Professional Documents
Culture Documents
Leeswijzer
Dit is de eindrapportage voor de ontwikkeling van de gezondheidskaart. In deze map zijn de volgende onderdelen opgenomen. 1. Samenvatting onderzoek (opnamemethodiek gezondheidskwaliteit van gebouwde en nieuw te bouwen woningen) 2. Eindrapportage bepalingsmethoden 3. Eindrapportage validatiefase 4. Handboek gezondheidskaart Gebouwde woningen 5. Handboek gezondheidskaart Te bouwen woningen Hierna volgt een korte toelichting per onderdeel: 1. Samenvatting onderzoek (opnamemethodiek gezondheidskwaliteit van gebouwde en nieuw te bouwen woningen) In dit deel wordt beschreven welke stappen zijn doorlopen om te komen tot de opnamemethodiek. Het eindresultaat van de opnamemethodiek, de gezondheidskaart, wordt hierin gepresenteerd. 2. Eindrapportage bepalingsmethoden De eerste fase van het onderzoek bestond uit het vaststellen van de gezondheidsaspecten die opgenomen moeten worden in de gezondheidskaart. Per gezondheidsaspect is onderzocht welke indicatoren bepaald moeten worden om de gezondheidskwaliteit te kunnen vaststellen. Er zijn bepalingsmethoden ontwikkeld om dit uit te kunnen voeren. In de eindrapportage bepalingsmethoden zijn deze bepalingsmethoden opgenomen. Hierin zijn de resultaten per fase verwerkt. 3. Eindrapportage validatiefase Er heeft een validatie van de bepalingsmethoden, die voor de opnamemethodiek ontwikkeld zijn, plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn verwoord in deze eindrapportage. 4. Handboek gezondheidskaart Gebouwde woningen en Te bouwen woningen De opnamemethodiek voor het opstellen van de gezondheidskaart is verwerkt in een tweetal handboeken: n voor gebouwde en n voor te bouwen woningen. Een ervaren MTS-er of een HTS-er moet in staat zijn om aan de hand van het handboek en met de benodigde apparatuur de gezondheidskaart voor een woning op te stellen.
Gezondheidskaart
i.o.v.
Datum Projectnummer
Opdrachtgever
Ministerie VROM Postbus 30941 2500 GX DEN HAAG T (070) 339 20 05 F (070) 339 12 55 vertegenwoordigd door: de heer ir. P.J. van Luijk
Omschrijving project
Projectnummers
Nieman
r030009aa
Datum
november 2004
Versie
Definitief
Uitgevoerd door
Adviesburo Nieman B.V. Vestiging Utrecht ing. J.G. Bouwman ing. P. Kuindersma ing. M.J.W. van Rooijen ing. P. Smits
Autorisatie door
opnamemethodiek gezondheidskaart
Inhoudsopgave
Pagina Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2
2.1 2.2 2.3
7 9
9 9 10
Hoofdstuk 3
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
11
11 11 12 12 13 13
Hoofdstuk 4
4.1 4.2
Resultaten Gezondheidskaart
Gezondheidskaart Resultaten
14
14 15
Conclusies Toekomst Literatuurlijst Betrokken partijen Gezondheidskaart Benodigde tijd per indicator
16 18
- pagina 5 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
- pagina 6 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
Hoofdstuk 1 Inleiding
In opdracht van Ministerie van VROM is een opnamemethodiek ontwikkeld om de gezondheidskwaliteit van gebouwde en nieuw te bouwen woningen in beeld te kunnen brengen. De resultaten van de opname moeten worden vastgelegd in een Gezondheidskaart. Het actieprogramma Gezondheid en Milieu [1] is een invulling van het beleidsprogramma Milieu en Gezondheid aangekondigd in het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, juni 2001 [2]) en sluit aan op de notitie Gezondheid en Milieu, Opmaat voor een beleidsversterking [3], die in november 2001 aan de Tweede kamer is aangeboden. Het actieprogramma is totstandgekomen na overleg met maatschappelijke organisaties, wetenschappers, provinciale en lokale overheden en andere departementen. In het NMP4 werd duidelijk gemaakt dat Nederland, bij ongewijzigd beleid, op termijn geconfronteerd kan worden met gezondheidsproblemen die nu nog niet (goed) zichtbaar zijn. Daarnaast signaleert het NMP4 dat de veiligheid voor de bevolking en de kwaliteit van de leefomgeving dreigen af te nemen. Het actieprogramma richt zich zowel op het terugdringen van gezondheidseffecten door milieufactoren, als op het waar mogelijk wegnemen van oorzaken voor ongerustheid door milieurisicos. Andere belangrijke accenten van het actieprogramma zijn risicos beter te voorzien, te beheersen en te voorkomen en de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Om dit te realiseren zijn in het actieprogramma 36 acties geformuleerd. Dit onderzoek is onder actie 281 aangekondigd in het Actieprogramma Gezondheid en Milieu. Het Actieprogramma is onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries van VWS en van VROM opgesteld. Het onderzoek is uitgevoerd door Adviesburo Nieman BV. Voor de begeleiding van het onderzoek heeft het ministerie van VROM een klankbordgroep opgericht. Vertegenwoordigers vanuit de markt die op enige wijze in aanraking kunnen komen met de Gezondheidskaart, hebben zitting gehad in deze klankbordgroep. (Voor de samenstelling van de klankbordgroep, zie bijlage 2) De kennis van de klankbordgroep zorgt ervoor dat de Gezondheidskaart algemeen gedragen wordt. De inbreng van de kennis en ervaring van de klankbordgroepleden heeft geleid tot een praktisch toepasbare opnamemethodiek. Buiten het onderzoek valt de inzet en toepassing van het statusrapport in het maatschappelijk verkeer als het instrument is vastgesteld. Voor een goede implementatie is evenwel bij dit onderzoek er van uitgegaan dat de opname van n woning moet kunnen plaatsvinden binnen een halve tot n hele dag.
Actie 28: VROM ontwikkelt voor medio 2004 een opnamemethodiek die de kwaliteitsaspecten in kaart brengt van een bestaande woning en van een woning die nog gebouwd moet worden. De geconstateerde kwaliteit kan een neerslag krijgen in een statusrapport (kwaliteitskaart). In het onderlinge verkeer tussen partijen kunnen de kwaliteitsaspecten die op de woning of het gebouw betrekking hebben, in het statusrapport een belangrijke rol spelen. Bezien wordt in hoeverre aansluiting kan worden gezocht bij het energieprestatieadvies (EPA).
- pagina 7 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
In hoofdstuk 2 zijn de doelstellingen en onderzoeksvraag geformuleerd. In hoofdstuk 3 is het proces dat geleid heeft tot de totstandkoming van het eindresultaat beschreven. Een voorbeeld van de ontwikkelde gezondheidskaart is in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 zijn de conclusies van het onderzoek vermeld. Tot slot worden in hoofdstuk 6 enige toekomstmogelijkheden voor de implementatie en toepassing van de gezondheidskaart besproken.
- pagina 8 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
2.2
Onderzoeksvraag
Het onderzoek naar de vorm en uitvoering van de opnamemethodiek geschiedt op basis van de volgende probleemstelling: Op welke wijze kan een opnamemethodiek worden ontwikkeld, waarmee in een halve tot hele dag het kwaliteitsniveau met betrekking tot gezondheidsaspecten van een bestaande of een nieuw te bouwen woning in kaart kan worden gebracht? De probleemstelling van het onderzoek is op te delen in twee aspecten: 1. Welke bepalingswijzen van prestatie, indicatoren e.d., onderscheiden naar nieuw te bouwen woningen en bestaande woningen zijn significant voor een kwaliteitsoordeel over woningen. 2. Hoe kan die bepaling plaatsvinden via een quick-scan alsmede via meer instrumentele vaststelling en op welke wijze moet dat worden vastgelegd; het zogenoemde statusrapport. De beantwoording van bovenstaande vragen moet leiden tot het op een uniforme wijze aan de professional en consument in handen (kunnen) geven van informatie, aan de hand waarvan deze technische kwaliteit van woningen m.b.t. gezondheid in gebouwen zelf op een gelijke wijze kunnen beoordelen
- pagina 9 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
De opnamemethodiek is ontwikkeld met in acht name van de volgende randvoorwaarden: ! Het systeem moet voorzien in een opnamemethode waarmee de gezondheidskwaliteit van een woning kan worden vastgesteld vanaf tekening of door opname in situ van een bestaande woning. ! Het resultaat van een opname vanaf tekening moet overeenkomen met het resultaat van de opname in situ, voor zover het dezelfde woning betreft. ! De opname in de woning moet globaal in een halve tot hele dag kunnen worden uitgevoerd. ! De resultaten van de opname moeten worden gerapporteerd op een wijze die ook voor niet-deskundigen op dit gebied begrijpelijk is. ! Het systeem dient breed gedragen te zijn onder de diverse belanghebbende partijen, zoals projectontwikkelaars, woningbouwverenigingen, consumenten en onderzoeksinstellingen. ! Het systeem moet kunnen bijdragen aan beleidsvorming en toetsing.
2.3
- pagina 10 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
3.1
3.2
- pagina 11 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
3.3
3.4
- pagina 12 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
3.5
3.6
Validatie inspectiemethodiek
Met behulp van de ontwikkelde inspectiemethodiek kan de kwaliteit van verschillende deelaspecten worden vastgelegd. Aangezien hiertoe (deels) gebruik wordt gemaakt van afgeleide bepalingsmethoden om de significante kwaliteit te bepalen, zijn in een praktijktoets deze methoden getoetst aan de bestaande bepalingsmethoden waarmee de kwaliteit ondubbelzinnig wordt vastgelegd. Daarnaast is de praktische toepasbaarheid van het ontwikkelde protocol in bewoonde situatie getoetst. Hiertoe zijn in 15 van elkaar verschillende leegstaande en bewoonde woningen (zowel nieuwbouw als bestaand) op basis van de ontwikkelde inspectiemethodiek inspecties uitgevoerd. Tevens zijn in dezelfde woningen de noodzakelijke metingen volgens bestaande bepalingsmethoden uitgevoerd. Op basis van een vergelijking van de resultaten van de metingen en van de inspectie is de betrouwbaarheid van het systeem vastgesteld. Dit heeft bij een aantal bepalingsmethoden geleid tot noodzakelijke aanpassingen in het model van de afgeleide bepalingsmethode. De inspecties in bewoonde woningen waren ook bedoeld om te toetsen of de opnamemethodiek in bewoonde situaties voldoende bruikbaar is en welke knelpunten daarin nog blijken te zijn. Op basis van de evaluatie van deze inspecties zijn de laatste aanpassingen aan de methodiek gedaan.
- pagina 13 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
- pagina 14 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
4.2
Resultaten
Het onderzoek van de opnamemethodiek is verwerkt in een aantal rapporten en handboeken. De eerste fase van het onderzoek bestond uit het vaststellen van de gezondheidsaspecten die opgenomen moeten worden in de gezondheidskaart. Per gezondheidsaspect is onderzocht welke indicatoren bepaald moeten worden om de gezondheidskwaliteit te kunnen vaststellen. Er zijn bepalingsmethoden ontwikkeld om dit uit te kunnen voeren. In Opnamemethodiek gezondheidskwaliteit van woningen zijn deze bepalingsmethoden opgenomen. Hierin zijn de resultaten per fase verwerkt. Er heeft een validatie van de bepalingsmethoden, die voor de opnamemethodiek ontwikkeld zijn, plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn verwoord in Validatie opnamemethodiek gezondheidskaart. In het Handboek opnamemethodiek gezondheidskwaliteit Gebouwde woningen en Handboek opnamemethodiek gezondheidskwaliteit Nieuw te bouwen woningen is omschreven op welke wijze de indicatoren, die van invloed zijn op de gezondheid van het binnenmilieu, bepaald worden.
- pagina 15 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
Hoofdstuk 5 Conclusies
Doel van het onderzoek was het ontwikkelen van een opnamemethodiek waarmee in een halve tot een hele dag het kwaliteitsniveau met betrekking tot gezondheidsaspecten van een bestaande of een nieuw te bouwen woning in kaart kan worden gebracht. Om tot het uiteindelijke instrument te komen is vastgesteld welke indicatoren significant zijn voor een kwaliteitsoordeel over woningen. Vervolgens zijn bepalingsmethoden ontwikkeld, waarmee kan worden vastgesteld wat de kwaliteit van de betreffende indicatoren in een woning is. Deze bepalingsmethoden zijn in een reeks praktijkproeven gevalideerd. Uit de validatiemetingen is gebleken dat de meetresultaten volgens de significante bepalingsmethoden voor gebouwde woningen een beperkte afwijking hebben ten opzichte van de ondubbelzinnige bepalingsmethode. Ook de significante bepalingsmethoden voor nieuw te bouwen woningen hebben een beperkte afwijking ten opzichte van de ondubbelzinnige bepalingsmethoden. De significante bepalingsmethoden voor zowel gebouwde als nieuw te bouwen woningen kunnen gehanteerd worden, waardoor de woning binnen de gestelde tijd opgenomen kan worden. In bijlage 4 is de benodigde tijd per indicator weergegeven. Deze lijst staat ook in het rapport Ontwikkeling opnamemethodiek kwaliteitsaspecten woningen vermeld. In een tweetal handboeken zijn de bepalingsmethoden opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt naar een handboek voor het vaststellen van de gezondheidskwaliteit van bestaande woningen (in situ) en van nieuw te bouwen woningen. Met behulp van de ontwikkelde handboeken kan de gezondheidskaart van een woning worden gemaakt. De gezondheidskaart is een overzicht waarin de kwaliteit van de verschillende indicatoren is vastgelegd. Hierbij wordt een schaal van A tot en met D gehanteerd.
- pagina 16 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
Om de Gezondheidskaart voor niet-deskundigen begrijpelijk te maken, is er een extra kolom opgenomen. Hierin zijn vaktermen vereenvoudigd omschreven. Ook in de toelichting op de kwaliteitsniveaus is hiermee rekening gehouden. Onderstaand is een voorbeeld van de kwaliteitsniveaus van het aspect licht en uitzicht met de indicatoren daglicht en orintatie weergegeven.
Licht en uitzicht Daglicht A B C D Orintatie B C Grote glasoppervlakken en geen belemmeringen en / overstekken aanwezig. Voldoende glasoppervlakte aanwezig of grote glasoppervlakken in combinatie met belemmeringen en / of overstekken aanwezig. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is klein. Mogelijke aanwezigheid van belemmeringen en / of overstekken. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is zeer klein. Aanwezigheid van grote belemmeringen en / of overstekken. Lichtopeningen zijn niet belemmerd. Groot aantal bezonningsuren per jaar en een grote beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op NO / NW, lichtopeningen zijn niet belemmerd. Beperkt aantal bezonningsuren per jaar en een beperkte beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op N, lichtopeningen zijn belemmerd. Weinig tot geen bezonningsuren per jaar en een geen beleving van de weersverandering door het seizoen.
- pagina 17 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
Hoofdstuk 6 Toekomst
De gezondheidskaart is een instrument dat is ontwikkeld in opdracht van de overheid. Met dit instrument kan eenvoudig de gezondheidskwaliteit van een woning in kaart worden gebracht. Tevens biedt de gezondheidskaart een goed startpunt voor de communicatie over gezondheid en wonen. Implementatie en gebruik van dit instrument wordt overgelaten aan de markt. Door het uitvoeren van proefprojecten met de gezondheidskaart kan ervaring worden opgedaan en kan de kaart onder de aandacht komen bij een groter publiek. In de toekomst kan op basis van deze standaardformulieren een computerprogramma worden ontwikkeld. Met behulp van dit computerprogramma kan de kwaliteitsinspecteur zijn bevindingen vastleggen en een rapportage genereren. Indien gewenst kan dit met behulp van een laptop of palmtop zelfs direct op locatie. Met behulp van het computermodel moet het tevens mogelijk zijn de gegevens via internet in een centrale database van VROM op te kunnen slaan. Op deze manier wordt een mogelijkheid van kwaliteitsmonitoring gecreerd en kan op termijn hiermee tevens inzicht worden verkregen in de effecten van beleidsmaatregelen op de gezondheidskwaliteit van woningen. Daarnaast kunnen door het centraal verzamelen van de gegevens trends worden gesignaleerd. De onderzoekers zullen door publicaties in vakbladen, het bijwonen van congressen e.d. de opnamemethodiek onder de aandacht brengen. Met de gezondheidskaart wordt het mogelijk om op een uniforme objectieve wijze de gezondheidskwaliteit van een woning te beoordelen. Om het product breed gedragen in de markt te krijgen, is het tevens van belang dat het resultaat betrouwbaar is. Om dit te kunnen waarborgen wordt momenteel onderzocht of de gezondheidskaart gecertificeerd kan worden. Ten behoeve van beleidsvorming en regelgeving kan een databank worden gemaakt van de gezondheidskaarten. Hiermee kunnen trends worden gesignaleerd in bepaalde bouwvormen, woningtypen en bouwjaren. Ten behoeve van het maken van een gezondheidskaart zijn diverse meetmethoden omschreven in de handboeken: Gezondheidskaart gebouwde woningen en Gezondheidskaart te bouwen woningen. De gezondheidskaart kan ook worden gebruikt voor het uitvoeren van een quick-scan. Aan de hand van de gezondheidskaart wordt een visuele inspectie gedaan om zo snel de knelpunten op het gebied van gezondheid van de woning te signaleren.
- pagina 18 -
opnamemethodiek gezondheidskaart
Bijlage 1 Literatuurlijst
[1] ministerie van VROM, actieprogramma Gezondheid en Milieu Uitwerking van een beleidsversterking, mei 2002 [2] ministerie van VROM, Nationaal Milieubeleidsplan 4, juni 2001 [3] ministerie van VWS, Gezondheid en Milieu Opmaat voor een beleidsversterking, november 2001 [4] DHV Huisvesting en Vastgoed, Onderzoeksrapport Indicatoren binnenmilieu - vervolgonderzoek naar relevante BiMi-indicatoren voor woningen en kantoren, registratienummer MM 20020160, mei 2002. [5] ministerie van VROM, Bouwbesluit Staatsblad 410 op 7 augustus 2001, inclusief de wijzigingsbesluiten, Staatsblad 203 d.d. 17 april 2002, Staatsblad 516 d.d. 16 oktober 2002, Staatsblad 518 d.d. 22 oktober 2002. [6] ECN, Inventarisatie van sensoren voor de bepaling van de binnenluchtkwaliteit, oktober 2001 [7] TNO/TUE, Van binnenmilieuklachten tot GezondheidsClassificatie van nieuwe en gerenoveerde woningen (GCW), mei 1997 [8] Cauberg-Huygen, Inventarisatie binnenmilieuparmeters. Karakteristieken, grenswaarden en meetmethoden, 2000 [9] LBP, Ontwikkeling toets / verbeterinstrument Gezondheid Woning, maart 2003 [10] LBP, Toets / verbeterinstrument Gezondheid Woning - gebruikershandleiding, maart 2003 [11] EBM Consult, Achtergronden meetmethoden Meetmethoden gezondheidskwaliteit bestaande woningen Actie 29 van het Actieprogramma Gezondheid en Milieu van VROM, september 2003 [12] CEA, Inventarisatie gezondheid bestaande woningvoorraad, 2003
opnamemethodiek gezondheidskaart
opnamemethodiek gezondheidskaart
dhr. ing. W.C. van der Does Nijhuis Rijsssen B.V. mw. M.M.M. Ellenbroek dhr. ir. P. Heijnen dhr. C. Hoppenbrouwer dhr. F. Horst mw. I.J. van Kaam dhr. ir. P.J. van Luijk dhr. ir. H.L. Marinus mw. ir. Millecamp-Loobach mw. N. Nelis dhr. F. Nieuwboer dhr. ir. A.C. van Oost dhr. C.A. Oskam mw. drs. E.L. Peeters dhr. ir. L. de Putter dhr. drs. O.G. Rijsbergen mw. Schoch mw. M. Verheuvel dhr. ing. H.W. Verks dhr. mr. S.L. Wayenberg dhr. M.J. van der Werf Novem VDM woningen Woningcorporatie De Woningbouw Slokker Vastgoed VROM / DGW ipc 220 VNG Hanze hogeschool OG-Makelaardij VAC Vereniging Eigen Huis Gemeente Almere DSO Woningstichting Ter Gouw GGD Rotterdam e.o. afd. Milieu & Hygine Architecten Alliantie Nederlandse Woonbond CERES projecten MNGM VROM / DGW ipc 220 Vereniging Eigen Huis Bouwfonds Ontwikkeling
opnamemethodiek gezondheidskaart
opnamemethodiek gezondheidskaart
Bijlage 3 Gezondheidskaart
opnamemethodiek gezondheidskaart
Voorbeeldwoning
Kwaliteitsaspect Thermisch comfort Deelaspect Tocht Indicator Luchtdoorlatendheid Ventilatierooster Hoogte ventilatierooster Ventilatiesysteem Kaderdichting Bouwsysteem Glasoppervlakte Verwarmingssysteem Consumenten-aspect Luchtlekken in vloer, gevel en dak
Toegepaste bouwmethode Type verwarmingsketel en verwarmingslichamen (radiatoren, convectoren, e.d.) warmte-isolatie begane grond vloer warmte-isolatie gevel warmte-isolatie dak woonkamer / keuken slaapkamer Hinder van installatie buren Hinder van eigen installaties (ventilatie, toilet e.d.) woonkamer / keuken slaapkamer
Thermische isolatie
Geluid
Wering van Buitengeluiden Wering van Installatiegeluiden Wering van buurgeluiden Emissies van wegverkeer Emissies van bouwmaterialen
Rc begane grondvloer Rc gevel Rc dak Geluid van buiten Bron buiten de woning Bron binnen de woning Geluidwering tussen woningen Stikstofdioxide (NO2) Fijn stof (PM10) Formaldehyde Radongassen en emissies Asbest Ventilatiecapaciteit
Luchtkwaliteit
Spuivoorzieningen Luchtdoorlatendheid Verdunningsfactor Verbrandingstoestellen Persoonlijke benvloeding Daglicht Bezonning Waterkwaliteit Beloopbaarheid Vocht Toetreding vocht, stoffen en radon uit kruipruimte Biologische agentia Koolmonoxide (CO) Stikstofdioxide (NO2) Regelbaarheid ventilatievoorzieningen Oppervlakte daglichttoetreding Orintatie woning Risico op legionella Loden leidingen Veiligheid trappen Veiligheid drempels Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Ventilatie van kruipruimte Aanwezigheid koudebruggen Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Rc begane grondvloer Ventilatiecapaciteit Vervuiling roosters Aanwezigheid huisstofmijt
Hoeveelheid afzuigcapaciteit keuken keuken (afzuigkap) toilet badkamer Te openen ramen Luchtlekken in vloer, gevel en dak Toetreding van vervuilde lucht van ventilatie, rookgassen en riolering
Licht en uitzicht
Gebruiksveiligheid
Luchtlekken in vloer
Toelichting op kwaliteitsniveaus Geen hinder van tocht. Tochthinder bij harde wind. Regelmatig tochthinder. Zeer veel tochthinder. De binnenluchttemperatuur is niet tot nauwelijks onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen, waardoor de woning koel in de zomer en warm in de winter is. Woning is zeer energiezuinig. De binnenluchttemperatuur is weinig onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. Woning is energiezuinig. De woning warmt in de zomer eenvoudig op en koelt in de winter eenvoudig af. Kans op wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen. Verhoogd energieverbruik. De woning warmt in de zomer snel op en koelt in de winter snel af. Kans op grote wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen en de dag. Zeer hoog energieverbruik. Een hoge mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn nauwelijks waarneembaar. Een voldoende mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn waarneembaar. Een geringe mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn goed waarneembaar. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden van buiten. Een hoge mate van bescherming en rust. Lift- en sanitaire geluiden van buiten de woning zijn nauwelijks waarneembaar. Installatiegeluiden soms storend. Een mate van bescherming en rust. Lift- en sanitaire geluiden van buiten de woning zijn waarneembaar. Ontoelaatbare storing door installatiegeluid wordt in het algemeen voorkomen. Een geringe mate van bescherming en rust. Lift- en sanitaire geluiden van buiten de woning zijn goed waarneembaar. Regelmatig storing van installatiegeluiden. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden van buiten. Installatiegeluid regelmatig hinderlijk. Geen hinder van verwarmings- en ventilatiesysteem in eigen woning. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem nauwelijks hoorbaar. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem hoorbaar. Kans op hinder. Verwarmings- en ventilatiesysteem van de woning zijn duidelijk hoorbaar. Kans op hinder is groot. Zeer luide spraak is in het algemeen niet verstaanbaar, gewone spraak en muziek niet hoorbaar; luide muziek en feestjes wel hoorbaar maar nauwelijks hinderlijk. Loopgeluiden zijn niet storend waarneembaar. Bescherming tegen ontoelaatbare storing, uitgaande van een gedrags-/leefpatroon waarbij men rekening houdt met elkaar. Spraak soms waarneembaar, maar niet verstaanbaar. Zeer luide spraak verstaanbaar, harde muziek goed hoorbaar. Loopgeluiden e.d. soms storend. Ook bij gelijksoortige leefpatronen en aangepast gedrag, zal regelmatig storing optreden. Spraak en muziek is vaak hoorbaar. Zeer luide spraak goed verstaanbaar en muziek storend. Loopgeluiden zijn veelal hinderlijk. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden. Gewone spraak is vaak verstaanbaar, muziek en luide spraak, loopgeluiden veelvuldig hinderlijk.
