;
4 aluminiumfolie (0,01 mm dik: wordt toegepast vanwege zijn antikleefeigenschappen in
dampdrukverdelende producten. 0,1 mm dikke
folie past men wel toe om esthetische redenen
en voor zonreectie;
5 plasticfolie: wordt toegepast op rollen Met
Extra Coating (MEC of brandrollen). Deze rollen
worden op het dak gebrand in plaats van ze te
plakken. Het benodigde plakbitumen wordt dan
als extra coating al in de machine op de baan
aangebracht. Op het dak wordt het plasticfolie
verwijderd vr het branden (stripfolie) of, als er
erg dunne folie is toegepast, wordt het weggebrand (brandfolie);
6 siliconenpapier: wordt toegepast als stripfolie
speciaal bij zelfklevende banen.
4.3.3.e Codering
Om alle soorten dakbanen te kunnen onderscheiden is in Nederland een coderingssysteem
ontworpen, dat berust op het onderscheid naar
bitumen, drager en afwerking, guur 4.64.
16-02-2006 11:40:14
230
Bij wat lagere buitentemperaturen (de temperatuur van de ondergrond moet circa 15 C zijn)
is de kleeaag niet actief genoeg om spontaan
te verkleven en is toevoeging van wat warmte,
bij voorkeur door thermisch lassen, noodzakelijk.
Ook de houdbaarheid is nog beperkt (circa een
half jaar).
06950432_boek.indb 230
16-02-2006 11:40:14
4 PLATTE DAKEN
231
4 Bitumenlijmen
Koude bitumenlijmen worden in paragraaf 4.3.7
uitgebreid behandeld.
Toepassing
Om een betere hechting te krijgen tussen een
bitumen kleeaag en de onderconstructie (bijvoorbeeld steenachtige onderconstructies) wordt
een dunne oplossing aangebracht. Men noemt
deze toepassing een voorsmeerlaag. De aangebrachte voorsmeerlaag moet geheel droog zijn
voordat andere werkzaamheden daarop mogen
worden uitgevoerd.
Om een leislag te kleven wordt een wat minder
dunne bitumenoplossing verwerkt (daklak).
Toepassing is mogelijk op platte daken en op
hellende daken tot ongeveer 15 (gevaar van
afzakken in de zomer op steilere dakvlakken).
2 Bitumenemulsies
Bitumenemulsie is een koud verwerkbare hechtlaag, waarin het bitumen zeer jn verdeeld in
water als zwevende deeltjes voorkomt.
Toepassing
Bitumenemulsie wordt toegepast als voorsmeerlaag op enigszins vochtige steenachtige
onderconstructies op daken met een helling tot
maximaal 45. In tegenstelling tot bitumenoplossingen kan na het aanbrengen van een bitumenemulsie na ongeveer 15 minuten reeds op deze
voorsmeerlaag worden gewerkt.
3 Bitumenpastas
Bitumenpastas zijn oplossingen van bitumen,
een snel verdampend oplosmiddel en vulstoffen.
De dunnere pastas kunnen worden verspoten of
met de borstel worden uitgestreken. Bitumenpastas worden koud verwerkt en al naar gelang
zij dikker zijn, kunnen ze worden toegepast op
daken met een helling tot 25 45. Zij kunnen
met een troffel, plakspaan, plamuurmes of kitpistool worden aangebracht.
Toepassing
De dunnere pastas worden gebruikt als hechtlaag voor leislag. De dikkere soorten kunnen
voor (nood)reparaties en herstelwerkzaamheden
worden toegepast.
06950432_boek.indb 231
Toepassing
Deze dakbedekking is geschikt als onderhoudslaag op oude bedekkingen en kan ook samen
met een nieuwe laag dakbedekking worden aangebracht.
4.3.4 Uitvoering van bitumen
dakbedekkingen
4.3.4.a Opslag
Voor het opslaan van rollen gelden de volgende
regels:
de rollen moeten meestal staand worden
vervoerd en opgeslagen, de rollen moeten bij
voorkeur op een pallet (dus niet in de modder of
in een plas water) of op een houten vlonder worden opgeslagen;
rollen moeten worden afgedekt met een
plasticfolie;
in enkele gevallen staat op de wikkel vermeld
dat de rollen liggend moeten worden opgeslagen; dit mag niet hoger dan in drie lagen.
16-02-2006 11:40:14
232
06950432_boek.indb 232
16-02-2006 11:40:15
4 PLATTE DAKEN
233
4.3.4.e Verwerkingsmethoden
Bitumen dakbedekkingsmaterialen kunnen op de
volgende wijzen worden aangebracht:
1 met de brandmethode en op de dakrol aanwezige extra coatinglagen;
2 met de gietmethode en bitumen 110/30;
3 met koude bitumenkleefstof (koudkleven,
strijkmethode);
4 met zelfklevende dakrollen;
5 met de spuitmethode en bitumen/latexemulsie;
6 mechanisch bevestigd met thermisch gelaste
of gebrande naadverbinding;
7 losliggend met thermisch gelaste of gebrande
naden.
1 Brandmethode
In de praktijk wordt het overgrote deel van bitumen dakbedekkingen met een brander aangebracht (circa 85 tot 90%), guur 4.67.
Bij de rollen die met een brander kunnen worden verkleefd, zit op de rollen een extra dikke
bitumencoating (MEC = Met Extra Coating), die
door een brander moet worden verweekt en dan
de kleeaag vormt. Alleen dakbanen met een
MEC-zijde aan de onderzijde kunnen volgens de
brandmethode worden aangebracht.
06950432_boek.indb 233
2 Gietmethode
In de jaren zeventig en begin jaren tachtig was
de gietmethode de voornaamste verwerkingstechniek voor bitumen dakbedekkingsmaterialen.
Vooral het werken met gemineraliseerde toplagen leverde bijzonder fraaie daken op. Nu nog
wordt een klein deel van de dakbedekking met
bitumen geplakt.
16-02-2006 11:40:15
234
06950432_boek.indb 234
5 Spuitmethode
Met gespoten dakbedekkingen kunnen bestaande dakbedekkingen goed worden gereno-
16-02-2006 11:40:16
4 PLATTE DAKEN
235
veerd. Bij dit spuiten wordt een laag bitumenlatexemulsie aangebracht met in totaal een
gemiddelde dikte van 4 mm.
6 Thermisch lassen
De overlappen van baanstukken kunnen bij
koudgekleefde systemen of nlaagse dakbedekkingssystemen worden gelast met behulp van
hete lucht. Dit kan zowel met een handlasapparaat als met de lasautomaat worden uitgevoerd. Bij gebruik van een handlasapparaat
moet de overlap worden aangedrukt met een
aandrukrol, guur 4.70. Bij de lasautomaat is een
aandrukrol aan het apparaat gebouwd, guur
4.71. De snelheid van lassen is afhankelijk van
ingestelde temperatuur, weersgesteldheid, materiaaleigenschappen en breedte van de lasmond.
06950432_boek.indb 235
16-02-2006 11:40:17
236
Materialen
Uitsluitend dimensioneel stabiele materialen komen voor eenlaagse systemen in aanmerking. Dit
zijn dakbanen met een dimensionele vervorming
0,3%.
Overlappen
De overlappen worden thermisch gelast of vastgebrand. Het aandrukken van de overlappen
met een stalen aandrukwals is aan te bevelen in
verband met de sterkte van de overlapping. De
effectieve lasbreedte van de overlappen dient
minimaal 70 mm te bedragen.
4.3.4.h Dakbedekkingsdetails
Om gebouwen goed en blijvend waterdicht te
krijgen, is het dakbedekkingsdetail een belangrijk onderdeel. Onder een dakbedekkingsdetail
wordt verstaan de waterdichte aansluiting van
de dakbedekking bij dakranden, opstanden,
nokken, killen, hoekkepers, goten, dilatatievoegen, afvoerbakken en ontluchtingskokers.
Om dakdetails die veel voorkomen eenvoudig
te kunnen onderscheiden, wordt een coderingssysteem gehanteerd dat begint met letters die
verwijzen naar de volgende groepsindeling:
06950432_boek.indb 236
Groepsindeling
DR
= dakranden;
OS
= opstanden;
DIL
= dilatatievoeg;
COM = compartimentering;
HWA = hemelwaterafvoer;
DV
= doorvoer;
DRL = dampremmende lagen.
Vervolgens wordt met twee cijfers het volgnummer aangegeven, en daarachter wordt met
n letter de toe te passen materiaalsoort aangegeven.
Materiaalsoort
M = baanvormig bitumineus op basis van
gemodiceerd bitumen;
K = baanvormig kunststof;
L = vloeibaar aangebrachte dakbedekking;
A = gietasfalt;
B = baanvormig bitumineus op basis van
geblazen bitumen;
Z = baanvormig bitumineus zelfklevend.
16-02-2006 11:40:17
4 PLATTE DAKEN
Voorbeeld
VB-detail DR 01 M betreft een dakranddetail
voor gemodiceerde bitumen dakbedekking
afgewerkt met een aluminium trim.
06950432_boek.indb 237
237
bedekking in het gebouw komt. Bij hemelwaterafvoeren is het daarom noodzakelijk dat de dakconstructie over een oppervlak van circa 1 m2
10 mm verdiept is gemaakt. Bij toepassing van
thermische isolatieplaten kan dit plaatsvinden
door over dat oppervlak dunnere isolatieplaten
toe te passen.
Randen en opstanden
De hoogte van de dakranden moet minimaal
120 mm bedragen, gerekend vanaf de kim. Bij
een omgekeerd dak geldt bovenkant isolatie. De
hoogte van alle overige opstanden moet hoger
zijn. Is dit niet mogelijk, dan moeten in de dakrand overlopen worden aangebracht.
Uit windbelastingsberekeningen van geballaste
daken kunnen afhankelijk van de berekende
windbelasting aanvullende eisen aan de dakrandhoogte worden gesteld.
De nek (= bovenkant van een dakopstand) en de
kim (= onderzijde van een dakopstand) moeten
altijd worden voorzien van ten minste twee
lagen met een drager van polyestermat. De
afwerking van een dakopstand vindt plaats met
een topstrook van gemodiceerd gebitumineerde polyestermat. Haakse hoeken verdienen
de voorkeur.
Aanbrengprincipe randstroken
De randstroken kunnen op verschillende manieren aansluiten bij dakranden en opstanden. In
guur 4.73-1 is het basisprincipe bij meerlaagse
dakbedekkingssystemen weergegeven, in guur
4.73-2 het basisprincipe bij eenlaagse dakdebekkingssystemen.
