You are on page 1of 53

Basisvaardigheden algebra

ter bevordering van de algebra sche vaardigheden

J. S. D OMINGUEZ MAART 2003

Inhoudsopgave
1 Zo kort mogelijk schrijven 1.1 Variabelen en constanten . . . . . . . . . . . 1.2 Korter schrijven . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.1 Termen bij elkaar optellen . . . . . . 1.2.2 Termen met elkaar vermenigvuldigen 1.3 Haakjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3.1 Haakjes wegwerken . . . . . . . . . 1.3.2 Ontbinden in factoren . . . . . . . . 1.4 Opgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 . 6 . 7 . 7 . 7 . 8 . 8 . 10 . 11

. . . . . . . .

. . . . . . . .

. . . . . . . .

. . . . . . . .

. . . . . . . .

. . . . . . . .

. . . . . . . .

. . . . . . . .

. . . . . . . .

. . . . . . . .

Lineaire vergelijkingen 2.1 Hoe herken je een lineaire formule . . . . . . . 2.1.1 Aan de hand van het functievoorschrift 2.1.2 Aan de hand van de tabel . . . . . . . . 2.1.3 Aan de hand van de graek . . . . . . . 2.2 De graek en de functie . . . . . . . . . . . . . 2.2.1 De graek tekenen . . . . . . . . . . . 2.2.2 Het functievoorschrift vinden . . . . . 2.3 Het oplossen van lineaire vergelijkingen . . . . 2.4 Opgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kwadratische vergelijkingen 3.1 Hoe herken je een kwadratische formule . . . . 3.1.1 Aan de hand van het functievoorschrift 3.1.2 Aan de hand van de tabel . . . . . . . . 3.1.3 Aan de hand van de graek . . . . . . . 3.2 De graek en de functie . . . . . . . . . . . . . 3.2.1 De graek tekenen . . . . . . . . . . . 3.2.2 Het functievoorschrift vinden . . . . . 3.3 Het oplossen van kwadratische vergelijkingen . 3.3.1 Ontbinden in factoren . . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

14 . . . . 14 . . . . 14 . . . . 15 . . . . 16 . . . . 17 . . . . 17 . . . . 18 . . . . 19 . . . . 20 26 26 26 26 27 28 28 30 30 31

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

. . . . . . . . .

INHOUDSOPGAVE

3.4 4

3.3.2 Kwadraten splitsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 3.3.3 De ABC-formule . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Opgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 38 38 39 41 41 44 44 45 45 46 47

Ongelijkheden 4.1 Lineare ongelijkheden . . . . . . . 4.2 Kwadratische ongelijkheden . . . . 4.3 Kwadratisch-lineaire ongelijkheden 4.4 Opgaven . . . . . . . . . . . . . . .


. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

De discriminant 5.1 De graek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2 Snijpunten vinden . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2.1 De onbekende parameter in de lijn . . . 5.2.2 De onbekende parameter in de parabool 5.3 Opgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . .

. . . . .

. . . . .

. . . . .

. . . . .

. . . . .

. . . . .

. . . . .

. . . . .

. . . . .

Inleiding
Voor je heb je een syllabus liggen die hopelijk je algebra sche vaardigheden gaat verbeteren en verder ontwikkelen. Er wordt onder andere ingegaan op de algebra sche vaardigheden die je hebt geleerd in voorgaande jaren. Tevens worden deze vaardigheden verder ontwikkeld met behulp van oefeningen en nieuwe theorie. Deze syllabus bestaat uit vijf hoofdstukken, met aan het eind van elk hoofdstuk een aantal oefenopgaven die bestaan uit twee gedeelten: 1. A. Basiskennis, en 2. B. toepassing. De sommen die in het gedeelte A staan kunnen misschien wat saai overkomen. Maar het is erg belangrijk dat je ze allemaal maakt en de fouten die je maakt ook weer bekijkt en snapt wat je fout hebt gedaan. Daar leer je namelijk het meeste van. Het mag duidelijk zijn dat hoe meer je met dit soort opgaven oefent, hoe getrainder je raakt in het herkennen van de verschillende oplossingsmethoden die er zijn. Ook zul je dan sneller de sommen op kunnen lossen, waardoor je op een toets meer tijd overhoudt voor de rest van de (vaak inzichtelijke) vragen. Dit hele ontwerp is speciaal voor jullie geschreven, het is de bedoeling dat jij er goed mee kan werken en er veel van leert. Als je deze algebra sche basiskennis goed onder de knie hebt, zul je er volgend jaar veel baat bij hebben. Aangezien dit de eerste versie is, stel ik het erg op prijs als je commentaar en opmerkingen (zowel positieve als negatieve) zou kunnen en willen geven. Dit kan dan leiden tot een verbeterde tweede versie waar andere leerlingen weer dankbaar gebruik van kunnen maken. De op- en aanmerkingen kun je emailen naar het adres: j.s.dominguez@maartens.nl.

INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk 1 Zo kort mogelijk schrijven


In dit hoofdstuk zullen we nogmaals herhalen wat we in de wiskunde wel en wat we niet bij elkaar op kunnen tellen. Het is heel belangrijk in de wiskunde om vergelijkingen zo kort mogelijk te schrijven. Dit maakt vaak (zo niet altijd) de berekeningen een stuk eenvoudiger. Ook verkleinen we hiermee de kans op fouten. Maar we moeten dan uiteraard wel weten hoe we een vergelijking korter kunnen schrijven. Hierbij is het ten eerste heel belangrijk dat je precies weet wat een variabele en een constante is.

1.1 Variabelen en constanten


Elke algebra sche functie bestaat uit variabelen en constanten. Een variabele is een letter waarvan je steeds de waarde kunt veranderen. In de vergelijking  zijn  en  de variabelen. De waarde van een variabele kunnen we dus veranderen. Als we bijvoorbeeld voor de variabele  in  ,   kiezen, dan krijgen we als uitkomst !#"$%&' . De waarde van een constante daarentegen kun je niet veranderen. De uitkomst van een formule is meestal een constante. Een constante is over het algemeen een getal. In de vergelijking ()021 zijn  en  variabelen en het getal 1 een constante. De  die voor de  staat noemen we een factor en  en 1 noemen we termen. LEP OP: 3 , 4  , 56 , enz zijn ook constanten.

1.2 Korter schrijven

1.2 Korter schrijven


1.2.1 Termen bij elkaar optellen
We weten al heel lang dat we getallen bij elkaar op kunnen tellen: 07189  . Op een soortgelijke manier kunnen we ook met variabelen rekenen: 021@AB  . We noemen  en 1 gelijksoortige termen, en we kunnen alleen gelijksoortige termen bij elkaar optellen. en 1@ zijn geen gelijksoortige en daarom kunnen we ze niet bij elkaar optellen. Als we een stapje verder gaan en kijken naar de variabele  in het kwadraat,  , zien we dat bijvoorbeeld 5@ en C ook gelijksoortige termen zijn. We kunnen ze dus bij elkaar optellen en we krijgen dan: 5@ 02C '1@ . Op een soortgelijke manier kunnen we verder gaan en naar ED FGIH%FGQPRFTSUSVS gaan kijken. Net zo min als en 1@ gelijksoortige termen waren zijn  en 1@ dat ook niet. We kunnen ze dus niet bij elkaar optellen. Ook kunnen we 0W D , X0W D , 5@ 0`Y@ D , enz niet bij elkaar optellen. Ik zal mij in deze paragraaf beperken tot het optellen van termen. Ga zelf na dat dezelfde regels uiteraard ook gelden voor het aftrekken van termen.