B C
Geluidkwaliteit
A B C D
A B
Kwaliteitsaspect Luchtkwaliteit
Deelaspect Emissies van wegverkeer A B C D Emissie van bouwmaterialen Formaldehyde C Emissie van bouwmaterialen Radongassen en - emissies A B
Toelichting op kwaliteitsniveaus Zeer beperkte emissies. Geen gezondheidsrisico Verminderde emissies. Beperkte kans op vermindering van de longfunctie. Verhoogde emissies. Kans op vermindering van de longfunctie. Zeer hoge emissies. Grote kans op vermindering van de longfunctie. Kinderen, ouderen en COPD-patinten1 vormen een risicogroep. Verminderd risico op aanwezigheid van formaldehyde houdende materialen. Beperkte kans op irritatie van de slijmvliezen van ogen, keel en neus en irritatie van de diepere luchtwegen. Verhoogd risico op aanwezigheid formaldehyde houdende materialen. Zeer beperkt risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Goed luchtdicht uitgevoerde begane grondvloer en / of geen kruipruimte aanwezig. Weinig gebruik van steenachtige materialen in de woning. Kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker is nihil. Verminderd risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Begane grondvloer is beperkt luchtlek. Kruipruimteventilatie mogelijk aanwezig. Weinig gebruik van steenachtige materialen in de woning. Beperkte kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker. Verhoogd risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Luchtlekken in begane grondvloer aanwezig en / of geen kruipruimteventilatie aanwezig. Aanwezigheid van veel steenachtige materialen, zoals cellenbeton en kalkzandsteen, in de woning. Kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker. Zeer groot risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Luchtlekke begane grondvloer en / of geen kruipruimteventilatie aanwezig. Aanwezigheid van veel steenachtige materialen, zoals beton, in de woning. Grote kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker. Geen risico aanwezigheid asbest. Risico aanwezigheid asbest. Snelle afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier. Goede afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier. Slechte afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier. Er zijn voldoende te openen ramen en / of deuren aanwezig. Grote hoeveelheden verontreinigde lucht kunnen snel afgevoerd worden. Er is een beperkt aantal te openen ramen en / of deuren aanwezig. De afvoer van grote hoeveelheden verontreinigde lucht duurt enige tijd. Er zijn weinig tot geen te openen ramen en / of deuren aanwezig, waardoor grote hoeveelheden verontreinigde lucht niet tot nauwelijks afgevoerd kunnen worden. Beperkte kans op toevoer van verontreinigde lucht in de woning als gevolg van de afvoer van verontreinigde ventilatielucht, rookgassen of riolering. Kans tot grote kans op toevoer van verontreinigde lucht in de woning als gevolg van de afvoer van verontreinigde ventilatielucht, rookgassen of riolering.
A C A B C
B C D
B C
1 COPD = Chronic Obructive Pulmonary Diseases oftewel chronisch obstructieve longziekten. Hiermee worden de ziektebeelden chronische bronchitis en emfyseem bedoeld.
Kwaliteitsaspect Luchtkwaliteit
Toelichting op kwaliteitsniveaus Geen kans op CO-vergiftiging. Beperkte kans op CO-vergiftiging in de woning. Kans op CO-vergiftiging in de woning. Ervaring van lichte hoofdpijn. Grote kans op CO-vergiftiging. Ervaring van hoofdpijn, ziek gevoel. Geen kans op NO2-vergiftiging. Beperkte kans op NO2-vergiftiging in de woning. Grote kans op NO2-vergiftiging. Irritatie aan de ogen Geen invloed op regelbaarheid ventilatievoorzieningen, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn niet regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Grote glasoppervlakken en geen belemmeringen en / overstekken aanwezig. Voldoende glasoppervlakte aanwezig of grote glasoppervlakken in combinatie met belemmeringen en / of overstekken aanwezig. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is klein. Mogelijke aanwezigheid van belemmeringen en / of overstekken. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is zeer klein. Aanwezigheid van grote belemmeringen en / of overstekken. Lichtopeningen zijn niet belemmerd. Groot aantal bezonningsuren per jaar en een grote beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op NO / NW, lichtopeningen zijn niet belemmerd. Beperkt aantal bezonningsuren per jaar en een beperkte beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op N, lichtopeningen zijn belemmerd. Weinig tot geen bezonningsuren per jaar en een geen beleving van de weersverandering door het seizoen. Geen risico op aanwezigheid legionella Beperkt risico op aanwezigheid legionella Groot risico op aanwezigheid legionella Geen loden drinkwaterleidingen Beperkt risico op aanwezigheid loden drinkwaterleidingen Loden drinkwaterleidingen aanwezig Trap is veilig en goed beloopbaar. Trap is minder veilig. Kans op val- en / of struikelgevaar aanwezig. Trap is onveilig. Grote kans op val-, struikel- en / of stootgevaar aanwezig. Veilig, kans op struikelgevaar is nihil Minder veilig, kans op struikelgevaar is aanwezig Onveilig, grote kans op struikelgevaar Gevaarlijk, zeer grote kans op struikelgevaar
Licht en uitzicht
Daglicht
A B C D
Orintatie
B C
Gebruiksveiligheid
Waterkwaliteit Legionella
A B C
A C D
A B C
Beloopbaarheid Drempels
A B C D
Kwaliteitsaspect Vocht
Deelaspect Toetreding vocht, stoffen en radon uit kruipruimte B C D Biologische agentia Koudebruggen Biologische agentia Luchtdoorlatendheid Biologische agentia Warmteweerstand begane grondvloer B B C B C A
Toelichting op kwaliteitsniveaus Geen kans op vocht uit de kruipruimte. Goed luchtdicht uitgevoerde begane grondvloer en / of geen kruipruimte aanwezig. Beperkte kans op vocht uit de kruipruimte. Begane grondvloer en / of kruipruimte is beperkt luchtlek. Verhoogde kans op vocht uit de kruipruimte. Begane grondvloer is luchtlek. Geen koudebruggen aanwezig. Kans op schimmels is zeer gering. Koudebruggen aanwezig. Grote kans op schimmels. De begane grondvloer, het kruipluik en de doorvoeren zijn luchtdicht uitgevoerd. De begane grondvloer en / of het kruipluik en / of de doorvoeren zijn niet luchtdicht uitgevoerd. De binnenluchttemperatuur is niet tot nauwelijks onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is vergelijkbaar met de binnenluchttemperatuur. De binnenluchttemperatuur is weinig onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is iets lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt geen voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt mogelijk een voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op grote wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen en de dag. De temperatuur van de begane grondvloer is veel lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt een voedingsbodem voor vocht en schimmels. Snelle afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Goede afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Slechte afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Geen of beperkt aantal vervuilde filters aanwezig. Sterk vervuilde filters aanwezig. Huisstofmijten leiden niet tot klachten die horen bij astma en COPD. Huisstofmijten kunnen leiden tot klachten die horen bij astma en COPD. Grote kans op klachten die horen bij astma en COPD door huisstofmijten.
A B C
B C A B C
De opnamemethodiek richt zich vooralsnog op de gezondheid in gebouwen als gevolg van constructies en ruimten. In discussies is gebleken dat gezondheid en welbevinden a.g.v. de gebouwde omgeving waarin het gebouwde object zich bevindt en de sociale fysieke omgeving waarin het gebouwde object zich bevindt, ook een rol spelen. Deze rol is vooralsnog niet te kwantificeren en derhalve niet uitgewerkt. Om de discussies voortgang te kunnen laten hebben is onderstaand een eerste aanzet gegeven om die rol te schematiseren in kaders als de gezondheidskaart.
Adres, woonplaats
Hoofdsaspect Gezondheid en welbevinden a.g.v. gebouwde omgeving Stedenbouwkundige opzet Deelaspect Stedenbouwkundig eenheid en harmonie Infrastructuur Mogelijkheden tot functiemenging Typen openbare ruimte Doelgroepgericht ontworpen of algemeen Structuur openbare ruimten (open, gesloten, anoniem, etc) Kwaliteit en onderhoud openbare ruimte Toegankelijk van de openbare ruimte Uitstraling, herkenbaarheid van eigen woning Is positieve identificatie mogelijk Lokaliseerbaarheid functies Demografisch profiel Aanwezigheid sociale structuur, buurtopzichter/ huismeester Aanwezigheid informele ontmoetingsruimte binnen/buiten Welzijn en zorg Afstand en mobiliteit (Sport) verenigingen Buurtvoorzieningen Kleinschalig informeel, grootschalig Gegevens over sociale veiligheid, criminaliteit Verlichting openbare ruimte/bergingen Overzicht openbare ruimte/algemene onderdelen gebouw Zicht en relatie vanuit woningen op openbaar gebied Indicator Consumentenaspect Identiteit, uitstraling, status Waarde D C B A
Openbare ruimten
Uniciteit, herkenbaarheid
Gebouwen en architectuur
Beleving en robuustheid
Sociale structuur van of buurt Gezondheid en welbevinden a.g.v. sociale fysiek omgeving
Belevingswaarde en geborgenheid
Sociale voorzieningen
Functionaliteit en bruikbaarheid
Sociale veiligheid
opnamemethodiek gezondheidskaart
opnamemethodiek gezondheidskaart
Overzicht kwaliteitsaspecten
Kwaliteitsaspecten Deelaspect
Thermisch comfort Tocht
Indicatoren
Meting luchtdoorlatendheid gebouwschil Bepaling type ventilatierooster Bepaling hoogte ventilatierooster Bepaling ventilatiesysteem Bepaling kaderdichting Bepaling bouwsysteem Bepaling glasoppervlakte. Bepaling verwarmingssysteem Niet bepalen. Bepaling warmteweerstand begane grondvloer Bepaling warmteweerstand gevel Bepaling warmteweerstand dak Meting zendniveau en ontvangniveau Inventarisatie bronnen liftinstallaties 1) Inventarisatie bronnen sanitaire installaties 1) Meting of inventarisatie ventilatiesysteem Meting of inventarisatie verwarmingssysteem Meting zendniveau en ontvangniveau Bepaling met computermodel CAR II Niet bepalen Niet bepalen Niet bepalen Bepaling met computermodel CAR II
Kwaliteitsaanduiding
Meting Bepaling
klasse-indeling
A t/m D
Tijdsduur opname
[minuten] 45
30
Geluidkwaliteit
Geluid van buiten (verkeerslawaai, e.d.) Installatiegeluid van buiten de woning Installatiegeluid van binnen de woning Geluidwering tussen woningen Emissies wegverkeer: - NO2 + NO [mac] - CO [mac] - SO2 [mac] - Benzeen [mac] - fijn stof Emissie bouwmaterialen: - Formaldehyde - Radongassen en -emissies
Luchtkwaliteit
Inventarisatie op basis van het bouwjaar. Inventarisatie van materialen met een hoge emissie van radongas (NEN 7181). Inventarisatie kwaliteit van mogelijke luchtlekken zoals leidingdoorvoeren in de meterkast, overige leidingdoorvoeren, uitvoering kruipluik etc Inventarisatie ventilatie kruipruimte - VOS Niet bepalen - Asbest Inventarisatie op basis van het bouwjaar Luchtverversing ruimten /afvoer verontreinigingen Meting ventilatiecapaciteit Bepaling afmetingen spuivoorzieningen Meting luchtdoorlatendheid Bepaling verdunningsfactor Niet bepalen Meting aan de bron Meting aan de bron Inventarisatie ventilatiesysteem (A/B/C/D) Inventarisatie ventilatievoorzieningen Bepaling daglichttoetreding conform NEN 2057 of meting in de praktijk waarbij standaard reductiefactoren in rekening worden gebracht. Bepaling aan de hand van de ligging / orintatie. Niet bepalen Legionella: Risico-inventarisatie conform ISSO 55.1. (zie stroomschema's voor individuele en collectieve installaties). A t/m C B t/m D A t/m D A t/m D A t/m D A t/m D A t/m D
15
0 - 15 15 0 15 15 5
Emissies mens en dier Koolmonooxide (CO) van verbrandingstoestellen Stikstofoxide (NO 2) van afvoerloze geiser Persoonlijke benvloeding Licht en uitzicht Daglichttoetreding
Straling Gebruiksveiligheid
A t/m D A t/m D
15 5
A/ C Lood:Risico-inventarisatie op basis van het bouwjaar (zie stroomschema). Veiligheid drempels en trappen Inventarisatie trappen conform stroomschema. Inventarisatie drempels conform stroomschema. Toetreding vocht, stoffen en radon uit kruipruimte Luchtdoorlatendheid begane grondvloer: inventarisatie kwaliteit van mogelijke luchtlekken zoals leidingdoorvoeren in de meterkast, overige leidingdoorvoeren, uitvoering kruipluik etc 2) Bepaling ventilatie van de kruipruimte aan de hand de aanwezige ventilatieopeningen in de kruipruimte Inventariseren mogelijke koudebruggen (f-faktor) Luchtdoorlatendheid begane grondvloer: inventarisatie kwaliteit van mogelijke luchtlekken zoals leidingdoorvoeren in de meterkast, overige leidingdoorvoeren, uitvoering kruipluik etc Bepaling warmteweerstand begane grondvloer Meting ventilatiecapaciteit Bepaling vervuiling van filters (systeem D) Meting huisstofmijt Niet bepalen. A/ C / D A t/m C A t/m D
15
15
Vocht
B t/m D
0 5 15
Biologische agentia
B/C
0 0 0 5 15 325 - 400
( 5,5 - 6,5 uur)
1) 2)
Deze indicatoren zijn met name bij woongebouwen van belang. Hierbij zullen meerdere woningen betrokken worden, waardoor de tijdsduur per woning lager zal zijn. Deze indicator wordt tijdens de meting van de luchtdoorlatendheid meegenomen.
Meting: bepaling van het kwaliteitsniveau door middel van specifieke meetapparatuur Bepaling: bepaling van het kwaliteitsniveau door middel van visuele beoordeling, stroomschema's e.d.
i.o.v.
Adviesburo Nieman B.V. Rijswijk Utrecht Zwolle info@nieman.nl www.nieman.nl Utrecht, november 2004 Projectnummer r030009aa
Opdrachtgever
Ministerie VROM Postbus 30941 2500 GX DEN HAAG tel. (070) 339 20 05 fax (070) 339 12 55 vertegenwoordigd door: de heer ir. P.J. van Luijk
Omschrijving project
Projectnummers
Nieman
r030009aa
Datum
november 2004
Versie
definitief
Uitgevoerd door
Adviesburo Nieman B.V. Vestiging Utrecht ing. J.G. Bouwman ing. P. Kuindersma ing. M.J.W. van Rooijen ing. P. Smits
Autorisatie door
Bezoekadres
Inhoudsopgave
Pagina Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2
2.1 2.2 2.3
1-1 2-1
2-1 2-5 2-6
Hoofdstuk 3
3.1 3.2 3.3 3.4
Geluidkwaliteit
Geluid van buiten Installatiegeluid van buiten de woning Installatiegeluid van binnen de woning Geluidwering tussen woningen
3-1
3-1 3-5 3-8 3-10
Hoofdstuk 4
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Luchtkwaliteit
Emissies wegverkeer Emissies bouwmaterialen Luchtverversing van ruimten Emissies van mensen en dieren Koolomonoxide (CO) van verbandingstoestellen Stikstofdioxide (NO2) van afvoerloze geiser Persoonlijke beinvloeding
4-1
4-1 4-3 4-6 4-18 4-19 4-21 4-22
Hoofdstuk 5
5.1 5.2
Licht
Daglichttoetreding Bezonning
5-1
5-1 5-3
Hoofdstuk 6
6.1
Straling
Electrische en magnetische wisselvelden
6-1
6-1
Hoofdstuk 7
7.1 7.2
Gebruiksveiligheid
Waterkwaliteit Veiligheid trappen en drempels
7-1
7-1 7-6
Hoofdstuk 8
8.1 8.2
Vocht
Toetreding vocht, stoffen en radon uit kruipruimte Biologische agentia
8-1
8-1 8-2
Hoofdstuk 9
9.1
9-1
9-1
Hoofdstuk 1 Inleiding
In opdracht van Ministerie van VROM is een opnamemethodiek ontwikkeld om de gezondheidskwaliteit van gebouwde en nieuw te bouwen woningen in beeld te kunnen brengen. De resultaten van de opname moeten worden vastgelegd in een Gezondheidskaart. Het onderzoek is onder actie 28 aangekondigd in het Actieprogramma Gezondheid en Milieu. Het Actieprogramma is onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries van VWS en van VROM opgesteld. Deze rapportage bevat de bepalingsmethoden en indicatoren die benodigd zijn voor het opstellen van de gezondheidskaart. Bij nieuw te bouwen woningen moet de Gezondheidskaart op basis van bestek en tekeningen kunnen worden ingevuld. Een literatuurstudie heeft geleid tot een rubricering van een zestal hoofdaspecten die de gezondheidskwaliteit karakteriseren: thermisch comfort geluidkwaliteit luchtkwaliteit licht en uitzicht straling gebruiksveiligheid vocht afvoer van fecalin Per onderdeel zijn de verschillende relevante deelaspecten uitgewerkt en is aangegeven op welke wijze binnen de kaders van de opnamemethodiek bepaald kan worden welke prestatie wordt gerealiseerd. Onderstaand is een samenvatting in tabelvorm opgenomen.
- pagina 1-1 -
- pagina -1-2 -
benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: meting conform NEN-EN-ISO 7726 (ondubbelzinnig) De draught rate (DR) is gedefinieerd als: DR = (34 - ta)(v - 0,05)0,62 (0,37vTu + 3,14), waarin: DR = de tochtbeoordeling, ofwel het percentage ontevredenen door tocht; = de plaatselijke luchttemperatuur, in C; ta v = de plaatselijke luchtsnelheid, in m/s = de plaatselijke turbulentie-intensiteit, in %, gedefinieerd als de Tu verhouding van de standaard deviatie van de lokale luchtsnelheid en de lokale gemiddelde luchtsnelheid. In het algemeen worden turbulentiemetingen verricht ter hoogte van nek, onderarm en enkel van een zittend persoon. Deze bepalingsmethode vergt veel gegevens die zeer benvloedbaar zijn. Het is erg bepalend waar de meetapparatuur geplaatst wordt. Bepalingsmethode 2: meting / berekening factoren tochtklachten (significant) De factoren die in de praktijk tochtklachten kunnen veroorzaken zijn: - luchtdoorlatendheid (infiltratie) van de woning - type ventilatierooster - hoogte ventilatierooster - ventilatiesysteem - kaderdichting - bouwsysteem - glasoppervlakten - verwarmingssysteem Door bovengenoemde factoren apart te beoordelen kan een goed beeld van de mate van tochthinder verkregen worden.
- pagina 2-1 -
Luchtdoorlatendheid De luchtdoorlatendheid kan bepaald worden met behulp van de qv;10-waarde. Dit is de luchtdoorlatendheid van de totale woning bij een drukverschil over de gevel van 10 pa. Hierbij zal, in tegenstelling tot de methode volgens NEN 2686, een meting uitgevoerd worden bij een drukverschil over de gevel tussen 15 en 50 Pa (vier meetpunten).
Luchtdoorlatendheid [dm /sm ] qv;10 > 1,430 1,000 qv;10 < 1,430 0,625 qv;10 < 1,000 qv;10 < 0,625
3 2
Beoordeling 0 + ++
Ventilatievoorziening Ook het type ventilatievoorziening heeft invloed op tochtverschijnselen. Zelfregelende en winddrukafhankelijke ventilatieroosters sluiten de roosters als de winddruk op het rooster te hoog wordt. De overige ventilatieroosters en suskasten worden met de hand bediend en zullen eerder tochtverschijnselen vertonen.
Type ventilatievoorzieningen beoordeling geen 0 zelfregelend / winddrukafhankelijk + normaal rooster / suskast 0 klepraam / draairaam -
Hoogte ventilatievoorziening Naast het type ventilatievoorziening is ook de plaats van het rooster in de gevel van belang. Indien een rooster onder 1,80 m is geplaatst zullen tochtverschijnselen eerder voorkomen. Dit geldt niet alleen voor horizontale roosters, maar ook voor verticale roosters.
Hoogte ventilatierooster beoordeling < 1,80 m 1,80 m +
- pagina 2-2 -
Ventilatiesysteem De NEN 1087 maakt onderscheid in 4 ventilatiesystemen: Systeem A: natuurlijke ventilatie Systeem B: mechanische toevoer, natuurlijke afvoer Systeem C: natuurlijke toevoer, mechanische afvoer Systeem D: mechanische toe- en afvoer In Nederland komt systeem C het meest voor. Bij woningen van voor 1980 komt vaak systeem A voor. In woningen met luchtverwarming is systeem B van toepassing en in veel nieuwbouwwoningen wordt tegenwoordig systeem D toegepast. Doordat bij systeem D (bijna altijd) gebruik wordt gemaakt van een warmteterugwinapparaat, is de temperatuur van de ingeblazen ventilatielucht hoger dan de ventilatielucht die direct van buiten komt. Daarnaast zijn er geen ventilatieroosters in de gevel aanwezig.
Ventilatiesysteem beoordeling A B C 0 D +
1
Kaderdichting Ramen en deuren die niet voorzien zijn van een kaderdichting laten lucht langs de naad tussen het kozijn en raam door. Ook hierdoor ontstaan tochtverschijnselen. Daarnaast is het ook van belang of het hang- en sluitwerk knevelend is aangebracht.
kaderdichting wel knevelend Hang- & sluitwerk niet knevelend 0 + niet 0
Bouwsysteem Bij het bouwsysteem wordt onderscheid gemaakt in enerzijds stapelbouw, gietbouw of prefab beton en anderzijds houtskeletbouw (HSB). Uit praktijkmetingen is gebleken dat HSB-woningen minder luchtdicht zijn dan woningen die opgebouwd zijn uit een betonnen of steenachtig casco en dat zich daardoor vaker tochtklachten voordoen.
Bouwsysteem beoordeling gietbouw / stapelbouw / prefab beton + houtskeletbouw 0 staalskeletbouw 0
Geldt alleen indien er een WTW-unit met een rendement 90% aanwezig is. In alle overige gevallen dient de beoordeling van ventilatiesysteem C aangehouden te worden.