4.3.5 Kunststof dakbedekkingen
4.3.5.a Soorten kunststof dakbedekkingen
Met kunststoffen worden materialen bedoeld die
kunstmatig zijn vervaardigd. Door chemische
productieprocessen worden moleculen aan
elkaar verbonden. Voor kunststof dakbedekkingsmaterialen wordt een speciaal soort moleculen,
genaamd monomeren, aan elkaar gekoppeld. Dit
koppelen van monomeren noemt men polymerisatie.
16-02-2006 11:40:18
238
Werkwijze
Bij meerlaags systeem
a een randstrook aanbrengen van voorzijde
dakrand of bovenzijde opstand tot ruim op
het dakvlak (minimaal 100 mm);
b de eerste laag van het dakbedekkingssysteem aanbrengen tot strook a;
c de toplaag van het dakbedekkingssysteem
aanbrengen tot in de kim en kleven op strook a.
06950432_boek.indb 238
16-02-2006 11:40:19
4 PLATTE DAKEN
oorspronkelijke vorm. Door de dwarsverbindingen tussen de molecuulketens kunnen elastomeren ook als ongewapende dakbaan worden
aangebracht.
Na vulkanisatie kunnen de dwarsverbindingen
niet worden opengebroken, zodat hechting van
twee elastomere dakbanen aan elkaar veelal
geschiedt met een hulpmiddel (lijm, thermoplastische tape). EPDM en CSM behoren tot de
groep elastomeren. We besteden aandacht aan
EPDM. Omdat natuurrubber ook tot deze groep
behoort, noemt men elastomeren vaak rubbers.
3 Thermoharders
Voor wat betreft de kunststoffen is nog sprake
van een derde groep, de zogenoemde thermoharders, maar deze is voor de kunststof dakbanen zlf niet van belang.
Dat neemt niet weg dat diverse producten, zoals
kunststof doorvoeren (bijvoorbeeld gullys) en
lichtkoepelopstanden, die beide tot de thermoharders kunnen behoren, van belang zijn voor
dakbedekkingsconstructies.
Thermoharders zijn door de blijvende glasachtige structuur van de moleculen niet vervormbaar of lasbaar, guur 4.76.
06950432_boek.indb 239
239
16-02-2006 11:40:19
240
06950432_boek.indb 240
Kenmerkende eigenschappen
Van de elastomeren is de EPDM-dakbaan de
meest toegepaste en dus de meest bekende
elastomere kunststof dakbaan. Het materiaal is
buitengewoon goed bestand tegen ultraviolette
inwerking. Het materiaal is sterk elastisch. Het materiaal is elastisch van circa 40 C tot +100 C.
EPDM is in principe bitumenbestendig en
bestand tegen worteldoorgroei. Gesteld kan
worden dat EPDM goed bestand is tegen zure
regen en vele door de industrie veroorzaakte ver-
16-02-2006 11:40:20
4 PLATTE DAKEN
1 TPO/TPE
TPO is de afkorting van thermoplastische polyolenen, ook wel exibele polyolenen genoemd
(FPO). TPE is de afkorting van thermoplastische
elastomeren ofwel thermisch lasbare polyolenen met elastisch gedrag. Polyolenen is een
verzamelnaam van kunststoffen op basis van polyethyleen (PE) of polypropyleen (PP). Ook een
materiaal als APP behoort tot de polyolenen.
In het algemeen zijn in relatie tot de verwerking
de PE-typen soepeler en daardoor gemakkelijker
te verwerken. De PP-typen zijn wat stijver maar
hebben in het algemeen iets betere mechanische eigenschappen. Het temperatuurbereik
waarbinnen de lasverbinding tot stand komt is
van TPE-dakbanen het grootst. Het zogenoemde
lasvenster bevindt zich tussen 360 C en 600 C.
De meerderheid van de op de markt gebrachte
TPO-dakbanen vallen onder de PP-typen. Van
dat type is bekend dat het gevoelig is voor oxidatie, hetgeen zich vooral bij lagere temperaturen kan manifesteren. Dit kan gevolgen hebben voor de lasbaarheid. De PE-typen kunststof
zijn gevoeliger voor lineaire uitzetting, hetgeen
bij hogere temperaturen kan leiden tot plooivorming.
2 PIB (polyisobutyleen)
PIB is een thermoplast. PIB-dakbanen zijn gecacheerd met polyestermat. PIB-dakbedekkingssystemen bezitten een gunstig brandgedrag en
zijn goed bestand tegen uv-straling. De damp-
06950432_boek.indb 241
241
diffusieweerstand van PIB is relatief hoog. PIBdakbedekkingssystemen dienen, ook ter plaatse
van de lasverbindingen, een ononderbroken
cacheerlaag te bevatten. PIB-dakbanen kunnen
met bitumen producten aan de ondergrond
worden bevestigd.
3 PEC (gechloreerd polyethyleen)
Ook PEC is een thermoplast. Aan PEC hoeven
geen weekmakers toegevoegd te worden. Voor
het overige lijkt de samenstelling van PECdakbanen veel op die van pvc-dakbanen. Vanwege de afwezigheid van weekmakers is PEC
bitumenbestendig en vertoont het bij gebruik in
dakbedekkingssystemen ook geen krimp ten
gevolge van weekmakerverlies.
4 CSM (gechloreerd sulfoneerd polyethyleen)
CSM is een elastomere kunststof. CSM-dakbanen
zijn voorzien van een cachering of van een polyesterwapening. CSM-dakbedekkingssystemen
zijn goed bestand tegen uv-straling en bezitten
een gunstig brandgedrag. Mits de dakbanen niet
te oud zijn, kunnen de naden thermisch worden
gelast.
5 E/VAC (ethyleen/vinylacetaat copolymeer)
E/VAC is een thermoplast waaraan geen weekmakers zijn toegevoegd. E/VAC-dakbanen worden ongewapend (homogeen) geleverd of voorzien van een cacheerlaag van polyestermat. Door
de afwezigheid van weekmakers zijn E/VACdakbanen bitumenbestendig. Ook de toepassing
komt overeen met (bitumenbestendige) PVCdakbanen.
4.3.5.g Codering kunststof dakbanen
Om kunststof dakbanen te kunnen herkennen is
er voor deze materialen tevens een codering ontwikkeld, guur 4.77.
4.3.5.h Keuze
Het maken van een verantwoorde keuze tussen
de verschillende kunststof dakbanen onderling
is niet eenvoudig. Bij esthetisch belangrijke dakvlakken scoort een pvc-dakbaan, mits goed uitgevoerd, hoog. In een tamelijk agressieve omgeving, bijvoorbeeld in een industrile omgeving,
scoort een CSM-dakbaan hoog. In algemene zin
is CSM behoorlijk duurzaam. Daarentegen ver-
16-02-2006 11:40:20
242
00
06950432_boek.indb 242
16-02-2006 11:40:20
4 PLATTE DAKEN
243
06950432_boek.indb 243
Kimxatie
Nagenoeg alle kunststof dakbanen dienen in de
kimmen aanvullend te worden bevestigd conform n van de volgende principes, afhankelijk
van de betreffende fabrikant/leverancier. Deze
kimxatie is bedoeld als extra weerstand tegen
pelkracht ingeval van windbelasting en weerstand tegen verschuivingen als gevolg van krimp
van de dakbanen.
Figuur 4.78 Kimxatie kunststof daken
16-02-2006 11:40:21
244
06950432_boek.indb 244
16-02-2006 11:40:22
4 PLATTE DAKEN
245
Naadverbinding
De naadverbinding wordt altijd gerealiseerd met
hete lucht, guur 4.80.
4.3.7.a Methodieken
Op basis van de huidige stand der techniek zijn
voor wat betreft de aanbrengmethode van koudkleven de volgende methodieken bij bitumen
dakbedekkingssystemen mogelijk:
1 het volledig koudkleven van bitumen materialen, waarbij de overlappen met een brander of
handlasapparaat worden verkleefd (in feite is dan
nog steeds sprake van open vuur en derhalve
van een brandrisico);
2 het aanbrengen van dakbedekking bij de dakranden, opstanden en doorbrekingen met een
koude kleefstof al dan niet aanvullend voorzien
van een mechanische bevestiging (uit onderzoek
blijkt dat de meeste dakbranden ontstaan bij
detailleringen, derhalve wordt met deze methodiek het brandrisico belangrijk beperkt), guur
4.81;
3 het aanbrengen van zelfklevende dakbedekkingsbanen met thermisch gelaste overlappen.
06950432_boek.indb 245
4.3.7.b Kleefmiddelen
Onder de kleefmiddelen binnen het koudkleven
in het bitumen dakbedekkingsconstructies
verstaan we het aanbrengen met respectievelijk:
1 een koude bitumen kleefstof;
2 een zelfklevende bitumen dakbaan;
3 een eencomponent PUR-daklijm.
16-02-2006 11:40:22
246
Voor alle gekleefde systemen geldt dat een werkelijk droge onderconstructie of ondergrond is
vereist. Voor PUR-lijm is een vochtige ondergrond in zoverre niet van belang dat het vocht
moet kunnen worden verdrongen. Het gebruik
van PUR-daklijmen is binnen de groep van koudlijmen de meestgebruikte methode.
4.3.7.c Aandachtspunten koudlijmen
Voor alle kleeftechnieken geldt met het oog op
het koudkleven in het bijzonder dat moet worden gelet op de volgende punten:
1 in de eerste plaats is een schone vetvrije ondergrond een vereiste. Juist omdat niet wordt voorgesmeerd dienen losse delen, zoals stof, cementsluier, enzovoort te worden verwijderd;
2 de temperatuur en luchtvochtigheid zijn van
grote invloed op de kwaliteit van de lijmverbinding: in zn algemeenheid geen temperaturen beneden de 5 C en bij voorkeur niet
beneden de 7 C;
3 tijdens het ontwikkelen van de aanvangshechting moet dynamisch belasten van de lijmverbinding (bijvoorbeeld door belopen) worden
voorkomen;
4 zoals bij zoveel eencomponentlijmen is bij
bepaalde koudkleeftechnieken de houdbaarheid
beperkt.
4.3.8 Dampremmende lagen of sluitlagen
Als uit een bouwfysische berekening blijkt dat
een dampremmende laag noodzakelijk is, dient
een dergelijke laag uiterst zorgvuldig te worden
aangebracht. Dat betekent dat bij alle aansluitingen en doorvoeren een luchtdichte aansluiting moet worden gerealiseerd. Een dampremmende laag of sluitlaag behoort altijd bij
dakranden en dakopstanden te worden doorgezet tot minimaal 50 mm boven de isolatie.
De toepassing van dampremmende lagen wordt
op steenachtige ondergronden in de nieuwbouw
zonder meer noodzakelijk geacht, omdat anders
door het relatief vele bouwvocht vervelende
condensatieproblemen kunnen ontstaan. Een en
ander betekent dat bij de gebruikelijke onderconstructie van een losliggend geballast systeem
vrijwel altijd een dampremmende laag zal moeten worden toegepast.