1.2.2 Termen met elkaar vermenigvuldigen


In deze paragraaf zullen we gaan behandelen hoe we termen met elkaar kunnen vermenigvuldigen. Hoe we constanten met elkaar vermenigvuldigen zullen we uiteraard niet behandelen. Een constante term met de variabele  vermenigvuldigen is, zoals je weet, erg ba eenvoudig. Bekijk het volgende voorbeeld: c  . a We weten allemaal dat 5 d5 5 is. Om dezelfde reden is de variabele  in het a kwadraat,   . Zo kunnen we verschillende termen met elkaar vermenigvuldigen:
a  q a  a  a e  a 5 agf a   a a ihpe c a a  5 a a ce D a a    a



5@

rqY@ H

We kunnen de volgorde waarin we vermenigvuldigen zelf bepalen. Net zoals het a a niet uitmaakt of je  5 of 5  doet. LET OP: met  bedoelen we eigenlijk T en met  bedoelen we T . In de wiskunde gebruiken we vaak het vermenigvuldiginspunt " in plaats van het a zogenaamde keer-teken . Hieronder staan ter verduidelijking nog een aantal voorbeelden die we niet meer

1.3 Haakjes

van commentaar behoeven te voorzien.


s"Rc ("Rr' 5#" 'Y@ 5@(" " 5Qtu9 Qt % 5@QD"C%Qtu9 CQv QD"%QDu Qt 6  "%cw D %

1.3 Haakjes
Haakjes komen erg vaak voor in formules. Daarom is het van belang dat je er goed mee kunt werken. Je moet snel en foutloos haakjes uit een formule weg kunnen werken en het omgekeerde, iets met haakjes schrijven, moet je ook foutloos kunnen.

1.3.1 Haakjes wegwerken


Enkele haakjes Het wegwerken van haakjes kan op verschillende manieren. Wij zullen hier de zogenaamde kraaienpoot en papegaaienbek gaan gebruiken. De kraaienpoot gebruiken we bij enkele haakjes en de papegaaienbek bij dubbele haakjes. Voor de rest werken ze hetzelfde. Deze methodes worden zo genoemd, omdat de boogjes die je bij de formule tekent op een kraaienpoot en een papegaaienbek lijken. We beginnen met een voorbeeld: Voorbeeld 1 We willen de haakjes wegwerken van de formule wx5 A0Y$h fy (bedenk dat er tussen de 5 en 0Y$h eigenlijk keer staat!). Daartoe tekenen we twee boogjes op de volgende manier (de zgn. kraaienpoot):
q5 f 02Y$h fy

Elk boogje betekent vermenigvuldig het ene uiteinde met de andere. Dit geeft ons:
q5 f !0Y$hq5" !025"%Y89%0wR1

Hierin kunnen uiteraard ook negatieve getallen voorkomen. Bedenk je dat bij een negatief getal het minteken bij het getal hoort! Bekijk de volgende twee voorbeelden:

1.3 Haakjes

Voorbeeld 2
! 5 fy !0Yh 58" 0 5"%Y 5"    R1

Het minteken hoort bij de 5 en daarom moet je ook Hetzelfde geldt voor:
 5 f  Y$hp 5" 0 5&"

doen en niet 5"  !

Y9 !0e 1

Net zoals dat je  schrijft in plaats van T en  in plaats van T schrijven we f f  .  0 h in plaats van !  0 h . Zonder haakjes wordt dit:   In plaats van te vermenigvuldigen met een constante, kun je op dezelfde manier vermenigvuldigen met een variabele. Bekijk de volgende voorbeelden: Voorbeeld 3
!w f  f 5$hw"%!0g(" 5 5@

!e f

!02Y$he

"R0g "

"%Y8w D 0Y@

e

 D 02Y@ihw

 D 0

"%Y@c

 P 0Y@ D

En dit zouden we net zo ver uit kunnen breiden als dat we zouden willen. Als laatste gaan we nog even kijken naar wat ingewikkelde formules als  f 5@0g  %h . Hierbij moet je je bedenken dat haakjes voorrang hebben. Dus je schrijft de formule eerst zonder haakjes en daarna neem je de gelijksoortige termen samen:
 5@0g f  %hp 5 5@0"0%" # 5@0 cq C

Bedenk dat de term

niets met de haakjes te maken hebben en dat dus de

boogjes van de kraaienpoot daar ook niet bij horen! C ook schrijven als C80% , maar het is Uiteraard mag je het antwoord  gebruikelijk om de hoogste machten vooraan te zetten. Dubbele haakjes Bij het wegwerken van dubbele haakjes wil ik niet al teveel tijd bij stil staan. Het werkt in principe hetzelfde als met enkele haakjes. Bekijk het volgende voorbeeld:

1.3 Haakjes
f f

10

Voorbeeld 4 We willen de haakjes wegwerken van de formule ! 0`Yh   h f f (bedenk dat er tussen de 0AY$h en  %h eigenlijk keer staat!). Daartoe tekenen we vier boogjes op de volgende manier (de zgn. papegaaienbek):
 f f !02Y$h  %h

Elk boogje betekent weer vermenigvuldig het ene uiteinde met de andere. Dit geeft ons:
! f f !02Y$h  %hw("R0 X"R02Y"R0Y&" sw 0C Y

Als je de haakjes weg hebt gewerkt is het van belang dat je ook alle gelijksoortige termen bij elkaar optelt.

1.3.2 Ontbinden in factoren


In de vorige paragraaf heb je gezien hoe je haakjes kunt wegwerken. Voor het oplossen van vergelijkingen heb je vaak nodig dat je de formule eerst met haakjes schrijft. Dit heet ook wel ontbinden in factoren. We zullen ons hier beperken tot het ontbinden met enkele haakjes. Hoe je de zogenaamde drietermen ontbindt (met dubbele haakjes) krijg je te zien in paragraaf 3.3.1. Voor het ontbinden van zogenaamde tweetermen bestaat een algoritme: 1. Zoek de grootste factor waar je beide termen door kunt delen. Zet deze voor de haakjes. 2. Zoek wat vermenigvuldigd met deze factor de oorspronkelijke termen oplevert. 3. Zet deze tussen de haakjes. 4. Controleer door middel van haakjes wegwerken of het klopt. Bekijk hierbij ook ter verduidelijking het volgende voorbeeld:
  . Voorbeeld 5 Ontbind w1@ De grootste factor is hier  . Deze zet je dus voor de haakjes: w1@ %" %  f SVSVS%0wSVSUSh r %

c'1@

en

5&"

1.4 Opgaven We hebben nu dus: w1@  c   5$h . Dit controleren we nog even door middel van haakjes wegwerken:
!  f % 5$h'1@ % f

11

het klopt!

1.4 Opgaven
A. Basiskennis 1. Schrijf de volgende formules (indien mogelijk) zo kort mogelijk. a. X0g b. 0!05@ c. 5@0  d.  5g  e.  5 f. %X05 0 8 g. 1025 0  8 h. 0 0 
8

i. C j. % k. fhg l.  0

d 05 50Y 5 02e 5 0Y d 5

2. Schrijf de volgende formules (indien mogelijk) zo kort mogelijk. a.  0 b. kD0g 0gQD c. 0 0e d. 025@0g

e. f. g. 1 h. Dj

D $ 0 5 $ gm $ f FnC 6 P 025 v 0

g 02Y 6 i. D g P j. e Dl0C P j j k. 05 Do02C n 025 0f 1 6 l. 

id)j

3. Werk de haakjes weg en schrijf zo kort mogelijk. a. wY b. !9 c. r d. !
h f 5 5 ih f 01$h f  0gih  f

e. g f. g'q g. g'q h. g

fp 0e%h f 8  %h f 5 %h f g 1 f h

Y %h i. q8 fs  j. q8 02h f  g k. q8  h f d l. q8 6 f h

fs

4. Werk de haakjes weg en schrijf zo kort mogelijk. a.  50g % %h f b. !w!0g  %h f c. r  0  h f 1@ h d. !q5 
f

e. gc 0w h fyt k f. gcwqX025 0h f g. g Y 5 %h f 5 0 h h. g

ikfi

i. q8'Y j. q8w5 0 @fy k. q8 l. q8qf

wf 5 0sh f  5$h 02Y hu0 f d gv 5 %h

1.4 Opgaven

12

5. Werk de haakjes weg en schrijf zo kort mogelijk. a.  b. ! c.  d. !
f f 02Ch !  0e%h f 0 6 h   0w%h f f 02h  1h f f 6 0 h  5$h f 5$h e. g  f y fy$ h f. g f f g. g  021$h  f 8 f h. g  fh f f fp 0Y$h 0h %h Y h