- pagina 2-3 -
Glasoppervlakken Grote glasoppervlakken kunnen koudeval veroorzaken. Of dit plaatsvindt, is afhankelijk van een aantal factoren. Naast het type glas is het ook van belang dat eventuele koudestraling van het glas tegengegaan kan worden door verwarmingslichaam een ter plaatse van het glasoppervlak.
glastype hoogte glasoppervlakte [m] verwarmingslichaam onder glasoppervlakte afwezig h < 1,5 enkel glas (U 5,8 W/(m K))
2
Beoordeling 0 -0 + 0 ++ ++ + ++
++
Verwarmingssysteem Het verwarmingssysteem geeft via verwarmingslichamen warmte af aan de woning. Afhankelijk van de verwarmingslichamen zal dit in meer of mindere mate via straling of convectieve luchtstroming plaatsvinden.
Verwarmingssysteem Lokale verwarming / CV met niet in alle vertrekken verwarmingslichamen Traditionele CV (70 - 90C *) met verwarmingslichamen CV (met weersafhankelijke regeling) met verwarmingslichamen Laag temperatuurverwarming (45 - 55C *) met verwarmingslichamen beoordeling 0 + ++
* Het eerste getal geeft de retourwatertemperatuur weer en het tweede getal de aanvoerwatertemperatuur.
- pagina 2-4 -
Waardering Bovengenoemde factoren zijn bepalend voor de tochtklachten die zich in een woning voordoen. In de handboeken gezondheidskaart Gebouwde en Te bouwen woningen is uitgelegd op welke wijze de factoren bij elkaar opgeteld moeten worden, zodat een eindoordeel verkregen worden.
Kwaliteitsniveau A B C D Beoordeling + / ++ 0/+ -/0 -- / Omschrijving geen hinder van tocht tochthinder bij harde wind regelmatig tochthinder constant tochthinder
Vanwege de lange reactietijd en benvloedbaarheid van de meting bij bepalingsmethode 1, wordt bepalingsmethode 2 gebruikt om het verschijnsel tocht te classificeren. Daarnaast is de uitvoering van de meting van bepalingsmethode 2 eenvoudiger. BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Wanneer moet worden getoetst vanaf tekening kan bepalingsmethode 2 worden gehanteerd, waarbij voor de luchtdoorlatendheid de ingevulde waarde uit de EPC-berekening aangehouden kan worden.
2.2
Temperatuur
Thermisch comfort Temperatuur (verticale temperatuurgradint) Temperatuur (Tr) [K] of (tr) [C] NEN-EN-ISO 7726 / NEN-EN-ISO 7730 Meting van de temperatuur met bijvoorbeeld een zwarte bol thermometer op een hoogte van 0,1 en 1,10 m. 20 30 minuten reactietijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: meting conform NEN-EN-ISO 7726 (ondubbelzinnig) De reactietijd van de zwarte bol thermometer is groot, waardoor een aantal metingen in een woning veel tijd kost. Uiteraard kan met een iets lagere nauwkeurigheid ook de temperatuur met een standaard temperatuurmeter worden uitgevoerd. Echter dit aspect is sterk afhankelijk van het bewonersgedrag en het seizoen waarin wordt gemeten. Om een uitspraak te doen over temperatuurgradint is het bovendien nodig op een aantal momenten metingen te verrichten. Een momentopname is niet voldoende betrouwbaar. Gezien de lange reactietijd en betrouwbaarheid van de meting wordt om deze bepalingmethode voor de opnamemethodiek niet gebruikt.
- pagina 2-5 -
Bepalingsmethode 2: meting contacttemperatuur (significant) Een andere meting om een uitspraak te kunnen doen over de verticale temperatuurgradint is het meten van de contacttemperatuur op vloerniveau. In Duitsland worden hieraan eisen gesteld. Echter de meting wordt benvloed door het seizoen waarin de meting gedaan wordt, het bewonersgedrag en de binnenluchttemperatuur. Derhalve is het ons inziens geen goede methode om de verticale temperatuurgradint te bepalen.
2.3
Thermische isolatie
Thermisch comfort Thermische isolatie Warmteweerstand (Rc) [(m K)/W] / warmtedoorgangscofficint (U) 2 [W/(m K)] NEN 1068 / NPR 2068 Bepaling warmteweerstand met behulp van een numerieke of handrekenmethode, waarbij de materialen met bijbehorende dikte en warmtegeleidingscofficint () bekend zijn. 0,5 2 uur (afhankelijk van het soort berekening)
2
benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: berekening conform NEN 1068 en NPR 2068 (ondubbelzinnig) Deze bepalingsmethode is bruikbaar indien de juiste gegevens over de constructieopbouw van de woning bekend zijn. Bij deze bepalingsmethode wordt de warmteweerstand of warmtedoorgangscofficint van de constructies vanaf tekening bepaald. Indien een spreadsheet voor de verschillende constructietypen (homogene constructie, samengestelde constructie, paneelconstructie en plat dakconstructie) wordt ontwikkeld, zal de benodigde tijd van de berekening sterk gereduceerd worden. Bepalingsmethode 2: bepaling in de praktijk (significant) In de bestaande bouw is het zeer lastig om na te gaan wat de opbouw van een bepaalde constructie is. Door middel van een endoscopisch onderzoek in de gevel kan de isolatiedikte en het type isolatie bepaald worden. Hiermee kan bepaald worden welke Rc-waarde de gevel heeft. Doordat het warmteverlies door vloeren minder groot is dan door de gevel en het dak is het van minder belang om de Rc-waarde hiervan te bepalen. Bij vloeren is het niet noodzakelijk om een endoscopisch onderzoek te doen. Hier zal op basis van een visuele inspectie (vanuit de kruipruimte) moeten worden nagegaan wat de opbouw van de constructie is. Indien dit niet mogelijk is, kan naar analogie van de EPA-inspectie op basis van een tabel een aanname worden gedaan voor de Rc-waarde.
- pagina 2-6 -
Constructie vloer geen isolatie houten vloer met na-isolatie betonnen vloer met na-isolatie houten vloer met isolatie gesoleerde betonnen vloer woning afkomstig uit: < 1983 1983 1992 1992 gevel (steenachtig) geen isolatie < 40 mm 40 X 90 mm 90 X 110 mm > 110 mm gevel (houtskeletbouw) < 120 mm 120 X 140 mm > 140 mm gevel (buitgevelisolatie) < 40 mm 40 X 90 mm 90 X 110 mm > 110 mm dak (hellend en plat) ongesoleerd dak woning afkomstig uit: < 1979 1980 1992 1992 -
Bij de bepaling van de thermische isolatie dient ook het type glas en het glasoppervlakte opgenomen te worden. In de praktijk is het echter veelal niet mogelijk om de U-waarde van het glas te achterhalen. Aangezien glas over het algemeen minder goed isoleert dan een dichte gevel, zou ook het percentage glas in de gevel bepaald moeten worden. Het glas zal bij de bepaling van het aspect thermische isolatie buiten beschouwing worden gelaten. Bij de bepaling van het aspect tocht is het onderscheid in: enkel, dubbel en HR(++) glas al gemaakt. Dit is in de praktijk goed waar te nemen.
- pagina 2-7 -
De binnenluchttemperatuur is niet tot nauwelijks onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen, waardoor de woning koel in de zomer en warm in de winter is. Woning is zeer energiezuinig. De binnenluchttemperatuur is weinig onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. Woning is energiezuinig. De woning warmt in de zomer eenvoudig op en koelt in de winter eenvoudig af. Kans op wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen. Verhoogd energieverbruik. De woning warmt in de zomer snel op en koelt in de winter snel af. Kans op grote wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen en de dag. Zeer hoog energieverbruik.
B C
0 -
--
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Wanneer moet worden getoetst vanaf tekening kan bepalingsmethode 1 worden gehanteerd. Daarnaast is het ook mogelijk om de RC-waarden uit de EPCberekening af te lezen.
- pagina 2-8 -
Hoofdstuk 3 Geluidkwaliteit
3.1 Geluid van buiten
Geluidkwaliteit geluid van buiten geluidwering gevel [GA;k (Nederland)/ Dg;A (Europa)] Meting conform NEN 5077 (Nederland) / NEN EN-ISO 140-5 Verschilmeting over de gevel m.b.v. geluidsniveaumeter en ruisbron 0,25 0,5 dag per volledige gevel (eengezinswoning)
kwaliteitsaspect deelaspect indicatoren significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: meting conform NEN 5077 (ondubbelzinnig) Een volledige meting van de geluidwering van de gevel conform NEN 5077 neemt relatief veel tijd in beslag. Een volledige meting past in ieder geval niet binnen het tijdsbestek van een halve dag naar een volledige inventarisatie van alle indicatoren van de woning. De benodigde tijd voor een volledige meting exclusief de rapportage bedraagt circa 4 uur. Bepalingsmethode 2: verkorte meting conform NEN 5077 (significant) Deze methode is een verkorte meting op basis van NEN 5077, waardoor de meting minder tijd in beslag neemt. Ten opzichte van een volledige meting op basis van NEN 5077 zijn de verschillen als volgt: - minder meetposities; - minder ruimten (woonkamer, 1 slaapkamer); - geen nagalmtijd meten in bewoonde woningen; De volgende randvoorwaarden resulteren in een extra verkorting van de meettijd: - gebruik maken van een autonome ruisbron (niet afhankelijk van netspanning); - geautomatiseerde registratie van meetresultaten. Een consequentie van het uitvoeren van een verkorte meting ten opzichte van een volledige meting conform NEN 5077 is dat de meetnauwkeurigheid ca. 1,5 dB zal zijn. Bij een volledige meting conform NEN 5077 bedraagt de meetnauwkeurigheid ca. 0,5 tot 1,0 dB Toch kan met een verkorte meting een bruikbaar meetresultaat worden behaald. De verkorte meting wordt als volgt uitgevoerd: Nagalmtijd Er wordt geen meting van de nagalmtijd uitgevoerd. Voor de nagalmtijd wordt uitgegaan van de referentienagalmtijd van 0,5 seconde in alle octaafbanden.
- pagina 3-1-
Meting zendniveau Er wordt gebruik gemaakt van een autonome ruisbron. Deze werkt op een accu en heeft geen netspanning nodig. De ruisbron wordt opgesteld volgens de voorwaarden van NEN 5077. - afstand tot de gevel: 2x de breedte van de verblijfsruimte; - hoek ten opzichte van de gevel: 45 (zowel horizontaal als verticaal). Het zendniveau wordt gemeten op 1 punt voor de gevel: - hoogte microfoon: halverwege de verdiepingshoogte; - afstand microfoon gevel: 2,5 meter; - microfoon altijd op minimaal 1,5 meter afstand van geveldelen (balkon / overstekken / galerij etc.) Meting ontvangniveau Meting ontvangniveau op 1 positie in de ruimte: in het midden van ruimte, rekening houdend met de indeling van de plattegrond, meetperiode 10 seconde. Aantal meetruimten De meting zal plaatsvinden in maximaal 2 meetruimten. De meetruimten dienen aan de geluidbelaste gevel te zijn gelegen. - woonkamer; - grootste slaapkamer aan geluidbelaste gevel. Achtergrondniveau Er dient te allen tijde rekening te worden gehouden met het achtergrondniveau tijdens de meting. Het achtergrondniveau dient bij voorkeur constant van karakter te zijn. Het achtergrondniveau dient zowel bij de meting van het zendals het ontvangniveau te worden bepaald. Bij een verschil tussen het achtergrondniveau en het meetniveau kleiner dan 10 dB dient het meetniveau te worden gecorrigeerd naar het achtergrondniveau. - minimaal verschil achtergrondniveau meetniveau bij fluctuerend karakter: 10 dB; - minimaal verschil achtergrondniveau meetniveau bij constant karakter: 3 dB. Wanneer het verschil tussen het achtergrondniveau en het meetniveau te klein is (bijvoorbeeld als gevolg van het aanwezige verkeer), kan niet worden gemeten en dient de bepalingsmethode 3 te worden gehanteerd (berekening conform NPR 5272. Omdat de geluidswering afhankelijk is van de geluidsbelasting op de gevel, is er voor gekozen alleen metingen uit te voeren indien bekend is of er een geluidsbelasting (> 55 dB(A)) op de gevel aanwezig is. Indien er geen geluidsbelasting aanwezig is, wordt het aspect geluid van buiten niet beoordeeld. Geluidbelaste gevels kunnen aan de hand van de volgende voorwaarden herkend worden: - wegen 30 km/uur niet geluidbelast - doorgaande wegen geluidbelast - suskasten aanwezig geluidbelast
- pagina 3-2-
Indien er een geluidsbelasting aanwezig is, wordt de GA;k bepaald. Indien vanwege weersomstandigheden en stoorgeluid (doorgaande wegen) er geen metingen kunnen worden uitgevoerd, wordt bepalingsmethode 3 (NPR 5272 bijlage F) gehanteerd. De hoogte van de geluidsbelasting kan nagevraagd worden bij de gemeente. Indien deze niet bekend is, wordt de geluidwering van de gevel verder niet beoordeeld. De gemeten gevelgeluidwering wordt vergeleken met de aanwezige geluidsbelasting op de gevel. Bepalingsmethode 3: berekening conform NPR 5272 (significant) Wanneer een meting niet mogelijk is kan de indicatieve handrekenmethode van NPR 5272 (bijlage F) worden gebruikt, waarmee in vijf minuten een indicatie voor de geluidwering van de gevel kan worden berekend. Hiervoor zijn gegevens omtrent de opbouw van de gevel benodigd, type ventilatievoorziening, type glas en opbouw dichte gevel benodigd. De nauwkeurigheid van het berekeningsresultaat is 1,5 dB. De berekeningsmethode heeft wel zijn beperkingen: - niet toepasbaar voor hoekvertrekken - niet toepasbaar voor afwijkende gevelopbouw (panelen, schuiframen etc) - niet toepasbaar voor afwijkende gevelstructuren (balkons etc.) In bijlage F van NPR 5272 zijn drie formules (F.1 / F.2 / F.3) gegeven waarmee achtereenvolgens een indicatie voor de geluidwering van de beglazing, de suskasten en de kierdichting kan worden berekend. Bij de berekeningen kan worden gekozen tussen drie pakketten (A/B/C). Hierbij wordt pakket B aangehouden, waarbij sprake is van een gelijke bijdrage van de beglazing en de suskasten. De berekening wordt uitgevoerd op basis van de volgende gegevens: - opbouw toegepaste beglazing, gekoppeld aan een database met geluidwerende prestaties; - toegepaste ventilatievoorziening, gekoppeld aan een database met geluidwerende prestaties; - percentage glas ten opzichte van de gehele gevel; - oppervlakte gehele gevel; - mate van kierdichting (enkel / dubbel), in combinatie met de aanwezigheid van knevelend hang- en sluitwerk; - diepte van de achter de gevel liggende ruimte; - lengte van de ventilatievoorzieningen; - lengte van de kieren rond de te openen delen. De uitkomsten van de formules (RAtr, Dne,Atr, Rs,Atr) moeten maximaal gelijk, of anders lager zijn dan de werkelijk aanwezige geluidwering van de beglazing, suskasten en kierdichting. Wanneer de geluidwering van alle werkelijk gerealiseerde gevelonderdelen hoger is, dan de met de formules berekende waarde wordt voldaan. In alle andere gevallen wordt niet voldaan.
- pagina 3-3-
geluidsbelasting op gevel groter dan 55 dB(A) ja nee geluidwering gevel niet beoordelen geluidwering meetbaar ? ja meten significant nee NPR 5272 bijlage F methode (voldaan aan voorwaarden ?)
geluidsbelasting bij gemeente aanwezig ? ja toetsen en beoordelen nee geluidwering gevel niet beoordelen
Ten opzichte van een volledige meting op basis van NEN 5077 zijn de verschillen als volgt: - minder meetposities; - minder ruimten (woonkamer, 1 slaapkamer); - geen nagalmtijd meten in bewoonde woningen. Waardering Voor de waardering en de vertaling van de meetresultaten wordt verwezen naar de tabel zoals deze is aangegeven in NEN 1070, bijlage C.
Beoordeling bij geluidmeting Kwaliteitsniveau A GA; Dg;A 28 dB(A) n binnenniveau 27 dB(A) 23 GA; Dg;A < 28 dB(A) n binnenniveau 32 dB(A) 18 GA; Dg;A < 23 dB(A) n binnenniveau 42 dB(A) GA; Dg;A < 18 dB(A) n binnenniveau 42 dB(A) Geluidwering gevel Een hoge mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn nauwelijks waarneembaar. Een voldoende mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn waarneembaar. Een geringe mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn goed waarneembaar. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden van buiten.
Beoordeling bij berekening cf NPR 5272 Kwaliteitsniveau B C Geluidwering gevel geluidsisolatie van werkelijke geveldelen is hoger dan de berekende geluidsisolatie (volgens alle drie de formules) geluidsisolatie van werkelijke geveldelen is lager dan de berekende geluidsisolatie (volgens n of meer van de formules)
- pagina 3-4-
BEPALING NIEUW TE BOUWEN WONINGEN Uitgangspunt is dat, indien de geluidsbelasting groter is dan 55 dB(A), een geluidrapport onderdeel uitmaakt van de indieningsstukken voor de bouwaanvraag. Op basis van de gegevens uit deze berekening wordt de kwaliteit van de gevel bepaald.
3.2
Kwaliteitsaspect Deelaspect Indicatoren Significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode Benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: meting conform NEN 5077 (ondubbelzinnig) Een meting van het optredend installatiegeluidniveau (conform NEN 5077) neemt relatief veel tijd in beslag. Daarnaast is de consequentie van een meting, gezien het relatief lage bronniveau en de invloed van stoorgeluiden, dat deze in veel gevallen in de avonduren of s nachts moet worden uitgevoerd. Een volledige meting past in ieder geval niet binnen het tijdsbestek van een volledige inventarisatie van de woning in een halve dag. Bepalingsmethode 2: inventarisatie van bronnen (significant) Een indicatieve bepalingsmethode voor het optredend installatiegeluid op basis van een verkorte meting is moeilijk te geven. Elke meting anders dan een meting conform NEN 5077 geeft een te grote meetonnauwkeurigheid. Een afgeleide bepalingsmethode zal als gevolg hiervan moeten bestaan uit een inventarisatie van bronnen welke een risico geven op hinder als gevolg van het geproduceerde geluid. Er is een inventarisatielijst samengesteld waarin de aanwezigheid van bronnen en de relevante akoestische randvoorwaarden zijn vastgelegd. Deze lijst is ondermeer gebaseerd op de praktijkrichtlijnen met betrekking tot installaties (NPR 5072 / NPR 5073 / NPR 5074 / NPR 5075). Onderscheid wordt gemaakt in liftinstallaties en sanitaire installaties. De inventarisatielijst is samen met de beoordeling in n tabel opgenomen. De inventarisatielijst kan alleen worden gehanteerd indien inzicht is verkregen in de opbouw van het soort installatie, de bouwkundige situatie en de opbouw van schachtwanden. Met name de opbouw van de schachtwanden is in bestaande woningen niet te achterhalen. Vanuit dit oogpunt is bepaald dat het uitgangspunt is dat er tekeningen van de betreffende woningen aanwezig zijn, waaruit blijkt wat de opbouw van de schachtwanden is. Op basis van deze tekeningen kan middels het stroomschema de kwaliteit met betrekking tot installatiegeluid van buiten de woning worden bepaald. Indien er geen tekeningen aanwezig zijn wordt dit kwaliteitsaspect niet beoordeeld.
- pagina 3-5-
Waardering De waardering is gekoppeld aan de inventarisatie van de mogelijke bronnen en weergegeven in onderstaande tabellen. Liftinstallaties Gestapelde woningen
Kwaliteitsniveau lift met afzonderlijke machinekamer nee ja A ja afstand verblijfsruimte tot liftschacht > 5 meter > 5 meter criteria kenmerken lift / constructie
massa liftschacht > 600 kg/m massa liftschacht > 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine stalen frame met betonverzwaring onder liftmachine massa liftschacht > 600 kg/m massa liftschacht > 500 kg/m geen trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 500 kg/m handbediende draaideur massa liftschacht < 600 kg/m geen trillingsisolerende opstelling liftmachine handbediende draaideur
nee ja B ja nee C ja -
< 5 meter > 5 meter < 5 meter > 5 meter < 5 meter < 5 meter < 5 meter
massa leidingschacht 100 kg/m 50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m
- pagina 3-6-
Grondgebonden woningen
1. Is de geluidwering tussen woningen (Ilu) groter of gelijk aan 0 dB? [zie indicator Geluidwering tussen woningen]
ja
nee
Kwaliteitsniveau A
2. Grenst de sanitaire ruimte direct aan de verblijfsruimte van de naastgelegen woning? nee ja
Kwaliteitsniveau B
Kwaliteitsniveau C
kwaliteitsniveau A
omschrijving Een hoge mate van bescherming en rust. Sanitaire geluiden van buiten de woning zijn nauwelijks waarneembaar. Installatiegeluiden soms storend. Een mate van bescherming en rust. Sanitaire geluiden van buiten de woning zijn waarneembaar. Ontoelaatbare storing door installatiegeluid wordt in het algemeen voorkomen. Een geringe mate van bescherming en rust. Sanitaire geluiden van buiten de woning zijn goed waarneembaar. Regelmatig storing van installatiegeluiden. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden van buiten. Installatiegeluid regelmatig hinderlijk.
BEPALING NIEUW TE BOUWEN WONINGEN Wanneer moet worden getoetst vanaf tekening kan bepalingsmethode 2 voor praktijktoetsing zoals hierboven beschreven worden gehanteerd.
- pagina 3-7-
3.3
Kwaliteitsaspect Deelaspect Indicatoren ondubbelzinnige bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode Benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: meting conform NEN 5077 (ondubbelzinnig) Een meting van het optredend installatiegeluidniveau (conform NEN 5077) neemt relatief veel tijd in beslag. Daarnaast is de consequentie van een meting, gezien het relatief lage bronniveau en de invloed van stoorgeluiden, dat deze in veel gevallen in de avonduren of s nachts moet worden uitgevoerd. Een volledige meting past in ieder geval niet binnen het tijdsbestek van een volledige inventarisatie van de woning van in halve dag. Bepalingsmethode 2: meting ter plaatse van bronnen (significant) Deze meetmethode gaat uit van een meting ter plaatse van de bron. Dit houdt in dat er wordt gemeten ter plaatse van bijvoorbeeld het toevoerventiel van de gebalanceerde ventilatie of ter plaatse van de opstelruimte van de ventilatorbox. Op basis van deze meetgegevens wordt het optredende geluidsniveau in de aangrenzende verblijfsruimten berekend. Ten behoeve van het verkrijgen van betrouwbare resultaten zal bij de aanwezigheid van installaties, voor zover mogelijk, een meting worden uitgevoerd met de installatie ingeschakeld en een meting met de installatie uitgeschakeld. Op deze manier wordt inzicht verkregen in het achtergrondniveau, zodat bepaald kan worden of de metingen bruikbaar zijn. Bij een verschil kleiner dan 10 dB tussen beide metingen zijn de meetresultaten niet bruikbaar voor de bepaling van het installatieniveau. De meetnauwkeurigheid van deze meetmethode is minder dan van methode 1 en zal afnemen tot ca. 2 dB. Dit berekende niveau kan worden beoordeeld op basis van de tabel uit NEN 1070. Op basis van de evaluatie is besloten installatiegeluid binnen de eigen woning niet te meten. Uit de metingen is namelijk gebleken dat het achtergrondniveau dermate hoog is dat metingen niet kunnen plaatsvinden. Daarnaast is het omrekenen van geluidvermogenniveaus van installaties naar ontvangniveaus in verblijfsgebieden vanwege de benodigde akoestische kennis niet eenvoudig mogelijk. Bijkomend probleem is dat er voor deze berekening diverse akoestische parameters noodzakelijk zijn, die in bestaande woningen niet tot nauwelijks kunnen worden opgenomen. Bepalingsmethode 3: inventarisatie van bronnen (significant) Een derde bepalingsmethode bestaat uit een inventarisatie van bronnen welke een risico geven op hinder als gevolg van het geproduceerde geluid. Er wordt een inventarisatielijst samengesteld waarin de aanwezigheid van bronnen en de relevante akoestische randvoorwaarden worden vastgelegd. Er wordt onderscheid gemaakt in ventilatiesysteem en verwarmingsinstallaties.
