Professional Documents
Culture Documents
Inhoudsopgave
1 Zo kort mogelijk schrijven 1.1 Variabelen en constanten . . . . . . . . . . . 1.2 Korter schrijven . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.1 Termen bij elkaar optellen . . . . . . 1.2.2 Termen met elkaar vermenigvuldigen 1.3 Haakjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3.1 Haakjes wegwerken . . . . . . . . . 1.3.2 Ontbinden in factoren . . . . . . . . 1.4 Opgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 . 6 . 7 . 7 . 7 . 8 . 8 . 10 . 11
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
Lineaire vergelijkingen 2.1 Hoe herken je een lineaire formule . . . . . . . 2.1.1 Aan de hand van het functievoorschrift 2.1.2 Aan de hand van de tabel . . . . . . . . 2.1.3 Aan de hand van de graek . . . . . . . 2.2 De graek en de functie . . . . . . . . . . . . . 2.2.1 De graek tekenen . . . . . . . . . . . 2.2.2 Het functievoorschrift vinden . . . . . 2.3 Het oplossen van lineaire vergelijkingen . . . . 2.4 Opgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kwadratische vergelijkingen 3.1 Hoe herken je een kwadratische formule . . . . 3.1.1 Aan de hand van het functievoorschrift 3.1.2 Aan de hand van de tabel . . . . . . . . 3.1.3 Aan de hand van de graek . . . . . . . 3.2 De graek en de functie . . . . . . . . . . . . . 3.2.1 De graek tekenen . . . . . . . . . . . 3.2.2 Het functievoorschrift vinden . . . . . 3.3 Het oplossen van kwadratische vergelijkingen . 3.3.1 Ontbinden in factoren . . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
14 . . . . 14 . . . . 14 . . . . 15 . . . . 16 . . . . 17 . . . . 17 . . . . 18 . . . . 19 . . . . 20 26 26 26 26 27 28 28 30 30 31
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
INHOUDSOPGAVE
3.4 4
Ongelijkheden 4.1 Lineare ongelijkheden . . . . . . . 4.2 Kwadratische ongelijkheden . . . . 4.3 Kwadratisch-lineaire ongelijkheden 4.4 Opgaven . . . . . . . . . . . . . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
De discriminant 5.1 De graek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2 Snijpunten vinden . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2.1 De onbekende parameter in de lijn . . . 5.2.2 De onbekende parameter in de parabool 5.3 Opgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
Inleiding
Voor je heb je een syllabus liggen die hopelijk je algebra sche vaardigheden gaat verbeteren en verder ontwikkelen. Er wordt onder andere ingegaan op de algebra sche vaardigheden die je hebt geleerd in voorgaande jaren. Tevens worden deze vaardigheden verder ontwikkeld met behulp van oefeningen en nieuwe theorie. Deze syllabus bestaat uit vijf hoofdstukken, met aan het eind van elk hoofdstuk een aantal oefenopgaven die bestaan uit twee gedeelten: 1. A. Basiskennis, en 2. B. toepassing. De sommen die in het gedeelte A staan kunnen misschien wat saai overkomen. Maar het is erg belangrijk dat je ze allemaal maakt en de fouten die je maakt ook weer bekijkt en snapt wat je fout hebt gedaan. Daar leer je namelijk het meeste van. Het mag duidelijk zijn dat hoe meer je met dit soort opgaven oefent, hoe getrainder je raakt in het herkennen van de verschillende oplossingsmethoden die er zijn. Ook zul je dan sneller de sommen op kunnen lossen, waardoor je op een toets meer tijd overhoudt voor de rest van de (vaak inzichtelijke) vragen. Dit hele ontwerp is speciaal voor jullie geschreven, het is de bedoeling dat jij er goed mee kan werken en er veel van leert. Als je deze algebra sche basiskennis goed onder de knie hebt, zul je er volgend jaar veel baat bij hebben. Aangezien dit de eerste versie is, stel ik het erg op prijs als je commentaar en opmerkingen (zowel positieve als negatieve) zou kunnen en willen geven. Dit kan dan leiden tot een verbeterde tweede versie waar andere leerlingen weer dankbaar gebruik van kunnen maken. De op- en aanmerkingen kun je emailen naar het adres: j.s.dominguez@maartens.nl.
INHOUDSOPGAVE
5@
rqY@ H
We kunnen de volgorde waarin we vermenigvuldigen zelf bepalen. Net zoals het a a niet uitmaakt of je 5 of 5 doet. LET OP: met bedoelen we eigenlijk T en met bedoelen we T . In de wiskunde gebruiken we vaak het vermenigvuldiginspunt " in plaats van het a zogenaamde keer-teken . Hieronder staan ter verduidelijking nog een aantal voorbeelden die we niet meer
1.3 Haakjes
1.3 Haakjes
Haakjes komen erg vaak voor in formules. Daarom is het van belang dat je er goed mee kunt werken. Je moet snel en foutloos haakjes uit een formule weg kunnen werken en het omgekeerde, iets met haakjes schrijven, moet je ook foutloos kunnen.