i. q& f p j. q f k. q 6 f l. q& s F 

fy

fp h Yh f f h 5 %h fi 0 6 h 0w%f 6 h P f %h F 0w%h

6. Ontbind in factoren. a. w5@ Y@ b. !q5@ 0 6  c. 'f 5C d. !9 !0e 1 B. Toepassing 1. Boer Piet heeft een stuk land van Y meter bij e meter. Aangezien er koeien op dat stuk land grazen, wil hij in plaats van een hek om zijn stuk land te plaatsen, een sloot eromheen graven. Dit bevordert ook nog eens de waterhuishouding van zijn land. De sloot moet overal  meter breed worden. Hij graaft de sloot alleen aan m drie zijden. Aan de overgebleven zijde van e meter plaatst hij wel een hek (voor een doorgang). (a) Geef een zo kort mogelijke formule voor de omtrek van zijn land met sloot (Tip: maak een tekening!). (b) Wat is de omtrek als hij besluit de sloot 5 meter breed te maken? (c) Geef een zo kort mogelijke formule (eerst met haakjes, dan zonder) voor de oppervlakte van zijn land met sloot. (d) Wat is de oppervlakte als de sloot 5 meter breed is?
m m

e. gc'C 5$C m8 f. g9 C tp$ g. gcq1 h. gcdF 05wFnY

i. q8 Y 0e% in j. q8 0 n k. q8d 1 Y l. q8q@Y C

1.4 Opgaven

13

Hoofdstuk 2 Lineaire vergelijkingen


Elke lineaire vergelijking is van de vorm x c0 met het hellingsgetal en het startgetal. De graek die bij een lineaire functie hoort is een rechte lijn met ryqm Wz'm m als een dalende rechte lijn, als een stijgende rechte lijn en als  een horizontale lijn. We kunnen een vergelijking ook noteren als een functie. We schrijven dan in f plaats van 7{5@0' , | ih&{5@0' . Om verschillende functies uit elkaar te houden gebruiken we verschillende letters, zoals | , } , ~ , ... Deze notatie noemen we ook wel het functievoorschrift. f Als we naar de functie | ihs5@0e kijken en we willen weten welke waarde fy f er bij { hoort, noteren we dat als | h . Nu kunnen we eenvoudig | h f uitrekenen, door voor  , in te vullen: | hq5" 0x8d . Dus bij c hoort de waarde  . Ga voor jezelf na dat in bovenstaand voorbeeld bij x-co ordinaat de y-co ordinaat fy  hoort. Dus dat de graek door het punt FR h gaat. Je kunt zo dus bij elke x-co ordinaat de bijbehorende y-co ordinaat vinden.

2.1 Hoe herken je een lineaire formule


Het is erg belangrijk dat je uit je gegevens snel en eenvoudig kunt halen of het gaat over een lineaire formule. Er zijn veel verschillende manieren om dit te zien. We gaan hier drie manieren behandelen.

2.1.1 Aan de hand van het functievoorschrift


We hadden al eerder opgemerkt dat elke lineaire vergelijking van de vorm | ih is, met het hellingsgetal en het startgetal. !0 Voor ik verder ga wil ik eerst ingaan op wat we precies verstaan onder het helf

2.1 Hoe herken je een lineaire formule

15

lingsgetal en het startgetal van een functie. Het hellingsgetal, zoals de naam al zegt, geeft aan hoe groot de helling is. Dus hoe steil de graek is. Voor elk stapje naar rechts, hoeveel ga ik er omhoog (of omlaag)? Als ik bijvoorbeeld  stapje naar rechts ga en 5 omhoog, dan is mijn hellingsgetal 5 . Als ik omlaag ga in plaats van omhoog, dan wordt mijn hellingsgetal negatief. We zien dus dat hoe groter het hellingsgetal (of hoe kleiner als het een negatief hellingsgetal betreft), hoe steiler de graek. Het startgetal geeft aan waar in de y-richting een functie begint. We beginnen m fpm altijd bij r . Dus als de graek de y-as in het punt F h snijdt, is het startgetal . Ga voor jezelf na, zonder verder te lezen, dat je aan de hand van deze informatie heel snel een schets kunt maken van de graek van een lineaire formule. Aan de hand van het functievoorschrift kunnen we dus heel snel concluderen of f het een lineaire formule is. Let op dat bijvoorbeeld de functie | ih!5@r0 ook een lineaire formule is, ook al lijkt hij er in eerste instantie niet op. Het func tievoorschrift vertelt je dat  de variabele is, dus dat een constante moet zijn. f h Dat betekent dus dat een normaal getal is en dus dat | ihX5@(0 ook een lineaire formule is. Om dezelfde reden zijn onderstaande functies ook lineair:
 hpe3E025 i f } ih0RqC f ~ ihpq5@H!0 | f ihp{%!0w ihpw3 f t ih'0 f | ihp' 4 05 f f

Let op dat functies als

en | ihp0gI niet lineair zijn.

2.1.2 Aan de hand van de tabel


Als er een tabel gegeven is of je hebt zelf een tabel gemaakt dan kun je eenvoudig bepalen of het om een tabel gaat die bij een lineaire functie hoort. Je weet dat bij elk stapje dat je naar rechts gaat, je bij een lineaire functie steeds dezelfde aantal stapjes omhoog (of omlaag) gaat. In een tabel staan de waarden van de x-as op de bovenste rij en de waarden van de y-as (de uitkomsten) op de onderste rij. Dus als de waarden op de onderste rij steeds met dezelfde waarde toenemen kun je zeggen dat je met een lineaire functie te maken hebt. Uiteraard moet je hierbij altijd letten dat je in de bovenste rij te maken hebt met opeenvolgende gehele getallen (ga voor jezelf na waarom?). Bij onderstaande tabel kun je zien dat je met een lineaire functie te maken hebt, de getallen in de onderste rij nemen steeds met 5 toe:
   m    5 f  m C  5

2.1 Hoe herken je een lineaire formule

16

Hieruit volgt dat het hellingsgetal 5 moet zijn. Het startgetal is zoals je weet m de waarde waar je begint. Met andere woorden de waarde die hoort bij A . In dit geval is het startgetal dus  . En dus is de formule die bij deze graek hoort q5@  .

2.1.3 Aan de hand van de graek


Als de graek van een functie gegeven is, of als je deze zelf getekend hebt kun je aan de hand hiervan ook zien of het gaat om een lineaire functie. Als de graek een rechte lijn is (kaarsrecht!), dan heb je te maken met een lineaire formule. Ga voor jezelf na dat met de kennis uit 2.1.1 en 2.1.2 dit logisch is. m Hieronder is de graek van de lineaire functie q%  getekend. Zoals je ziet is dit inderdaad een kaarsrechte lijn.

2.2 De graek en de functie

17

2.2 De graek en de functie


Als het functievoorschrift gegeven is kun je eenvoudig de graek tekenen. En andersom: als de graek gegeven is, kun je (als de punten goed af te lezen zijn) het functievoorschrift opstellen.

2.2.1 De graek tekenen


Aangezien de graek van een lineaire formule een rechte lijn is, weet je dat alle punten van de graek op die lijn liggen. Dus als je een stuk van de lijn getekend hebt, kun je de rest van de punten vinden door deze lijn door te trekken. Dit maakt het tekenen van een lineaire graek eenvoudig: je maakt een tabel waar je twee waarden in zet en uiterekend. Deze twee punten zet je in een assenstelsel en je verbindt ze met elkaar. Voor de zekerheid kun je nog een derde punt uitrekenen om zo na te gaan of deze ook op de lijn ligt, zo niet dan heb je ergens een fout gemaakt. Voorbeeld 6 We willen de graek van 75 eerst een tabel maken: x y
 m   

tekenen. Daarvoor gaan we

Deze punten zetten we in een assenstelsel en verbinden ze met elkaar. Zie hieronder de graek.

2.2 De graek en de functie

18

Hou bij het tekenen van een graek altijd rekening met de contekst van de som. Als het gaat over bijvoorbeeld de huurprijs van een auto bij de gereden kilometers, m ga je je horizontale as niet nemen van naar C kilometer. Een auto huur je over het algemeen niet om er maar C kilometers mee te gaan rijden. De negatieve assen zijn in dit voorbeeld ook overbodig (ga na waarom!).