- pagina 3-8-
Waardering De waardering is gekoppeld aan de inventarisatie van de mogelijke bronnen en weergegeven in onderstaande tabellen. Ventilatiesysteem
Type ventilatiesysteem B, C of D Is de ventilatorunit in een verblijfsruimte opgesteld? NEE Is de ventilatorunit aan een lichte scheidingswand bevestigd? NEE Grenst de opstelruimte van de ventilatorunit aan een verblijfsruimte? NEE Kwaliteitsniveau A JA Kwaliteitsniveau B JA Kwaliteitsniveau C JA Kwaliteitsniveau D A Kwaliteitsniveau A
Verwarmingsinstallatie
Kwaliteitsniveau A B/C D Kwaliteitsniveau A B C D criteria verwarmingstoestel niet in VR en niet aan scheidingswand geen verwarmingstoestel in woning verwarmingstoestel niet in VR overige situaties omschrijving Geen hinder van verwarmings- en ventilatiesysteem in eigen woning. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem nauwelijks hoorbaar. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem hoorbaar. Kans op hinder. Verwarmings- en ventilatiesysteem van de woning zijn duidelijk hoorbaar. Kans op hinder is groot.
BEPALING NIEUW TE BOUWEN WONINGEN Wanneer moet worden getoetst vanaf tekening kan de tabelmethode (bepalingsmethode 3) voor bepaling in de praktijk worden toegepast.
- pagina 3-9-
3.4
Kwaliteitsaspect Deelaspect Indicatoren significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: meting conform NEN 5077 (ondubbelzinnig) Een volledige meting van de geluidwering tussen woningen conform NEN 5077 neemt relatief veel tijd in beslag. Een volledige meting past in ieder geval niet binnen het tijdsbestek van een volledige inventarisatie van de woning van een halve dag. Bepalingsmethode 2: inventarisatie van bronnen (significant) Deze methode is een verkorte meting, waardoor deze minder tijd in beslag neemt. Ten opzichte van een volledige meting op basis van NEN 5077 zijn de verschillen als volgt: - minder meetposities; - minder ruimten (woonkamer, 1 slaapkamer); - geen nagalmtijd meten in bewoonde woningen; - geen contactgeluidmeting bij grondgebonden woningen; - bij appartementen contactgeluidmeting in badkamer / toilet (dan wel nagalmtijd meten) De volgende randvoorwaarden resulteren in een aanvullende verkorting van de meettijd: - gebruik maken van een autonome ruisbron (niet afhankelijk van netspanning); - geen contactgeluidmeting bij grondgebonden woningen met een steenachtige begane grondvloer (is bijna nooit kritisch); - geautomatiseerde registratie van meetresultaten. Een consequentie van het uitvoeren van een verkorte meting ten opzichte van een volledige meting conform NEN 5077 is dat de meetnauwkeurigheid zal afnemen. Toch kan met een verkorte meting een bruikbaar meetresultaat worden behaald. Ten opzichte van een volledige meting op basis van NEN 5077 geldt er een meetnauwkeurigheid van 1 tot 1,5 dB. Bij een volledige meting conform NEN 5077 geldt een meetnauwkeurigheid van 0,5 tot 1,0 dB.
- pagina 3-10-
De verkorte meting wordt als volgt uitgevoerd: Nagalmtijd Er wordt geen meting van de nagalmtijd uitgevoerd. Voor de nagalmtijd wordt uitgegaan van de referentienagalmtijd van 0,5 seconde in alle octaafbanden. Alleen wanneer contactgeluidmetingen in badkamers worden uitgevoerd wordt nagalmtijd gemeten. Voor grote L- of U-vormige ruimten geldt dat de nagalmtijd, gemeten op n punt midden in de ruimte niet nauwkeurig is. Derhalve is er voor gekozen om in beide ruimten op twee verschillende meetposities de nagalmtijd te registeren. Beide nagalmtijden worden hierna gemiddeld. Meting zendniveau Luchtgeluid: Er wordt gebruik gemaakt van een autonome ruisbron. Deze werkt op een accu en heeft geen netspanning nodig. De ruisbron wordt opgesteld volgens de voorwaarden van NEN 5077. - zendruimte naast ontvangruimte: hoek uitwendige scheidingsconstructies vloer scheidingswand tegenover woningscheidende wand. - zendruimte boven ontvangruimte: hoek vloer uitwendige scheidingsconstructie. Het zendniveau wordt gemeten op 1 punt in het midden van de ruimte: - in het midden van ruimte, rekening houdend met de indeling van de plattegrond; Contactgeluid: het hamerapparaat dient in het midden van de badkamer te worden opgesteld. Meting ontvangniveau Meting ontvangniveau op 1 positie in de ruimte: - in het midden van ruimte, rekening houdend met de indeling van de plattegrond; Aantal meetruimten De meting zal plaatsvinden in maximaal 2 meetruimten. - woonkamer; - grootste slaapkamer. Bepalingsmethode 3: inventarisatie van constructies (significant) Wanneer een meting niet mogelijk is kan een indicatieve beoordeling op basis van een inventarisatie van de woningscheidende constructies. Deze beoordeling wordt verricht met behulp van SBR-referentiedetails. Er wordt een combinatie matrix opgesteld waarbij een keuze moet worden gemaakt uit verschillende woningscheidende constructies en flankerende vlakken.
- pagina 3-11-
Zeer luide spraak is in het algemeen niet verstaanbaar, gewone spraak en muziek niet hoorbaar; luide muziek en feestjes wel hoorbaar maar nauwelijks hinderlijk. Loopgeluiden zijn niet storend waarneembaar.
+1 Ilu;k < +6
Beperkt risico Bescherming tegen ontoelaatbare storing, uitgaande voor de ge- van een gedrags-/leefpatroon waarbij men rekening zondheid houdt met elkaar. Spraak soms waarneembaar, maar niet verstaanbaar. Zeer luide spraak verstaanbaar, harde muziek goed hoorbaar. Loopgeluiden e.d. soms storend. Verhoogd Ook bij gelijksoortige leefpatronen en aangepast gerisico voor de drag, zal regelmatig storing optreden. Spraak en mugezondheid ziek is vaak hoorbaar. Zeer luide spraak goed verstaanbaar en muziek storend. Loopgeluiden zijn veelal hinderlijk. Onacceptabel Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen risico voor de geluiden. Gewone spraak is vaak verstaanbaar, mugezondheid ziek en luide spraak, loopgeluiden veelvuldig hinderlijk.
-4 Ilu;k < +1
Ilu;k < -4
> 50%
Het contactgeluid (Ico ) wordt niet gemeten. Bij gestapelde bouw is er wel een verhoogde kans op hinder. Echter de hinderbeleving is afhankelijk van de vloerafwerking en het bewonersgedrag. BEPALING VANAF TEKENING VOOR NIEUW TE BOUWEN WONINGEN Wanneer moet worden getoetst vanaf tekening kan bepalingsmethode 3 op basis van SBR-referentiedetails zoals hierboven is beschreven worden gehanteerd.
- pagina 3-12-
- pagina 3-13-
Voor de drie type elementen kan met de onderstaande formules een schatting worden gemaakt van de minimaal benodigde akoestische prestatie van die elementen voor een Geis = GA of Geis =GA,k Als wordt uitgegaan van een eis voor de karakteristieke geluidwering moet voor de kamerdiepte altijd d = 3 m worden ingevuld. Bij een eis voor GA geldt de formule voor een referentienagalmtijd van To= 0,5 s; bij To= 0,8 s zijn de te stellen eisen hierbij 2 dB strenger. De formules zijn van toepassing voor pakket A; voor de pakketten B en C is aangegeven hoeveel hoger resp. lager de eis kan zijn. Beglazing bij pakket A:
R Atr = Geis + 10 lg p 9 d
(F.1)
Voor pakket B moet hierbij 2 dB worden opgeteld en 4 dB voor pakket C. Suskasten en roosters bij pakket A:
Dne;Atr = Geis + 10 lg Iv + 27 d S
(F.2)
Voor pakket B moet hierbij 2 dB worden afgetrokken en 4 dB voor pakket C. Kierdichting voor pakket A, B en C:
R s;Atr = Geis + 10 lg Iv + 19 d S
(F.3)
waarin:
RAtr Dn,e,Atr Rs,Atr Geis d p S lv ls is de A-gewogen geluidisolatie van de beglazing, in dB(A) voor wegverkeersgeluid; is het A-gewogen genormeerde geluidniveauverschil van de ventilatievoorziening bij lv = 1m of 1 stuks, in dB(A) voor wegverkeersgeluid, inclusief het positie-effect; is de A-gewogen geluidisolatie per strekkende meter kier, in dB(A) voor wegverkeersgeluid; is de vereiste geluidwering of karakteristieke geluidwering van de gevel, in dB(A) voor wegverkeersgeluid; is de diepte van de ruimte loodrecht op de gevel (rechthoekig vloeroppervlak), in m (d = 3 m als Geis de karakteristieke geluidwering betreft); is het percentage glas in de gevel (= oppervlakte glas / oppervlakte gevel * 100), in %; 2 is de oppervlakte van de gevel, in m ; is de lengte van de ventilatievoorziening (suskast), in m (bij muurdempers e.d. = aantal voorzieningen); is de lengte van de kieren rond de te openen delen, in m.
- pagina 3-14-
Hoofdstuk 4 Luchtkwaliteit
4.1 Emissies wegverkeer
Luchtkwaliteit Emissies wegverkeer Ligging van de woning ten opzichte van autoweg / parkeergarage NO en NO2, , Fijn stof, Meting verschillende emissies Momentane / continue meting m.b.v. fotometrische / foto-elektrische methode of m.b.v. proefbuisjes Voor nauwkeurige meting > 1 week
Kwaliteitsaspect Deelaspect Indicatoren Ondubbelzinnige bepalingsmethode Korte omschrijving meetmethode Benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: meting concentraties in de buitenlucht (ondubbelzinnig) Van alle stoffen die door het verkeer worden uitgestoten, zijn enkele van invloed op de gezondheid. Dit zijn stikstofoxide (NO2), fijn stof, benzeen en lood. De concentraties van lood en benzeen in de buitenlucht zijn de afgelopen 30 jaar zo sterk afgenomen dat er anno 2003 weinig tot geen negatieve effecten op de gezondheid meer van worden verwacht. Zwaveldioxide (SO2) wordt vooral door de grote industrie uitgestoten. De concentratie zwaveldioxide in de buitenlucht is echter zo sterk gedaald dat er weinig tot geen negatieve effecten op de gezondheid worden verwacht. Ook de concentratie koolmonoxide (CO) in de buitenlucht is dusdanig laag dat hier geen negatieve gevolgen voor de gezondheid van uitgaan. De concentraties van stikstofoxiden en fijn stof in de buitenlucht zijn op dit moment zo hoog dat deze concentraties van invloed zijn op de gezondheid. Deze indicatoren worden dan ook meegenomen wanneer de emissies van het wegverkeer worden beoordeeld. Metingen van stikstofoxiden en fijn stof met een meetduur van niet langer dan een halve dag zijn indicatief en ook te onnauwkeurig om conclusies aan te kunnen verbinden. Ook bij metingen met een duur van circa een week blijven onzekerheden bestaan, onder andere door seizoensinvloeden. Het uitvoeren van metingen aan concentraties stikstofoxide en fijn stof kan door middel van proefbuisjes. Er zijn echter twee nadelen verbonden aan deze meetmethode. De meetmethode is zeer gevoelig voor fouten en het laten analyseren van de proefbuisjes is relatief kostbaar.
- pagina 4-1-
Bepalingsmethode 2: berekening concentraties in de buitenlucht met computermodel (significant) Om voldoende nauwkeurig de concentratie van eerder genoemde stoffen in de buitenlucht te kunnen inschatten kan gebruik worden gemaakt van diverse rekenprogrammas. Hierin worden gegevens zoals verkeersintensiteit en ligging van de woning ten opzichte van de verkeersweg ingevuld. Voordeel van deze methoden is dat geen fouten kunnen worden gemaakt welke het gevolg zijn van weersinvloeden, gevoeligheid van de meetmethode etc. Toch kan in vrij korte tijd een concentratie worden berekend met een nauwkeurigheid genoeg is om te dienen als basis voor een beoordeling. Berekeningen om de concentraties van stikstofoxide en fijn stof in te schatten worden gemaakt met behulp van het programma CAR II [TNO]. Bepalingsmethode 3: bepaling invloed door aanwezigheid wegen in nabije omgeving (significant) SO2, C6H6 en CO worden niet bepaald. Voor het bepalen van de concentraties van stikstofoxiden (NO en NO2) en fijn stof met behulp van het programma CAR II zijn gegevens over verkeersintensiteit benodigd. Indien de benodigde gegevens niet beschikbaar zijn, dan kan de invloed van de emissies van wegverkeer in beeld worden gebracht door vast te stellen welk soort weg op welke afstand is gelegen volgens onderstaande tabel.
d > 100 m stadsweg buitenweg B B d > 50 m B C d 50 m C D
Waardering Aan de hand van de uitvoergegevens van het CAR II programma kan met behulp van onderstaande tabel het kwaliteitsniveau bepaald worden.
Kwaliteitsniveau A B C D Omschrijving Uitkomst berekening CAR II model geen overschrijdingen overschrijding uurgemiddelde plandrempel overschrijding uurgemiddelde grenswaarde overschrijding genswaarde jaargemiddelde
Zeer beperkte emissies. Geen gezondheidsrisico Verminderde emissies. Beperkte kans op vermindering van de longfunctie. Verhoogde emissies. Kans op vermindering van de longfunctie. Zeer hoge emissies. Grote kans op vermindering van de 1 longfunctie. Kinderen, ouderen en COPD-patinten vormen een risicogroep.
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Voor de bepaling vanaf tekening bij nieuwe woningen kan gebruik gemaakt worden van bepalingsmethode 2 of 3 zoals hiervoor beschreven.
1 COPD = Chronic Obructive Pulmonary Diseases oftewel chronisch obstructieve longziekten. Hiermee worden de ziektebeelden chronische bronchitis en emfyseem bedoeld.
- pagina 4-2-
4.2
Emissies bouwmaterialen
Luchtkwaliteit Emissies bouwmaterialen Aanwezigheid spaanplaat in de woning (formaldehyde [CH2O]) Radon gas (ook vanuit kruipruimte) VOS / VOC Asbest Meting verschillende emissies Meting concentratie radon gas o.b.v. NVN 5693. Diverse meetmethoden beschikbaar > 1 week
kwaliteitsaspect deelaspecten
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: meting concentraties in de binnenlucht (ondubbelzinnig) Evenals bij de emissies van wegverkeer is een significante bepaling op basis van een momentane meting voor emissies van bouwmaterialen indicatief. Voor alle metingen geldt dat voor een voldoende nauwkeurig meetresultaat de metingen over een langere tijd (meerdere weken) uitgevoerd moeten worden. Uitgezocht dient te worden in hoeverre er monsterbekers / monsterbuisjes in de woning kunnen worden achtergelaten, welke door de bewoners na bepaalde tijd worden nagestuurd. Een ondubbelzinnige bepaling past zeer waarschijnlijk niet in het gestelde tijdsbestek van een halve dag. Bepalingsmethode 2: inventarisatie indicatoren (significant) Indien blijkt dat een significante bepaling door middel van meting niet mogelijk is, moet een afgeleide bepalingsmethode worden gehanteerd. Deze zal bestaan uit een inventarisatie van indicatoren per emissie: ! Inventarisatie Formaldehyde: Er kan niet zondermeer worden gesteld dat de formaldehyde-emissie van verouderd spaanplaat afdoende is beperkt. Wel bezitten afgewerkte (of afgelakte) platen een lagere afgifte dan onbewerkte platen. Sinds eind 1987 valt spaanplaat onder de Warenwet en is hiervoor een KOMO-certificatenregeling van kracht. Met deze spaanplaat blijft de concentratie formaldehyde in verblijfsruimten beperkt. Voor het aspect formaldehyde dienen alleen de gebouwgebonden-materialen te worden genventariseerd. Formaldehyde kan voorkomen in (spaan)plaatmaterialen zoals mdf, hardboard, multiplex en triplex. Met name in de volgende locaties: aftimmering wanden, vloeren en plafonds en onderzijde dakbeschot [Bron LBP]. Lijmen/platen met formaldehyde zijn: UF-lijmen, niet vochtbestendige triplex-, spaan- en vezelplaten MF-lijmen, vochtbestendige triplex en spaanplaten, groene kleur platen met KOMO-certificaat.
- pagina 4-3-
Opnamemethodiek gezondheidskwaliteit van woningen Lijmen/platen formaldehyde arm: PF-lijmen, triplex (exterieur 1 en 2) en hardboard Lijmen/platen formaldehyde vrij: MDI lijmen, vochtbestendige platen.
Omdat het niet tot nauwelijks mogelijk is bovenstaande plaatmaterialen te herkennen (veelal zijn deze platen voorzien van een afwerking), en omdat de bijdrage van niet-gebouwgebonden spaanplaat zeer groot is (denk aan meubilair) wordt alleen op basis van het bouwjaar de gezondheidskwaliteit m.b.t. dit deelaspect te beoordelen. Waardering
Kwaliteitsniveau B Beoordeling woning 1987 of er na Omschrijving Verminderd risico op aanwezigheid van formaldehyde houdende materialen. Beperkte kans op irritatie van de slijmvliezen van ogen, keel en neus en irritatie van de diepere luchtwegen. Verhoogd risico op aanwezigheid formaldehyde houdende materialen.
! Radongas + emissies: Luchtdoorlatendheid begane grondvloer: inventarisatie kwaliteit van mogelijke luchtlekken zoals leidingdoorvoeren in de meterkast, overige leidingdoorvoeren, uitvoering kruipluik etc; inventarisatie bouwmaterialen met een hoge emissie van radongas (NEN 7182). En een inventarisatie van de ventilatie van de kruipruimte. 1. Kruipruimte
Kruipruimte Geen kruipruimteventilatie ++ Kruipruimteventilatie in 1 gevel 0 n.v.t. Kruipruimteventilatie in 2 of meer gevels + n.v.t.
2. Luchtdoorlatendheid
doorvoeren Beoordeling Geen enkele doorvoer afgedicht Enkele doorvoeren afgedicht 0 Alle doorvoeren afgedicht +
kruipluik Beoordeling
Met duimgat -
Met luikring +
n.v.t. +
kruipluik Beoordeling
Zonder afdichtingsband -
Met afdichtingsband +
n.v.t. +
- pagina 4-4-
beoordeling
4. Type binnenspouwbladen
Binnenspouw- beton bladen beoordeling -cellenbeton kalkzandsteen baksteen overig
--
5. Type binnenwanden
Binnenwanden beoordeling beton -cellenbeton -kalkzandsteen gipsbeton baksteen overig +
Waardering
Kwaliteitsniveau A Beoordeling ++ Omschrijving Zeer beperkt risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Goed luchtdicht uitgevoerde begane grondvloer en / of geen kruipruimte aanwezig. Weinig gebruik van steenachtige materialen in de woning. Kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker is nihil. Verminderd risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Begane grondvloer is beperkt luchtlek. Kruipruimteventilatie mogelijk aanwezig. Weinig gebruik van steenachtige materialen in de woning. Beperkte kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker. Verhoogd risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Luchtlekken in begane grondvloer aanwezig en / of geen kruipruimteventilatie aanwezig. Aanwezigheid van veel steenachtige materialen, zoals cellenbeton en kalkzandsteen, in de woning. Kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker. Zeer groot risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Luchtlekke begane grondvloer en / of geen kruipruimteventilatie aanwezig. Aanwezigheid van veel steenachtige materialen, zoals beton, in de woning. Grote kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker.
! VOS Inventarisatie bouwmaterialen met een hoge emissie van VOSSEN is niet mogelijk omdat het meerendeel van deze materialen niet gebouwgebonden is (denk aan verf, vloerbedekking, e.d.). Daarnaast is de mate van ventilatie in ruimten waar emissie van VOSSEN aanwezig is een veel belangrijker aspect. Derhalve wordt deze indicator niet afzonderlijk meegenomen.
- pagina 4-5-
! Asbest: Inventarisatie in woningen voor 1983: het gebruik van asbest in bouwmaterialen is vanaf 1983 verboden. Waardering
Kwaliteitsniveau B C Beoordeling woning 1983 of er na woning voor 1983 Omschrijving geen risico aanwezigheid asbest risico aanwezigheid asbest
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Voor de bepaling vanaf tekening kan bepalingsmethode 2 worden gehanteerd, met de volgende wijzigingen: - Formaldehyde is een beperkt risico voor woningen na 1 januari 2003. - Asbest is geen risico meer (vanaf 1983 verboden). - Radongas: luchtdichtheid begane grondvloer en ventilatie kruipruimte aan de hand van details/tekeningen en bestek controleren. Inventarisatie bouwmaterialen aan de hand van tekeningen en bestek.
4.3
kwaliteitsaspect deelaspect
indicatoren bepalingsmethode
benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: metingen (ondubbelzinnig) Met uitzondering van de meting van de luchtdoorlatendheid van de gebouwschil, zijn de overige bepalingsmethoden d.m.v. metingen goed uitvoerbaar. De metingen zijn relatief eenvoudig en snel uitvoerbaar.
- pagina 4-6-
Ventilatiecapaciteit De ventilatiecapaciteit van afzuig- en inblaasventielen wordt gemeten met behulp van een flowfinder. De meting hiervan is als volgt: - Zet de 3-standenschakelaar in de hoogstand; - Plaats het conisch opzetstuk aan de zijde van de pijlpunt voor het meten aan afzuigventielen en aan de andere zijde voor het meten aan toevoerventielen (de pijl geeft de stroming van de lucht weer); - Zet de flowfinder aan en plaats deze tegen het ventiel; - Draai aan de volumestroomknop tot de nuldrukindicator op nul staat; - Lees de volumestroom af op de schaal rond de instelknop. Waardering
Kwaliteitsniveau Toevoer ventilatiecapaciteit hoogstand (100%) A VG > 1,10 Ag (met een minimum van 9,0 dm /s) VR > 0,90 Ag (met een minimum van 9,0 dm /s) VG 0,90 1,10 Ag B (met een minimum van 7,0 dm /s) VR 0,70 0,90 Ag (met een minimum van 7,0 dm /s) C VG < 0,90 Ag VR < 0,70 Ag 3 3 3 3
Beoordeling
Kwaliteitsniveau
Beoordeling
- pagina 4-7-
Beoordeling 0 0
Meet de ventilatiecapaciteit van de afzuigpunten De wasemkap is niet op het ventilatiesysteem of direct op de buitenlucht aangesloten (zie onderstaande tekening) De capaciteit kan niet gemeten worden, maar zorgt wel voor extra afvoercapaciteit De capaciteit kan niet gemeten worden. Door de motor wordt er een onderdruk in de woning gecreerd. Naast de afvoer van koolmonoxide en geurstoffen via het ventilatiesysteem, wordt er tijdelijk extra lucht afgevoerd.
aangesloten op het ventilatiesysteem aangesloten op het ventilatiesysteem (met motor) direct naar buiten
+ -
++
Kwaliteitsniveau A B C
omschrijving Snelle afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier. Goede afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier. Slechte afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier.
afzuigventiel
In verband met de opnametijd zullen de ventilatiecapaciteiten alleen in de hoogstand gemeten worden. Echter ter plaatse van de 3-standenschakelaar zal de ventilatiecapaciteit in alle standen gemeten worden. In woningen die voorzien zijn van ventilatiesysteem A (natuurlijke toe- en afvoer) kan de ventilatiecapaciteit niet eenvoudig bepaald worden. Bij deze woningen dient door de inspecteur beoordeeld te worden welke ventilatievoorzieningen aanwezig zijn en hoe deze gebruikt worden. Bijvoorbeeld: in een woning is in elke ruimte een ventilatievoorziening aanwezig en deze worden aan de loefzijde opengezet, waardoor door natuurlijke trek een ventilatiestroom in de woning plaatsvindt. In dit geval mag het ventilatiesysteem met kwaliteitsniveau C gewaardeerd worden.
wasemkap
fornuis
Wasemkap - recirculatie
Ook bij woningen met ventilatiesysteem B kan het voorkomen dat de ventilatiecapaciteit van zowel de toevoer als afvoer niet eenvoudig gemeten kan worden. In deze gevallen dient dit, net als bij ventilatiesysteem A, door de inspecteur naar eigen inzicht beoordeeld te worden.