1 Gebitumineerd glasvlies
Toepassing van een gebitumineerd glasvlies
is mogelijk bij steenachtige ondergronden en
houtachtige ondergronden. Juist omdat dampremmende lagen ook vaak dienst doen als zogenoemde noodlaag, wordt een laag gebitumineerd glasvlies echter minder toegepast. Bij dagafsluitingen en eventuele compartimentering
speelt een laag gebitumineerd glasvlies nog wel
een rol.
2 Gebitumineerde polyestermat
Een gebitumineerde polyestermat kan bij alle
ondergronden worden toegepast, met name op
geproleerd stalen dakplaten, guur 4.82, en bij
projecten waar als gevolg van de bouwvolgorde
een tijdelijke noodlaag wenselijk wordt geacht.
3 PE-folie
Als een PE-folie als dampremmende laag wordt
toegepast en er sprake is van een gebrand of gegoten bitumen dakbedekkingssysteem, dient bij
06950432_boek.indb 246
16-02-2006 11:40:23
4 PLATTE DAKEN
Dampremmende laag
Dampdichtheid
gebitumineerd glasvlies
gebitumineerde polyestermat
PVC-folie
PE-folie
aluminiumfolie (getaped)
gebitumineerd aluminiumfolie (0,10,2 mm)
10.000
10.000
10.000
65.000
70.000
700.000
247
Er lijkt een tendens te zijn dat losliggende geballaste daken in Nederland steeds meer toegepast
gaan worden, onder meer door de belangstelling
voor begroeide daken. Een nadeel van losliggende geballaste daken is het opsporen van lekkages: bij begroeide daken is dan ronduit sprake
van een ramp. Voordeel is de stormvastheid: die
is gunstig te noemen. Het gedrag tijdens wind-
06950432_boek.indb 247
16-02-2006 11:40:23
248
C
C
C
C
63
31,5
22,4
16
Handelsmaat in mm
Extra nagezeefd in mm
16-32
30-60
20-30
30-50
30-80
30
20
30
30
Nominale
middellijn
Zeefmaat
16
Massapercentage restant
min.
max.
min.
max.
min.
max.
min.
max.
min.
max.
0
10
85
15
95
100
85
95
100
15
100
100
100
85
95
15
100
100
85
95
95
15
100
100
100
85
95
99
25
100
100
100
06950432_boek.indb 248
16-02-2006 11:40:24
4 PLATTE DAKEN
4.3.9.c Betontegels
Niet elke betontegel is geschikt voor toepassing op een dakvlak. In feite zijn alleen tegels
die een zeker drainerende eigenschap bezitten
toepasbaar voor op een dakvlak. Dat wil zeggen
dat f de tegel zelf water doorlaat, f een afwatering mogelijk is via de randen van de tegel, bij
voorkeur door een prolering die de afwatering
mogelijk maakt. Het zonder meer toepassen van
een betontegel direct op de dakbedekking is niet
mogelijk; altijd dient een voorziening te worden
getroffen die de tegel draagt.
Bij geringe dikte van tegels kan vrij snel breuk
optreden. Bovendien bestaat het risico van het
Soort tegel
249
Omschrijving
Afmeting in mm
Drainagetegels
300 300 30 45
500 500 60
600 400 60
Parkeerdaken
600 600 80
900 900 80
terrastegels op tegeldragers
06950432_boek.indb 249
16-02-2006 11:40:25
250
4.4 Aansluitingen en
doorbrekingen
Aansluitingen als dakranden, tegen opgaand
werk en dilataties vragen extra aandacht bij de
uitvoering. Niet alleen om deze waterdicht te
krijgen, maar ook omdat er bij dergelijke details
brandgevaarlijke situaties kunnen ontstaan tijdens
het werken met de brander. Onder aansluitingen tegen opgaand werk wordt verstaan dat het
dakvlak tegen een verticale constructie moet
aansluiten. Het geheel moet uiteraard waterdicht
zijn, maar in de meeste gevallen ook voldoende
thermische isolatiewaarde bezitten en geen
koudebruggen bevatten. Bij gebruik van loodslabben mogen deze nooit een grotere lengte
hebben dan 1000 mm, terwijl de overlap ten
minste 70 mm moet bedragen.
4.4.1 Dakranden
Over het algemeen geldt de eis dat de opstandhoogte van de dakranden minimaal 120 mm
boven het afgewerkte dakvlak bedraagt. De
afwerking van de randen is afhankelijk van het
dakbedekkingsmateriaal. Voor bitumen materialen bestaat er een drietal afwerkingsmethoden,
te weten met een kraallat, met een daktrim en
met een zinken deklijst of metalen afdekkap. Ook
voor kunststof dakbedekkingen kan de daktrim
worden gebruikt. Anderzijds werkt men daarbij
ook wel met de afdekkappen. Randen kunnen in
dat geval direct worden vastgeklemd.
4.4.1.a Houten dakranden
Bij houten daken komen in het algemeen ook
houten dakranden voor. Hout is een prima
materiaal voor het bevestigen van allerlei zaken.
Het heeft echter als groot nadeel dat het kan
rotten in een vochtige omgeving. Blijft de
vochtigheid van het hout onder 20%, dan treedt
geen rotting op. Bij de detaillering van de
dakranden moet met dit bezwaar duidelijk rekening worden gehouden omdat men anders de
kans loopt dat de bevestiging van onderdelen
06950432_boek.indb 250
16-02-2006 11:40:25
4 PLATTE DAKEN
251
Werkwijze
a De eerste laag van de dakbedekking aanbrengen tot in de kim.
b Van voorkant dakrand tot ruim op het dakvlak (min. 100 mm) een randstrook aanbrengen. Deze strook mechanisch bevestigen in
de onderconstructie h.o.h. 250 mm. Dit geldt
niet voor geballaste systemen.
c De toplaag van de dakbedekking aanbrengen tot in de kim.
d Van voorkant dakrand tot ruim op het
dakvlak (min. 70 mm) een randstrook aanbrengen.
e Op deze stroken aluminium klembeugels
(dik 2 mm en circa 80 mm breed) uitlijnen en
h.o.h. maximaal 750 mm bevestigen.
f Op deze klembeugels een aluminium afdekkap aanbrengen, met afdichten uitzetvoorzieningen. De afdekkap moet van een zodanige
hoogte zijn, dat een eventuele onderliggende
horizontale voeg over ten minste 15 mm
wordt afgedekt. Bij de in- en uitwendige
hoeken gelaste hoekstukken toepassen.
Werkwijze
a De eerste laag van de dakbedekking aanbrengen tot in de kim.
b Van halverwege de opstand tot ruim op
het dakvlak (minimaal 100 mm) een randstrook aanbrengen.
c De toplaag van de dakbedekking aanbrengen tot in de kim.
d Van onder het voetlood tot ruim op het
dakvlak (minimaal 70 mm) een randstrook
aanbrengen. Over deze randstrook het voetlood aankloppen.
e Aanwijzingen voetlood:
kwaliteit type 20;
maximale lengten 1 m;
overlappen minimaal 80 mm, het nietuitstekende gedeelte solderen;
in geval van renovatie een zogenaamde
haaknaad toepassen;
het vrijhangende gedeelte moet circa
80 mm bedragen, in ieder geval mag de
breedte nooit meer zijn dan de opstandhoogte minus 50 mm.
nium afdekkap
opbouw
De plaats waar het lood door het buitenspouwblad naar binnen gaat moet weer minimaal
40 mm hoger liggen dan de bovenzijde van de
dakrand.
4.4.2.b Betonwanden
Deze worden meestal uitgevoerd in een massieve
wand of als prefab-element. Vaak wordt gekozen
06950432_boek.indb 251
16-02-2006 11:40:26
252
Werkwijze
a Bitumen dakbedekkingssysteem (SBS dakbanen, gemineraliseerde APP-dakbanen) met
aansluitende randstroken.
b1 De te behandelen zone voorbehandelen
met een primerlaag voor een polyester of
PMMA-harssysteem (circa 0,5 kg/m2).
b2 Over het volledige oppervlak een polyester- of PMMA-coating aanbrengen in een
dikte van circa 1,5 kg/m2.
b3 In deze natte massa een polyesterdrager
strijken.
b4 Op deze polyesterdrager een polyester- of
PMMA-deklaag in een hoeveelheid van circa
1,5 kg/m2 aanbrengen. Deze deklaag zodanig
aanbrengen dat de polyesterdrager volledig is
ingebed en aan boven- en onderzijde goed is
afgesloten.
Figuur 4.91 Opstandafwerking met polyester of PMMAharssysteem
06950432_boek.indb 252
16-02-2006 11:40:27
4 PLATTE DAKEN
253
Lichtkoepels
Lichtkoepels worden gemaakt van doorzichtig
kleurloos acrylaat, van lichtdoorlatend met glasvezels versterkt polyester of van hard PVC. Lichtkoepels zijn in vele vormen, rond, rechthoekig en
piramidevormig en in vele afmetingen, van een
dagmaat van 400 400 mm tot 5100 5100
mm, in de handel. De koepels kunnen enkel-,
dubbel- en zelfs driedubbelwandig zijn. De koepels worden meestal bevestigd op een bijbehorende dubbelwandig gesoleerde lichtkoepelopstand van slagvast pvc, met een hoogte van
150 mm, guur 4.94-1 en 2. Hogere opstanden
zijn de polyester opstanden van zogenoemd
Europees model met PU-isolatieschuim in een
hoogte van 300 en 500 mm, guur 4.95. Lichtkoepels worden meestal vast gemonteerd maar
er zijn ook draaibare koepels te leveren die op
afstand met een draaistang of met elektromotor
kunnen worden bediend.
06950432_boek.indb 253
16-02-2006 11:40:27
254
Lichtstraten
Speciaal voor opslagruimten en werkplaatsen
worden tonvormige elementen vervaardigd van
met glasvezel gewapend polyester. Deze voorgebogen geproleerde elementen kunnen worden gecombineerd tot zogenoemde lichtstraten,
06950432_boek.indb 254
16-02-2006 11:40:28
4 PLATTE DAKEN
255
meegeleverd slot
4.4.5 Dakdoorvoeren
In het dak moeten meestal de nodige doorvoeren voor rookgasafvoer, ventilatie, ontluchting
en dergelijke worden aangebracht. Deze worden
met plakplaten ingeplakt in de dakbedekking,
guur 4.99. Dit inplakken van alle afzonderlijke
doorvoeren is bijzonder arbeidsintensief en daardoor kostbaar. Daarom is het aan te bevelen de
dakdoorvoeren zo veel mogelijk te groeperen.
Hierdoor kan ook een Arbo-veiliger situatie ontstaan.