2.2.2 Het functievoorschrift vinden


Het vinden van het functievoorschrift bij een gegeven graek bestaat uit vier stappen. Het volgende algoritme geeft dit weer. 1. Schrijf de formule bij de graek in de vorm van  2. Lees het startgetal op de verticale as af ( ). 3. Bereken het helingsgetal ( ). 4. Vul het stargetal ( ) en het hellingsgetal ( ) in de formule van stap 1. in. Let bij punt 3 op dat het berekenen van het hellingsgetal soms eenvoudiger is als je in plaats van  stapje naar rechts gaat meerdere stapjes naar rechts gaat. Dan pas lees je af hoeveel je er omhoog (of omlaag) bent gegaan en dat aantal deel je weer door het aantal stapjes dat je naar rechts bent gegaan (ga na waarom dat delen nog nodig is!). Voorbeeld 7 We gaan van de graek hieronder proberen een functievoorschrift bij te vinden.
0

2.3 Het oplossen van lineaire vergelijkingen 1. 


0 fym FR%h

19

2. Het snijpunt met de y-as is

, dus het startgetal is 9 .


f

3. Het hellingsgetal is  ( ee n stapje naar rechts is twee omhoog). 4. Dus het functievoorschrift dat bij deze graek hoort is | ihpq!0w .

2.3 Het oplossen van lineaire vergelijkingen


Het oplossen van lineaire vergelijkingen is zoals je weet vrij eenvoudig. Er bestaat een algoritme dat altijd werkt. Deze is gebasseerd op de zogenaamde weegschaalmethode: om een weegschaal in evenwicht te houden, moet je links en rechts steeds hetzelfde doen. 1. Werk eerst de eventuele haakjes weg. 2. Zorg ervoor dat links de variabele (evt. met een factor) komt te staan en rechts de getallen. Dit doe je door aan beide kanten steeds hetzelfde op of af te trekken. 3. Deel uiteindelijk beide kanten door de eventuele factor die voor de variabele staat. Even een voorbeeldje om dit algoritme te illustreren.

Y . Voorbeeld 8 Los op: 058C We willen dus links alleen de variabele hebben staan. Daartoe moeten we dus die 5 , die in het links staat, wegwerken. Dit kunnen we doen door van 0w5 , 5 af te trekken. Als we aan de linkerkant 5 aftrekken dan moeten we dat ook aan de rechterkant doen: # e Y #

%025

'C

r'C

Zo hebben we nog een C aan de rechterkant die we graag weg willen hebben. Daarvoor trekken we zowel aan de linkerkant als aan de rechterkant C af:

2.4 Opgaven

20



sw 5@r

qC e

#w

Als laatste delen we beide kanten nog door factor


r 5 e q5

en houden we over:

Dit antwoord kun je altijd controleren door het weer in de oorspronkelijke formu les !05'C Y in te vullen en na te gaan of het klopt (ga dit na!).

2.4 Opgaven
A. Basiskennis 1. Geef van de volgende formules aan welke lineair zijn. a. | b. | c. | d. |
f f f ih'0e ihw5 f ihe!0  ihq5 4 

e. } he3 f p d f. } h  fp kf 8 g. } h   fp h. } h 

fp

%h

i. ~ h)4 5 f p j. ~ h  4 5" fy k. ~ h  4 0w fp nd l. ~ h'  5 

fy

2. Geef van de volgende tabellen aan of ze bij een lineaire functie horen. a.
    5   1 m  C C  C  5   5  Y %f f  e

c.
 

 

 m 

 5 Y

5 Y

b.

d.

 1

 

RY

1  m

 

3. Teken de graeken van de volgende functies in e e n assenstelsel. a. b. c.


ihw5@  | ih 6 !  05 |kc'Y | f f

4. Vind het functievoorschrift van de volgende graeken.

2.4 Opgaven

21

2.4 Opgaven

22

5. Los de volgende vergelijkingen op.


 a. X0gcw b. 05@C m %X0C c.  d. Y!0f& T C C e.  0258 8 f d 5 0 f. %C $ m 02  Cf f g. 5 6 h. 0ewY   58C i. 5  q5 sY j. f mm FC '  fs1 k.  g l. 5 08'51

6. Los de volgende vergelijkingen op. a. %fX0gc'5 0e%h f m b. C0w% 0w%hp f f c. 5 Y@!0 h C0  e$h f d. C 5 1hwe@0e 5 fy$ e. 1 ' %h f. 6 
D D f

g. 5 01$hu0w d% fp wfy h.  0e%hu021'5 0w h fy m i. 1$h e8f fy m j. 6 021 02eh k. 10 Hj we fp l. 5 02e 0e%hqe

fp

B. Toepassing 1. Silvia gaat elke week zwemmen in Kardinge. Een kaartje kost euro. Haar broer wijst Silvia erop dat ze beter een kortingskaart kan kopen. Deze kor m tingskaart kost voor  jaar C euro en dan hoeft Silvia per keer maar FC euro te betalen voor het kaartje. (a) Hoeveel moet Silvia betalen zonder kortingskaart als ze in  jaar keer gaat zwemmen? (b) En met kortingskaart? (c) Stel een formule op voor de prijs zonder kortinskaart. bij het aantal keren zwemmen
$m

(d) Stel ook een formule op voor het geval met kortingskaart. (e) Bereken met behulp van deze formules vanaf hoeveel keren zwemmen Silvia goedkoper uit is met een kortingskaart. (f) Teken beide graeken in hetzelfde assenstelsel. (g) Leg in woorden uit wat het snijpunt betekent. (h) Kan Silvia beter wel of geen kortingskaart kopen. Laat met een berekening zien waarom wel of waarom niet. 2. Een student met veel verstand van computers besluit een bedrijfje te gaan beginnen in het repareren van computers. De mensen kunnen kiezen of de computer bij hem thuis te komen brengen of dat hij zelf langskomt bij de

2.4 Opgaven

23

klanten. Als hij zelf langs moet komen rekent hij %C euro voorrijkosten. Verder is zijn tarief exclusief materiaal 1 per twintig minuten. (a) Stel een formule op voor de kosten en gewerkte uren voor het geval dat de student bij de mensen langkomt. (b) Doe hetzelfde voor het geval dat de klant bij de student langskomt. (c) Geef aan welke overeenkomsten en verschillen de graeken hebben (zonder de graeken te tekenen). (d) De student gaat bij mevrouw Van Reemst langs en is 40 minuten bezig. Hij heeft tevens een nieuwe grasche kaart geplaatst die 1e euro kost. Hoeveel moet mevrouw van Reemst betalen? 3. Robin krijgt zijn vriendinnetje op bezoek en besluit lekker voor haar te gaan koken. Hij wil er een romantisch etentje van maken en zet twee kaarsen van m elk 5 centimeter lang op tafel, een rode en een groene. De rode kaars heeft een brandduur van Y uur en de groene kaars een brandduur van C uur. Bij het branden wordt de kaars elk uur hetzelfde stukje korter. (a) Maak voor beide kaarsen een tabel en ga voor beide na hoeveel de toename per uur is. (b) Teken in hetzelfde assenstelsel de graeken die bij deze kaarsen horen (neem voor de horizontale as de tijd in uren). (c) Waarom zijn deze graeken lineaire graeken? (d) Geef de formules die bij de kaarsen horen. (e) HOeveel centimeter lang is de groene kaars na 1 6 uur? (f) Na hoeveel minuten (na het aansteken van de kaars) is de rode kaars %f centimeter lang. 4. De 3-VWO-klassen willen een schoolfeest voor klas 1, 2 en 3 organiseren waar ze idol Jama willen laten optreden. Ze krijgen toestemming van de school, mits ze de kosten en de nanciering zelf regelen. Aangezien Jama zelf ook een scholier is, vraagt hij voor die avond een gemsmm euro. reduceerd tarief van  m Kim vindt dat het kaartje voor het schoolfeest maximaal  euro mag kosten. (a) Stel een formule op voor de kosten bij het aantal leerlingen .

(b) Hoeveel kaartjes moeten er verkocht worden als er geen winst gemaakt wordt?

2.4 Opgaven

24

(c) Bas is de klassen rondgegaan met de vraag wie er wel en wie er niet zal komen. Er zullen C% leerlingen komen. Welke vergelijking moeten we oplossen als we de prijs van het kaartje willen weten zonder winst te willen maken. (d) Los deze vergelijking op. 5. (a) Teken in e e n assenstelsel de graeken van de functies | ih0e5 f en } ihq 5@ . (b) Bereken |
f f

(c) Geef een interpretatie van het antwoord bij (b). (d) Teken in hetzelfde assenstelsel ook nog de lijn q1 . (e) Los op | ihq1 . (f) Noem het snijpunt van | met de lijn 1 , en het snijpunt van } met deze lijn . Bereken de lengte van s .
f

6 h

en }

6 h

2.4 Opgaven

25

Hoofdstuk 3 Kwadratische vergelijkingen


Elke kwadratische vergelijking is van de vorm  met  en  0 b0 ` m en willekeurige getallen. Ga zelf even na waarom er  moet gelden. Een kwadratische vergelijking wordt ook wel eens een tweedegraads vergelijking genoemd.
m

3.1 Hoe herken je een kwadratische formule


Net zoals je gezien hebt bij lineaire vergelijkingen kunnen we ook aan de hand van het functievoorschrift, de tabel en de graek een kwadratische formule herkennen.