- pagina 4-8-
Spuivoorziening De spuivoorziening kan bepaald worden met behulp van een rolmaat. De meting is als volgt: - Meet de breedte en hoogte van het kozijn (dagmaat). - Bereken de oppervlakte door de hoogte en breedte met elkaar te vermenigvuldigen. - Bepaal aan de hand van onderstaande formule de effectieve oppervlakte van de spuivoorziening.
Aeff = A J ( )
Bepaling reductiefactor J aan de hand van de maximale openingshoek . Bepaal de capaciteit van de spuivoorziening met behulp van onderstaande formule:
q v = Anetto v 1000
Waarin: qv = luchtvolumestroom door de spuivoorziening, in dm3/s Anetto = is de som van de oppervlakte van de spuivoorzieningen die als toe- en/of afvoer kunnen functioneren v = luchtsnelheid in de spuivoorziening (afhankelijk van het feit of in 1 of 2 gevels spuivoorzieningen zijn aangebracht, in m/s v = 0,1 m/s bij spuivoorzieningen in n gevel of dak gevel. v = 0,4 m/s bij spuivoorzieningen in twee (niet aan elkaar grenzende) gevels. Waardering
Kwaliteitsniveau Criteria spuicapaciteit VG 6 dm /s per m
3 2
omschrijving Er zijn voldoende te openen ramen en / of deuren aanwezig. Grote hoeveelheden verontreinigde lucht kunnen snel afgevoerd worden. Er is een beperkt aantal te openen ramen en / of deuren aanwezig. De afvoer van grote hoeveelheden verontreinigde lucht duurt enige tijd. Er zijn weinig tot geen te openen ramen en / of deuren aanwezig, waardoor grote hoeveelheden verontreinigde lucht niet tot nauwelijks afgevoerd kunnen worden.
VG < 6 dm /s per m
- pagina 4-9-
Luchtdoorlatendheid Wanneer wordt gekeken naar de luchtverversing van ruimten kan de luchtdoorlatendheid zowel een (beperkte) positieve bijdrage als een (beperkte) negatieve bijdrage hebben. Bij slecht werkende ventilatiesystemen is een zekere luchtdoorlatendheid gewenst, bij goed werkende ventilatiesystemen kan een te grote luchtdoorlatendheid de werking van het systeem verstoren. Een te lage luchtdoorlatendheid is in de praktijk nog niet vaak gemeten. Derhalve is alleen het bepalen van een te hoge luchtdoorlatendheid van belang. De luchtdoorlatendheid zal tijdens de bepaling van de indicator tocht gemeten worden. Voor de uitvoering van deze meting wordt verwezen naar 2.1.
Kwaliteitsniveau Luchtdoorlatendheid [dm /sm ] qv;10 1,430 1,000 qv;10 < 1,430 0,625 qv;10 < 1,000 qv;10 < 0,625
3 2
Ventilatiesysteem A B C D D B A B C D C A B C D D A A B C
Gezien de korte duur van de praktijkmeting van bovengenoemde indicatoren is het niet noodzakelijk om een tweede bepalingsmethode te ontwikkelen. Verdunningsfactor De verdunningsfactor (f-waarde) bepaalt de vereiste afstand tussen de toevoervoorziening van verse ventilatielucht en de afvoer van ventilatie- of verbrandingslucht. De werkwijze van de significante bepalingsmethode voor de verdunningsfactor is als volgt: Bepaal de aard van de situatie a.d.h.v. de tekeningen op nevenstaande pagina. Bepaal de capaciteit van de ventilatieafvoer. Indien dit niet mogelijk is, moet uitgegaan worden van de waarde uit de onderstaande tabel.
Ventilatiecapaciteit (qv) 3 [dm /s] 42 49 56 63 Aanwezige afzuigpunten keuken, badruimte en toilet keuken, badruimte, toilet en 2 toilet keuken, badruimte, toilet en 2 badruimte of opstelplaats wasautomaat in berging o.i.d. keuken, badruimte, toilet, 2 toilet en 2 badruimte of opstelplaats wasautomaat in berging o.i.d.
e e e e
- pagina 4-10-
Bepaal de capaciteit van het verbrandingstoestel. Indien dit niet mogelijk is, moet uitgegaan worden van de waarde uit de onderstaande tabel.
Keuken Douche Bad (40) (60) water (60) water tijdsduur in l/minuut in l/minuut in minuten 2,5 3,6 6 7,5 7,5 7,5 7,5 Vermogen (B) [kW] Label op toestel
Toepassingsklasse
1 keuken
B < 13 kW
1
2 keuken of douche
12 11 10 10 10
13 B < 21 kW
2
21 B < 26 kW
3
26 B < 31 kW
4
31 B < 42 kW
5
B 42 kW
6
Meet, indien mogelijk, de afstand tussen de toevoervoorziening voor ventilatie en een afvoervoorziening van een ontspanningsleiding, ventilatieafvoer en rookgasafvoer. Wanneer het niet mogelijk is om de afstand op te meten, moet de afstand ingeschat worden.
!Figuur 4.1: De capaciteit van het verbrandingstoestel kan via het label op het toestel bepaald worden. Een andere mogelijkheid om de capaciteit van het verbrandingstoestel te achterhalen is aan de hand van het typenummer van het toestel. [bron: Adviesburo Nieman BV]
- pagina 4-11-
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de meest voorkomende situaties met toevoervoorziening voor ventilatie ten opzichte van de afvoervoorziening van een ontspanningsleiding, ventilatieafvoer en rookgasafvoer (gasgestookt). Hierin staan de minimale afstanden van de verbindingslijn en het hoogteverschil vermeld. Wanneer de afstand groter of gelijk is dan de aangegeven afstand wordt voldaan en is het kwaliteitsniveau B. In de overige gevallen is het kwaliteitsniveau C.
Ventilatieafvoer Situatie A toevoer van ventilatievoorziening in een dak ten opzichte van een uitmonding van een ventilatievoorziening in hetzelfde dak
l l
l l
l l
Situatie B toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een lager gelegen uitmonding van een ventilatievoorziening in een dak
l l l l
- pagina 4-12-
Ventilatieafvoer Situatie C toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een uitmonding van een ventilatievoorziening in een dakvlak dat zich aan de andere zijde van de nok of het hoogste punt van het dakvlak bevindt of toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een hoger gelegen uitmonding van een ventilatievoorziening in een dak qv = 42 dm /s l [m] h [m] 1,8 0,1 1,6 0,2 1,4 0,3 1,2 0,4 1,0 0,5 0,8 0,6 0,6 0,7 0,4 0,8 0,2 0,9
3
qv = 49 dm /s l [m] h [m] 2,0 0,1 1,8 0,2 1,6 0,3 1,4 0,4 1,2 0,5 1,0 0,6 0,8 0,7 0,6 0,8 0,4 0,9
qv = 56 dm /s l [m] h [m] 2,2 0,1 2,0 0,2 1,8 0,3 1,6 0,4 1,4 0,5 1,2 0,6 1,0 0,7 0,8 0,8 0,6 0,9
qv = 63 dm /s l [m] h [m] 2,3 0,1 2,1 0,2 1,9 0,3 1,7 0,4 1,5 0,5 1,3 0,6 1,1 0,7 0,9 0,8 0,7 0,9
- pagina 4-13-
Rookgasafvoer Situatie A toevoer van ventilatievoorziening in een dak ten opzichte van een uitmonding van een rookgasafvoer in hetzelfde dak
l l
l l
l l
Situatie B toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een lager gelegen uitmonding van rookgasafvoer in een dak
l l l l
- pagina 4-14-
Rookgasafvoer Situatie C toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een uitmonding van rookgasafvoer in een dakvlak dat zich aan de andere zijde van de nok of het hoogste punt van het dakvlak bevindt of toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een hoger gelegen uitmonding van rookgasafvoer in een dak B < 13 kW l [m] h [m] 2,1 0,1 1,9 0,2 1,7 0,3 1,5 0,4 1,3 0,5 1,1 0,6 0,9 0,7 0,7 0,8 0,5 0,9 13 B < 21 kW l [m] h [m] 2,7 0,1 2,5 0,2 2,3 0,3 2,1 0,4 1,9 0,5 1,7 0,6 1,5 0,7 1,3 0,8 1,1 0,9 21 B < 26 kW l [m] h [m] 3,0 0,1 2,8 0,2 2,6 0,3 2,4 0,4 2,2 0,5 2,0 0,6 1,8 0,7 1,6 0,8 1,4 0,9 26 B < 31 kW l [m] h [m] 3,3 0,1 3,1 0,2 2,9 0,3 2,7 0,4 2,5 0,5 2,3 0,6 2,1 0,7 1,9 0,8 1,7 0,9
- pagina 4-15-
Ontspanningsleiding Situatie A toevoer van ventilatievoorziening in een dak ten opzichte van een uitmonding van een ontspanningsleiding in hetzelfde dak
l l
l [m] 6,0
h [m] 0,0
l l
l l
Situatie B toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een lager gelegen uitmonding van een ontspanningsleiding in een dak
l [m] 6,0
h [m] 0,0
l l l l
- pagina 4-16-
Ontspanningsleiding Situatie C toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een uitmonding van een ontspanningsleiding in een dakvlak dat zich aan de andere zijde van de nok of het hoogste punt van het dakvlak bevindt of toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een hoger gelegen uitmonding van een ontspanningsleiding in een dak l [m] h [m]
3,0
1,0
- pagina 4-17-
Beperkte kans op toevoer van verontreinigde lucht in de woning als gevolg van de afvoer van Rookafvoer voor met gas gestookte toestellen verontreinigde ventilatielucht, rookgassen of riolering.
Kans tot grote kans op toevoer van verontreinigde lucht in de woning als gevolg van de Rookafvoer voor met gas gestookte toestellen afvoer van verontreinigde ventilatielucht, rookgassen of riolering. Luchtverversing
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Wanneer moet worden getoetst vanaf tekening kan bepalingsmethode 2 worden gehanteerd.
4.4
kwaliteitsaspect deelaspect indicatoren significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: inventarisatie invloedsfactoren (significant) Ondubbelzinnige bepaling van de CO2 concentratie is moeilijk uitvoerbaar, vooral gezien het beschikbare tijdsbestek. Momentane metingen geven in veel gevallen vanwege de wijze van bepaling (meetbuisjes) alleen een indicatief resultaat. Daarnaast blijft een korte, momentane meting altijd een momentopname waarbij veel factoren een rol spelen. Momentane metingen geven zelden een goede indicatie van de gemiddelde waarde. Om een voldoende betrouwbaar meetresultaat te verkrijgen moeten tijdgemiddelde metingen worden uitgevoerd, waarbij de nauwkeurigheid toeneemt indien de metingen langer worden. Hierbij moet gedacht worden aan metingen van minimaal een week. Indien een meting moet plaatsvinden binnen het tijdsbestek van een halve dag, kan alleen een indicatief meetresultaat worden verkregen. Als afgeleide bepalingsmethode kan een inventarisatie van de verschillende invloedsfactoren worden gemaakt: - aantal bewoners per woning / aantal m per bewoner; - aantal aanwezige huisdieren - wordt er gerookt? - uitkomst bepaling van de kwaliteit van de luchtverversing van ruimten
- pagina 4-18-
Bepalingsmethode 2: lange duur meting met meetbox (significant) Uit onderzoek naar beschikbare meetapparatuur en overleg met leveranciers blijkt dat het zeer lastig is om de lage concentraties die optreden in woningen betrouwbaar en tegen aanvaardbare kosten te meten. Gezien de kostbare meetmethode, ter bepaling van de concentratie CO2, en de relatie tussen de CO2-concentratie en de wijze waarop de woning wordt bewoond, wordt het deelaspect emissies van mensen en dieren niet meegenomen in de opnamemethodiek. Het deelaspect emissies van mensen en dieren zegt niets over de kwaliteit van de woning, maar over de bewoning. Daarnaast geeft het meten van de concentratie CO2 op een willekeurig moment te weinig informatie over de productie en afvoer.
4.5
kwaliteitsaspect deelaspect indicatoren significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Koolmonoxide is een kleur-, reuk- en smaakloos giftig gas en het product van een onvolledige verbranding. Bij te hoge concentraties verhindert dit gas de zuurstofopname in het bloed. Bepalingsmethode 1: meting concentraties (ondubbelzinnig) Er is handzame meetapparatuur beschikbaar waarmee momentane metingen aan de concentratie CO kunnen worden uitgevoerd. Er wordt ca 60 seconden gemeten naast op vollast werkende verbrandingstoestellen. Het gaat hierbij met name om (oudere) open verbrandingstoestellen welke de benodigde verbrandingslucht uit de ruimte waarin ze zijn opgesteld betrekken. Ook gesloten toestellen kunnen door verstopping niet te verwaarlozen hoeveelheden CO uitstoten. Een ondubbelzinnige bepaling op basis van een meting is dus goed mogelijk.
- pagina 4-19-
Bepalingsmethode 2: inventarisatie bronnen (significant) Wanneer een meting niet mogelijk blijkt kan als bepalingsmethode een inventarisatie van mogelijke bronnen worden gehanteerd. Dit zijn zoals gezegd voornamelijk open verbrandingstoestellen als geisers, oudere cv-ketels en gashaarden. Waardering
Kwaliteitsniveau A B C D Koolmonoxide (CO) < 9 ppm 9 25 ppm 25 200 ppm > 200 ppm Geen kans op CO-vergiftiging. Beperkte kans op CO-vergiftiging in de woning. Kans op CO-vergiftiging in de woning. Ervaring van lichte hoofdpijn. Grote kans op CO-vergiftiging. Ervaring van hoofdpijn, ziek gevoel.
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Bij nieuw te bouwen woningen mag er van uit gegaan worden, dat veilige apparatuur wordt genstalleerd en geen uitstoot binnen de woning van CO plaatsvindt. Bepaling kan achterwege blijven.
Invloed van CO in de omgevingslucht op het menselijk lichaam
CO-concentraties in lucht [ppm] 9 25 200 800 1600 3200 6400 128000 Inhaleertijd en gevolgen Maximaal toelaatbare concentratie voor kortstondige blootstelling in een woonkamer volgens ASHRAE *. Maximaal toelaatbare concentratie voor continue blootstelling gedurende een periode van 8 uur. (MAC-waarde) Lichte hoofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid en misselijkheid na 2 3 uur Duizeligheid, misselijkheid en stuiptrekkingen binnen 45 minuten. Bewusteloos binnen 2 uur. Overlijden binnen 3 uur. Hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid binnen 20 minuten. Overlijden binnen 1 uur. Hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid binnen 10 minuten. Overlijden binnen 30 minuten. Hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid binnen 2 minuten. Overlijden binnen 15 minuten. Overlijden binnen 3 minuten
- pagina 4-20-
4.6
Kwaliteitsaspect Deelaspect Indicatoren significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bij hoge temperaturen (verbranding) verbindt de in brandstof en omgevingslucht aanwezige stikstof (N2) zich met zuurstof (O2) na een bepaalde tijd tot stikstofdioxide (NO2) dat oplosbaar is in water. Het inademen van dit gas kan ernstige schade aan de longen veroorzaken. Bepalingsmethode 1: meting concentraties (ondubbelzinnig) Er is handzame meetapparatuur beschikbaar waarmee, vergelijkbaar met de bepaling CO, momentane metingen aan de concentratie NO2 kunnen worden uitgevoerd. Er wordt ca 60 secionden gemeten naast op vollast werkende verbrandingstoestellen. Het gaat hierbij met name om (oudere) open verbrandingstoestellen welke de benodigde verbrandingslucht uit de ruimte waarin ze zijn opgesteld betrekken. Ook gesloten toestellen kunnen door verstopping niet te verwaarlozen hoeveelheden NO2 uitstoten. Hiernaast moeten zowel buiten als binnen de woning referentiemetingen worden uitgevoerd, omdat wegverkeer ook een belangrijke bron van NO2 is. Een ondubbelzinnige bepaling op basis van een meting is dus goed mogelijk. Bepalingsmethode 2: inventarisatie bronnen (significant) Wanneer een meting niet mogelijk blijkt kan als afgeleide bepalingsmethode een inventarisatie van mogelijke bronnen worden gehanteerd. Dit zijn zoals gezegd voornamelijk open verbrandingstoestellen als geisers, oudere cvketels en gashaarden. BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Bij nieuw te bouwen woningen mag er van uit gegaan worden, dat veilige apparatuur wordt genstalleerd en geen uitstoot van NO2 plaatsvindt. Bepaling kan achterwege blijven. Waardering
Kwaliteitsniveau A B C Stikstofdioxide (NO2) < 1 ppm 1 2 ppm > 2 ppm Geen kans op NO2-vergiftiging. Beperkte kans op NO2-vergiftiging in de woning. Grote kans op NO2-vergiftiging. Irritatie aan de ogen
- pagina 4-21-
4.7
Persoonlijke benvloeding
Luchtkwaliteit Persoonlijke benvloeding regelbaarheid van installaties inventarisatie van regelmogelijkheden aan het ventilatiesysteem welke van invloed zijn op de luchtkwaliteit (niet comfort) 5-10 minuten
kwaliteitsaspect deelaspect indicatoren significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: inventarisatie (significant) Om de mate van persoonlijke benvloeding op de luchtkwaliteit in kaart te brengen, dient een inventarisatie gemaakt te worden van regelmogelijkheden van het ventilatiesysteem welke van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is sprake van benvloedbaarheid in negatieve zin (in welke mate kan de bewoner het systeem uitzetten / ontregelen) en in positieve zin (in welke mate kan de bewoner de ventilatiecapaciteit verhogen). Hier moet een onderscheid gemaakt worden met comfort van het binnenmilieu, dit wordt in hoofdstuk 2 behandeld. Gedacht moet worden aan: - Inventarisatie ventilatiesysteem (A/B/C/D): de benvloedbaarheid in negatieve zin is voor systeem D kleiner dan bij systeem C (systeem D werkt continu, bij systeem C kan de bewoner zelf de roosters dichtzetten). Bij benvloedbaarheid in positieve zin moet worden gedacht aan de mogelijkheid tot het (tijdelijk) verhogen van de ventilatiecapaciteit door bijvoorbeeld de 3-standen schakelaar. Waar is de schakelaar geplaatst en hoeveel zijn er geplaatst. - Inventarisatie ventilatievoorzieningen: bijvoorbeeld klepramen ten opzichte van roosters. Klepramen zijn vaak moeilijker te bereiken en te regelen dan rooster en zullen dus vaker worden dichtgezet. - Inventarisatie spuivoorzieningen. BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Bij nieuw te bouwen woningen kan bepalingsmethode 1 gehanteerd worden, waarbij opgemerkt moet worden dat de plaats en aanwezigheid van bijvoorbeeld 3-standenschakelaar niet beoordeeld kan worden. Waardering
Kwaliteitsniveau A B C D Omschrijving Geen invloed op regelbaarheid ventilatievoorzieningen, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn niet regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit.
- pagina 4-22-
Waarin: = vereiste afvoercapaciteit van de ventilatie, in dm3/s qv B = getalswaarde van de belasting op de bovenwaarde van een verbrandingsketel, in kW C1, C2 = verdunningscofficinten uit tabel 4 van NEN 1087:2001 l = lengte van de verbindingslijn, in m h = hoogteverschil tussen toe- en afvoer, in m Randvoorwaarden qv =
Ventilatiecapaciteit (qv) 3 [dm /s] 42 49 56 63 Aanwezige afzuigpunten keuken, badruimte en toilet keuken, badruimte, toilet en 2 toilet keuken, badruimte, toilet en 2 badruimte of opstelplaats wasautomaat in berging o.i.d. keuken, badruimte, toilet, 2 toilet en 2 badruimte of opstelplaats wasautomaat in berging o.i.d.
e e e e
B
Toepassingsklasse
=
Keuken (60) 2,5 3,6 6 7,5 7,5 7,5 7,5 Douche (60) Bad (40) Vermogen (B) [kW] B < 13 kW
1
Label op toestel
1 keuken
2 keuken of douche
12 11 10 10 10
13 B < 21 kW
2
21 B < 26 kW
3
26 B < 31 kW
4
31 B < 42 kW
5
B 42 kW
6
Kolommen keuken en douche: minimale waterhoeveelheid in liters per minuut. Kolom bad: maximale tijdsduur in minuten.