Elk boogje betekent vermenigvuldig het ene uiteinde met de andere. Dit geeft ons:
q5 f !0Y$hq5" !025"%Y89%0wR1
Hierin kunnen uiteraard ook negatieve getallen voorkomen. Bedenk je dat bij een negatief getal het minteken bij het getal hoort! Bekijk de volgende twee voorbeelden:
1.3 Haakjes
Voorbeeld 2
! 5 fy !0Yh 58" 0 5"%Y 5" R1
Het minteken hoort bij de 5 en daarom moet je ook Hetzelfde geldt voor:
5 f Y$hp 5" 0 5&"
Y9 !0e 1
Net zoals dat je schrijft in plaats van T en in plaats van T schrijven we f f . 0 h in plaats van ! 0 h . Zonder haakjes wordt dit: In plaats van te vermenigvuldigen met een constante, kun je op dezelfde manier vermenigvuldigen met een variabele. Bekijk de volgende voorbeelden: Voorbeeld 3
!w f f 5$hw"%!0g(" 5 5@
!e f
!02Y$he
"R0g "
"%Y8w D 0Y@
e
D 02Y@ihw
D 0
"%Y@c
P 0Y@ D
En dit zouden we net zo ver uit kunnen breiden als dat we zouden willen. Als laatste gaan we nog even kijken naar wat ingewikkelde formules als f 5@0g %h . Hierbij moet je je bedenken dat haakjes voorrang hebben. Dus je schrijft de formule eerst zonder haakjes en daarna neem je de gelijksoortige termen samen:
5@0g f %hp 5 5@0"0%" # 5@0 cq C
boogjes van de kraaienpoot daar ook niet bij horen! C ook schrijven als C80% , maar het is Uiteraard mag je het antwoord gebruikelijk om de hoogste machten vooraan te zetten. Dubbele haakjes Bij het wegwerken van dubbele haakjes wil ik niet al teveel tijd bij stil staan. Het werkt in principe hetzelfde als met enkele haakjes. Bekijk het volgende voorbeeld:
1.3 Haakjes
f f
10
Voorbeeld 4 We willen de haakjes wegwerken van de formule ! 0`Yh h f f (bedenk dat er tussen de 0AY$h en %h eigenlijk keer staat!). Daartoe tekenen we vier boogjes op de volgende manier (de zgn. papegaaienbek):
f f !02Y$h %h
Elk boogje betekent weer vermenigvuldig het ene uiteinde met de andere. Dit geeft ons:
! f f !02Y$h %hw("R0 X"R02Y"R0Y&" sw 0C Y
Als je de haakjes weg hebt gewerkt is het van belang dat je ook alle gelijksoortige termen bij elkaar optelt.
c'1@
en
5&"
1.4 Opgaven We hebben nu dus: w1@ c 5$h . Dit controleren we nog even door middel van haakjes wegwerken:
! f % 5$h'1@ % f
11
het klopt!
1.4 Opgaven
A. Basiskennis 1. Schrijf de volgende formules (indien mogelijk) zo kort mogelijk. a. X0g b. 0!05@ c. 5@0 d. 5g e. 5 f. %X05 0 8 g. 1025 0 8 h. 0 0
8
i. C j. % k. fhg l. 0
d 05 50Y 5 02e 5 0Y d 5
2. Schrijf de volgende formules (indien mogelijk) zo kort mogelijk. a. 0 b. kD0g 0gQD c. 0 0e d. 025@0g
e. f. g. 1 h. Dj
D $ 0 5 $ gm $ f FnC 6 P 025 v 0
id)j
3. Werk de haakjes weg en schrijf zo kort mogelijk. a. wY b. !9 c. r d. !
h f 5 5 ih f 01$h f 0gih f
e. g f. g'q g. g'q h. g
fs
4. Werk de haakjes weg en schrijf zo kort mogelijk. a. 50g % %h f b. !w!0g %h f c. r 0 h f 1@ h d. !q5
f
ikfi
1.4 Opgaven
12
5. Werk de haakjes weg en schrijf zo kort mogelijk. a. b. ! c. d. !
f f 02Ch ! 0e%h f 0 6 h 0w%h f f 02h 1h f f 6 0 h 5$h f 5$h e. g f y fy$ h f. g f f g. g 021$h f 8 f h. g fh f f fp 0Y$h 0h %h Y h
i. q& f p j. q f k. q 6 f l. q& s F
fy
6. Ontbind in factoren. a. w5@ Y@ b. !q5@ 0 6 c. 'f 5C d. !9 !0e 1 B. Toepassing 1. Boer Piet heeft een stuk land van Y meter bij e meter. Aangezien er koeien op dat stuk land grazen, wil hij in plaats van een hek om zijn stuk land te plaatsen, een sloot eromheen graven. Dit bevordert ook nog eens de waterhuishouding van zijn land. De sloot moet overal meter breed worden. Hij graaft de sloot alleen aan m drie zijden. Aan de overgebleven zijde van e meter plaatst hij wel een hek (voor een doorgang). (a) Geef een zo kort mogelijke formule voor de omtrek van zijn land met sloot (Tip: maak een tekening!). (b) Wat is de omtrek als hij besluit de sloot 5 meter breed te maken? (c) Geef een zo kort mogelijke formule (eerst met haakjes, dan zonder) voor de oppervlakte van zijn land met sloot. (d) Wat is de oppervlakte als de sloot 5 meter breed is?