3.1.1 Aan de hand van het functievoorschrift


Het functievoorschrift van een kwadratische vergelijking is altijd van de vorm f ` m | ihp  0 0 , met  en en willekeurige getallen. Een aantal voorbeelden van kwadratische formules zijn:
| } ~ f f f ihw ihr ihpw5@ 0e 02 f f f ihpq% ih 6  05@!0 03!0 0 4  4 

ihp

Let hierbij weer op dat  de variabele is.

3.1.2 Aan de hand van de tabel


Een eigenschap van een kwadratische formule is dat toenamen gelijkmatig veranderen, met andere woorden: de verandering van de verandering is constant . Als

3.1 Hoe herken je een kwadratische formule

27

er een tabel gegeven is of je hebt er zelf e e n gemaakt, dan kun je dus vrij eenvoudig bepalen of je te maken hebt met een kwadratische formule. Let hierbij weer op dat de getallen bovenin de tabel opeenvolgend zijn (ga voor jezelf na waarom). Bekijk het voorbeeld hieronder om dit te verduidelijken.
  Y m  5   5 5 C Y 

Je ziet dat de verandering van de verandering gelijk aan 5 is. Hieruit kunnen we dus concluderen dat deze tabel bij een kwadratische formule hoort.

3.1.3 Aan de hand van de graek


Het herkennen van een kwadratische formule aan de hand van de graek is lastig. Er zijn in de wiskunde heel veel functies waarvan de graek lijkt op die van een kwadratische formule, maar dat niet zijn. Daarom kunnen we aan de hand van de mm$ zekerheid zeggen dat het de graek van een kwadratigraek vaak niet met  sche formule is. De graek van een kwadratische formule heeft de vorm van een parabool (dan wel een berg- of een dalparabool). Een parabool heeft en top en is symmetrisch ten rywm dan hebben we te maken met een bergparabool opzichte van deze top. Als zm en als dan is de graek een dalparabool. Hieronder is de graek van de kwadratische functie  0e 5 getekend zrm (  , dus een dalparabool).

3.2 De graek en de functie

28

3.2 De graek en de functie


Als het functievoorschrift van een kwadratische formule gegeven is, kun je vrij eenvoudig de graek hiervan tekenen. Andersom, het functievoorschrift opstellen als de graek gegeven is, is iets gecompliceerder.

3.2.1 De graek tekenen


Om de graek van een kwadratische functie te kunnen tekenen moet je eerst een tabel maken. Als je deze tabel gemaakt hebt, dan zet je deze punten in een assenstelsel en verbindt deze met een vloeiende lijn. Dit klinkt vrij eenvoudig, maar welke getallen kies je voor de tabel? Hiervoor maak je gebruik van de kennis dat de graek van een kwadratische formule (een parabool) een top heeft en symmetrisch is ten opzichte van deze top. Dus als we de top uit kunnen rekenen, kunnen we een tabel maken met de  co ordinaat van de top (we zullen dit de x-top noemen) in het midden van de tabel. De getallen die erna en ervoor komen hangen uiteraard af van het functievoorschrift, zoals we later zullen zien. Hoe vinden we de top van een parabool? De top van een parabool vinden kan op verschillende manieren. Ik zal hier een manier behandelen dat altijd werkt en vrij eenvoudig te begrijpen en te onthouden is. Stelling 1 (De top van een parabool) De x-co ordinaat van de top van de kwaf dratische vergelijking | ih is  0 b0  . Dit houdt in dat de top de f f co ordinaten  Fn|   hGh heeft. BEWIJS: We kunnen de symmetrie-as van een parabool vinden door het midden op te zoeken. Dit kunnen we doen door de parabool met een horizontale lijn te snijden en deze snijpunten uit te rekenen. Als je het gemiddelde neemt van deze twee snijpunten dan heb je het midden (en dus ook de symmetrie-as). Dus ook de x-top. Het eenvoudigst is om de parabool te snijden met de lijn  . Je krijgt dan:
  0  f p 0 0 !0 c  m m i hp m r

en r

En het gemiddelde van deze twee snijpunten is dan r R 

3.2 De graek en de functie

29

Nu we dus de top kunnen berekenen, kunnen we een geschikte tabel maken en aan de hand hiervan de graek tekenen. De tabel die je dan maakt zal er als volgt uit komen te zien.
  f 6 |  h 6 |  f   h  f D |  h D

x-top y-top

f H |  h H

f P |  h P |

f t  h t

Met  t/m  geschikt gekozen getallen. 6 t Met het voorbeeld hieronder zullen we dit proberen te verduidelijken: Voorbeeld 9 Om de graek van | ihpe 0x Y te tekenen gaan we eerst een tabel maken. Hiervoor hebben we de top nodig. Deze is i   ; G f f f 6 @#q| hp h 0#" h Y8 Y . Aan de hand hiervan maken we de volgende tabel:
  C e 5 5 Y  & Y m  5 e 5 f

Als we dit uitzetten in een assenstelsel en deze punten met een vloeiende lijn verbinden dan krijgen we onderstaande graek:

3.3 Het oplossen van kwadratische vergelijkingen

30

3.2.2 Het functievoorschrift vinden


Het vinden van het functievoorschrift aan de hand van de graek is redelijk gecompliceerd. Als de parabool snijpunten heeft met de x-as, dan kun je het functievoorschrift in ontbonden vorm schrijven. Er blijft altijd een onbekende factor over. Stel de graek snijdt de x-as in `eg en `q dan kun je het functievoorschrift f f f in de ontbonden vorm | ih#  gQh  qh schrijven. Ga voor jezelf na dat voor elke deze formule dezelfde nulpunten heeft. f f f In het functievoorschrift | ihc  gQh  qsh zijn g en q bekend (het zijn namelijk de snijpunten met de x-as die je kunt aezen), maar is onbekend. Hoe vinden we ? Deze factor kun je uitrekenen als je nog een punt op de graek weet. Je weet namelijk dat als je de x-co ordinaat in de formule invult, je de y-co ordinaat als f uitkomst terugkrijgt. Als je dit dus doet ( | ih is de uitkomst), dan houd je een lineaire vergelijking over met onbekende die je vrij eenvoudig op kunt lossen. Zie hiervoor het volgende voorbeeld: Voorbeeld 10 Er is een graek gegeven van een kwadratische functie | die twee snijpunten met de x-as heeft: 7  en xY . De graek gaat tevens door het fpm punt F 5$h . Met deze informatie kunnen we het functievoorschrift opstellen:
| f ih' f  r f h  Y$hpe f f !02h  Y$h

. Nu moeten we de onbekende factor nog zien te vinden. Dat kunnen we doen fpm met de kennis dat de graek door het punt F 5$h gaat. Met andere woorden als m fym je c invult krijg je als antwoord | h 5 . We vinden dan:
5' f fym 0h f fpm Y$h 5 %@&8  S

 0wh  En dus | ih8 6 f H  5 . aan | ih 6 H

Y$h

wat na het wegwerken van de haakjes gelijk is

Voor de gevallen dat de parabool geen snijpunten met de x-as heeft zullen we achterwege laten.

3.3 Het oplossen van kwadratische vergelijkingen


Er zijn grofweg drie methodes voor het oplossen van kwadratische vergelijkingen: 1) ontbinden in factoren, 2) kwadraten afsplitsen en 3) de ABC-formule. Hiervan

3.3 Het oplossen van kwadratische vergelijkingen

31

zijn methode 1) en 2) verreweg de snelsten en hebben de kleinste kans op het maken van fouten. Maar bijkomend nadeel is, dat ze niet altijd even makkelijk toepasbaar zijn. De ABC-formule heeft als groot voordeel dat, als er oplossingen zijn, deze altijd gevonden worden. Het grote nadeel is dat deze methode veel meer tijd kost (die je vaak niet hebt tijdens een proefwerk). Daarom zullen wij ook altijd bij het oplossen van kwadratische vergelijkingen eerst kijken of methode 1) kan, zo niet dan kijken we of methode 2) kan en als deze ook niet kan, dan pas passen we de ABC-formule toe.