- pagina 4-23-
Opnamemethodiek gezondheidskwaliteit van woningen C1, C2 = zie onderstaande tabel. l = als aangegeven op tekening. h = als aangegeven op tekening.
soort afvoer ventilatieafvoer cofficint C1 C2 rookafvoer (gasgestookt) C1 C2 situatie A 163 163 80 80 situatie B 163 163 60 60
Ventilatieafvoer Situatie A toevoer van ventilatievoorziening in een dak ten opzichte van een uitmonding van een ventilatievoorziening in hetzelfde dak Situatie B toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een lager gelegen uitmonding van een ventilatievoorziening in een dak Situatie C toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een uitmonding van een ventilatievoorziening in een dakvlak dat zich aan de andere zijde van de nok of het hoogste punt van het dakvlak bevindt of toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een hoger gelegen uitmonding van een ventilatievoorziening in een dak qv = 42 dm /s l [m] 4,0 h [m] 0,0
3 3
qv = 42 dm /s l [m] 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 h [m] 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9
qv = 49 dm /s l [m] 2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 h [m] 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9
qv = 56 dm /s l [m] 2,2 2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 h [m] 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9
qv = 63 dm /s l [m] 2,3 2,1 1,9 1,7 1,5 1,3 1,1 0,9 0,7 h [m] 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9
Rookgasafvoer Situatie A toevoer van ventilatievoorziening in een dak ten opzichte van een uitmonding van een rookgasafvoer in hetzelfde dak Situatie B toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een lager gelegen uitmonding van rookgasafvoer in een dak B < 13 kW l [m] 4,6 h [m] 0,0 13 B < 21 kW l [m] 5,8 h [m] 0,0 21 B < 26 kW l [m] 6,5 h [m] 0,0 26 B < 31 kW l [m] 7,0 h [m] 0,0
- pagina 4-24-
Rookgasafvoer Situatie C toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een uitmonding van rookgasafvoer in een dakvlak dat zich aan de andere zijde van de nok of het hoogste punt van het dakvlak bevindt of toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een hoger gelegen uitmonding van rookgasafvoer in een dak B < 13 kW l [m] 2,1 1,9 1,7 1,5 1,3 1,1 0,9 0,7 0,5 h [m] 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 13 B < 21 kW l [m] 2,7 2,5 2,3 2,1 1,9 1,7 1,5 1,3 1,1 h [m] 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 21 B < 26 kW l [m] 3,0 2,8 2,6 2,4 2,2 2,0 1,8 1,6 1,4 h [m] 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 26 B < 31 kW l [m] 3,3 3,1 2,9 2,7 2,5 2,3 2,1 1,9 1,7 h [m] 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9
Onderstaand zijn aantal van de berekende f-waarden van de afvoer van ventilatie en rook (gasgestookt) met de minimaal aangeven afstanden weergegeven. Ventilatieafvoer Situatie A en B:
f = 42 = 0,00994 163 1,8 + 163 0,1
Situatie C:
f = 42 = 0,00997 325 1,0 + 650 0,5
Situatie B:
f = 28 = 0,00980 60 9,0 + 60 0,0
Situatie C:
f = 28 = 0,00928 163 2,5 + 325 0,5
- pagina 4-25-
- pagina 4-26-
Hoofdstuk 5 Licht
5.1 Daglichttoetreding
Licht Daglichttoetreding equivalent daglichtoppervlakte (Ae) [m ] NEN 2057 Bepaling van het equivalent daglichtoppervlakte van tekening, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende parameters: de hoogte van de onderkant van de daglichtopening boven het vloerniveau; de belemmeringshoek ten gevolge van belemmeringen, binnen een bepaalde zichthoek; de belemmeringshoek ten gevolge van overstekken; de hellingshoek die de daglichtopening maakt met het horizontale vlak; de lichttoetredingsfactor; de lichtdoorlatendheid van de buitenste schil, in geval de daglichtopening zich in een inwendige scheidingsconstructie bevindt. 1 2 uur (afhankelijk van de woning)
2
benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: berekening conform NEN 2057 (ondubbelzinnig) De ondubbelzinnige bepalingsmethode is voor nieuwbouwwoningen een goed instrument om het equivalent daglichtoppervlakte te bepalen. Onderstaand is de bepaling van het equivalente daglichtoppervlakte toegelicht. Ae = AdCbCu [m2] Waarin: Ae = equivalent daglichtoppervlakte [m2] Ad = netto daglichtoppervlakte [m2] Cb = reductiefactor voor belemmeringen en overstekken Cu = reductiefactor voor uitbouwen bepaal het oppervlakte aan verblijfsgebied; bepaal het glasoppervlakte per kozijn (0,6 m hoogte-lijn vastleggen indien van toepassing); leg het projectievlak per kozijn vast; bepaal belemmeringen () en overstekken ( ) per kozijn. Belemmeringsen overstekhoeken aangeven op gebruikte tekeningen; lees de belemmeringsfactor Cb af uit tabel 1 van NEN 2057; indien van toepassing de uitwendige reductiefactor Cu bepalen. Wijze van berekenen vastleggen " tekening in bijlage rapport; vaststellen maximale oppervlakte van de verblijfsgebieden aan de hand van de aanwezige daglichtoppervlakte.
- pagina 5-1 -
Bepalingsmethode 2: meting in de praktijk (significant) Aangezien bij bestaande woningen vaak geen tekeningen aanwezig zijn, moet bij deze woningen de daglichttoetreding in de praktijk worden gemeten. Bij de significante bepalingsmethode wordt de oppervlakte van de kozijnen en eventuele aanwezige overstekken opgemeten. Ter vereenvoudiging worden de belemmeringen en uitbouwen buiten beschouwing gelaten. Echter er zal, net als in de NEN 2057, rekening worden gehouden met een minimale belemmering van 25. Met behulp van een elektronische rolmaat kan de oppervlakte van de kozijnen snel bepaald worden. De benodigde tijd voor het inmeten van 1 woning zal circa 15 minuten bedragen. In onderstaande tabel zijn de reductiefactoren opgenomen.
overstek [m] < 0,25 reductiefactor 0,75 0,25 0,50 0,65 0,50 1,00 0,60 1,00 1,50 0,50 > 1,50 0,40
Daglichtoppervlakte Ae;p = Cp Cd Ap r
[m2]
Waarin: = 1,1; correctiefactor voor praktijk Cp = correctiefactor voor het percentage gesloten (niet lichtdoorlatende Cd delen) Cd = 0,85; indien in plaats van alleen het glas, het totale raamkozijn is ingemeten Cd = 1; indien alleen het glas is ingemeten Ap = ingemeten daglichtoppervlakte [m2] r = reductiefactor voor overstekken Waardering
Kwaliteitsniveau A B Verblijfsruimteniveau A 0,15 Avloer 0,10 Avloer A < 0,15 Avloer Grote glasoppervlakken en geen belemmeringen en / overstekken aanwezig. Voldoende glasoppervlakte aanwezig of grote glasoppervlakken in combinatie met belemmeringen en / of overstekken aanwezig. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is klein. Mogelijke aanwezigheid van belemmeringen en / of overstekken. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is zeer klein. Aanwezigheid van grote belemmeringen en / of overstekken.
- pagina 5-2 -
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Wanneer vanaf tekening moet worden getoetst, kan bepalingsmethode 1 gehanteerd worden.
5.2
Bezonning
Licht Bezonning orintatie [] -
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: beoordeling bezonning (significant) Voor de bepaling van de bezonning is geen ondubbelzinnige bepalingmethode. De orintatie van een woning kan eenvoudig met behulp van een kompas bepaald worden.
Orintatie N NO O ZO Z ZW W NW voorgevel achtergevel
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Wanneer vanaf tekening moet worden getoetst, kan bepalingsmethode 1 worden gehanteerd.
Kwaliteitsniveau B C Beoordeling Lichtopeningen zijn niet belemmerd. Groot aantal bezonningsuren per jaar en een grote beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op NO / NW, lichtopeningen zijn niet belemmerd. Beperkt aantal bezonningsuren per jaar en een beperkte beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op N, lichtopeningen zijn belemmerd. Weinig tot geen bezonningsuren per jaar en geen beleving van de weersverandering door het seizoen.
- pagina 5-3 -
h1 h4
h2 h2 h2 h3
Bepaling belemmeringsfactor Cb conform NEN 2057 Daglichtopeningen van gebouwen Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte. Hierbij wordt uitgegaan van een minimale belemmeringshoek = 25.
overstek [m] h1 h2 situatie 1 0,00 0,25 0,50 1,50 1,50 1,50 0,90 0,65 0,40 0,75 1,00 1,15 0,86 0,86 0,86 0,64 0,67 0,69 0,54 0,57 0,60 0,39 0,52 0,54 0,27 0,39 0,49 h3 h4 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0
situatie 2 0,00 0,25 0,50 1,80 1,55 1,30 0,60 0,60 0,60 0,90 1,03 1,15 0,86 0,86 0,86 0,66 0,68 0,69 0,56 0,58 0,60 0,49 0,53 0,54 0,37 0,39 0,49
situatie 3 0,00 0,40 2,40 2,00 0,00 0,00 0,90 1,10 0,86 0,86 0,86 0,66 0,69 0,67 0,56 0,60 0,58 0,49 0,54 0,51 0,37 0,44 0,40
gemiddeld
Wanneer bovenstaande gemiddelden in een grafiek uitgezet worden, blijkt dat de richtingscofficint niet overal gelijk is. Bij een overstek tussen 0,0 en 0,5 m is de richtingscofficint het grootst. Om aan te sluiten op de uitkomst van de norm en de afwijking van de reductiefactor van de significante bepalingsmethode ten opzichte van de ondubbelzinnige bepalingsmethode zo gering mogelijk te laten zijn, is er in de significante bepalingsmethode een extra stap ingevoegd.
- pagina 5-4 -
Hoofdstuk 6 Straling
6.1 Electrische en magnetische wisselvelden
Straling Electrische en magnetische wisselvelden ELF-velden (extreem laagfrequente velden) - aanwezigheid van hoogspanningsleidingen/kabels - spanning door kabels - afstand tot kabels 0,1 uur
Bepalingsmethode 1 voor opnamemethodiek (significant) Niet de afstand tot de hoogspanningslijn is van belang maar de magnetische veldsterkte. Het RIVM heeft geconcludeerd dat een mogelijk verhoogd risico op kinderleukemie zou kunnen optreden bij blootstelling aan magnetische velden met een veldsterkte hoger dan ergens tussen 0,2 microTesla en 0,5 microTesla. De veldsterkte is afhankelijk van de spanning door een hoogspanningskabel. Als bepalingsmethode zou de onderstaande tabel kunnen worden gehanteerd.
spanning [kV] afstand tot kabel [m] < 30 30-50 50-100 >100
1)
De combinatie van de afstand tot de kabels en de spanning door de kabels zou een kwaliteistnivo moeten geven (bijvoorbeeld i.o.m. KEMA).
De gezondheidsraad stelt (momenteel) dat er onvoldoende wetenschappelijke grond is om aan te kunnen tonen dat de langdurige blootstelling aan extreem laagfrequente velden (door hoogspanningsleidingen) nadelige effecten op de gezondheid veroorzaakt. Derhalve wordt deze beoordeling van Electrische en magnetische wisselvelden niet meegenomen in de opnamemethodiek. Daarnaast is de aanwezigheid van ELF-velden een locatiegebonden kwaliteitsapsect. Daar het de bedoeling de gezondheidskwaliteit van woningen in kaart te brengen zijn locatiegebonden aspecten buitenbeschouwing gelaten.
- pagina 6-1 -
- pagina 6-2-
Hoofdstuk 7 Gebruiksveiligheid
7.1 Waterkwaliteit
Gebruiksveiligheid Waterkwaliteit - Legionella (in Kolonievormende eenheden) 3 - Aanwezigheid lood in leidingsystemen (in microgram/m ) Legionella: Meting door middel van monstername - NEN 6265 (enige toegelaten detectiemethode in Nederland) of NEN-EN-ISO 6222 en NPR 6267). Lood: Meting van de concentratie lood in het leidingwater (NEN 6265). Meten door monstername. (bij legionella wordt het betreffende monster op kweek gezet). Legionella: 0,5 uur Lood: 0,5 uur
Legionella Bepalingsmethode 1 conform NEN 6265 (ondubbelzinnig) De kweekmethode zoals omschreven in NEN 6265 meet alleen de aanwezigheid van levende legionellas, met een ondergrens van 50 KVE/liter. Het grootste nadeel van deze methode is de doorlooptijd van n tot twee weken. Er is ook een aanvullende methode, de DNA-methode waarmee binnen een dag het DNA-profiel van legionella bacterin kan worden bepaald. Deze methode meet zowel dode als levende legionella bacterin en wordt met name gebruikt om de herkomst van legionella bacterin te bepalen. Daarnaast zijn er diverse snelle tests in ontwikkeling, waarvan de kwaliteit nog niet geheel duidelijk is. Bepalingsmethode 2 conform risico-inventarisatie (ISSO 55.1) (significant) Als bepalingsmethode kan een risicoanalyse van het leidingsysteem worden uitgevoerd (conform ISSO publicatie 55.1 Handleiding Legionella preventie leidingwater). Belangrijke risicos voor Legionella zijn: de aanwezigheid van een voorraadvat, aanwezigheid dode leidingen, aanwezigheid collectieve warmtapwatersystemen (laag temperatuursysteem), indirect gestookte warmwatertoestellen en koudwaterleidingen die worden blootgesteld aan hogere temperaturen. Om eerde genoemde risicos te kunnen inschatten is een inventarisatie (van tekening of door inspectie) van de gegevens van het betreffende leidingsysteem noodzakelijk.
- pagina 7-1-
Voor de risicoanalyse kan de volgende checklist en stroomschemas worden gehanteerd (zie eveneens ISSO 55.1).
Checklist beoordeling leidingwaterinstallaties Legionella ja 1 1.1 1.2 1.3 1.4 Collectieve installatie RA bij eigenaar aanwezig? Verplichting beheersplan? Beheersplan bij eigenaar installatie aanwezig? Meting leidingwatertemperatuur nee n.v.t.
Individuele installatie Meting leidingwatertemperatuur (indien voldoet dan 2.2) type warmwatertoestel: geiser of combiketel, zonder voorraadvat? (indien ja dan 2.3 overslaan) Temperatuurinstelling boiler/voorraadvat minimaal 60 C Watertemperatuur voorraadvat mogelijk lager dan 60 C (zonneboiler, warmtepompsysteem) Zijn er afgedopte (en niet gebruikte) leidingen ? Zijn er lange leidingdelen naar weinig gebruikte tappunten waar verneveling mogelijk is? Is er vloerverwarming en/of stadsverwarming
0 0
[Bron LBP]
1. Collectieve installaties 1.1 RA bij eigenaar aanwezig? JA NEE / n.v.t. 1.2 Verplichting beheersplan? JA NEE 1.3 Beheersplan bij eigenaar gebouw aanwezig? JA voldoet niet 1.4 Temperatuurmeting voldoet Geen risico op Legionella Risico op Legionella groot Risico op Legionella groot Geen risico op Legionella NEE Risico op Legionella beperkt
- pagina 7-2-
NEE
JA
JA JA NEE
2.4 Watertemperatuur voorraadvat mogelijk lager dan 60 0C (zonneboiler, warmtepompsysteem) NEE/n.v.t. 2.5 Zijn er afgedopte (en niet gebruikte) leidingen aanwezig? NEE/n.v.t.
JA
Risico op Legionella beperkt 2.6 Zijn er lange leidingdelen naar weinig gebruikte tappunten waar verneveling mogelijk is? NEE/n.v.t. JA
JA
- pagina 7-3-
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Voor de bepaling vanaf tekening kan bepalingsmethode 2 eveneens worden gehanteerd. Lood Bepalingsmethode 1 conform meetmethode (ondubbelzinnig) In de EG drinkwaterrichtlijn 80/778/EEG (vervangen door 98/83/EG) is vermeld dat de concentratie van lood maximaal 10 microgram/ liter mag zijn. In deze richtlijn is vemeld dat voor de monstername nog een steekproefmethode wordt ontwikkeld. Momenteel loopt er een studie ten behoeve van de ontwikkeling van deze methode. Bepalingsmethode 2 conform risico-inventarisatie (significant) Voor het inschatten van de risicos op aanwezigheid van verhoogde concentraties lood in de waterleidingen kan de aanwezigheid van loden leidingen in woningen worden bepaald. Beoordeling van de woningen op de aanwezigheid van loden drinkwaterleidingen in bestaande woningen van vr 1960 is alleen mogelijk via praktijkinspectie. Woningen van voor 1945 hebben een verhoogd risico op de aanwezigheid van loden drinkwaterleidingen. Echter er dient in dit geval te allen tijde rekening mee te worden gehouden dat door een eventuele renovatie loden drinkwaterleidingen inmiddels zijn verwijderd. Voor de risicoanalyse kan het volgende stroomschema worden gehanteerd. Voor een exacte beoordeling op de aanwezigheid van loden drinkwaterleidingen is een inspectie noodzakelijk. Loden drinkwaterleidingen kunnen worden herkend; hieronder volgen enkele aanwijzingen. ! Loden waterleidingen (zonder verf) zijn donkergrijs (koper is roodbruin). ! Loden buizen zijn dik en vaak gedeukt of kronkelig. ! Controleer het leidingwerk bij de watermeter of bij de aansluiting van gootstenen of wasbakken. ! Ook sommige boilers en geisers (van voor 1960) bevatten loden leidingen.
- pagina 7-4-
NEE Woning voor 1945 gebouwd? JA JA Woning verbouwd na 1945? NEE Verhoogd risico op aanwezigheid loden leidingen Waardering
Kwaliteitsniveau B C D Omschrijving geen loden drinkwaterleidingen
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Voor nieuw te bouwen woning is er geen kans op aanwezigheid van lood in drinkwaterleidingen. Methode is derhalve niet van belang.
- pagina 7-5-
7.2
bepalingsmethode
- pagina 7-6-
Zijn er n of meer trappen aanwezig? JA Is er een Vlizotrap aanwezig? NEE Traphelling (overige trappen) 2:3 optrede : aantrede JA
Trap is veilig
JA
NEE
Is er per trap minimaal n leuning aanwezig op 0,8 m. hoogte? NEE NEE JA Trap is minder veilig Vervolg schema 2 JA
- pagina 7-7-
Opnamemethodiek gezondheidskwaliteit van woningen Stroomschema veiligheid trappen schema 2 NEE Optrede 0,185 m.? JA NEE Aantrede 0,220 m.? JA JA Breedte 0,8 m.
Voldoet struikelformule? 1x aantrede + 2x optrede [in mm] moet tussen 570 en 700 mm liggen
NEE JA NEE
Trap is minder veilig Is de trap aan de achterzijde dicht (stootbord)? JA NEE Trap is veilig Opening > 100 mm? NEE JA
Waardering
Kwaliteitsniveau A B C Omschrijving Trap is veilig en goed beloopbaar. Trap is minder veilig. Kans op val- en / of struikelgevaar aanwezig. Trap is onveilig. Grote kans op val-, struikel- en / of stootgevaar aanwezig.
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Voor de bepaling vanaf tekening kan de methode, zoals omschreven in de stroomschemas, eveneens worden gehanteerd.
- pagina 7-8-
NEE
Veilig
JA
veilig
JA 15 mm < Drempel(s) 20 mm.? NEE JA 20 mm < Drempel(s) 30 mm.? NEE JA Drempel(s) > 30 mm.? gevaarlijk onveilig minder veilig
Waardering
Kwaliteitsniveau A B C D Omschrijving Veilig, kans op struikelgevaar is nihil Minder veilig, kans op struikelgevaar is aanwezig Onveilig, grote kans op struikelgevaar Gevaarlijk, zeer grote kans op struikelgevaar
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Voor de bepaling vanaf tekening kan de methode, zoals omschreven in het stroomschema, eveneens worden gehanteerd.
- pagina 7-9-
- pagina 7-10-
Hoofdstuk 8 Vocht
8.1 Toetreding vocht uit kruipruimte
Luchtkwaliteit Vocht uit kruipruimte Luchtdichtheid begane grondvloer (qv;1) indicatoren significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode benodigde tijd Ventilatie kruipruimte Meting luchtdoorlatendheid van begane grondvloer o.b.v. NEN 2690; Bepaling ventilatieopeningen kruipruimte. Divers >0,5 dag
kwaliteitsaspect deelaspect
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: meting luchtdoorlatendheid begane grondvloer cf. NEN 2690 (ondubbelzinnig) Een meting van de luchtdoorlatendheid van de begane grondvloer kost relatief veel inspanning, zowel met betrekking tot werkzaamheden als benodigde meetapparatuur. Daarnaast kost ook de meting van de concentratie radongas in de kruipruimte veel tijd (meerdere weken). Mogelijk dat monsterbekers kunnen worden geplaatst welke door bewoners worden nagestuurd. Een ondubbelzinnige bepaling past zeer waarschijnlijk niet in het gestelde tijdsbestek van een halve dag. Derhalve moet een afgeleide bepalingsmethode worden gehanteerd. Deze zal bestaan uit een inventarisatie van invloedsfactoren per indicator. Bepalingsmethode 2: inventarisatie invloedsfactoren (significant) De volgende zaken dienen in de woning te worden genventariseerd: - Luchtdoorlatendheid begane grondvloer: inventarisatie kwaliteit van mogelijke luchtlekken zoals leidingdoorvoeren in de meterkast, overige leidingdoorvoeren, uitvoering kruipluik etc;
Type vloer beoordeling Luchtdoorlatendheid kruipluik met dichtingsband kruipluik zonder dichtingsband hout afgedichte doorvoeren + 0 beton + niet afgedichte doorvoeren 0 -
Kruipluik beoordeling
duimgat -
luikring +
- pagina 8-1 -
De ventilatie van de kruipruimte kan worden bepaald aan de hand de aanwezige ventilatieopeningen in de kruipruimte.
ventilatierooster beoordeling geen ventilatieroosters aanwezig ventilatieroosters aanwezig +
Waardering Aan de hand van de verschillende factoren, kan het kwaliteitsniveau bepaald worden.
Kwaliteitsniveau B Beoordeling + Omschrijving Geen kans op vocht uit de kruipruimte. Goed luchtdicht uitgevoerde begane grondvloer en / of geen kruipruimte aanwezig. Beperkte kans op vocht uit de kruipruimte. Begane grondvloer en / of kruipruimte is beperkt luchtlek. Verhoogde kans op vocht uit de kruipruimte. Begane grondvloer is luchtlek.
C D
0 -
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Voor de bepaling vanaf tekening kan bepalingsmethode 2 worden gehanteerd.
8.2
Biologische agentia
Luchtkwaliteit Biologische agentia Schimmels Bacterin Huisstofmijten Tellen hoeveelheden Monsters verzamelen en evt op kweek zetten, tellen hoeveelheden 1 2 weken
kwaliteitsaspect deelaspacte indicatoren significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode benodigde tijd
BEPALING GEBOUWDE WONINGEN Bepalingsmethode 1: monstername en laboratoriumanalyse (ondubbelzinnig) Voor de bepaling van de hoeveelheid schimmels en bacterin is geen momentane meetmethode beschikbaar. In de betreffende woning moeten monsters worden genomen, welke vervolgens enkele weken op kweek worden gezet. De monstername zelf kan wel in korte tijd gebeuren. Voor wat betreft de bepaling van de hoeveelheid huisstofmijt is ook geen geschikte ondubbelzinnige bepalingsmethode op basis van een meting / telling beschikbaar. Monstername geschiedt door middel van het stofzuigen van maatgevende oppervlakken (vloerbedekking / matras). De monsters dienen in een laboratorium te worden geanalyseerd. Dit is geen geschikte methode voor een opname in een halve dag.
- pagina 8-2 -
Bepalingsmethode 2: inventarisatie indicatoren (significant) Als significante bepalingsmethode worden bepalende indicatoren genventariseerd. De volgende indicatoren moeten worden genventariseerd: - beoordeling van koudebruggen (f-factor); - beoordeling van vochtplekken (optrekkend vocht) - luchtdoorlatendheid begane grondvloer (qv;1); - relatieve luchtvochtigheid; - isolatiewaarde begane grondvloer; - ventilatiecapaciteit betreffende ruimte; - vervuiling van filters (systeem D) Beoordeling van koudebruggen Koudebruggen in de woning zullen op basis van visuele inspectie plaatsvinden.
Kwaliteitsniveau B C Omschrijving Geen koudebruggen aanwezig. Kans op schimmels is zeer gering. Koudebruggen aanwezig. Grote kans op schimmels.
Beoordeling van vochtplekken Vochtplekken, door optrekkend vocht, in de woning zullen op basis van visuele inspectie plaatsvinden.
Kwaliteitsniveau B C Omschrijving Geen vochtplekken aanwezig. Kans op schimmels is zeer gering. Vochtplekken aanwezig. Grote kans op schimmels.
Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Inventarisatie van de kwaliteit van mogelijke luchtlekken zoals leidingdoorvoeren in de meterkast, overige leidingdoorvoeren, uitvoering kruipluik etc. Zie tevens 2.1 bepaling luchtdoorlatendheid.
Kwaliteitsniveau B C Omschrijving begane grondvloer, kruipluik en doorvoeren zijn luchtdicht uitgevoerd begane grondvloer en/of kruipluik en/of doorvoeren zijn niet luchtdicht uitgevoerd
Relatieve vochtigheid Het bepalen van de relatieve vochtigheid in de woning tijdens de opname geeft geen goed beeld van eventuele aanwezigheid van een te hoge relatieve vochtigheid. Het is een momentopname. Derhalve zal deze indicator niet meegenomen worden.
- pagina 8-3 -
Warmteweerstand begane grondvloer Hier zal op basis van een visuele inspectie (vanuit de kruipruimte) moeten worden nagegaan wat de opbouw van de constructie is. Indien dit niet mogelijk is, kan naar analogie van de EPA-inspectie op basis van een tabel en/of bouwjaar van de woning een aanname worden gedaan voor de Rc-waarde. Zie tevens 2.3 thermische isolatie.