Bij grote sparingen in daken voor grote dakdoorvoeren is er eenzelfde kans op doorvallen als bij
lichtkoepelsparingen. Bij kleine sparingen is er
kans op struikelen. Daarom moeten sparingen
waar een kubus van 80 80 mm doorheen kan
tijdens de uitvoering worden afgedekt. Daarbij
komt dat bij het aanbrengen van de isolatie deze
meestal over de kleinere sparingen heen wordt
geplakt en pas later door de installateur wordt
06950432_boek.indb 255
16-02-2006 11:40:29
256
4.5.1 Groendaken
Platte daken worden al eeuwen lang voorzien
van begroening en zelfs van complete tuinen.
Dit gebruik is de laatste jaren in ons land herontdekt. De verstening van met name stedelijke
gebieden kan worden teruggedrongen door
nieuwe groengebieden door middel van groendaken te realiseren. Deze groendaken hebben de
volgende milieueffecten:
verbetering van het microklimaat, waardoor
het stadsklimaat positief wordt benvloed;
nieuwe leefomgeving voor vogels en insecten;
verbeterde geluidsisolatie en in sommige
gevallen van de geluidreectie (woningen in
geluidswallen);
vergroten van het temperatuuraccumulatievermogen van het dak;
ontlasten afvoerrioolstelsels door kortere
hemelwaterkringloop;
stof- en voedingsstoffenbinding uit lucht en
regen.
06950432_boek.indb 256
16-02-2006 11:40:30
4 PLATTE DAKEN
257
1 Extensieve begroeiing
Bij deze daken zijn enkele combinaties mogelijk,
guur 4.101:
sedumtapijt bestaande uit maximaal acht
soorten sedum (muur), lage anjers en enkele
lage kruiden; opbouwhoogte pakket 80 mm en
een massa in natte toestand van maximaal
75 kg/m2, guur 4.101-1. Dit systeem kan
ook op een auw hellend dak worden aangebracht;
sedumtapijt met siergrassen, guur 4.101-2;
06950432_boek.indb 257
16-02-2006 11:40:31
258
06950432_boek.indb 258
16-02-2006 11:40:32
4 PLATTE DAKEN
259
1 Wortelvaste dakbedekking
De toplaag van het dakbedekkingssysteem moet
wortelvast zijn conform de (Duitse) FLL-richtlijnen of prEN 13948. Dit kan een APP- of SBS-dakbaan zijn met worteldodende additieven of pvc-,
ECB-, TPO- of EPDM-dakbanen.
2 Beschermende en drukverdelende platen
Deze platen, afmeting 1 1 m, zijn samengesteld uit gerecycled rubbergranulaat. De platen zijn er:
met ronde noppen, dik 6 mm, hoog 14 mm,
bedoeld als bescherm- en drukverdelende laag
onder groendaken. Afgedekt met een ltervlies
kunnen deze platen tevens dienst doen als drainage onder de niet te dikke pakketten voor
extensieve begroeiing;
met ruitvormige noppen, dik 6 mm, hoog
5 mm. De waterafvoer van deze platen is duidelijk minder, maar ze zijn bijzonder geschikt voor
hogere belasting, zoals bij parkeerdaken.
06950432_boek.indb 259
16-02-2006 11:40:34
260
1 cm per m voor de dikkere extensieve begroeiingen en de plantentuinen waar de waterhuishouding moet worden gereguleerd;
type 60, guur 4.103-4: een plaat met een
hoogte van 60 mm en een waterbuffering van
circa 4 cm. De bekertjes van deze platen zijn
groter en afgevlakt, waardoor de platen hoger
kunnen worden belast. De platen zijn bedoeld
voor heestertuinen en parktuinen en bijzonder
geschikt wanneer deze daktuinen worden gecombineerd met parkeervoorzieningen.
Ook zijn er drainagematten die bestaan uit een
stevige kunststof structuur die aan beide zijden is
afgewerkt met ltervliezen.
4 Filtervlies
Wordt vervaardigd van polypropyleen en wordt
in de handel gebracht in rollen van 2,000 en
2,250 m.
5 Substraat
Zoals reeds is vermeld wordt het substraat afhankelijk van de soort begroeiing samengesteld.
Het substraat kan als bulk worden aangeleverd
en dan met een kraan en een soort aangepaste
kbel worden aangebracht. Op extensieve daken
is ook blazen vanuit een silowagen mogelijk.
Ook wordt het substraat in big bags van 1 en
06950432_boek.indb 260
16-02-2006 11:40:37
4 PLATTE DAKEN
4.5.1.c Waterhuishouding
Het onder de drainageplaten wegstromende
(overtollige) regenwater kan via een waterautomaat worden opgevangen in een opslagtank, guur 4.104, met overstort op de hemelwaterafvoer. Als het waterpeil op het dak te veel
is gezakt, wordt een pomp aangestuurd die
de waterhoeveelheid onder de drainageplaten
weer aanvult. Extra watersuppletie voor aanvulling tijdens zeer langdurige droogteperioden is
mogelijk. Er is zelfs een op zonne-energie werkende waterautomaat Hydrosolar op de markt.
Dit systeem wordt in Nederland nog nauwelijks
toegepast.
261
06950432_boek.indb 261
Ter plaatse van hoger opgaande gevels en dergelijke is er meer toevloed van neerstromend regenwater, waardoor de vegetatielaag ter plaatse
modderiger wordt, hetgeen de plantengroei niet
bevordert. Voor verbetering van de drainage kan
ter plaatse van de hoger opgaande gevels een
strook grind, breed 50 cm worden aangebracht,
guur 4.106-2. Ook kan een speciale draingoot
worden geplaatst die rechtstreeks loost op de
drainagelaag, guur 4.107. Deze voorzieningen
verminderen ook het vuil worden van de onderkant van de gevel door opspattend regenwater.
16-02-2006 11:40:40
262
Bij slagregens valt langs de gevel meer regenwater dan men denkt. Door de toepassing
van een gevelrooster dat rechtstreeks op de
drainagelaag afwatert, wordt deze overmaat
aan water snel afgevoerd.
Figuur 4.107 Aansluiting met draingoot
Windgevoelige objecten
Op dakterrassen en daktuinen bestaat er behoefte aan beschaduwing. Pergolas en trellies
kunnen worden gefundeerd op betonvoeten
die door het proel een goede hechting krijgen
op de drainageplaten, guur 4.108-1.
Bomen moeten vanwege de windaanval een
luchtige kroon hebben. Bomen kunnen worden verankerd aan een bouwstaalnet dat in de
vegetatielaag is opgenomen, guur 4.108-2.
Speelplaatsen
Kinderspeelplaatsen kunnen op een dakterras
worden aangelegd. Speeltoestellen kunnen op
de hiervoor beschreven wijze worden gefundeerd. Eventuele zandbakken moeten ter voorkoming van beschadiging van het drainagesysteem worden voorzien van een laag beton of
betontegels, guur 4.108-3.
Siervijvers
Zelfs siervijvers kunnen in het dakpakket van een
daktuin worden opgenomen, guur 4.109. Een
vijver met vissen behoort wel tot de onmogelijkheden, omdat deze plaatselijk een diepte van
minstens 800 mm moet hebben voor het over-
06950432_boek.indb 262
16-02-2006 11:40:43
4 PLATTE DAKEN
263
4.5.4 Bestratingen
Bestratingen kunnen in principe op twee manieren worden aangebracht:
1 met drukverdelende tussenlaag op de dakbedekking;
2 op een zandbed, meestal als onderdeel van
een daktuin.
06950432_boek.indb 263
16-02-2006 11:40:45
264
2 Verharding op zandbed
Terrasverhardingen en paden kunnen goed
worden gecombineerd met groendaken. De
beschermlaag en drainageplaten kunnen worden
doorgelegd. In plaats van substraat wordt op het
ltervlies een laag straatzand of jn split aangebracht waarop de sierbestrating kan worden
aangebracht. De kantopsluitingen kunnen bestaan uit betonbanden of hout.
Voor rijstroken en parkeerplaatsen wordt op de
drainageplaat als bekisting een gewapendbetonplaat aangebracht. Hierop komt weer het
zand- of splitbed waarop de sierbestrating met
parkeervakindeling wordt gelegd. Vanwege
remkrachten, draaien en dergelijke moet de rijbestrating goed worden opgesloten door betonbanden. Deze kunnen op de betonplaat worden
vastgelegd, guur 4.112.
Vooral bij de combinatie daktuin/parkeerdak
bestaat de behoefte om het parkeergedeelte een
minder steenachtig uiterlijk te geven. De rijstroken worden dan bestraat en de parkeervakken c.q. parkeerstroken worden voorzien van een
06950432_boek.indb 264
16-02-2006 11:40:48
4 PLATTE DAKEN
zetten. Vaak worden deze groene parkeervakken veel te snel in gebruik genomen.
Ondergrondse parkeergarages bij grote gebouwen worden ten behoeve van een vriendelijker
aanzicht vaak voorzien van een groendak.
Om de hoge gebouwen moet een aanvalsweg
voor de brandweer worden aangelegd ten behoeve van de voertuigen voor de beredding en
het blussen. Deze aanvalswegen op het groendak kunnen als de hiervoor omschreven groenbestrating worden uitgevoerd.
4.5.5 Windgevoeligheid groendaken
Zoals in paragraaf 4.1.2 Windbelasting beschreven, moet een platdak in de randzones een
extreme (opwaartse) belasting kunnen doorstaan. In het berekeningsvoorbeeld was dat
voor de hoekzone c 4,435 kN/m2 en voor de
randzone r 3,763 kN/m2. Deze opwaartse kracht
moet worden gecompenseerd door het gewicht
van het begroeide dak. In het geval van ons
rekenvoorbeeld zou op de hoeken een massa
nodig zijn van ten minste 443,5 kg/m2, terwijl
de massa van een dak met extensieve begroeiing
tussen de 75 en 150 kg/m2 bedraagt. Dit is eens
te meer een argument om langs de dakranden
een ballastlaag aan te brengen. Toch is voor ons
rekenvoorbeeld de (opwaartse) belasting in de
tussenzone t nog altijd 2,419 kN/m2; dit vraagt
een compenserende massa van 242 kN/m2.
Wordt de berekeningsmethode van NEN 6702
(zie paragraaf 4.1.2) ook ten aanzien van een
groendak toegepast, dan zou de conclusie zijn
dat bij extreme storm een groendak geheel of
gedeeltelijk zou kunnen afwaaien.
06950432_boek.indb 265
265
Conclusie
De aanleg van groendaken vraagt al in het
ontwerpstadium een goed overleg tussen de
architect, de ontwerper van de draagconstructie
en de tuinarchitect. In de uitvoeringsfase is
tevens een goede afstemming tussen het
dakdekkersbedrijf en het hoveniersbedrijf nodig.
Bij een zorgvuldig ontwerp en deskundige
aanleg geeft het groendak een goede bijdrage
aan de diverse aspecten van het Duurzaam
Bouwen.