3.3.1 Ontbinden in factoren


We kunnen voor deze methode een algoritme geven. 1. Herleid de vergelijking tot de vorm 
0 0  m

.
f m

2. Deel alle termen van de vergelijking door . 3. Probeer de vergelijking te herleiden tot de vorm !0xgkh 0qsh 4. De oplossingen zijn dan c
g f

en c

.
f f

Hierbij wil ik stap 3. verduidelijken. Zonder haakjes schrijf je 0xgkh 0gqh als f  0 g0qsh!07gIq . m  Je hebt de vergelijking die je op moet lossen eerst herleid tot  0 0 en daarna gedeeld door (stap 1. en 2. uit het algoritme). Je houdt dus na stap 2. de vergelijking  0 0B over. Het is nu dus de bedoeling dat je twee getallen g en q vindt, die met elkaar vermenigvuldigd het getal opleveren en bij elkaar opgeteld het getal . Zie het volgende voorbeeld: Voorbeeld 11 We gaan de vergelijking  1.  2. 
 Y@  Y@0   m   Y@0 p   Y@c m 1@!0e%& m 

oplossen.

gedeeld door
a m `%

levert 

3. Je vindt nu dat Y king  1 !0w%& @

W 1 en Y dus dat je de vergelijf f m kunt herleiden tot   h  s Y$hp r 8q

4. De oplossingen zijn dan r

en 

Y'Y

3.3 Het oplossen van kwadratische vergelijkingen

32

3.3.2 Kwadraten splitsen


Ook voor deze methode kunnen we een algoritme geven. Het grote nadeel van deze methode is dat hij vaak niet makkelijk te gebruiken is. Het zeer grote voordeel is (zoals je zult zien) dat je de oplossingen erg snel vindt. 1. Probeer de vergelijking te herleiden tot de vorm !0xgkh 2. Als q
m f 'q

dan zijn de oplossingen


07g  4 q g 4 q

en 0xgc en r
4 q

4 q g

Is q!

dan heeft de vergelijking geen oplossingen.


f m

Bekijk het volgende voorbeeld: Voorbeeld 12 We gaan de vergelijking 


f  f  m Y$h C& f  Y$h C Y$hC f Y$h C&

oplossen.

en  Y$hp rd en rd  

Je ziet dat je jezelf een hoop werk bespaart doordat je de haakjes niet eerst weg hoeft te werken. Door veel oefening zul je getraind raken in het snel herkennen of deze methode makkelijk toepasbaar is of niet.

3.3.3 De ABC-formule
Als beide methodes die hierboven zijn uitgelegd niet of moeilijk toepasbaar zijn, dan biedt de ABC-formule uitkomst. Met de ABC-formule kun je elke kwadratische vergelijking oplossen. De ABC-formule is als volgt: m De oplossingen van de vergelijking  0 0 zijn: 
s r 0 4  $t id

of r
W$t

4 

$t

Dat wat onder het wortelteken staat, noemen we ook wel de discriminant van de vergelijking (afgekort D). Aangezien je de wortel uit een negatief getal niet m kunt trekken, vind je alleen oplossingen voor . Ga voor jezelf even na hoe ym de graek er ten opzichte van de x-as uitziet als .

3.3 Het oplossen van kwadratische vergelijkingen

33

Voor de ge nteresseerden staat hieronder nog e e n van de vele bewijzen van de ABC-formule. Deze hoef je niet te kennen. BEWIJS:
 $ 0 0  m

0

vermenigvuldig beide kanten met


$ 

$t

0

$t 

vervolgens gaan we kwadraten afsplitsen:


f  !0 f  0 g h 0 h    m

van beide kanten de wortel trekken:


  0 c q 4 s 4   $t $t

uiteindelijk beide kanten door i


c

delen levert:
s 4   $t

Hieronder volgt nog een voorbeeld die gebruik maakt van de ABC-formule: Voorbeeld 13 We gaan de vergelijking  A 0    formule oplossen. We zien dat x ,   en  krijgen we:
r 0 c 4  ba  0 4  a   a  m m m

met behulp van de ABCm  . Als we dit invullen


(a  a  Fn5$  a  m

of c

 

4  4 

Fn5$

of c

3.4 Opgaven

34

De discriminant heeft een aantal belangrijke eigenschappen. Aan de discriminant m van de vergelijking  0 W0 kun je zien hoeveel oplossingen de ver ym gelijking heeft. We hebben net al gezegd dat als de vergelijking geen m oplossingen heeft (omdat de wortel uit een negatief getal niet bestaat). Als { dan heeft de vergelijking precies e e n oplossing (ga zelf even na waarom). En als zm dan heeft de vergelijking twee oplossingen. De graeken hieronder verduidelijken dit grasch.

3.4 Opgaven
A. Basiskennis 1. Geef van de volgende formules aan welke kwadratisch zijn. a. | b. | c. | d. |
f f f f ihr ih% 0  e 

ih 4     ihe 4 !05

e. | f. | g. | h. }
f

ihq5@ 0   4 % f ihp 5    1 fp h 6  g 0 3

ihpe3

2. Geef van de volgende tabellen aan of ze bij een kwadratische functie horen. a.
    5 e 6 Y m  Y C C 6  m   m 5  1 f  6 5 m e %ff 6  fs5 6

c.
 

 

 f m %

 5  

5 C  1

C % C  5

%f Y 

b.

d.

3.4 Opgaven

35

3. Geef van de volgende functies van de vorm | ihi en zijn. a. | b. | c. | d. | e. | f. |


ih' 05@ 1 f ih  !025 f s ih  005i0xg f f ih 025$h 1 f f ihw5  0g!0 h f f f ihp !0w%h 0w%fsh f

(0

wat ,

g. | h. | i. | j. | k. | l. |

f ih 0'%h  f wf ihw 3 h f ihw f g ih  0e% f ihq5 6  025 6 !025 6 f f f ih 0w%h  %h

4. Bereken de co ordinaten van de top van de volgende kwadratische vergelijkingen. a. | b. | c. | d. |


f ihe ihpq% 025 1 f f f ih 0w%h 5@0sh f f ihp  0e%fh f

5. Teken de graeken van de functies uit opgave 4.

6. Los de volgende vergelijkingen met ontbinden in factoren op: a.  0gc m b.  0wsT!02s18 $m m c.  !0f& m d.  02C  
m

e. 0f $ f. 5 $ g. 5 t h. 0

8 5 

m  1  m m f  m  1 m

i.  Y 02Y  i$ m j.  m k. Y  n m l. 6  

7. Los de volgende vergelijkingen met kwadraten splitsen op: a. b. c. d.


!0h 'e f  e 6 h  f m !0h 02f& f p  5$h 5  f

e. f.  g.  h. 

05$h 0 C&9R5 m Y@08 m 0 0  02Y@02eq

8. Los de volgende vergelijkingen op (kijk eerst of het anders kan en gebruik daarna pas de ABC-formule!):

3.4 Opgaven a.  b.  c.  d. Y@


m 0 Y@ 2 58 m 05@  m 0 0  p m 5@ s 6 

36 e. 0Y 02C m f.  02Y 0  $ m g. 6 02 0e# f h. % 5$h 02 1


m

i. fh j. 2 0 5 d n k. 2 0 Y  e m l. 0&   

fpd

B. Toepassing 1. Er is een graek gegeven van een kwadratische functie ~ die twee snijpun ten met de x-as heeft: r9 en r . De graek gaat tevens door het punt f F h . Stel het functievoorschrift op. 2. De ribbe van een kubusvormig bakje is tot op de rand gevuld met water. D water uit. Het blijkt nu dat het water tot op  cm van de Bart haalt er e1 rand staat. (a) Geef een formule voor de inhoud van het deel water dat Bart eruit heeft gehaald. (b) Geef een formule voor de inhoud van het water dat er nog inzit. (c) Bereken met de vergelijking van zowel (a) als (b) de lengte van de ribbe van de kubus. (d) Ga na dat het antwoord hetzelfde moet zijn. 3. Roel gooit op ! een bal uit het raam van een atgebouw. De hoogte f f van de bal boven de grond wordt beschreven door de formule ~ hp 5$h 0 5 , met ~ in meters en in seconden. (a) Op welke hoogte gooit Lienet de bal uit het raam. (b) Teken dat gedeelte van de graek waar beide variabelen zinvol zijn. (c) Welke waarden kan ~ in deze situatie aannemen? En ? (d) Bereken het hoogste punt dat de bal bereikt. Na hoeveel seconden is dat? 4. Martin Drent van FC Groningen schiet de bal naar een medespeler. De fy 05 . Hierin hoogte van de bal kun je berekenen met de functie ~ h P is de horizontale afstand vanaf Martin Drent in meters en ~ de hoogte van de bal in meters. (a) Welke vergelijking moet je oplossen om te weten waar de bal weer op de grond komt?
m