Kwaliteitsniveau A Omschrijving Rc 3,0 (m K)/W
2
De binnenluchttemperatuur is niet tot nauwelijks onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is vergelijkbaar met de binnenluchttemperatuur. De binnenluchttemperatuur is weinig onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is iets lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt geen voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt mogelijk een voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op grote wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen en de dag. De temperatuur van de begane grondvloer is veel lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt een voedingsbodem voor vocht en schimmels.
Ventilatie
Kwaliteitsniveau Toevoer ventilatiecapaciteit hoogstand (100%) A VG > 1,10 Ag (met een minimum van 9,0 dm /s) VR > 0,90 Ag (met een minimum van 9,0 dm /s) VG 0,90 1,10 Ag (met een minimum van 7,0 dm /s) VR 0,70 0,90 Ag (met een minimum van 7,0 dm /s) VG < 0,90 Ag VR < 0,70 Ag
3 3 3 3
Kwaliteitsniveau
A B
Toiletruimte > 9,0 dm /s / Badruimte > 18,0 dm /s / Keuken > 27,0 3 dm /s Toiletruimte 7,0 9,0 dm /s / Badruimte 14,0 18,0 dm /s / Keuken 21,0 27,0 dm /s Toiletruimte < 7,0 dm /s / Badruimte < 14,0 dm /s / Keuken < 21,0 dm /s
3 3 3 3 3 3
- pagina 8-4 -
In woningen die voorzien zijn van ventilatiesysteem A (natuurlijke toe- en afvoer) kan de ventilatiecapaciteit niet eenvoudig bepaald worden. Bij deze woningen dient door de inspecteur beoordeeld te worden welke ventilatievoorzieningen aanwezig zijn en hoe deze gebruikt worden. Bijvoorbeeld: in een woning is in elke ruimte een ventilatievoorziening aanwezig en deze worden aan de loefzijde opengezet, waardoor door natuurlijke trek een ventilatiestroom in de woning plaatsvindt. In dit geval mag het ventilatiesysteem met kwaliteitsniveau B gewaardeerd worden. Ook bij woningen met ventilatiesysteem B kan het voorkomen dat de ventilatiecapaciteit van zowel de toevoer als afvoer niet eenvoudig gemeten kan worden. In deze gevallen dient dit, net als bij ventilatiesysteem A, door de inspecteur naar eigen inzicht beoordeeld te worden.
Kwaliteitsniveau A B C Omschrijving Snelle afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Goede afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Slechte afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier.
Ventilatiesysteem
Kwaliteitsniveau B C Omschrijving geen of beperkt vervuilde filters aanwezig sterk vervuilde filters aanwezig
Huisstofmijt Voor wat betreft huisstofmijt kan een indicatieve bepalingsmethode op basis van een Acarex test worden verricht. De monstername met stofzuiger is gelijk aan de ondubbelzinnige bepalingsmethode. Het stofmonster wordt gemengd met een testvloeistof. Vervolgens wordt een soort lakmoesproef met dit mengsel gedaan. De verkleuring van de teststrip geeft de maat van aanwezigheid van mijten aan.
Kwaliteitsniveau A B C Omschrijving Huisstofmijten leiden niet tot klachten die horen bij astma en COPD Huisstofmijten kunnen leiden tot klachten die horen bij astma en COPD Grote kans op klachten die horen bij astma en COPD door huisstofmijten
BEPALING TE BOUWEN WONINGEN Voor de bepaling vanaf tekening kan bepalingsmethode 2 eveneens worden gehanteerd, met de volgende wijzigingen: - luchtdichtheid van de begane grondvloer aan de hand van details / tekeningen en bestek checken, - vervuiling van filters (systeem D) bij systeem D is het risico groter op de aanwezigheid biologische agentia.
- pagina 8-5 -
- pagina 8-6 -
kwaliteitsaspect deelaspacte indicatoren significante bepalingsmethode korte omschrijving meetmethode benodigde tijd
Bepalingsmethode voor opnamemethodiek De afvoer van fecalin is in het Bouwbesluit voorgeschreven en vormt een wezenlijk gezondheidsaspect. Aangezien (vrijwel) alle woningen in Nederland zijn aangesloten op een rioleringssysteem, is het niet noodzakelijk dit onderdeel op te nemen in de bepalingsmethode.
- pagina 9-1 -
- pagina 9-2
Literatuurlijst
Titel Normen (NEN) en richtlijnen (NPR) NEN / NVN NEN 1068 NEN 1070 NEN 1087 NEN 2057 NPR 2068 NEN 2686 NEN 2690 NEN 2757 NEN 3215 NEN 3509 NEN 5077 datum
Thermische isolatie van gebouwen;Rekenmethoden Geluidwering in gebouwen;Specificatie en beoordeling van de kwaliteit Ventilatie van gebouwen;Bepalingsmethoden voor nieuwbouw Daglichtopeningen van gebouwen;Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte Thermische isolatie van gebouwen;Vereenvoudigde rekenmethoden Luchtdoorlatendheid van gebouwen;Meetmethode Luchtdoorlatendheid van gebouwen;Meetmethode voor de specifieke luchtvolumestroom tussen kruipruimte en woning Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen in gebouwen;Bepalingsmethoden Binnenriolering;Eisen en bepalingsmethoden Trappen in woningen en woongebouwen - Termen, definities en afmetingen Geluidwering in gebouwen;Bepalingsmethoden voor de grootheden voor luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluidniveaus veroorzaakt door installaties Radioactiviteitsmetingen;Monsterneming en de bepaling van de over de tijd gemiddelde radonconcentratie in binnenlucht met behulp van vaste-stof kernspoordetectoren Bacteriologisch onderzoek van water;Onderzoek naar de aanwezigheid en het aantal kolonievormende eenheden (KVE) van <(cursief)Legionella>-bacterin Stralingsprestatie van een woonfunctie;Bepalingsmethode Ventilatie van gebouwen;Bepalingsmethoden voor bestaande gebouwen
2001 1999/C1:1999 2001 2001/C1:2003 2002 1988 /A1:1997 1991/A1:1997 2001 2002 1998/C1:2001 2001/A1:2003
NVN 5693
1996
NEN 6265
1991/A1:2003
2001/A1:2002 2001
1998 Akoestiek;Het meten van geluidisolatie in gebouwen en van bouwelementen;Deel 5: Praktijkmeting van de luchtgeluidisolatie van gevelelementen en gevels Water;Telling van kweekbare micro-organismen;Bepaling van het koloniegetal door enting in een voedingsbodem van gistextract agar Ergonomie van de thermische omgeving;Instrumenten voor het meten van fysische grootheden Gematigde thermische binnenomstandigheden;Bepaling van de PMV- en de PPDwaarde en specificatie van de voorwaarden voor thermische behaaglijkheid
NPR/NTR NPR 1088 NTR 3216 NPR 5072 NPR 5272 NPR 5073 NPR 5074 NPR 6267 Ventilatie van woningen en woongebouwen;Aanwijzingen voor en voorbeelden van de uitvoering van ventilatievoorzieningen Binnenriolering;Richtlijnen voor ontwerp en uitvoering Geluidwering in woningen en woongebouwen;Luchtafvoersystemen Geluidwering in gebouwen;Aanwijzingen voor de toepassing van het rekenvoorschrift voor de geluidwering van gevels op basis van NEN-EN 12354-3 Geluidwering in woongebouwen;Liftinstallaties Geluidwering in woningen en woongebouwen;Centrale-verwarmingsinstallaties met radiatoren of convectoren Toelichting bij NEN-EN-ISO 6222:1999;Water;Telling van kweekbare microorganismen;Bepaling van het koloniegetal door enting in een voedingsbodem van gistextractagar 1999/C1:2000 2003 1991/C1:1998 2003 1991/C1:1998 1991/C1:1998 2002
Publicaties SZW VROM VROM ISSO 30.5 ISSO 55.1 RuG Nationale MAC-lijst 2003 Actieprogramma Gezonheid en milieu Modelbeheersplan Legionella-preventie in leidingwater LegionellaCode voor Woninginstallaties Handleiding legionella preventie in leidingwater Methoden voor Ventilatiemetingen 2003 mei-02 apr-00 sep-03 nov-00 apr-91
Rapporten en onderzoeken LBP LBP CEA ECN EBM Consult TNO RIVM TNO/TUE Cauberg-Huygen DHV Ontwikkeling toets / verbeterinstrument Gezondheid Woning Toets / verbeterinstrument Gezondheid Woning - gebruikershandleiding Inventarisatie gezondheid bestaande woningvoorraad Inventarisatie van sensoren voor de bepaling van de binnenluchtkwaliteit Achtergronden meetmethoden (actie 29 VROM) Blootstelling aan elektromagnetische velden (0Hz - 10MHz) Plannen voor nieuwbouwwoningen bij bovengrondse hoogspanningsleidingen Van binnenmilieuklachten tot GezondheidsClassificatie van nieuwe en gerenoveerde woningen (GCW) Inventarisatie binnenmilieuparmeters. Karakteristieken, grenswaarden en meetmethoden Onderzoeksrapport Indicatoren binnenmilieu mrt-03 mrt-03 okt-01 sep-03 mrt-00 2003 mei-97 2000 mei-02
Literatuur E. Hasselaar SBR/ISSO SBR/ISSO Software TNO TNO Overigen VROM VROM SBR Bouwbesluit 2003 Praktijkboek Bouwbesluit SBR-referentiedetails Woningbouw combinatie SBR-referentiedetails Woningbouw comfort SBR-referentiedetails Woningbouw houtskeletbouw jan-03 CAR-II model (versie 2.0 en 3.0) Handleiding bij softwarepakket CAR II Hoe gezond is de Nederlandse woning Praktijkboek gezonde gebouwen - deel 1 Praktijkboek gezonde gebouwen - deel 2 2001 nov-01 nov-01
mrt-04
i.o.v.
Opdrachtgever
Ministerie VROM Postbus 30941 2500 GX DEN HAAG tel. (070) 339 20 05 fax (070) 339 12 55 vertegenwoordigd door: de heer ir. P.J. van Luijk
Omschrijving project
Projectnummers
Nieman
r030009aa
Datum
november 2004
Versie
Definitief
Uitgevoerd door
Adviesburo Nieman B.V. Vestiging Utrecht ing. J.G. Bouwman ing. P. Kuindersma ing. M.J.W. van Rooijen ing. P. Smits
Autorisatie door
Bezoekadres
Inhoudsopgave
Pagina Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3
3.1 3.2
Hoofdstuk 4
4.1 4.2 4.3 4.4
Geluidkwaliteit
Geluid van buiten Installatiegeluid van buiten de woning Installatiegeluid van binnen de woning Geluidwering tussen woningen
4-1
4-1 4-4 4-5 4-6
Hoofdstuk 5
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Luchtkwaliteit
Emissies wegverkeer Emissies bouwmaterialen Luchtverversing van ruimten Koolomonoxide (CO) van verbandingstoestellen Stikstofdioxide (NO2) van afvoerloze geiser Persoonlijke beinvloeding
5-1
5-1 5-3 5-4 5-5 5-6 5-6
Hoofdstuk 6
6.1 6.2
Licht
Daglichttoetreding Bezonning
6-1
6-1 6-4
Hoofdstuk 7
7.1 7.2
Gebruiksveiligheid
Waterkwaliteit Veiligheid trappen en drempels
7-1
7-1 7-2
Hoofdstuk 8
8.1 8.2
Vocht
Toetreding vocht, stoffen en radon uit kruipruimte Biologische agentia
8-1
8-1 8-2
Hoofdstuk 9
9-1
Hoofdstuk 1 Inleiding
In opdracht van Ministerie van VROM is een opnamemethodiek ontwikkeld om de gezondheidskwaliteit van gebouwde en nieuw te bouwen woningen in beeld te kunnen brengen. De resultaten van de opname moeten worden vastgelegd in een Gezondheidskaart. Het onderzoek is onder actie 28 aangekondigd in het Actieprogramma Gezondheid en Milieu. Het Actieprogramma is onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries van VWS en van VROM opgesteld. Het doel van deze actie is het ontwikkelen van een opnamemethodiek en een drager voor uniforme informatieverschaffing aan de hand waarvan de technische kwaliteit van woningen kan worden beoordeeld m.b.t. gezondheid in gebouwen en dienst kan doen bij transactiemomenten van de woning. Bij dit onderzoek is er van uitgegaan dat de opname van n woning moet kunnen plaatsvinden binnen een halve tot n hele dag. Voor bestaande woningen betekent dit dat de bestaande, genormeerde meetmethoden waarmee de ondubbelzinnige kwaliteit van verschillende onderdelen kan worden bepaald, veelal niet bruikbaar zijn voor de opnamemethodiek. Binnen het onderzoek zijn dan ook afgeleide bepalingsmethoden ontwikkeld. Deze afgeleide methoden dienen eenvoudig zijn uit te voeren en een betrouwbaar, significant resultaat op te leveren. Bij nieuw te bouwen woningen moet de Gezondheidskaart op basis van bestek en tekeningen kunnen worden ingevuld. In het rapport Ontwikkeling opnamemethodiek kwaliteitsaspecten woningen zijn de bepalingsmethoden van de indicatoren omschreven. Hiervan is een handboek opnamemethodiek gezondheidskwaliteit gebouwde woningen en een handboek nieuw te bouwen woningen afgeleid, waarin omschreven is hoe de indicatoren in de praktijk en van tekening, uit rapporten of bestek bepaald moet worden. Met behulp van de ontwikkelde inspectiemethodiek dient de kwaliteit van verschillende woning te worden vastgelegd. Aangezien hiertoe (deels) gebruik zal worden gemaakt van afgeleide bepalingsmethoden om de significante kwaliteit te bepalen, zijn in een praktijktoets deze methoden getoetst aan de bestaande bepalingsmethoden waarmee de kwaliteit ondubbelzinnig wordt vastgelegd. Daarnaast is de praktische toepasbaarheid van de handboeken in bewoonde situatie getoetst. Hiertoe is in van elkaar verschillende woningen (zowel nieuwbouw als bestaand) op basis van de ontwikkelde inspectiemethodiek een inspectie uitgevoerd en een rapportage opgesteld om de gezondheidskwaliteit van de woningen vast te leggen. Tevens zijn in dezelfde woningen de noodzakelijke metingen volgens bestaande bepalingsmethoden uitgevoerd. Op basis van een vergelijking van de resultaten van de metingen en van de inspectie is de betrouwbaarheid van het systeem worden vastgesteld. Tevens heeft dit geleid tot noodzakelijke aanpassingen in het model.
- pagina 1-1 -
Tot slot zijn in bewoonde woningen inspecties uitgevoerd. Deze inspecties zijn met name bedoeld om te toetsen of de opnamemethodiek in bewoonde situaties voldoende bruikbaar is en welke knelpunten daarin nog aanwezig blijken te zijn. Op basis van de evaluatie van deze inspecties zullen de laatste aanpassingen aan het model worden gedaan. De meetresultaten volgens de ondubbelzinnige en significante methoden zijn in dit evaluatierapport naast elkaar gezet, waarbij beoordeeld is of de eventuele afwijking tussen de meetmethoden acceptabel is. Ook zijn aanpassingen c.q. afwijkingen ten opzichte van de omschreven methoden in het rapport Ontwikkeling opnamemethodiek kwaliteitsaspecten woningen aangegeven. De evaluatie heeft een drietal onderzoeksvragen. 1. Presenteert een opname met de ontwikkelde methodiek voor vastlegging van de kwaliteit van gebouwde woningen hetzelfde resultaat als een opname met de ondubbelzinnige genormaliseerde bepalingsmethode. 2. Presenteert de methode voor te bouwen woningen hetzelfde resultaat als de opname van gelijke gebouwde woningen. 3. Wat is de toepasbaarheid en welke knelpunten doen zich voor bij een opname met de ontwikkelde methodiek voor vastlegging van de significante kwaliteit van gebouwde woningen.
- pagina -1-2 -
- pagina 2-1 -
In onderstaand overzicht zijn de gemeten woningen weergegeven. Hierin is tevens het type woning en bouwjaar opgenomen.
meting 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 adres Merodestraat 86 te Weesp Bastionweg 99 te Weesp Kleine haar 11 te Muiderberg Zeedadelhof 8 te Leidschenveen Herensingel 112 te Weesp dr. Lelykade 214d te Scheveningen Wartenalaan 28 te Weesp Koppelstokstraat 115 te Scheveningen Alikruiksingel 4 te Leidschenveen Pauwoog 126 te Zeewolde Hendrick de Keyserlaan 45 te Amersfoort Linschoterweg 23 te Woerden Nabij Schalkwijkseweg te Houten Metselsteen 13 te Houten Kienhout 28 te Houten gebouwd / nieuw te bouwen gebouwd leegstaand gebouwd leegstaand gebouwd leegstaand nieuw te bouwen gebouwd leegstaand nieuw te bouwen gebouwd leegstaand nieuw te bouwen nieuw te bouwen gebouwd ingericht gebouwd ingericht gebouwd ingericht nieuw te bouwen nieuw te bouwen nieuw te bouwen type woning portiekwoning eengezinswoning eengezinswoning eengezinswoning galerijwoning appartement eengezinswoning eengezinswoning eengezinswoning eengezinswoning eengezinswoning eengezinswoning appartement eengezinswoning appartement bouwjaar 1974 1983 1976 2003 1981 2004 1945 2004 2003 1990 1989 1936 2004 2004 2003
- pagina 2-2 -
Tocht
Opnamemethodiek gebouwde woningen
De factoren die in de praktijk tochtklachten kunnen veroorzaken zijn: - luchtdoorlatendheid (infiltratie) van de woning - type ventilatierooster - hoogte ventilatierooster - ventilatiesysteem - kaderdichting - bouwsysteem - glasoppervlakten - verwarmingssysteem Door bovengenoemde factoren apart te beoordelen kan een goed beeld van de mate van tochthinder verkregen worden. Validatie significante methode ondubbelzinnige methode Met uitzondering van de luchtdoorlatendheid kunnen alle factoren eenvoudig beoordeeld worden. Hierin zijn geen wijzigingen opgetreden. Luchtdoorlatendheid De luchtdoorlatendheid wordt bepaald met behulp van de qv;10-waarde. Dit is de luchtdoorlatendheid van de totale woning bij een drukverschil over de gevel van 10 pa. Volgens NEN 2686 moet bij minimaal 6 meetpunten (drukverschil over de gevel) de luchtvolumestroom gemeten worden. Vaak zijn 9 meetpunten haalbaar. Bij de significante methode wordt een meting met vier meetpunten uitgevoerd. Voor de significante methode is gebruik gemaakt van een speciale meetset met een axiaalventilator. Voordelen van deze meetset zijn enerzijds de benodigde tijd per meting en anderzijds de benodigde ruimte in de woning. In onderstaande fotos is dit verschil te zien.
"Figuur 2.1: Voorbeeld van een meetset met axiaalventilator. Hierbij is een minimale ruimte voor het meten van de luchtdoorlatendheid in de woning benodigd. #Figuur 2.2: Voorbeeld van een meetset met centrifugaalventilator. Bij deze opstelling moet aan de ventilator een serie meetbuizen gekoppeld worden, waarmee het drukverschil over de ventilator bepaald kan worden. Zoals te zien is, neemt deze opstelling veel meer ruimte in dan een meting met een axiaalventilator.
- pagina 3-1 -
Bij de metingen volgens NEN 2686 en de significante methode zijn grote verschillen gemeten. In onderstaande tabel zijn de meetwaarden en afwijkingen weergegeven.
ondubbelzinnig 3 2 qv;10 [dm /sm ] meting 1 meting 5 meting 8 meting 9 meting 10 meting 11 meting 12 meting 13 meting 14 meting 15 appartement appartement eengezinswoning eengezinswoning eengezinswoning eengezinswoning eengezinswoning appartement eengezinswoning appartement 1,33 3,17 0,52 0,83 0,46 0,52 4,02 1,17 0,50 0,36 significant 3 2 qv;10 [dm /sm ] 1,08 3,57 0,20 0,56 0,29 0,39 4,18 0,85 0,30 0,23 verschil [%] 23 -12 38 68 60 33 -4 38 67 60
De afwijking tussen de ondubbelzinnige en significante meetmethode is niet eenduidig. Daarnaast kunnen luchtdichte woningen niet goed met de meetset met axiaalventilator gemeten worden. Indien de significante meetmethode (minimaal 4 meetpunten) met een centrifugaalventilator uitgevoerd wordt, is het resultaat hetzelfde als volgens de ondubbelzinnige meetmethode.
3.1.2
- pagina 3-2 -
In onderstaande tabel zijn de resultaten van vier nieuwbouw woningen gegeven, waarbij de luchtdoorlatend zowel gegemeten is volgens NEN 2686 als berekend volgens SBR-publicatie 360 deel A.
ondubbelzinnig 3 2 qv;10 [dm /sm ] meting 4 meting 6 meting 8 meting 9 meting 13 eengezinswoning appartement eengezinswoning eengezinswoning appartement 0,55 0,27 0,20 0,83 0,85 significant 3 2 qv;10 [dm /sm ] 0,50 0,33 0,36 0,66 0,93 verschil [%] 10 -18 180 26 -12
Ook bij deze methode zijn grote verschillen tussen de ondubbelzinnige en significante bepalingsmethode. De afwijkingen kunnen verschillende oorzaken hebben, te weten: Type woning. Een eengezingswoning heeft meer strekkende meters aansluiting dan een appartement. Luchtdichtheidsklasse. Voor woningen met ventilatiesysteem A en C moet luchtdichtheidsklasse 1 aangehouden worden. Voor ventilatiesysteem B en D is dit luchtdichtheidsklasse 2. C-waarden. De c-waarden uit SBR-publicatie 360 deel A zijn tientallen jaren oud. Tegenwoordig wordt er steeds beter op de luchtdichtheid gelet, waardoor wellicht bij ventilatiesysteem C ook luchtdichtheidsklasse 2 aangehouden kan worden. Daarnaast zijn de c-waarden van doorvoeren en ventilatieroosters bepalend voor de uiteindelijke luchtdoorlatendheid. Indien deze niet goed ingevoerd zijn, is de berekende luchtdoorlatendheid nog onnauwkeuriger. Tevens zijn deze gegevens moeilijk te achterhalen. Aangezien de afwijking tussen de ondubbelzinnige en significante bepalingsmethode groot is, stellen wij voor om de luchtdoorlatendheid op basis van de ingevoerde qv10-waarde in de EPC-berekening te beoordelen. De qv10-waarde in de EPC-berekening is gekoppeld aan het ventilatiesysteem. Er wordt onderscheid gemaakt in natuurlijke en mechanische ventilatie. Hiervoor wordt vaak een qv10-waarde van respectievelijk 1,000 dm3/sm2 en 0,625 dm3/sm2 ingevuld. Uit metingen is gebleken dat in de praktijk altijd een lagere (betere) waarde wordt gemeten. Dit heeft weinig tot geen consequentie op de gezondheidskaart.
- pagina 3-3 -
3.2
3.2.1
Thermische isolatie
Opnamemethodiek gebouwde woningen
In de bestaande bouw is het zeer lastig om na te gaan wat de opbouw van een bepaalde constructie is. Door middel van een endoscopisch onderzoek in de gevel kan de isolatiedikte en het type isolatie bepaald worden. Hiermee kan bepaald worden welke Rc-waarde de gevel heeft. Doordat het warmteverlies door vloeren minder groot is dan door de gevel en het dak is het van minder belang om de Rc-waarde hiervan te bepalen. Bij vloeren is het niet noodzakelijk om een endoscopisch onderzoek te doen. Hier zal op basis van een visuele inspectie (vanuit de kruipruimte) moeten worden nagegaan wat de opbouw van de constructie is. Indien dit niet mogelijk is, kan naar analogie van de EPA-inspectie op basis van een tabel een aanname worden gedaan voor de Rc-waarde. In de praktijk is gebleken dat via de open stootvoegen een goed beeld van de eventuele aanwezig van isolatie, inclusief dikte, verkregen wordt.