m m
1.4 Opgaven
13
15
lingsgetal en het startgetal van een functie. Het hellingsgetal, zoals de naam al zegt, geeft aan hoe groot de helling is. Dus hoe steil de graek is. Voor elk stapje naar rechts, hoeveel ga ik er omhoog (of omlaag)? Als ik bijvoorbeeld stapje naar rechts ga en 5 omhoog, dan is mijn hellingsgetal 5 . Als ik omlaag ga in plaats van omhoog, dan wordt mijn hellingsgetal negatief. We zien dus dat hoe groter het hellingsgetal (of hoe kleiner als het een negatief hellingsgetal betreft), hoe steiler de graek. Het startgetal geeft aan waar in de y-richting een functie begint. We beginnen m fpm altijd bij r . Dus als de graek de y-as in het punt F h snijdt, is het startgetal . Ga voor jezelf na, zonder verder te lezen, dat je aan de hand van deze informatie heel snel een schets kunt maken van de graek van een lineaire formule. Aan de hand van het functievoorschrift kunnen we dus heel snel concluderen of f het een lineaire formule is. Let op dat bijvoorbeeld de functie | ih!5@r0 ook een lineaire formule is, ook al lijkt hij er in eerste instantie niet op. Het func tievoorschrift vertelt je dat de variabele is, dus dat een constante moet zijn. f h Dat betekent dus dat een normaal getal is en dus dat | ihX5@(0 ook een lineaire formule is. Om dezelfde reden zijn onderstaande functies ook lineair:
hpe3E025 i f } ih0RqC f ~ ihpq5@H!0 | f ihp{%!0w ihpw3 f t ih'0 f | ihp' 4 05 f f
16
Hieruit volgt dat het hellingsgetal 5 moet zijn. Het startgetal is zoals je weet m de waarde waar je begint. Met andere woorden de waarde die hoort bij A . In dit geval is het startgetal dus . En dus is de formule die bij deze graek hoort q5@ .
17
Deze punten zetten we in een assenstelsel en verbinden ze met elkaar. Zie hieronder de graek.
18
Hou bij het tekenen van een graek altijd rekening met de contekst van de som. Als het gaat over bijvoorbeeld de huurprijs van een auto bij de gereden kilometers, m ga je je horizontale as niet nemen van naar C kilometer. Een auto huur je over het algemeen niet om er maar C kilometers mee te gaan rijden. De negatieve assen zijn in dit voorbeeld ook overbodig (ga na waarom!).
19
3. Het hellingsgetal is ( ee n stapje naar rechts is twee omhoog). 4. Dus het functievoorschrift dat bij deze graek hoort is | ihpq!0w .
Y . Voorbeeld 8 Los op: 058C We willen dus links alleen de variabele hebben staan. Daartoe moeten we dus die 5 , die in het links staat, wegwerken. Dit kunnen we doen door van 0w5 , 5 af te trekken. Als we aan de linkerkant 5 aftrekken dan moeten we dat ook aan de rechterkant doen: # e Y #
%025
'C
r'C
Zo hebben we nog een C aan de rechterkant die we graag weg willen hebben. Daarvoor trekken we zowel aan de linkerkant als aan de rechterkant C af:
2.4 Opgaven
20
sw 5@r
qC e
#w
en houden we over:
Dit antwoord kun je altijd controleren door het weer in de oorspronkelijke formu les !05'C Y in te vullen en na te gaan of het klopt (ga dit na!).
2.4 Opgaven
A. Basiskennis 1. Geef van de volgende formules aan welke lineair zijn. a. | b. | c. | d. |
f f f ih'0e ihw5 f ihe!0 ihq5 4
e. } he3 f p d f. } h fp kf 8 g. } h fp h. } h
fp
%h
fy
2. Geef van de volgende tabellen aan of ze bij een lineaire functie horen. a.
5 1 m C C C 5 5 Y %f f e
c.
m
5 Y
5 Y
b.
d.