3.4 Opgaven

37

(b) Los deze vergelijking op. (c) Bereken hoe hoog de bal komt. (d) Bereken op welke afstand van Martin Drent de bal een hoogte van f meter bereikt. 5. Het wereldrecord speerwerpen staat op naam van de Tsjech Jan Zelezny en dateert uit  eesY . Hij gooide toen e1F 1 meter. Tijdens een training gooit f D  0 H 80 6 , met ~ de Zelezny zijn speer volgens de functie ~ ih P P hoogte van de speer in meters en  de afstand van de speer vanaf Zelezny (ook in meters). (a) Bereken ~
fpm h

(b) Wat is de betekenis van dit antwoord? (c) Hoe ver gooit Zelezny zijn speer tijdens deze training? (d) Wat is de maximale hoogte die de speer bereikt? (e) Op hoeveel meter van Zelezny bereikt de speer die maximale hoogte? (f) Geef de co ordinaten van de top met behulp van je antwoord van (d) en (e).

Hoofdstuk 4 Ongelijkheden
Bij het oplossen van ongelijkheden is het altijd de vraag: voor welke  is de graek van | groter (of kleiner) dan die van } , met andere woorden, los op: f z f f y f | ih } ih (of | ih } ih ) . Het oplossen van ongelijkheden gaat altijd op dezelfde manier. Het maakt niet uit met welke vergelijkingen je te maken hebt. In dit hoofdstuk zullen we ons beperken tot lineaire en kwadratische vergelijkingen, maar de methodes die je hier leert zijn net zo goed toepasbaar op elke andere vergelijking.

4.1 Lineare ongelijkheden


Hoe los je een lineire ongelijkheid op? Hiervoor bestaat een vrij eenvoudig algoritme. 1. Los eerst de bijbehorende vergelijking op. 2. a) Teken de graek en kijk wanneer welke vergelijking groter(of kleiner) dan de andere, o ` f b) controleer door invullen aan welke kant van het gevonden getal de oplossing ligt. Het controleren door invullen kan alleen als je te maken hebt met lineaire vergelijkingen. Bij kwadratische (en andere) vergelijkingen moet je de graek tekenen en daarin de oplossing aezen. Bekijk het volgende voorbeeld:
   . Voorbeeld 14 We gaan de volgende ongelijkheid oplossen:   groter dan   ? Om daarachter te De vraag is nu dus: voor welke  is  z

4.2 Kwadratische ongelijkheden

39

komen gaan we eerst kijken wanneer ze gelijk zijn:


 8q rd r  y  

Je weet nu dat ze voor  6 gelijk zijn. Dat houdt dus in dat voor  6 o ` f voor z  groter is dan    . 6 ,  Dit kun je nu op twee manieren controleren. Je vult een willekeurig getal in de m vergelijking, bijvoorbeeld c . Je gaat na of de vergelijking klopt:
" m  z #" m s  z' sS z

Deze klopt niet dus kun je concluderen dat het antwoord moet zijn  6 . En andere manier is om de graek te tekenen (of te schetsen) en te kijken waar   groter is dan %  :

Je ziet dat voor  6 de graek van ! (het dikgedrukte deel).

groter is dan die van 

4.2 Kwadratische ongelijkheden


Voor kwadratische ongelijkheden pas je hetzelfde algoritme toe (maar dan zonder 2b)). Bekijk het volgende voorbeeld:

4.2 Kwadratische ongelijkheden


y

40

Voorbeeld 15 We gaan de volgende ongelijkheid oplossen:  025 5 . De vraag is nu dus: voor welke  is  &05 kleiner dan 5 ? Om daarachter te komen gaan we eerst weer kijken wanneer ze gelijk zijn:
  c m f  m 0258q5 m  c m h

en r

Voor r en cq zijn de beide functies dus gelijk. Vervolgens teken je de beide graeken in een assenstelsel:

En je ziet dat tussen beide snijpunten de parabool kleiner is dan de lijn '5 (het mby y   . dikgedrukte deel). Dit noteren we als volgt:

4.3 Kwadratisch-lineaire ongelijkheden

41

4.3 Kwadratisch-lineaire ongelijkheden


Als we een kwadratische functie gaan vergelijken met een lineaire functie, dan werkt dit op dezelfde manier als hierboven. Je berekent voor welke  ze gelijk zijn (door te herleiden op nul en dan de kwadratische vergelijking die je zo overhoudt op te lossen), je tekent (of schetst) de graeken daarna en leest vervolgens de oplossing af. Zoals aan het begin van het hoofdstuk is opgemerkt kun je je nu voorstellen dat deze methode voor elke functie werkt waarvan je de snijpunten van de vergelijking kunt vinden.

4.4 Opgaven
A. Basiskennis 1. Los de volgende lineaire ongelijkheden op: a. f b. %C c. 0 d. C
02e  e e@!0w bz 5w  z Y 5@!0 y 5 z2

e. 5 Y 0 h C 02 e$h Qfy by f. 025hu0 5  C fp8 yr %Ch g.  fp z f & 5 02Y$h  5 C 6 h h. C

z

fp8

2. Los de volgende kwadratische ongelijkheden op: a.  0 b.  c. 5@ d. Y@0g


 zm ym f z 5@ Y sz' C

e.  f. 1 0e fy g. 02h t h. |k %

z Y $&(ym f m zrm 5  h $ (y 02

3. Los de volgende kwadratische-lineaire ongelijkheden op:


0e a.  0202e z Y@!0w%  b.  m!y !0e 0 c.  z Y   C   d.  z %f  e. 0e $ y 0 0  5 f.  t y 0 Y$C g. 0w f t z 0 5Y f h. 0wRe y 0w 8 0e

B. Toepassing 1. Bij meneer Dominguez in de wijk zijn er twee bedrijven die televisies repam reren. Snelgemaakt rekent  euro voorrijkosten en %C euro per uur voor de

4.4 Opgaven

42

tijd die de reparatie vergt. Bij Repair gebruiken ze de formule Ci0A% om de prijs te bepalen.Hierin is de tijd in uren en de kosten in euros. (a) De TV van meneer Dominguez is stuk en hij verwacht dat de monteurs er zeker minder dan een uur mee bezig zullen zijn. Welke bedrijf kan meneer Dominguez het beste bellen? (b) Vanaf hoveel minuten is Repair goedkoper dan Snelgemaakt? 2. We gaan even terug naar de baan van de speer van Zelezny uit opgave B4. van het vorige hoodstuk. (a) Voor welke  is de hoogte van de speer meer dan Y meter? (b) Na hoeveel meter komt de speer weer onder de 5 meter?

4.4 Opgaven

43

Hoofdstuk 5 De discriminant
r d

Tot nu toe heb je alleen kwadratische vergelijkingen opgelost waarbij de kwadratische vergelijking gelijk werd gesteld aan aan constante. We gaan nu kijken naar gevallen waarbij een kwadratische functie gelijk wordt gesteld aan een lineaire functie. Je zult zien dat hierbij de discriminant een belangrijke rol kan spelen.

5.1 De graek
Zoals je weet is de graek van een kwadratische functie een parabool (met als ryem zem een bergparabool en als een dalparabool) en de graek van een lineaire functie een mooie kaarsrechte lijn. f Als we gaan kijken naar de graek van een kwadratische functie ( | ih ) en een f lineaire functie (} ih ) in e e n assenstelsel dan kunnen we drie gevallen onder scheiden:

De parabool en de rechte lijn snijden elkaar. De parabool en de rechte lijn raken elkaar. De parabool en de rechte lijn snijden of raken elkaar niet.
f f

Dit betekent dus dat in het eerste geval de vergelijking | ihs} ih twee oplossingen heeft. In het tweede geval maar e e n oplossing en in het derde geval geen oplossingen. Bekijk de tekening hieronder: de parabool heeft met lijn twee oplossingen, met lijn e e n en met lijn geen.