16-02-2006 11:40:49
266
gelen te nemen die vanaf het begin van de werkzaamheden tot het eind daarvan gehandhaafd
blijven.
Bij calamiteiten, zoals plotselinge storingen
of lekkages, komen werknemers in vaak zeer
slechte weersomstandigheden in een voor hen
06950432_boek.indb 266
16-02-2006 11:40:50
4 PLATTE DAKEN
267
06950432_boek.indb 267
16-02-2006 11:40:50
268
06950432_boek.indb 268
16-02-2006 11:40:51
4 PLATTE DAKEN
269
4 Vluchtwegen
Door het werken met brandbare materialen en
verhitting is bij werken op het dak brandgevaar
aanwezig. Als de toegang tot het dak door brand
wordt geblokkeerd, is soms geen vluchtweg
meer over. Afhankelijk van de afmetingen van
het dak moet een tweede vluchtweg aanwezig
zijn:
trek, indien aanwezig, twee trappenhuizen
door tot bovendaks;
breng een dakluik met klimijzers aan op een
plaats waarvandaan verder kan worden gevlucht;
of
zorg dat een lager gelegen vluchtweg, zoals
een galerij, via een kooiladder bereikbaar is.
06950432_boek.indb 269
16-02-2006 11:40:53
270
kitspuiten helemaal leeg te maken wordt materiaal bespaard en afval voorkomen. Overigens,
veel kitgebruik duidt doorgaans op onvoldoende
detaillering van het werk. Veel kan worden voorkomen.
Bij ieder werk zijn er wel een aantal lastige hoeken en details. Wanneer de stukken die overblijven worden bewaard, kunnen die prima worden
gebruikt voor deze details. Door dit directe
hergebruik wordt voorkomen dat er weer een
nieuwe rol moet worden aangesproken.
Ongesorteerd afval kan alleen maar tegen hoge
tarieven worden gestort of verbrand. Het is aan
te bevelen afval te scheiden. Dit werkt sterk
kostenbesparend en maakt hergebruik van
materialen mogelijk.
4.6.2.b Chemisch afval
Chemisch afval kost niet alleen veel bij afvoer,
maar juist ook bij stort en verbranding. Het ontstaan van dit afval moet zoveel mogelijk worden
beperkt. De afvoer en verwerking dienen goed
geregeld te zijn.
Klein Chemisch Afval
Speciaal voor deze kleine hoeveelheden
chemisch afval (KCA = Klein Chemisch Afval)
heeft de rijksoverheid een landelijk inzamelsysteem opgezet. In dit systeem is voor iedere
regio n bedrijf aangewezen die de plicht
heeft binnen een maand KCA op te komen
halen, waaraan wel kosten zijn verbonden.
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 BDA Dakboekje 2005, uitgave BDA Dakadvies
B.V.
2 Geballaste dakbedekkingssystemen herziene
rekenmethode, SBR-publicatie 465. SBR,
Rotterdam.
3 Handboek Daken, Sdu Uitgevers
Hoofdstuk A 4200 Dakconstructies
Hoofdstuk A 6000 Bouwfysica
Hoofdstuk A 7200 Waterbelasting afvoer van
water
Hoofdstuk A 7300 Windbelasting
06950432_boek.indb 270
16-02-2006 11:40:53
06950432_boek.indb 271
16-02-2006 11:40:54
272
Inleiding
Voor de gevels en het dak van GGRs gelden dezelfde eisen als voor traditionele gevels en daken.
Er moet worden voldaan aan minimale prestatie-eisen, zoals genoemd in het Bouwbesluit ten
aanzien van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid, zie ook hoofdstuk 1.
De GGR kan niet op zichzelf staand worden
beoordeeld, maar moet samen met de aangrenzende bouwdelen integraal worden benaderd.
De gevel en het dak kunnen schuin worden
aangebracht, guur 5.2. Er ontstaat dan echter
spraakverwarring: is schuin geplaatst glas nu een
glasgevel of een glasdak?
Figuur
5.1 Vormen van GGRs
06950432_boek.indb 272
16-02-2006 11:40:54
273
Constructieve veiligheid
De sterkte van een bouwconstructie moet volgens het Bouwbesluit voldoen aan NEN 6702
Technische grondslagen voor bouwconstructies
TGB 1990 Belastingen en vervormingen. Deze
norm gaat uit van de volgende belastingen:
1 permanente belastingen: eigen gewicht;
06950432_boek.indb 273
16-02-2006 11:40:55
274
Gebruiksveiligheid
Er moet worden voorkomen dat mensen letsel
oplopen door uit de gevel of het dak vallend
glas. Het glas kan breken door:
montagefouten;
thermische spanningen;
vallende voorwerpen.
Montagefouten
Het glas moet door middel van stel-, steun- en
spatieblokjes (zogenaamde beglazingsblokjes) op
een correcte manier worden aangebracht om de
krachten in het glas op een juiste wijze over te
brengen op de stijlen en regels. De blokjes
moeten bestand zijn tegen uv-straling, vocht en
temperatuurinvloeden. Tevens mag het blokje
het glas niet aantasten. De plaatsing is ook van
groot belang, guur 5.4. Het materiaal waarin
het glas wordt geplaatst, is hierin ook van belang
(staal, aluminium, enzovoort).
06950432_boek.indb 274
Thermische spanningen
Bij voorkeur wordt er gewapend of gelaagd
enkel glas of gelaagd dubbel glas toegepast. Er
kunnen ook kunststof panelen worden toegepast. Zeker bij het toepassen van sterk zonwerend glas is er een grotere kans op thermische
spanningen, met glasbreuk als gevolg. Zonwerend glas absorbeert namelijk een deel van de
binnenkomende zonne-energie. Het glasgedeelte
waarop de zon schijnt, heeft een sterkere temperatuurstijging dan een koel blijvend, beschaduwd
deel. De ruit kan breken door het temperatuurverschil. Ruiten waarbij de kans op temperatuurverschillen groot is, kunnen dan ook het beste
gehard worden uitgevoerd.
Vallende voorwerpen
Als de kans bestaat dat het glas breekt door een
vallend voorwerp (denk hierbij aan een gebouw
dat hoger doorgaat dan de glaskap en te openen
ramen heeft in de gevel), dan moet er gelaagd
glas of kunststof worden toegepast.
Brandveiligheid
Een constructie moet een weerstand tegen
branddoorslag en brandoverslag hebben, moet
voldoen aan een vereiste klasse tot brandvoortplanting en rookproductie en mag niet
bezwijken.
Als een GGR wordt gezien als een niet-besloten
ruimte (= buitenruimte), worden er geen eisen
gesteld ten aanzien van de brandveiligheid. De
vluchtweg door de GGR voert dan namelijk per
denitie door de buitenlucht. De binnengevel
heeft dan de functie van een buitengevel met
dezelfde brandtechnische eisen (weerstand
tegen brandoverslag en brandvoortplanting).
Ramen en deuren in de binnengevel mogen worden geopend.
Als een GGR wordt gezien als een besloten
ruimte (= binnenruimte), worden er wel eisen
gesteld ten aanzien van de brandveiligheid:
brand en rook uit aangrenzende ruimten
mogen zich niet verspreiden naar GGR;
GGR moet worden beschouwd als apart
brandcompartiment;
vluchtwegen door GGR kunnen door brand
en/of rook geblokkeerd raken (denk aan tweede
vluchtweg);
16-02-2006 11:40:56
275
kans op brandoverslag, vooral bij een passage, door geringe breedte van de passage. Er
moeten speciale maatregelen worden getroffen
om te voldoen aan de vereiste weerstand tegen
brandoverslag en branddoorslag.
06950432_boek.indb 275
16-02-2006 11:40:57
276
Brandmeldinstallatie
De RWA-installatie moet worden aangestuurd
door een brandmeldinstallatie, guur 5.9. Deze
signaleert rook en verhoogde temperaturen.
Brand kan zo in een vroeg stadium worden gesignaleerd.
06950432_boek.indb 276
16-02-2006 11:40:58
277
Toestemming voor het toepassen van de bovenstaande maatregelen wordt gekoppeld aan technisch onderhoud en controle van de brandtechnische installaties.
Bij woongebouwen worden de voorzieningen
niet toegestaan als er geen beheerder is aangesteld.
5.1.3 Gezondheid
06950432_boek.indb 277
binnengevels voldoen aan de eisen in het Bouwbesluit gesteld aan een uitwendige scheidingsconstructie: de karakteristieke geluidwering moet
minimaal 20 dB(A) bedragen.
Als de GGR wordt gezien als een besloten
ruimte, worden er andere eisen gesteld aan de
binnengevels: de karakteristieke luchtgeluidsisolatie-index moet bij woningen bij gevels
gelegen aan een verblijfsgebied minimaal 0 dB
bedragen. De contactgeluidsisolatie-index moet
minimaal 5 dB bedragen.
Beperking galm
De gewenste (te behalen) nagalmtijd wordt bepaald door de gebruiksfunctie van de GGR. Als
de GGR alleen dient als verkeersruimte, is een
langere nagalmtijd acceptabel dan bij een GGR
die ook gebruikt wordt als verblijfsruimte. Aangrenzende ruimten mogen geen hinder ondervinden van nagalm in de GGR.
In een GGR kunnen weinig akoestische voorzieningen worden getroffen: alleen de gevels en
onderzijden van galerijen lenen zich hiervoor.
Losse elementen in de ruimte kunnen ook als
akoestische voorzieningen dienen (denk aan
meubilair, beplanting of vrij hangende absorberende elementen, zogenaamde baffels). Voor
16-02-2006 11:40:58
278
06950432_boek.indb 278
16-02-2006 11:40:59
06950432_boek.indb 279
279
combinatie GGR en gebouw met warmteterugwinning: met behulp van een warmtewisselaar wordt de af te voeren warme binnenlucht gebruikt om de in te voeren koude buitenlucht voor te verwarmen, guur 5.11-4.
Het Bouwbesluit stelt geen eisen aan de temperatuur in een GGR.
Daglichttoetreding
Afhankelijk van de functie van de ruimte worden
er eisen gesteld aan de daglichttoetreding van
ruimten gelegen aan een GGR.
Het toepassen van een GGR heeft voor- en nadelen wat betreft de daglichttoetreding. Een
voordeel is dat er in de binnengevel grotere glasopeningen kunnen worden aangebracht doordat
de GGR als een thermische buffer werkt.
Een nadeel is dat de daglichttoetreding tot ruimten gelegen aan de GGR wordt belemmerd door
de gevel of het dak van de GGR.