1
RY
1 m
2.4 Opgaven
21
2.4 Opgaven
22
6. Los de volgende vergelijkingen op. a. %fX0gc'5 0e%h f m b. C0w% 0w%hp f f c. 5 Y@!0 h C0 e$h f d. C 5 1hwe@0e 5 fy$ e. 1 ' %h f. 6
D D f
g. 5 01$hu0w d% fp wfy h. 0e%hu021'5 0w h fy m i. 1$h e8f fy m j. 6 021 02eh k. 10 Hj we fp l. 5 02e 0e%hqe
fp
B. Toepassing 1. Silvia gaat elke week zwemmen in Kardinge. Een kaartje kost euro. Haar broer wijst Silvia erop dat ze beter een kortingskaart kan kopen. Deze kor m tingskaart kost voor jaar C euro en dan hoeft Silvia per keer maar FC euro te betalen voor het kaartje. (a) Hoeveel moet Silvia betalen zonder kortingskaart als ze in jaar keer gaat zwemmen? (b) En met kortingskaart? (c) Stel een formule op voor de prijs zonder kortinskaart. bij het aantal keren zwemmen
$m
(d) Stel ook een formule op voor het geval met kortingskaart. (e) Bereken met behulp van deze formules vanaf hoeveel keren zwemmen Silvia goedkoper uit is met een kortingskaart. (f) Teken beide graeken in hetzelfde assenstelsel. (g) Leg in woorden uit wat het snijpunt betekent. (h) Kan Silvia beter wel of geen kortingskaart kopen. Laat met een berekening zien waarom wel of waarom niet. 2. Een student met veel verstand van computers besluit een bedrijfje te gaan beginnen in het repareren van computers. De mensen kunnen kiezen of de computer bij hem thuis te komen brengen of dat hij zelf langskomt bij de
2.4 Opgaven
23
klanten. Als hij zelf langs moet komen rekent hij %C euro voorrijkosten. Verder is zijn tarief exclusief materiaal 1 per twintig minuten. (a) Stel een formule op voor de kosten en gewerkte uren voor het geval dat de student bij de mensen langkomt. (b) Doe hetzelfde voor het geval dat de klant bij de student langskomt. (c) Geef aan welke overeenkomsten en verschillen de graeken hebben (zonder de graeken te tekenen). (d) De student gaat bij mevrouw Van Reemst langs en is 40 minuten bezig. Hij heeft tevens een nieuwe grasche kaart geplaatst die 1e euro kost. Hoeveel moet mevrouw van Reemst betalen? 3. Robin krijgt zijn vriendinnetje op bezoek en besluit lekker voor haar te gaan koken. Hij wil er een romantisch etentje van maken en zet twee kaarsen van m elk 5 centimeter lang op tafel, een rode en een groene. De rode kaars heeft een brandduur van Y uur en de groene kaars een brandduur van C uur. Bij het branden wordt de kaars elk uur hetzelfde stukje korter. (a) Maak voor beide kaarsen een tabel en ga voor beide na hoeveel de toename per uur is. (b) Teken in hetzelfde assenstelsel de graeken die bij deze kaarsen horen (neem voor de horizontale as de tijd in uren). (c) Waarom zijn deze graeken lineaire graeken? (d) Geef de formules die bij de kaarsen horen. (e) HOeveel centimeter lang is de groene kaars na 1 6 uur? (f) Na hoeveel minuten (na het aansteken van de kaars) is de rode kaars %f centimeter lang. 4. De 3-VWO-klassen willen een schoolfeest voor klas 1, 2 en 3 organiseren waar ze idol Jama willen laten optreden. Ze krijgen toestemming van de school, mits ze de kosten en de nanciering zelf regelen. Aangezien Jama zelf ook een scholier is, vraagt hij voor die avond een gemsmm euro. reduceerd tarief van m Kim vindt dat het kaartje voor het schoolfeest maximaal euro mag kosten. (a) Stel een formule op voor de kosten bij het aantal leerlingen .
(b) Hoeveel kaartjes moeten er verkocht worden als er geen winst gemaakt wordt?
2.4 Opgaven
24
(c) Bas is de klassen rondgegaan met de vraag wie er wel en wie er niet zal komen. Er zullen C% leerlingen komen. Welke vergelijking moeten we oplossen als we de prijs van het kaartje willen weten zonder winst te willen maken. (d) Los deze vergelijking op. 5. (a) Teken in e e n assenstelsel de graeken van de functies | ih0e5 f en } ihq 5@ . (b) Bereken |
f f
(c) Geef een interpretatie van het antwoord bij (b). (d) Teken in hetzelfde assenstelsel ook nog de lijn q1 . (e) Los op | ihq1 . (f) Noem het snijpunt van | met de lijn 1 , en het snijpunt van } met deze lijn . Bereken de lengte van s .
f
6 h
en }
6 h
2.4 Opgaven
25
ihp
27
er een tabel gegeven is of je hebt er zelf e e n gemaakt, dan kun je dus vrij eenvoudig bepalen of je te maken hebt met een kwadratische formule. Let hierbij weer op dat de getallen bovenin de tabel opeenvolgend zijn (ga voor jezelf na waarom). Bekijk het voorbeeld hieronder om dit te verduidelijken.
Y m 5 5 5 C Y
Je ziet dat de verandering van de verandering gelijk aan 5 is. Hieruit kunnen we dus concluderen dat deze tabel bij een kwadratische formule hoort.