5.2 Snijpunten vinden

45

Hoeveel oplossingen de vergelijking die we op willen lossen heeft, kunnen we aan zem de hand van de discriminant eenvoudig vinden. We hebben gezien als dan m ym waren er twee oplossingen, als { dan was er e e n oplossing en voor bef f stonden er geen oplossingen. Als we nu de vergelijking | ihw} ih herleiden op nul, kunnen we eenvoudig de discriminant hiervan vinden zoals uitgelegd in 3.3.3. Voorbeeld 16 We willen, zonder de graek te hoeven tekenen, weten hoeveel snij f f punten de functie | ihpw 025@0 heeft met de functie } ihw .
  | f ihpe} f ih

025@08e m

herleiden naar nul levert: Hieruit volgt dat


002Y m ' "$"%Y8 

De discriminant is kleiner dan nul, dus heeft de vergelijking | ihpw} ih geen oplossingen: de graeken van | en } hebben geen punt gemeenschappelijk.

5.2 Snijpunten vinden


5.2.1 De onbekende parameter in de lijn
Soms wil je weten wanneer een lijn uit een familie van lijnen twee, e e n of geen snijpunten met een parabool heeft. Hiervoor kijk je eerst welke lijn de parabool raakt (dus de discriminant moet nul zijn). Uit de graek kun je het dan verder

5.2 Snijpunten vinden

46

aezen. We weten dat de familie van lijnen W02g evenwijdig met elkaar zijn (waarom?). We zouden ons nu bijvoorbeeld af kunnen vragen voor welke g deze f lijn de parabool | ih raakt. Of voor welke g de vergelijking 0gg geen oplossingen heeft. Om hier achter te komen moeten we steeds de vergelijking herleiden naar nul en dan de discriminant uitrekenen. Voorbeeld 17 We hebben de vergelijking (0g . Als we deze herleiden op & m nul hebben we   gd . Hierin is   ,   en  g . De m discriminant is dus X0 g . De volgende vraag is nu: Wanneer is  ? m 6 . Dus wanneer is k0 gc ? Als je deze vergelijking oplost komt je uit op gc f H 6 de parabool | ihw raakt. Dit houdt dus in dat de lijn r
H

Ga voor jezelf even na (met behulp van de graek) voor welke g de lijn twee snijpunten heeft met de parabool. Je zou je ook af kunnen vragen wat de co ordinaten zijn van het raakpunt waar we f het hierboven over hebben. Bedenk dat je nu voor de parabool | ih# en de 6 een raakpunt hebt. Deze kun je dus eenvoudig vinden door de lijn 2 H 6 op te lossen. vergelijking  e H LET OP: in het voorbeeld hierboven (en in de sommen uit paragraaf 5.3) is g een u 1@i0 gewoon getal en  de variable. Dus als je bijvoorbeeld de vergelijking  g m g  1 en rg hebt, dan is  ,  . Maak hier geen fouten mee i door te zeggen dat  of iets dergelijks.

5.2.2 De onbekende parameter in de parabool


Zoals je hierboven wilde weten wanneer een lijn uit een familie van lijnen een parabool snijdt kun je ook gaan kijken wanneer een parabool uit een familie van parabolen een lijn snijdt of raakt. Voorbeeld 18 We hebben de familie van functies |R ihpe gv0 . We willen f nu weten voor welke waarde van g de graeken van | en } i  h#  elkaar raken. Daartoe gaan we de vergelijking  gv08q  op nul herleiden.
  g  f g 0 f g gv!0&  m f

Hierin is

d

, 

h!0258

en q5 dus de discriminant is:


h "s"%5gg 0 g 1



5.3 Opgaven We willen weten wanneer | en } elkaar raken, m dus we moeten oplossen wanneer {
{gg 8 g  4 1 0 Y g 1 m 0 4  1 Y

47

CF

en g

sF

5.3 Opgaven
A. Basiskennis 1. Herleid de volgende vergelijkingen tot de vorm  nodig is) en geef aan wat , en is. a.  025@cgg m b.  gv!05 f c. g0w%h 00258 g f d. 07gkh q1 e. gv 07gvc g f g f. gv 0 g0e%h
f 0 0  m

(als dat

g. !0e%h gg m h.  gvr m i.  0g e f j.  0  0xgkhcqf f f m k. !0xgkh 0w fh f f m %h l. !0w%h gv

2. Bereken de determinant van de vergelijkingen uit opgave 1. B. Toepassing Tip: Bij de volgende sommen is het vaak handig als je voor jezelf een schets maakt van hoe de graek eruitziet voor de verschillende g s. 1. De functie | ihp zijn gegeven.
f 6  0 0

en de familie van functies }R ihpe&0cg

(a) Bereken voor welke waarde van g de graek van | de graek van }% raakt. (b) Geef de co ordinaten van dat raakpunt. (c) Voor welke waarden van g hebben | en } geen punten gemeenschappelijk?

5.3 Opgaven
f m f m

48

2. Hieronder zijn de graeken van | ihpe 0Wf%u0x en van } ih9 u0f getekend. Het lijkt erop dat ze elkaar raken. Laat met een berekening zien of dat waar is.

3. Gegeven zijn de functies | ihw

0

, } ih



085@

en ~$ ihru0g .

(a) Bereken voor welke waarde van g de graek van | de graek van ~ raakt. (b) Bereken voor welke waarde van g de graek van } de graek van ~ raakt. (c) Geef de co ordinaten van deze raakpunten. (d) Voor welke g s heeft de graek van ~t zowel met | als met } geen snij- of raakpunten? 4. Gegeven is de familie van functies |T ihpe
f 07gw fym F Y

.
Y$h

(a) Waarm gaan al deze parabolen door het punt

.
f

(b) Laat zien dat er geen g bestaat waarvoor de parabool |R ih de x-as raakt. (c) Bereken voor welke twee waarden van g de parabool de lijn  m %  raakt. 5. Gegeven is de familie van functies | ihpe
f &0g

en de lijn w#05 .

5.3 Opgaven (a) Bereken | 5$h .


f

49

(b) Voor welke waarden van g heeft de lijn wi0x5 twee snijpunten met de parabool? (c) Voor welke waarden van g heeft de parabool twee snijpunten met de x-as.

Bijlage
1. Niveautoets

5.3 Opgaven

51

5.3 Opgaven

52

Niveautoets. 1. Schrijf de volgende formules (indien mogelijk) zo kort mogelijk. $ d. 0 D a.  0 m f FC b. !0 0g e. 1 P t P 05sD c. 1@025@!0g f. Dj D
v

2. Werk de f haakjes weg en schrijf zo kort mogelijk. f fy f 8 a.  !0w%h 5@0w%h e. g 5$h 5 e$h f f f f b. ! 5@!0 6 h 0w%h e. g  C h %C 0 h f f fy f 6 c.    5$h f. g 5$h f Y h h 3. Ontbind in factoren. $  5 C $ a. ' d. gC $t 5$C g   b. !f e. c t  FR 0 C FnC c. ' 05Y f. gd 4. Los de volgende f vergelijkingen op. fp a.  50%r'5  d.  %h 05$hu0w d% fy b. e. 1i0 Hj 'f & 0w h fp c. 6  f. 0w 5 0e%hpd 5
P P

5. Bereken de co ordinaten van de top van de volgende kwadratische vergelijkingen. f a. | ihe f b. | ihp'Y 02e  f f f c. | ih  %h 02h 6. Los de volgende vergelijkingen op (kijk eerst of het anders kan en gebruik daarna pas de ABC-formule!): m t m % 58 a.  d. 021 0f& m m b.  0 !0 e. 0f   18 m f c.  0gc f. % 5$h 02 1 7. Los de volgende ongelijkheden op: z2 bz a. f 5 02e c. Y 0 e y Ifp y 8 b. %C  e  d. 05$hu0 5 %C 8. Teken de graek van | ih0'5 en van } ih! assenstelsel.
f f 0q 

in e e n

You might also like