De daglichttoetreding tot ruimten gelegen aan
een GGR wordt bepaald door:
type en vorm GGR (medebepalend voor hoeveelheid glas of kunststof);
belemmeringen binnen en buiten GGR
(andere gebouwen);
vervuiling binnengevel en buitenschil GGR;
lichtdoorlatendheid binnengevel en buitenschil;
afmetingen en vorm raamoppervlak in binnengevel;
afwerking binnengevel;
afwerking en vorm ruimte en positie ruimte
ten opzichte van GGR;
wel of geen zonwering (benvloedt daglichttoetreding negatief);
wel of geen sterk lichtabsorberende glassoorten (laten minder licht door).
Daglicht komt rechtstreeks binnen of via reecties. In een atrium treedt alleen daglicht binnen
via het dak. Hoe hoger het gebouw, des te minder direct daglicht binnentreedt in lager aan
het atrium gelegen vertrekken. Zo treedt er bij
sommige ruimten alleen daglicht binnen door
reecties via de binnenschil. Het is van belang zo
goed mogelijk reecterend materiaal toe te passen, zowel in de GGR als in de ruimten zelf. Kleur
speelt hierbij ook een belangrijke rol.
16-02-2006 11:41:00
280
Beperking warmteverlies
Een GGR dient enerzijds als een thermische
buffer voor de ruimten gelegen aan de GGR,
anderzijds moet een broeikaseffect worden voorkomen.
SenterNovem, Rijksgebouwendienst en SBR
hebben onderzoek laten verrichten naar de specieke eigenschappen van GGRs en hun samenhang. De uitkomst hiervan is vastgelegd in het
rapport Grote glasoverkapte ruimten.
06950432_boek.indb 280
16-02-2006 11:41:01
281
06950432_boek.indb 281
16-02-2006 11:41:01
282
dan tweemaal het warmteverlies door de buitenschil. Dit houdt in dat de GGR thermisch gescheiden moet zijn van de rest van het gebouw.
Luchtstromingen
Luchtstromingen ontstaan door ventilatie en
temperatuurverschillen. Bij koude vlakken ontstaat een neerwaartse luchtstroming (koudeval)
en bij warme vlakken een opwaartse. Per type
GGR verschillen de luchtstromingen, omdat
deze medebepaald worden door de vorm van de
GGR. Besproken worden:
koudeval;
ventilatie.
Koudeval
In de winter worden de luchtstromingen voornamelijk bepaald door temperatuurverschillen.
Bij het dak en de buitengevel van de GGR koelt
de lucht af en slaat neer, bij de warmere binnengevel stijgt de verwarmde lucht op, guur 5.14.
De koudeval in een atrium neemt af naarmate
men verder verwijderd is van het dak. Op de
begane grond kan een behoorlijke luchtstroming
(tocht) ontstaan. Om koudeval te voorkomen
kan er warme lucht langs de buitenschil worden
toegevoerd.
06950432_boek.indb 282
16-02-2006 11:41:02
Ventilatie
In de zomer worden luchtstromingen voornamelijk bepaald door ventilatie. Koudeval
treedt nauwelijks op omdat het verschil tussen
de binnen- en buitentemperatuur gering is.
Vanwege de schoorsteenwerking (warme lucht
stijgt op) moet het dak worden voorzien van
afvoeropeningen. Lager in de gevel van de
GGR kunnen toevoerroosters worden geplaatst.
De plaats van deze afvoeropeningen en toevoerroosters bepaalt de optredende luchtstromingen in de GGR.
283
06950432_boek.indb 283
16-02-2006 11:41:03
284
06950432_boek.indb 284
16-02-2006 11:41:04
Voordelen
Glas
krasvast
veroudert niet
lange levensduur
nauwelijks verouderings- en verkleurings verschijnselen
uv-bestendig
zeer vlak
Kunststof
meer vormmogelijkheden
licht van gewicht
grote vrije overspanningen mogelijk
polycarbonaat is vrijwel onbreekbaar
285
Nadelen
5.2.4 Zonwering
GGRs kunnen in de winter een bijdrage leveren
aan energiebesparing. In de zomer is er vaak
behoefte aan koeling. Zonwering heeft hierbij
een tweeledige functie: in de zomer wordt de
zonwering overdag gebruikt om zoninstraling te
voorkomen en in de winter wordt de zonwering
na zonsondergang gebruikt om nachtelijke uitstraling te voorkomen.
06950432_boek.indb 285
16-02-2006 11:41:04
286
5.2.5 Montage
De montage van een schuine glasgevel is moeilijker dan de montage van een verticale gevel.
Er moet extra aandacht worden besteed aan de
veiligheid tijdens de montage, omdat men niet
met standaard steigermateriaal kan werken. Bij
GGRs zijn de volgende aspecten aan de orde:
valongelukken komen zeer veel voor bij het
werken aan grote overspanningsconstructies. De
montage van staalconstructies moet zoveel
mogelijk op de grond plaatsvinden, zodat het
aantal handelingen op hoogte wordt beperkt;
als valbeveiliging kan een net worden toegepast. Dit moet 2 m buiten het werkgebied
uitsteken;
bij overspanningsconstructies boven een
hoogte van 7 m is het gebruik van ladders,
rolsteigers en schaarhoogwerkers niet meer
toegestaan. Er moet worden gewerkt met hoogwerkers, steigers of een in een bouwkraan hangende werkbak.
Reinigend onderhoud
Schuine glasgevels raken sneller vervuild dan
verticale glasgevels. De grootste vervuiling treedt
op bij de horizontale glasroeden, omdat hier
water kan blijven staan. Dit verdampt na verloop
van tijd en het vuil blijft achter. De GGR (zowel
de gevel als het dak) moet dan ook regelmatig
06950432_boek.indb 286
Technisch onderhoud
Technisch onderhoud is nodig om de schuine
glasgevel in de benodigde staat te houden waardoor de gevel kan blijven voldoen aan de gestelde prestatie-eisen. De gevel moet regelmatig
worden genspecteerd op de technische staat.
5.3 Voorbeeldproject
Figuur 5.19 t/m guur 5.25 geven een indruk
van het glazen dak boven de ontmoetingsruimte/wintertuin van de verzorgingsinrichting
Crabbehoff te Dordrecht (ontwerp EGM architecten).
Figuur 5.19 geeft een gedeeltelijk bovenaanzicht
van de opbouw van het glazen dak, dat wordt
ondersteund door een staalconstructie. Op de
gordingen van de staalconstructie dragen de
aluminium langsdragerproelen uitgevoerd als
kokerproel, guur 5.20 en 5.21, waarin de dito
dwarsdragerproelen worden gemonteerd. De
dubbele beglazing opgebouwd uit een kunststof
Luxgard N52/40 ongeharde buitenplaat, dik
8 mm; een luchtgevulde spouw, dik 12 mm
en een binnenruit van gelaagd ongehard glas,
dik 8 mm wordt met aluminium klemlijsten en
dito afdeklijsten bevestigd. In het dakvlak zijn
persluchtbediende lucht/rookafvoerluiken aangebracht; in de zijgevels zijn luchttoevoerroosters
geplaatst.
16-02-2006 11:41:05
287
06950432_boek.indb 287
16-02-2006 11:41:05
288
06950432_boek.indb 288
16-02-2006 11:41:06
289
06950432_boek.indb 289
16-02-2006 11:41:08
290
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
06950432_boek.indb 290
16-02-2006 11:41:09
REGISTER
Register
A
A-blad Kappen 161
aardolie 226
absolute vochtigheid 44, 46
afdekkap, metalen 250
afmetingen noodafvoer 184
afschot 32, 56
afschot, effectief 31
afschotisolatiemortel 221
afschotisolatieplaten 221
afval, chemisch 270
afval, ongesorteerd 270
afvoerkanalen 119
afvoermiddellijn 29
afwerkmaterialen 229
aluminiumfolie 229
aluminiumfolie,
gebitumineerd 247
APP 227, 228, 285
Arbo-zorgaspecten 8
Arbobesluit 266, 267
atrium 272
attest-met-productcerticaat 173
B
balkdrager 75
balken 196
balklaag 76
balkroosters, typen 196
ballastlagen 175
ballonvorst 101
bandgeschuimd materiaal 219
bebouwd gebied 2, 8, 113
bedrijfsgebouwen 57
begin- en eindvorst 106
beglazingsblokjes 274
begroeid dak 159
belasting, geconcentreerde 7
belasting, vrije 7
belastingen 273
belastingen, bijzondere 70
belastingen, permanente 70
belastingen, veranderlijke 70
belastingen op de
onderconstructie 200
06950432_boek.indb 291
belastingsfactor 2, 8
belastingsniveau daken 164
belasting door personen en/of
goederen 7
beloopbaarheid
isolatiematerialen 211
beproeving 28
beregeningstoestel 28
beschieting 204
besloten ruimte 273
betonnen dakpan 107
betonnen
onderconstructies 202
betonpan, dakvlakdetail 110
betonpan, dakvoetdetail 112
betonpan, hulpstukken 112
betonpan,
kopgevelaansluitdetail 112
betonpan, maatvoering 109
betonpan, modulaire
maatvoering 109
betonpan, nokdetail 111
betontegels 249
bevestiger, rekenwaarde 173
bevestiging, mechanische 174
bevestigingsmethoden 174
bevestigingsmiddelen,
primaire 206
bevestigingsmiddelen,
secundaire 206
bevestigingssystemen
dakbedekkingen 173
bezwijkmechanismen 175
binnengevels GGR 275
binnenruimte 274
bitumen, drenkings- 229
bitumen, impregneer- 229
bitumen, indringingsgetal 226
bitumen, modiceren 227
bitumen, penetratie- 226
bitumen, penetratieproef 227
bitumen, schutlaag 227
bitumen, verwekingspunt 226
bitumencorrosie 240
bitumenlei 147, 148
bitumenproducten 230
bitumen dakbanen 228
bitumen dakbedekkingen,
uitvoering 231
291
16-02-2006 11:41:10
292
C
cacheerlaag 218
cellenbeton, dakplaten
van 203