28
en r
29
Nu we dus de top kunnen berekenen, kunnen we een geschikte tabel maken en aan de hand hiervan de graek tekenen. De tabel die je dan maakt zal er als volgt uit komen te zien.
f 6 | h 6 | f h f D | h D
x-top y-top
f H | h H
f P | h P |
f t h t
Met t/m geschikt gekozen getallen. 6 t Met het voorbeeld hieronder zullen we dit proberen te verduidelijken: Voorbeeld 9 Om de graek van | ihpe 0x Y te tekenen gaan we eerst een tabel maken. Hiervoor hebben we de top nodig. Deze is i ; G f f f 6 @#q| hp h 0#" h Y8 Y . Aan de hand hiervan maken we de volgende tabel:
C e 5 5 Y & Y m 5 e 5 f
Als we dit uitzetten in een assenstelsel en deze punten met een vloeiende lijn verbinden dan krijgen we onderstaande graek:
30
. Nu moeten we de onbekende factor nog zien te vinden. Dat kunnen we doen fpm met de kennis dat de graek door het punt F 5$h gaat. Met andere woorden als m fym je c invult krijg je als antwoord | h 5 . We vinden dan:
5' f fym 0h f fpm Y$h 5 %@&8 S
Y$h
Voor de gevallen dat de parabool geen snijpunten met de x-as heeft zullen we achterwege laten.
31
zijn methode 1) en 2) verreweg de snelsten en hebben de kleinste kans op het maken van fouten. Maar bijkomend nadeel is, dat ze niet altijd even makkelijk toepasbaar zijn. De ABC-formule heeft als groot voordeel dat, als er oplossingen zijn, deze altijd gevonden worden. Het grote nadeel is dat deze methode veel meer tijd kost (die je vaak niet hebt tijdens een proefwerk). Daarom zullen wij ook altijd bij het oplossen van kwadratische vergelijkingen eerst kijken of methode 1) kan, zo niet dan kijken we of methode 2) kan en als deze ook niet kan, dan pas passen we de ABC-formule toe.
.
f m
2. Deel alle termen van de vergelijking door . 3. Probeer de vergelijking te herleiden tot de vorm !0xgkh 0qsh 4. De oplossingen zijn dan c
g f
en c
.
f f
Hierbij wil ik stap 3. verduidelijken. Zonder haakjes schrijf je 0xgkh 0gqh als f 0 g0qsh!07gIq . m Je hebt de vergelijking die je op moet lossen eerst herleid tot 0 0 en daarna gedeeld door (stap 1. en 2. uit het algoritme). Je houdt dus na stap 2. de vergelijking 0 0B over. Het is nu dus de bedoeling dat je twee getallen g en q vindt, die met elkaar vermenigvuldigd het getal opleveren en bij elkaar opgeteld het getal . Zie het volgende voorbeeld: Voorbeeld 11 We gaan de vergelijking 1. 2.
Y@ Y@0 m Y@0 p Y@c m 1@!0e%& m
oplossen.
gedeeld door
a m `%
levert
en
Y'Y
32
en 0xgc en r
4 q
4 q g
Is q!
oplossen.
Je ziet dat je jezelf een hoop werk bespaart doordat je de haakjes niet eerst weg hoeft te werken. Door veel oefening zul je getraind raken in het snel herkennen of deze methode makkelijk toepasbaar is of niet.
3.3.3 De ABC-formule
Als beide methodes die hierboven zijn uitgelegd niet of moeilijk toepasbaar zijn, dan biedt de ABC-formule uitkomst. Met de ABC-formule kun je elke kwadratische vergelijking oplossen. De ABC-formule is als volgt: m De oplossingen van de vergelijking 0 0 zijn:
s r 0 4 $t id
of r
W$t
4
$t
Dat wat onder het wortelteken staat, noemen we ook wel de discriminant van de vergelijking (afgekort D). Aangezien je de wortel uit een negatief getal niet m kunt trekken, vind je alleen oplossingen voor . Ga voor jezelf even na hoe ym de graek er ten opzichte van de x-as uitziet als .
33
Voor de ge nteresseerden staat hieronder nog e e n van de vele bewijzen van de ABC-formule. Deze hoef je niet te kennen. BEWIJS:
$ 0 0 m
0
$t
0
$t
delen levert:
s 4 $t
Hieronder volgt nog een voorbeeld die gebruik maakt van de ABC-formule: Voorbeeld 13 We gaan de vergelijking A 0 formule oplossen. We zien dat x , en krijgen we:
r 0 c 4 ba 0 4 a a m m m
of c
4 4
Fn5$
of c
3.4 Opgaven
34
De discriminant heeft een aantal belangrijke eigenschappen. Aan de discriminant m van de vergelijking 0 W0 kun je zien hoeveel oplossingen de ver ym gelijking heeft. We hebben net al gezegd dat als de vergelijking geen m oplossingen heeft (omdat de wortel uit een negatief getal niet bestaat). Als { dan heeft de vergelijking precies e e n oplossing (ga zelf even na waarom). En als zm dan heeft de vergelijking twee oplossingen. De graeken hieronder verduidelijken dit grasch.
3.4 Opgaven
A. Basiskennis 1. Geef van de volgende formules aan welke kwadratisch zijn. a. | b. | c. | d. |
f f f f ihr ih% 0 e
e. | f. | g. | h. }
f
ihq5@ 0 4 % f ihp 5 1 fp h 6 g 0 3
ihpe3
2. Geef van de volgende tabellen aan of ze bij een kwadratische functie horen. a.
5 e 6 Y m Y C C 6 m m 5 1 f 6 5 m e %ff 6 fs5 6
c.
f m %
5
5 C 1
C % C 5
%f Y
b.
d.
3.4 Opgaven
35
(0
wat ,
g. | h. | i. | j. | k. | l. |
f ih 0'%h f wf ihw 3 h f ihw f g ih 0e% f ihq5 6 025 6 !025 6 f f f ih 0w%h %h
6. Los de volgende vergelijkingen met ontbinden in factoren op: a. 0gc m b. 0wsT!02s18 $m m c. !0f& m d. 02C
m
e. 0f $ f. 5 $ g. 5 t h. 0
8 5
m 1 m m f m 1 m
i. Y 02Y i$ m j. m k. Y n m l. 6
e. f. g. h.
8. Los de volgende vergelijkingen op (kijk eerst of het anders kan en gebruik daarna pas de ABC-formule!):
fpd
B. Toepassing 1. Er is een graek gegeven van een kwadratische functie ~ die twee snijpun ten met de x-as heeft: r9 en r . De graek gaat tevens door het punt f F h . Stel het functievoorschrift op. 2. De ribbe van een kubusvormig bakje is tot op de rand gevuld met water. D water uit. Het blijkt nu dat het water tot op cm van de Bart haalt er e1 rand staat. (a) Geef een formule voor de inhoud van het deel water dat Bart eruit heeft gehaald. (b) Geef een formule voor de inhoud van het water dat er nog inzit. (c) Bereken met de vergelijking van zowel (a) als (b) de lengte van de ribbe van de kubus. (d) Ga na dat het antwoord hetzelfde moet zijn. 3. Roel gooit op ! een bal uit het raam van een atgebouw. De hoogte f f van de bal boven de grond wordt beschreven door de formule ~ hp 5$h 0 5 , met ~ in meters en in seconden. (a) Op welke hoogte gooit Lienet de bal uit het raam. (b) Teken dat gedeelte van de graek waar beide variabelen zinvol zijn. (c) Welke waarden kan ~ in deze situatie aannemen? En ? (d) Bereken het hoogste punt dat de bal bereikt. Na hoeveel seconden is dat? 4. Martin Drent van FC Groningen schiet de bal naar een medespeler. De fy 05 . Hierin hoogte van de bal kun je berekenen met de functie ~ h P is de horizontale afstand vanaf Martin Drent in meters en ~ de hoogte van de bal in meters. (a) Welke vergelijking moet je oplossen om te weten waar de bal weer op de grond komt?
m
3.4 Opgaven
37
(b) Los deze vergelijking op. (c) Bereken hoe hoog de bal komt. (d) Bereken op welke afstand van Martin Drent de bal een hoogte van f meter bereikt. 5. Het wereldrecord speerwerpen staat op naam van de Tsjech Jan Zelezny en dateert uit eesY . Hij gooide toen e1F 1 meter. Tijdens een training gooit f D 0 H 80 6 , met ~ de Zelezny zijn speer volgens de functie ~ ih P P hoogte van de speer in meters en de afstand van de speer vanaf Zelezny (ook in meters). (a) Bereken ~
fpm h
(b) Wat is de betekenis van dit antwoord? (c) Hoe ver gooit Zelezny zijn speer tijdens deze training? (d) Wat is de maximale hoogte die de speer bereikt? (e) Op hoeveel meter van Zelezny bereikt de speer die maximale hoogte? (f) Geef de co ordinaten van de top met behulp van je antwoord van (d) en (e).
Hoofdstuk 4 Ongelijkheden
Bij het oplossen van ongelijkheden is het altijd de vraag: voor welke is de graek van | groter (of kleiner) dan die van } , met andere woorden, los op: f z f f y f | ih } ih (of | ih } ih ) . Het oplossen van ongelijkheden gaat altijd op dezelfde manier. Het maakt niet uit met welke vergelijkingen je te maken hebt. In dit hoofdstuk zullen we ons beperken tot lineaire en kwadratische vergelijkingen, maar de methodes die je hier leert zijn net zo goed toepasbaar op elke andere vergelijking.