cellulair glas 173
CEP 241
chaperonpan 106
chemisch afval 270
chipwood platen 205
coatingbitumen 229
codering bitumen
dakbanen 230
codering thermische
isolatie 221
compartimenteren 7
condensatie 44, 46, 186, 278
condensatie, inwendige 42,
50, 187, 215
condensatievocht 14, 15
constructieplaten 195
contactgeluidsisolatieindex 277
CPE 238
CSM 239, 241
D
daglichtfactor 18
daglichtfactor, gemiddelde 28
daglichtopeningen,
equivalente 18, 28
daglicht door het dak 253
dak, houten 67
dak, koud- 201
dak, omgekeerd 29, 33, 201
dak, onderconstructie 71
dak, traditioneel warm- 201
dakbaan, geproleerde 235
dakbanen, bitumen 228
dakbanen,
thermoplastische 238
dakbedekking, geballaste 177
dakbedekking, naakte 33
dakbedekking, wortelvaste 259
dakbedekkingen,
bevestigingssystemen 173
dakbedekkingen,
keramische 93
06950432_boek.indb 292
dakbedekkingen,
kunststof 237
dakbedekkingen, metalen 134
dakbedekkingen, opslag 231
dakbedekkingen,
schubvormige 102
dakbedekkingen,
single-ply 215
dakbedekkingsconstructies 164, 201, 209
dakbedekkingsdetails plat dak,
uitvoering 237
dakbedekkingsmaterialen 194,
215
dakbedekkingsmaterialen,
bitumen 194, 225, 231
dakbedekkingssystemen 55,
211
dakbedekkingssystemen,
bitumen 212
dakbedekkingssystemen,
eenlaags 236
dakbedekkingssystemen,
gekleefde 174
dakbedekkingssystemen,
rubber en kunststof 214
dakbedekkingssystemen platte
daken 235
dakbegroeiing, extensieve 257
dakbegroeiing, intensieve 258
dakbelasting 71
dakbeschot 55, 86, 196
dakbestrating 194
Dakboekje 4
dakboorschroeven 224
dakbreedte 73, 95
dakbreedtefactor,
reductiefactor 178
dakbreedte en overstek 96
dakconstructie 71
dakconstructies,
omgekeerde 29
dakdetails platte daken 236
dakdoorbrekingen 119
dakdoorvoer,
installatietechnische 124
dakelementen 196
dakelementen platte
daken 207
daken, Arbo-zorgaspecten
bij 8
daken, begroeide 256
daken, brandgevaarlijkheid
van 38
daken, brandveiligheid 36
daken, brandwerendheid 39
daken, eisen Bouwbesluit
2003 61
daken, gebruiksfuncties 54
daken, geluidsisolatie van 17
daken, indeling 193
daken, mechanische eisen 2
daken, ontwerpcriteria 67
daken, opbouw 55
daken, platte 163
daken, principeconstructies 13
daken, traditionele functies 54
daken, veiligheid 161
daken, water- en
winddichtheid 28
dakgrind 248
dakhelling 57, 71, 73
dakhuid 55
dakisolatie 100
dakkapel 127
dakkapel, constructie 128
daklekkages 16
daklengte 73, 96, 109
daklichten 18
dakliggers 193, 199
dakoppervlak 178
dakpakket, samenstelling 72
dakpan 93
dakpan, hulpstukken 99
dakpannen, verankering 112
dakpanplaat 137
dakplaat, bescherming 103
dakplaat, kunststof 158
dakplaat met minerale wol 88
dakplaten 196
dakplaten, steenachtige 203
dakplaten op basis van
organische materialen 205
dakplaten van cellenbeton 203
dakplaten van houtbeton 203
dakraam 133
dakrandbeveiliging 265, 269
dakranddelen 6
dakranden 170
16-02-2006 11:41:11
REGISTER
06950432_boek.indb 293
dilatatie, horizontale 25
dilatatie, verticale 25
dilatatievoeg 25
dimensiewisselingen 17
dimensionering van ramen en
puien 9
DIN 4108 15, 20, 21, 50
doorbuiging 6, 10, 70
doorbuiging, maximaal toelaatbare 4
doorbuigingstoetsing 9
doorvalbeveiliging 255, 265
doorvoerpan 99
draagconstructie 164, 193
dragers 228
drenkingsbitumen 229
driescharnierspant 83
droging 50
druipregenwater 36
druksterkte
isolatiematerialen 217
drukverdeelplaatjes 224
drukvereffeningsfactor 2, 8
drukvereffeningsfactor ceq 169
dubbele maasdekking 148
dubbele panhaak 117
dubbele welpan 105
duurzaamheid 66
Duurzaam Bouwen 57, 265
dwarskap 58
dynamische
vergrotingsfactor 168
E
E/VAC 241
ECB 238, 240
ECB,
verwerkingsrichtlijnen 244
eigenschappen
bouwmaterialen 196
elasticiteitsmodulus 10
elastomeren 214, 238
energie, primaire 14
energieprestatiecofcint
(EPC) 14, 282
Energieprestatienorm 14, 20
energiezuinigheid 71
EPB 221
EPDM 29, 239, 240
293
EPDM,
verwerkingsrichtlijnen 245
EPN 13, 20
EPS 12, 218
EPS 20 50
exotherme reactie 37
extreme stuwdruk 2
extreme stuwdruk,
toegelaten 175
F
f-factor 14, 15, 20
F-systemen 211
factoren voor de
instroming 181
felsdak 135, 140, 144, 146
felsdakbaan, proleringen
voor 141
felsdakplaat 137
fenolformaldehyde (PF) 173
FPO 241
G
g/g-delen 87
geballast dak 247
gebied, bebouwd 2
gebouw, gesloten 170
gebouw, hoog 171
gebouw, laag 171
gebouw, open 170
gebouw, orintatie 22
gebouw, zwaar 186
gebruiksveiligheid GGR 274
geconcentreerde belasting 7
gecorrigeerde
overgangsweerstanden 14
gekleefde dakbedekkingssystemen 174
gelijmd spant 83
geluid 26
geluid, beperking van 17
geluidbelasting 17, 26, 27
geluidsisolatie van daken 17
geluidsisolatie van gevels 26
geluidwering, minimale karakteristieke 17, 26
geluidwering bij
vliegtuiglawaai 28
16-02-2006 11:41:12
294
06950432_boek.indb 294
gordinglas 75
gordingschoen 73
gordingsteun 75
grasdaken 258
grenswaarde van geluid van
buiten komend 17
grind, dak- 248
grind, korrelmiddellijn 175
grindklassen 248
groendak,
drainagematten 260
groendak, opbouw 258
groendak, waterhuishouding 261
groendaken 256
groendaken, details 261
groendaken, veiligheid 265
groendaken,
windgevoeligheid 265
grote glasoverkapte ruimten,
GGR 271
H
haakanker 75
haakse opstand 249
halfsteensverband 224
hangdak 61
hellende daken, dichtheid 28
hellend dak 56, 65
hellend pannendak 13
hellingklassen 29
hemelwater, opvang en
afvoer 54
hemelwaterafvoer 29, 178
hemelwaterafvoer,
diameter 178, 182
hemelwaterafvoer,
ontwerpmiddellijn 179
hemelwaterafvoer,
dimensionering 178
hemelwaterafvoercapaciteit,
berekening 178
hoekkeper 59, 106
hoekverdraaiing 31
hoekzones 165
Hollands spant 78
holle dakpan 93
houtbeton, dakplaten van 203
houten dak 67
I
impregneerbitumen 229
inbraakveiligheid 36
indringingsgetal bitumen 226
Industrieel Flexibel en
Demontabel Bouwen 140
instroming 181
inwendige condensatie 21,
187, 215
isolatie, codering
thermische 221
isolatie, thermische 185, 210
isolatiematerialen 215
isolatiematerialen,
anorganische 220
isolatiematerialen,
beloopbaarheid 211
isolatiematerialen,
eigenschappen 12, 211
isolatiematerialen,
organische 218
isolatiematerialen,
samenhang 211
isolatiematerialen,
thermische 218
isolatiematerialen,
verwerking 222
isolatiemortel, polystyreen 221
isolatieplaten 224
isolatieplaten, bevestiging 224
isolatieplaten,
bevestigingsmethoden 223
isolatieplaten, bevestigingspatronen voor 224
isothermen 15
J
jukkenspant 78
16-02-2006 11:41:13
REGISTER
K
kanaalplaatvloeren 202
kanalen 120
kantelbanen 218
kantpan 105
kap 72
kapconstructie 72
kappen 193
kapruimte 73, 77
kegeldak 60
keramische dakpan,
dakvlakdetail 97
keramische dakpan,
dakvoetdetail 101
keramische dakpan,
kopgevelaansluitdetail 104
keramische dakpan,
maatvoering 94
keramische dakpan,
nokdetail 99
kilkeper 59, 106
kitvoeg 24
klang 139
klangen 250
Klein Chemisch Afval, Klein
(KCA) 270
klemplaat 137
kleven, koud- 245
klikhaak 117
klimaatklassen 42, 187
knelling 157
knijp 157
knikpan 106
koeling 21
koepeldak 60
koperen nok 157
koppelankers 26
kopsluiting 93
korrelmiddellijn, nominale
248
kouddak 88, 201
koudebrugwaarde 20
koudkleven 245
kraallat 250
kramplaat 81
kromming 24
kruip 6
kunststofschuimen 218
kunststof dakbanen,
codering 241
06950432_boek.indb 295
kunststof dakbanen,
verwerking 242
kunststof dakbedekkingen 158, 194, 237
kunststof dakbedekkingen, dakvlakdetail 159
kunststof dakbedekkingen,
dakvoetdetail 159
kunststof dakbedekkingen,
maatvoering 158
kurkisolatie 218
KVT 95 10
kwadratisch
oppervlaktemoment 10
L
L-systemen 211
laag, dampremmende 193,
194, 247
langskap 58
last, representatieve 2
last, vrije gelijkmatige 8
lasten bij de toegestane
doorbuiging 9
lasten door personen,
veranderlijke horizontale 11
lasten door regen en
sneeuw 6, 7, 11
latafstand 97
lei 139
leidak 146
leidingen 120
leipan 93
leislag 229
leisteen 147
lek 35
lekwater, afvoer 103
lessenaarsdak 58
leuvense dekking 149
levenscyclusanalyse (LCA) 67
lichtkoepel 253
lichtkoepel,
doorvalbeveiliging 269
lichtstraat 254
liggers, betonnen 200
liggers, houten 199
liggers, stalen 199
lijnlast, geconcentreerde vrije 8
loefverbinding 75
295
M
maasdekking 148
maatonnauwkeurigheid 24
maatvastheid
isolatiematerialen 217
maatwijziging 24
makelaar 75
mansardedak 59
massa, specieke 50
massapercentage 248
mastiek 225
materiaaleigenschappen 50
materiaalkeuze 66
matjesproef 223
Mauerwerk-kalender 26
maximale dampspanning 47
maximale regendaklast 6
maximale stijghoogte 181
maximale vochtigheid 46
MEC 229
mechanische
bevestigingsmiddelen 174