39
Je weet nu dat ze voor 6 gelijk zijn. Dat houdt dus in dat voor 6 o ` f voor z groter is dan . 6 , Dit kun je nu op twee manieren controleren. Je vult een willekeurig getal in de m vergelijking, bijvoorbeeld c . Je gaat na of de vergelijking klopt:
" m z #" m s z' sS z
Deze klopt niet dus kun je concluderen dat het antwoord moet zijn 6 . En andere manier is om de graek te tekenen (of te schetsen) en te kijken waar groter is dan % :
40
Voorbeeld 15 We gaan de volgende ongelijkheid oplossen: 025 5 . De vraag is nu dus: voor welke is &05 kleiner dan 5 ? Om daarachter te komen gaan we eerst weer kijken wanneer ze gelijk zijn:
c m f m 0258q5 m c m h
en r
Voor r en cq zijn de beide functies dus gelijk. Vervolgens teken je de beide graeken in een assenstelsel:
En je ziet dat tussen beide snijpunten de parabool kleiner is dan de lijn '5 (het mby y . dikgedrukte deel). Dit noteren we als volgt:
41
4.4 Opgaven
A. Basiskennis 1. Los de volgende lineaire ongelijkheden op: a. f b. %C c. 0 d. C
02e e e@!0w bz 5w z Y 5@!0 y 5 z2
z
fp8
B. Toepassing 1. Bij meneer Dominguez in de wijk zijn er twee bedrijven die televisies repam reren. Snelgemaakt rekent euro voorrijkosten en %C euro per uur voor de
4.4 Opgaven
42
tijd die de reparatie vergt. Bij Repair gebruiken ze de formule Ci0A% om de prijs te bepalen.Hierin is de tijd in uren en de kosten in euros. (a) De TV van meneer Dominguez is stuk en hij verwacht dat de monteurs er zeker minder dan een uur mee bezig zullen zijn. Welke bedrijf kan meneer Dominguez het beste bellen? (b) Vanaf hoveel minuten is Repair goedkoper dan Snelgemaakt? 2. We gaan even terug naar de baan van de speer van Zelezny uit opgave B4. van het vorige hoodstuk. (a) Voor welke is de hoogte van de speer meer dan Y meter? (b) Na hoeveel meter komt de speer weer onder de 5 meter?
4.4 Opgaven
43
Hoofdstuk 5 De discriminant
r d
Tot nu toe heb je alleen kwadratische vergelijkingen opgelost waarbij de kwadratische vergelijking gelijk werd gesteld aan aan constante. We gaan nu kijken naar gevallen waarbij een kwadratische functie gelijk wordt gesteld aan een lineaire functie. Je zult zien dat hierbij de discriminant een belangrijke rol kan spelen.
5.1 De graek
Zoals je weet is de graek van een kwadratische functie een parabool (met als ryem zem een bergparabool en als een dalparabool) en de graek van een lineaire functie een mooie kaarsrechte lijn. f Als we gaan kijken naar de graek van een kwadratische functie ( | ih ) en een f lineaire functie (} ih ) in e e n assenstelsel dan kunnen we drie gevallen onder scheiden:
De parabool en de rechte lijn snijden elkaar. De parabool en de rechte lijn raken elkaar. De parabool en de rechte lijn snijden of raken elkaar niet.
f f
Dit betekent dus dat in het eerste geval de vergelijking | ihs} ih twee oplossingen heeft. In het tweede geval maar e e n oplossing en in het derde geval geen oplossingen. Bekijk de tekening hieronder: de parabool heeft met lijn twee oplossingen, met lijn e e n en met lijn geen.
45
Hoeveel oplossingen de vergelijking die we op willen lossen heeft, kunnen we aan zem de hand van de discriminant eenvoudig vinden. We hebben gezien als dan m ym waren er twee oplossingen, als { dan was er e e n oplossing en voor bef f stonden er geen oplossingen. Als we nu de vergelijking | ihw} ih herleiden op nul, kunnen we eenvoudig de discriminant hiervan vinden zoals uitgelegd in 3.3.3. Voorbeeld 16 We willen, zonder de graek te hoeven tekenen, weten hoeveel snij f f punten de functie | ihpw 025@0 heeft met de functie } ihw .
| f ihpe} f ih
025@08e m
De discriminant is kleiner dan nul, dus heeft de vergelijking | ihpw} ih geen oplossingen: de graeken van | en } hebben geen punt gemeenschappelijk.
46
aezen. We weten dat de familie van lijnen W02g evenwijdig met elkaar zijn (waarom?). We zouden ons nu bijvoorbeeld af kunnen vragen voor welke g deze f lijn de parabool | ih raakt. Of voor welke g de vergelijking 0gg geen oplossingen heeft. Om hier achter te komen moeten we steeds de vergelijking herleiden naar nul en dan de discriminant uitrekenen. Voorbeeld 17 We hebben de vergelijking (0g . Als we deze herleiden op & m nul hebben we gd . Hierin is , en g . De m discriminant is dus X0 g . De volgende vraag is nu: Wanneer is ? m 6 . Dus wanneer is k0 gc ? Als je deze vergelijking oplost komt je uit op gc f H 6 de parabool | ihw raakt. Dit houdt dus in dat de lijn r
H
Ga voor jezelf even na (met behulp van de graek) voor welke g de lijn twee snijpunten heeft met de parabool. Je zou je ook af kunnen vragen wat de co ordinaten zijn van het raakpunt waar we f het hierboven over hebben. Bedenk dat je nu voor de parabool | ih# en de 6 een raakpunt hebt. Deze kun je dus eenvoudig vinden door de lijn 2 H 6 op te lossen. vergelijking e H LET OP: in het voorbeeld hierboven (en in de sommen uit paragraaf 5.3) is g een u 1@i0 gewoon getal en de variable. Dus als je bijvoorbeeld de vergelijking g m g 1 en rg hebt, dan is , . Maak hier geen fouten mee i door te zeggen dat of iets dergelijks.
Hierin is
d
,
h!0258
5.3 Opgaven We willen weten wanneer | en } elkaar raken, m dus we moeten oplossen wanneer {
{gg 8 g 4 1 0 Y g 1 m 0 4 1 Y
47
CF
en g
sF
5.3 Opgaven
A. Basiskennis 1. Herleid de volgende vergelijkingen tot de vorm nodig is) en geef aan wat , en is. a. 025@cgg m b. gv!05 f c. g0w%h 00258 g f d. 07gkh q1 e. gv 07gvc g f g f. gv 0 g0e%h
f 0 0 m
(als dat
g. !0e%h gg m h. gvr m i. 0g e f j. 0 0xgkhcqf f f m k. !0xgkh 0w fh f f m %h l. !0w%h gv
2. Bereken de determinant van de vergelijkingen uit opgave 1. B. Toepassing Tip: Bij de volgende sommen is het vaak handig als je voor jezelf een schets maakt van hoe de graek eruitziet voor de verschillende g s. 1. De functie | ihp zijn gegeven.
f 6 0 0
(a) Bereken voor welke waarde van g de graek van | de graek van }% raakt. (b) Geef de co ordinaten van dat raakpunt. (c) Voor welke waarden van g hebben | en } geen punten gemeenschappelijk?
5.3 Opgaven
f m f m
48
2. Hieronder zijn de graeken van | ihpe 0Wf%u0x en van } ih9 u0f getekend. Het lijkt erop dat ze elkaar raken. Laat met een berekening zien of dat waar is.
0
, } ih
085@
en ~$ ihru0g .
(a) Bereken voor welke waarde van g de graek van | de graek van ~ raakt. (b) Bereken voor welke waarde van g de graek van } de graek van ~ raakt. (c) Geef de co ordinaten van deze raakpunten. (d) Voor welke g s heeft de graek van ~t zowel met | als met } geen snij- of raakpunten? 4. Gegeven is de familie van functies |T ihpe
f 07gw fym F Y
.
Y$h
.
f
(b) Laat zien dat er geen g bestaat waarvoor de parabool |R ih de x-as raakt. (c) Bereken voor welke twee waarden van g de parabool de lijn m % raakt. 5. Gegeven is de familie van functies | ihpe
f &0g
en de lijn w#05 .
49
(b) Voor welke waarden van g heeft de lijn wi0x5 twee snijpunten met de parabool? (c) Voor welke waarden van g heeft de parabool twee snijpunten met de x-as.
Bijlage
1. Niveautoets
5.3 Opgaven
51
5.3 Opgaven
52
Niveautoets. 1. Schrijf de volgende formules (indien mogelijk) zo kort mogelijk. $ d. 0 D a. 0 m f FC b. !0 0g e. 1 P t P 05sD c. 1@025@!0g f. Dj D
v
2. Werk de f haakjes weg en schrijf zo kort mogelijk. f fy f 8 a. !0w%h 5@0w%h e. g 5$h 5 e$h f f f f b. ! 5@!0 6 h 0w%h e. g C h %C 0 h f f fy f 6 c. 5$h f. g 5$h f Y h h 3. Ontbind in factoren. $ 5 C $ a. ' d. gC $t 5$C g b. !f e. c t FR 0 C FnC c. ' 05Y f. gd 4. Los de volgende f vergelijkingen op. fp a. 50%r'5 d. %h 05$hu0w d% fy b. e. 1i0 Hj 'f & 0w h fp c. 6 f. 0w 5 0e%hpd 5
P P
5. Bereken de co ordinaten van de top van de volgende kwadratische vergelijkingen. f a. | ihe f b. | ihp'Y 02e f f f c. | ih %h 02h 6. Los de volgende vergelijkingen op (kijk eerst of het anders kan en gebruik daarna pas de ABC-formule!): m t m % 58 a. d. 021 0f& m m b. 0 !0 e. 0f 18 m f c. 0gc f. % 5$h 02 1 7. Los de volgende ongelijkheden op: z2 bz a. f 5 02e c. Y 0 e y Ifp y 8 b. %C e d. 05$hu0 5 %C 8. Teken de graek van | ih0'5 en van } ih! assenstelsel.
f f 0q
in e e n