metalen dakbedekkingen,
dakvlakdetail 140
metalen dakbedekkingen,
dakvoetdetail 146
metalen dakbedekkingen,
maatvoering 135
metalen dakbedekkingen,
nokdetail 144
methode Glaser 187
middellijn, nominale 248
milieubelasting 67
minerale wol 88
modulaire cordinatie 55
16-02-2006 11:41:14
296
monomeren 237
MRPI-certicaat 67
muurplaat 84
muurplaatanker 75
N
N-systemen 211
nagalmtijd 277
natuurlijke trek 125
natuurrubber 239
natuursteenlei 147
NEN-EN 10147 206
NEN 1068 211
NEN 1068 (2001, A2 2004) 14
NEN 1087 279
NEN 2057 (2001, C1 2003) 28
NEN 2608 10, 273
NEN 2686 34
NEN 2757 122
NEN 2778 (1991, A2
2001) 14, 20, 33, 34
NEN 2916 13, 20, 282
NEN 3215 178
NEN 3660 (1988) 35
NEN 3661 (1988) 9, 10, 35
NEN 5128 13, 20, 35, 282
NEN 6063 38, 151, 185
NEN 6068 (2001) 38
NEN 6093 275
NEN 6700-reeks 165
NEN 6702 3, 4, 6, 7, 8, 10, 30,
56, 112, 165, 181, 236, 248,
265, 273
NEN 6707 112, 165, 236, 248
NEN 6720 202
NEN 6760 (2001, C1 2002) 10
NEN 6773 206
NEN EPN-bepaling 20
nestpan 99
niet-besloten ruimte 273
nok 58, 73
nokgordingdrager 81
nominale middellijn 248
noodafvoeren 181, 184
noodlaag 209
noodoverlaten 29, 30
NPR 2652 (1991, A1 1997) 18
NPR 6708 112, 165, 174, 248
NTR 3216 178
06950432_boek.indb 296
O
omgekeerd dak 201
omhulling 1
omloopvorst 99
onbebouwd gebied 2, 8, 113
onbeschoten dak 76, 87
onbrandbaarheid 37
onderconstructie 164, 200
onderconstructie, conditie 201
onderconstructie, geproleerde
stalen 206
onderconstructie,
regelgeving 202
onderconstructies,
betonnen 202
onderconstructies, houten 204
onderconstructies,
steenachtige 202
onderpan 102
onderslagbalken 204
onderuitloop 181
ondervorst 100, 111
ontwerpdebiet 178
ontwerpgraeken 21
ontwerpmiddellijn
hemelwaterafvoer 179
onverzadigd mengsel 46
openingen, dominante 170
opgaand werk 166
opgaand werk, aansluitingen
tegen 250
opgeschuimde plaat 88
Opnieuw Verbeterde Hollandse
pan (OVH) 94
oppervlaktecondensatie 278
oppervlaktemoment,
kwadratisch 10
oppervlaktetemperatuur aan
de niet-brandzijde 40
opstand, haakse 249
opstandhoogte 250
opwaaien 118
OSB 205
overgangsweerstanden,
gecorrigeerde 14
overkeping 77
overspanning 70, 73
overstek 96
P
P-systemen 211
panlat 97, 110
pannendak, hellend 13
pannenlijn 102
panspeling 109
passage 272
PE 241
PE-folie 21, 50, 193, 246
pek 225
pen-en-gatverbinding 77
penetratiebitumen 226
penetratieproef bitumen 227
perlite, gexpandeerde 221
PF 219
phenolformaldehydeschuim 219
PIB 238, 241
plaatliggers 200
plaatsvastheid 5
plafondmaterialen 195
plasticfolie 229
plastomeren 214
platdakbalklaag 76
platdakconstructie met een
stalen damwandproel 12
platdak met een houten
constructie 12
platte daken 163
platte daken, afschot 31
platte daken,
dakbedekkingsdetails 236
platte daken, dakbedekkingssystemen 235
platte daken,
dakelementen 207
platte daken, dichtheid 29
platte daken, vervuiling 33
plat dak 56, 58
plat dak, aansluitingen 250
plat dak, aansluiting op hellend
dak 252
plat dak, ballastlagen 247
plat dak, bestrating 263
plat dak, daglicht 253
plat dak, dakdoorvoeren 255
plat dak, dakopstand 237
plat dak, dilataties 253
plat dak, doorbrekingen 250
plat dak, groenbestrating 264
16-02-2006 11:41:15
REGISTER
R
raatliggers 200
randbeveiliging 267
randbreedten 6
randzones 5, 115, 165
reductiefactor voor de
dakbreedtefactor 178
reductiefactor voor de
regenintensiteit 178
referentiehoogte 114
regeling niet herbruikbaar
bouw- en sloopafval 269
regendaklast, maximale 6, 11
06950432_boek.indb 297
regenintensiteit,
reductiefactor 178
regenkering 278
regenwaterafvoer 29
regenwaterlast 8
rekenwaardeweerstand tegen
afwaaien 116
rekenwaarde bevestiger 173
relatieve vochtigheid 44, 46,
186
relaxatie 229
representatieve last 2
representatieve stuwdruk 169
resolschuim 219
rietdekken, moderne
methode 155
rietdekken, traditionele
methode 152
rietdekker, gereedschap 153
rieten dakbedekkingen 151
rieten dakbedekkingen,
dakvlakdetail 152
rieten dakbedekkingen,
dakvoetdetail 157
rieten dakbedekkingen,
kopgevelaansluitdetail 157
rieten dakbedekkingen,
levensduur
rieten dakbedekkingen,
maatvoering 152
rieten dakbedekkingen,
nokdetail 156
rietvorst 156
rijndekking 148
ringdeuvel 81
rioolontspanningsdakdoorvoer 127
rioolontspanningspan 127
roevendak 135, 141, 144, 146
rolbanen 218
rookdichtheid 38
rookgasafvoer 125
rookgasafvoer HR-ketel 125
rookgetal 38
rookontwikkeling 38, 40
rookproductie, beperking
van 40
RS 1990 207
rubbers 239
ruiter 99
297
S
samengesteld dak 59
samengesteld schaaldak 61
samenhang isolatiematerialen 211
sandwich-element 19, 210
sandwichpaneel, stalen 142,
145
sandwichplaat 89
SBR 360 Luchtdicht bouwen 35
SBS 228
schaaldak 61
schaaldak, samengesteld 61
schakeldakbaan 137
scharnierkap 91
schetsplaat 82
schilddak 59
schoorsteenkanaal 120
schoorsteen door nok 122
schroefdak 155
schubvormige
dakbedekkingen 146
schubvormige
dakbedekkingen,
dakvlakdetail 149
schubvormige
dakbedekkingen,
maatvoering 147
schubvormige
dakbedekkingen,
nok- en dakvoetdetail 150
schubvorst 111
schuimen,
thermohardende 218
schuimen,
thermoplastische 218
schuimglas 39
schuivende klang 141
serre 272
shakes 147, 148
sheddak 60
shingels 147, 148
siliconenpapier 229
single-ply
dakbedekkingen 215
sluitlaag 193, 209, 246
sluitlaag,
ontwerprichtlijnen 210
16-02-2006 11:41:16
298
T
talk 229
tand 81
teermastiek 225
teervrij verklaringen 225
06950432_boek.indb 298
tegeldragers 249
temperatuurverloop 43
tengel 87, 97, 110
tengelhoogte 110
tentdak 60
TGB 8
TGB 1990 (NEN 6702) 2
thermische isolatie,
codering 221
thermische uitzetting 17
thermohardende
schuimen 218
thermoharders 239
thermoplasten 214
thermoplastische
dakbanen 238
thermoplastische
schuimen 218
thules 225
topgevel 58
topgevel met overstek 106
topkoeling 21
torendak 60
TPE 241
TPO 241
transportwapening 203
trapeziumplaat 137
triplexplaat 88
tuimeldakvenster 133
tussenzone 165
tweetrapsdichting 34
tweetrapsvoeg 34
U
U-waarde 18, 43
uitzetting 24
uitzetting, thermische 17
underlaymentplaten 205
universele ondervorst 111
V
vakafmeting 10, 11
vakwerkspant 83
vaste klang 141
vegetatiedak 55, 159, 262
vegetatiedaken,
dakvlakdetail 160
vegetatiedaken,
dakvoetdetail 161
vegetatiedaken,
maatvoering 160
veiligheid 70
veiligheid, constructieve 273
Veiligheidsbesluit 286
veiligheidsklasse 2
veiligheidsvoorzieningen ,
permanente 267
ventilatie 98, 186
ventilatiedakdoorvoer 125
ventilatiepan 101
verankering tegen
opwaaien 83
verbeterd Hollands spant 78
verdeelliggers 196
vergrotingsfactor 2, 8
verholen goot 105
verlichting, effectieve 18
verlichtingssterkte,
gerealiseerde 18
verticale lasten door de wind 2
vervorming, maximale 25
verwekingspunt bitumen 226
vezelcementlei 147, 148
vezelplaat 88
vlakke plaat 134
vlamdichtheid naden 40
vlamoverslagproef 37
vlamuitbreidingsproef 37
vliegtuiglawaai 28
vliegvuur 38, 39, 185
vliering 73
vluchtwegen 274
vochtdichtheid 35
vochtigheid 44
vochtigheid, relatieve 42, 186
vochtindringing 15
vochtopname 215
vochtproductie 44
vochtvestiging 50
vocht van binnen 14
vocht van binnen, wering
van 20
vocht van buiten 15
vocht van buiten, wering
van 20
voeg 24
voeg, enkelvoudige 33
16-02-2006 11:41:17
REGISTER
voeg, tweevoudige 33
voegbreedte, nominale 24
vogelschrootproel 102
voorloefverbinding 75
voorsmeerproef 223
voorstaand links en rechts 73
vormcofcint voor de
sneeuwlast 7
vormfactoren, lokale 171
vormverandering
isolatiematerialen 215
vorst 117
vorstpan 99
vulkanisatieproces 238
vuurbelasting 38
W
wandspant 79
wapeningnetten 26
warmdak 88, 160, 201
warmte, soortelijke 194, 195,
196
warmte-inefcintie 21
warmte-isolatie 185
warmtecapaciteit 22
warmtediagram 48
warmtegeleiding 44
warmtegeleidingscofcint 43, 50, 194, 195,
196, 211
warmtelast, interne 21
warmtestroom 42, 43
warmteweerstand 18
warmteweerstand,
minimale 20
warmteweerstand
spouwmuur 43
water- en winddichtheid 28
waterdampconcentratie 46, 47
waterdampdiffusie, weerstand
tegen 187
waterdampdruk 187
waterdampspanning 42, 187
waterdampstroomdichtheid 42
waterdicht 28
waterdichte kering 278
waterdichtheid 35, 278
06950432_boek.indb 299
299
Z
zaalgoot 124
zadeldak 58, 73, 118
zadelvorst 101
zeeg 6
zelfdragend dakelement 90
zelfklevende dakbanen 234
zijsluiting 93
zilverzand 229
zoldervloer 73
zonneopwarming 16, 21, 24
zonnepaneel 134
zontoetredingsfactor ZTA 23
zonwering 21
ZTA-waarde 21
zuiging 5
zuigingwaarden 9
zwitserse dekking 149
X
XPS 12, 219
16-02-2006 11:41:18
300
06950432_boek.indb 300
16-02-2006 11:41:18