3.2.2
- pagina 3-4 -
Hoofdstuk 4 Geluidkwaliteit
4.1
4.1.1
24 25 24 21 28 26
27 25 22 21 27 25
+3 0 -2 0 -1 -1
Metingen in nieuwbouw woningen Meting 8 eengezinswoning slaapkamer bgg woonkamer 1 verd. Meting 9 eengezinswoning
e
27 23 33
26 25 32
-1 +2 -1
Metingen in bestaande woningen, bewoond, ingericht Meting 10 eengezinswoning Meting 11 eengezinswoning keuken/woonkamer slaapkamer voor keuken/woonkamer slaapkamer voor 18 16 20 28 19 19 21 32 +1 +3 +1 +4
- pagina 4-1 -
De grotere afwijkingen bij de metingen 10 en 11 (slaapkamers) zijn te wijten aan de nagalmtijd. Als standaard waarde voor de nagalmtijd is 0,5 seconde aangehouden in de significatie methode. Uit de metingen blijkt dat de werkelijke nagalmtijd in ingerichte slaapkamers tussen de 0,2 en 0,4 seconde ligt. Op basis van twee metingen kan niet geconcludeerd worden dat de nagalmtijd verlaagd moet worden naar 0,3. Uit de bovenstaande meetresultaten blijkt dat de afwijking tussen beide methodes ligt tussen de 2 en +2 dB. Drie van de dertien metingen voldoen niet aan de maximaal gestelde afwijking van +/- 2 dB. Wijzigingen De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd tijdens de validatiemetingen: - Omdat de gevelgeluidwering afhankelijk is van de geluidsbelasting op de gevel is er voor gekozen alleen metingen uit te voeren indien bekend is of er een geluidsbelasting (> 55 dB(A)) op de gevel aanwezig is. Indien er geen geluidsbelasting aanwezig is wordt het aspect geluid van buiten niet beoordeeld. - Of er een geluidsbelasting aanwezig is, kan worden bepaald aan de hand van de volgende criteria: - wegen 30 km/uur niet geluidsbelast - doorgaande wegen geluidsbelast - suskasten aanwezig; geluidsbelast - Indien er een geluidsbelasting aanwezig is, wordt de GA;k bepaald. Echter vanwege weersomstandigheden en stoorgeluid (doorgaande wegen) kunnen er vaak geen metingen worden uitgevoerd. In dit geval wordt de methode uit NPR 5272 -bijlage F gehanteerd zie hiervoor ook het rapport Ontwikkeling opnamemethodiek kwaliteitsaspecten woningen. De berekeningsmethode heeft wel zijn beperkingen: - niet toepasbaar voor hoekvertrekken - niet toepasbaar voor afwijkende gevelopbouw (panelen, schuiframen etc) - niet toepasbaar voor afwijkende gevelstructuren (balkons etc.) Indien n van de punten, zoals hierboven vermeld aanwezig is wordt de geluidwering van de gevel verder niet beoordeeld. - De hoogte van de geluidsbelasting kan nagevraagd worden bij de gemeente. Indien deze niet bekend is wordt de geluidwering van de gevel verder niet beoordeeld. De gemeten gevelgeluidwering wordt vergeleken met de aanwezige geluidsbelasting op de gevel.
- pagina 4-2 -
geluidsbelasting bij gemeente aanwezig ? ja toetsen en beoordelen nee geluidwering gevel niet beoordelen
Een validatie van de NPR-methode behoeft niet te worden uitgevoerd omdat dit een erkende methode is.
4.1.2
- pagina 4-3 -
4.2
4.2.1
4.2.2
- pagina 4-4 -
4.3
4.3.1
4.3.2
- pagina 4-5 -
4.4
4.4.1
ondubbelzinnig Ilu;k [dB] Metingen in bestaande woningen, onbewoond, oningericht Meting 1 appartement woonkamer - wand woonkamer - vloer slaapkamer - vloer Meting 2 eengezinswoning woonkamer/keuken wand slaapkamer groot - wand Meting 7 eengezinswoning woonkamer wand slaapkamer - wand slaapkamer - wand -4 -1 -2 +3 +3 +1 0 0
verschil [dB]
-3 -2 -2 +4 +1 +1 +2 0
+1 -1 0 +1 -2 0 +2 0
- pagina 4-6 -
ondubbelzinnig Ilu;k [dB] Metingen in nieuwbouw woningen Meting 4 eengezinswoning woonkamer wand slaapkamer 1 wand slaapkamer 2 wand Meting 8 eengezinswoning Meting 9 eengezinswoning Meting 13 appartement slaapkamer-wand woonkamer-wand woonkamer/keuken-wand woonkamer wand woonkamer vloer woonkamer vloer badkamer wand Meting 14 eengezinswoning woonkamer wand slaapkamer wand slaapkamer wand Meting 15 appartement woonkamer vloer slaapkamer vloer slaapkamer - wand +3 +13 +11 +10 +1 +6 +4 +3 +2 +4 +11 +16 +18 +3 +4 +3
verschil [dB]
-1 -1 0 +1 -1 -1 -1 -1 +1 +1 0 +1 0 0 -1 -1
Metingen in bestaande woningen, bewoond, ingericht Meting 11 eengezinswoning Meting 12 eengezinswoning woonkamer/keuken-wand slaapkamer-wand woonkamer/keuken-wand badkamer-wand -2 -2 -2 0 -1 +2 1 0 -1 +4 +3 0
Uit de bovenstaande tabel volgt dat de meetwaarden van de ondubbelzinnige en de significante methode een afwijking hebben van 2 tot + 4 dB. Voor 26 van de 28 metingen geldt dat deze maximaal +/- 1 dB afwijken. De significante meetmethode blijkt derhalve een betrouwbaarheid van +/- 2 dB te hebben. Bij meting 11 is de gemeten nagalmtijd lager dan de gehanteerde nagalmtijd van 0,5 seconde, waardoor de afwijking van 4 dB is ontstaan. Wijzigingen De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd tijdens de validatiemetingen: - Bij n van de metingen (meting 9) is gebleken dat bij een grote Uvormige ruimte de luchtgeluidsisolatie niet binnen een marge van +/- 2 dB is te bepalen. In deze situaties is er daarom voor gekozen het zendniveau midden in de ruimte te meten met twee verschillende ruisbron-posities (zie handboek). Er worden op deze wijze twee zendniveau- en twee ontvangniveau-registraties verricht. Beiden worden gemiddeld. De resultaten zijn in voorgaande tabel bij meting 9 terug te vinden.
- pagina 4-7 -
4.4.2
Metingen in nieuwbouw woningen Meting 4 eengezinswoning woonkamer wand slaapkamer 1 wand slaapkamer 2 wand Meting 8 eengezinswoning Meting 9 eengezinswoning Meting 13 appartement slaapkamer-wand woonkamer-wand woonkamer/keuken-wand woonkamer wand woonkamer vloer woonkamer vloer badkamer wand Meting 14 eengezinswoning woonkamer wand slaapkamer wand slaapkamer wand Meting 15 woonkamer vloer slaapkamer vloer slaapkamer - wand +2 +12 +11 +11 0 +5 +3 +2 +3 +5 +11 +17 +18 +3 +3 +2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 +5 +5 +5 0 0 0 -2 -12 -11 -11 0 -5 -3 -2 -3 -5 -6 -12 -13 -3 -3 -2
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de resultaten van de ondubbelzinnige methode aanzienlijk afwijken van de significante methode. Oorzaak hiervan is dat de matrix uitgaat van standaard bouwmuren en details. Bij een afwijkende bouwmuur, zoals bijvoorbeeld een dilatatiewand zal een hogere geluidsisolatie worden gemeten dan bepaald volgens de matrix. Bovendien zijn de geluidsisolatiewaarden uit de SBR-referentiedetails aan de veilige kant. De afwijkingen van meting 4 wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een blokdilatie. Bij de woning van meting 8 is bij de slaapkamer op de begane grond een gang aanwezig. Ook dit is geen standaard situatie. De afwijkingen tussen de significante methode voor nieuw te bouwen woningen en de ondubbelzinnige methode zijn nagenoeg hetzelfde als de afwijkingen in bovenstaande tabel. Aangezien de geluidsisolatiewaarden van nieuw te bouwen woningen aan de veilige kant zijn, kan deze methode gehanteerd worden. - pagina 4-8 -
Hoofdstuk 5 Luchtkwaliteit
5.1
5.1.1
Emissies wegverkeer
Opnamemethodiek gebouwde woningen
Berekeningen om de concentraties van stikstofoxide en fijn stof in te schatten worden gemaakt met behulp van het programma CAR II [TNO]. Bij de invoer in het programma moeten diverse parameters ingevuld worden die door onder andere Gemeentes, Ministerie Verkeer & Waterstaat en het Kadaster (en/of RDC) beschikbaar moeten worden gesteld. Het opvragen van de Rijksdriehoekscordinaten (RDC) bij het kadaster is geen probleem. Dit kan zeer eenvoudig door middel van een e-mail naar klantenservice.kadata@kadaster.nl. Echter de intensiteit van het verkeer is vaak niet bij de gemeente beschikbaar. Indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, moet een minimale intensiteit van 100 mvt/etmaal aangehouden worden. Intensiteiten lager dan 100 hebben nauwelijks tot geen invloed op de emissies van NO2 en PM10 (fijn stof). Anders moet de intensiteit geschat worden met behulp van de formule: aantal mvt/etmaal = 6 x aantal woningen in de straat. Ook de fractie van het totale verkeer dat als vrachtverkeer aangemerkt wordt moet bij de gemeente opgevraagd worden. Deze gegevens zijn vaak ook niet beschikbaar. De fracties worden dan vastgesteld op basis van de standaardverdelingen uit de rekenmethode I voor rail- en verkeerslawaai SRM I (zie schema op de volgende pagina). De overige parameters kunnen eenvoudig opgenomen worden. Het computerprogramma is gebruiksvriendelijk. Wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie Intensiteit van het verkeer [mvt/etmaal]. Voor rustige wegen waar geen intensiteiten van bekend zijn, dient een schatting gemaakt te worden. Als minimum kan een intensiteit van 100 mvt/etmaal worden aangehouden, intensiteiten lager dan 100 hebben nauwelijks tot geen invloed op de emissies van NO2 en PM10. Voorgesteld wordt om voor de rustige wegen een nduidige schatting aan te houden van [aantal mvt/etmaal = 6 x aantal woningen in de straat]. Fractie vrachtverkeer (Fv); fractie van het totale verkeer dat als vrachtverkeer aangemerkt kan worden, in te vullen als getal tussen 0 en 1. De fracties zijn vastgesteld op basis van de standaardverdelingen uit de rekenmethode I voor rail- en verkeerslawaai SRM I.
- pagina 5-1-
buitenweg:
weg met een 0,105 (10,5%) snelheidslimiet van maximaal 70 km/uur (gemiddeld 44 km/uur) 0,07 (7%)
0,0305 (3,5%)
doorstromend stadsverkeer: doorstromend verkeer binnen de bebouwde kom, stadsstraat (gemiddeld 26 km/uur) normaal stadsverkeer: gemiddelde snelheid 19 km/uur de doorstroming van het verkeer wordt belemmerd, gemiddeld 13 km/uur
0,01 (1%)
0,05 (5%)
0,0 (0%)
stagnerend verkeer:
0,07 (7%)
0,01 (1%)
5.1.2
- pagina 5-2-
5.2
5.2.1
Emissies bouwmaterialen
Opnamemethodiek gebouwde woningen
Voor de bepaling van emissies uit bouwmaterialen worden de volgende indicatoren genventariseerd: - Formaldehyde; - Radongassen en emissies; - Asbest. De indicatoren formaldehyde en asbest worden bepaald aan de hand van het bouwjaar. Dit kan eenvoudig achterhaald worden. Voor de indicator radongassen en emissies worden de luchtdoorlatendheid van de begane grondvloer, kruipruimteventilatie en de bouwmaterialen van het bouwsysteem, de binnenspouwbladen en de binnenwanden beoordeeld. De luchtdoorlatendheid van de begane grondvloer wordt tijdens de luchtdoorlatendheidsmeting kwalitatief met behulp van rook bepaald. Deze methode is in de praktijk goed werkbaar. Aan de buitenzijde van de woning kan de aanwezigheid van eventuele kruipruimteventilatie goed waargenomen worden. Bij de inventarisatie van het bouwsysteem, de binnenspouwbladen en de binnenwanden kan alleen onderscheid gemaakt worden in steenachtig en overig. In een gebouwde woning is dit namelijk door de afwerking van wanden bijna niet te achterhalen. Wijzigingen Bij de inventarisatie van bouwmaterialen voor het bouwsysteem, de binnenspouwbladen en de binnenwanden wordt alleen onderscheid gemaakt in steenachtig en overig.
5.2.2
- pagina 5-3-
5.3
5.3.1
- pagina 5-4-
Wijzigingen Ventilatiecapaciteit In verband met de beperkte tijd voor de totale opname van de woning is ervoor gekozen om de ventilatiecapaciteit alleen in de hoogstand te meten. Alleen ter plaatse van de 3-standenschakelaar wordt de ventilatiecapaciteit in alle standen gemeten. Verdunningsfactor Voor de verdunningsfactor zijn uitgebreidere tabellen voor de capaciteit van de ventilatieafvoer als het verbrandingstoestel toegevoegd. Daarnaast zijn er richtwaarden voor de capaciteit voor ventilatie en het verbrandingstoestel opgenomen. Naast deze wijzigingen zijn er meerdere situatietekeningen van toeen afvoervoorzieningen toegevoegd, waardoor elke woning goed beoordeeld kan worden.
5.3.2
5.4
5.4.1
5.4.2
- pagina 5-5-
5.5
5.5.1
5.5.2
5.6
5.6.1
Persoonlijke benvloeding
Opnamemethodiek gebouwde woningen
Om de mate van persoonlijke benvloeding op de luchtkwaliteit in kaart te brengen, dient een inventarisatie gemaakt te worden van regelmogelijkheden van het ventilatiesysteem welke van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is sprake van benvloedbaarheid in negatieve zin (in welke mate kan de bewoner het systeem uitzetten / ontregelen) en in positieve zin (in welke mate kan de bewoner de ventilatiecapaciteit verhogen). De inventarisatie van de benvloedbaarheid van het ventilatiesysteem en de ventilatievoorzieningen vormt geen problemen. Er zijn geen wijzigingen in de opnamemethodiek.
5.6.2
- pagina 5-6-
Hoofdstuk 6 Licht
6.1
6.1.1
Daglichttoetreding
Opnamemethodiek gebouwde woningen
Validatie significante methode - ondubbelzinnige methode Bij de ondubbelzinnige methode wordt de equivalente daglichtoppervlakte bepaald volgens de NEN 2057. Hierin wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van belemmeringen en overstekken. Aangezien bij bestaande woningen vaak geen tekeningen aanwezig zijn, moet bij deze woningen de daglichttoetreding in de praktijk worden gemeten. Bij de significante bepalingsmethode wordt de oppervlakte van de kozijnen en eventuele aanwezige overstekken opgemeten. Ter vereenvoudiging worden de belemmeringen en uitbouwen buiten beschouwing gelaten. Echter er zal, net als in de NEN 2057, rekening worden gehouden met een minimale belemmering van 25. Uit de meetresultaten blijkt dat de equivalente daglichtoppervlakte conform de significante bepalingsmethode uit het handboek gebouwde woningen 10 tot 30% lager uitvalt dan indien deze bepaald wordt conform NEN 2057. Dit heeft geleid tot twee aanpassingen in de bepaling. 1. Het percentage glas wordt verhoogd van 75% naar 85%. Dit is van toepassing indien het totale kozijn wordt ingemeten en niet de afzonderlijke glasvlakken. 2. Er is een correctiefactor van 1,1 toegevoegd om het verschil tussen de bepaling door opmeting en berekening te kwantificeren. De formule komt er dan als volgt uit te zien: Ae;p = Cp Cd Ap r [m2]
Waarin: = 1,1; correctiefactor voor praktijk Cp = correctiefactor voor het percentage gesloten (niet lichtdoorlatende Cd delen) Cd = 0,85; indien in plaats van alleen het glas, het totale raamkozijn is ingemeten Cd = 1; indien alleen het glas is ingemeten = ingemeten daglichtoppervlakte [m2] Ap r = reductiefactor voor overstekken
overstek [m] < 0,25 reductiefactor 0,75 0,25 0,50 0,65 0,50 1,00 0,60 1,00 1,50 0,50 > 1,50 0,40
- pagina 6-1-
verschil [%] 11 11 10
verschil [%] 30 10
Bij VG 1 is het totale raam (hout+glas) ingemeten. Wanneer de correctiefactor hiervoor van 0,75 naar 0,85 verhoogd wordt, is afwijking t.o.v. de ondubbelzinnige methode maar 14%.
verschil [%] 30 23 15
correctiefactor 0,85 i.p.v. 0,75 6,10 (15%) 6,42 (12%) 3,40 (4%)
Bij alle verblijfsgebieden is het totale raam (hout+glas) ingemeten. Wanneer de correctiefactor hiervoor van 0,75 naar 0,85 verhoogd wordt, ligt afwijking t.o.v. de ondubbelzinnige methode tussen de 4 en 15%.
verschil [%] -6 14 -5 50
Het grote verschil bij VG 4 wordt veroorzaakt doordat op tekening een schuifpui is aangegeven en in de praktijk 4 tuindeuren zijn geplaatst. Het percentage glas is in de praktijk dus aanzienlijk lager.
- pagina 6-2-
verschil [%] -4 7
verschil [%] 12 7
verschil [%] 8
6.1.2
- pagina 6-3-
6.2
6.2.1
Bezonning
Opnamemethodiek gebouwde woningen
Voor de bepaling van de bezonning is geen ondubbelzinnige bepalingmethode. Deze is niet gevalideerd. Wijzigingen Bij de indicator bezonning wordt naast de orintatie van de voor- en achtergevel, ook gekeken naar de aanwezigheid van belemmeringen die de toetreding van zonlicht kunnen tegenhouden. Hierdoor wordt namelijk de beleving van weersveranderingen in de seizoenen verminderd.
6.2.2
- pagina 6-4-
Hoofdstuk 7 Gebruiksveiligheid
7.1
7.1.1
Waterkwaliteit - legionella
Opnamemethodiek bestaande woningen
Als bepalingsmethode wordt een risicoanalyse van het leidingsysteem uitgevoerd. Belangrijke risicos voor Legionella zijn: de aanwezigheid van een voorraadvat, aanwezigheid dode leidingen, aanwezigheid collectieve warmtapwatersystemen (laag temperatuur-systeem), indirect gestookte warmwatertoestellen en koudwaterleidingen die worden blootgesteld aan hogere temperaturen. Om eerder genoemde risicos te kunnen inschatten is een inventarisatie (door inspectie) van de gegevens van het betreffende leidingsysteem noodzakelijk. Wijzigingen De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd tijdens de opnamemethodiek: - De opwarming van koude drinkwaterleidingen kan in bestaande woningen niet worden beoordeeld door de aanwezigheid van vloerafwerkingen en het niet-bereibaar zijn van leidingen. Daarnaast vergt een inventarisatie van deze onderdelen inzicht in en deskundigheid van een leiding- en installatiesysteem binnen de woning. Derhalve is er voor gekozen dit aspect niet te boordelen. Dit geldt eveneens voor de aspecten: koudwaterleidingen naast verwarmingsbronnen en lengte van afgedopte leidingen. - De vraag in het stroomschema Zijn er tappunten waarbij water kan worden verneveld? is vervallen. Uitgangspunt is dat deze tappunten altijd in een woning aanwezig zullen zijn (douche, perlator). - Ook vloer- en stadsverwarming vergroten de kans op aanwezigheid van legionella. Derhalve zijn ook deze aspecten meegenomen in het stroomschema.
7.1.2
- pagina 7-1 -
7.2
7.2.1
Waterkwaliteit - lood
Opnamemethodiek bestaande woningen
Voor het inschatten van de risicos op aanwezigheid van verhoogde concentraties lood in de waterleidingen kan de aanwezigheid van loden leidingen in woningen worden bepaald. Beoordeling van de woningen op de aanwezigheid van loden drinkwaterleidingen in bestaande woningen van vr 1960 is alleen mogelijk via praktijkinspectie. Woningen van voor 1945 hebben een verhoogd risico op de aanwezigheid van loden drinkwaterleidingen. Echter er dient in dit geval rekening mee te worden gehouden dat door een eventuele renovatie loden drinkwaterleidingen inmiddels zijn verwijderd. Er zijn met betrekking tot de opnamemethodiek geen wijzigingen doorgevoerd.
7.2.2
7.3
7.3.1
7.3.2
- pagina 7-2 -
Hoofdstuk 8 Vocht
8.1
8.1.1
8.1.2
- pagina 8-1 -
8.2
8.2.1
Biologische agentia
Opnamemethodiek gebouwde woningen
Als significante bepalingsmethode worden bepalende indicatoren genventariseerd. De volgende indicatoren moeten worden genventariseerd: - beoordeling van koudebruggen (f-factor); - beoordeling van vochtplekken (optrekkend vocht) - luchtdoorlatendheid begane grondvloer; - Rc-waarde begane grondvloer; - ventilatiecapaciteit betreffende ruimte; - vervuiling van filters (systeem D); - huisstofmijt. De opname van bovengenoemde indicatoren vormt in de praktijk vormt geen problemen.
8.2.2
- pagina 8-2 -
Installatiegeluid van binnen Het installatiegeluid van binnen de woning gelegen installaties (verwarming en ventilatie) kan binnen de randvoorwaarden van de opnamemethodiek niet gemeten worden. Derhalve zal aan de hand van een stroomschema de hinder worden beoordeeld.
Geluidwering tussen woningen De afwijking tussen de significante en ondubbelzinnige bepalingsmethode bij gebouwde woningen is +/- 1 dB. De significante bepalingsmethode is hiermee voldoende nauwkeurig om gehanteerd te worden.
- pagina 9-1 -
Luchtkwaliteit emissies van wegverkeer Het computerprogramma CAR II is een gebruiksvriendelijk programma. Echter de gegevens voor de invoer zijn niet altijd goed verkrijgbaar. Met name het achterhalen van de intensiteit van het verkeer en de fractie vrachtverkeer is lastig. Als deze gegevens niet bekend zijn, dan wordt de intensiteit van het verkeer gesteld op door 6 x het aantal woningen in de straat met een minimumwaarde van 100 mvt/etmaal. De fracties vrachtverkeer zijn vastgesteld op basis van de standaardverdelingen uit de rekenmethode I voor rail- en wegverkeer SRM I. Luchtkwaliteit emissies van bouwmaterialen In de praktijk is het, door de aanwezige wandafwerking, niet mogelijk om het onderscheid in steenachtige materialen (beton, cellenbeton, kalkzandsteen e.d.) te achterhalen. Derhalve zal alleen onderscheid gemaakt worden in steenachtig en overig.
Luchtkwaliteit ventilatiecapaciteit Het meten van de ventilatiecapaciteit in de keuken bij de ventilatiesystemen C en D is in de bestaande bouw niet altijd mogelijk. Dit komt door de aanwezigheid van een wasemkap en / of hoge keukenkasten, waardoor het afzuigventiel niet bereikbaar is. Voor de beoordeling van de wasemkap is in het handboek Gebouwde woningen een stroomschema opgenomen. Luchtkwaliteit verdunningsfactor De omschreven bepalingsmethode bleek in de praktijk niet bruikbaar te zijn. Hiertoe is deze uitgebreid met enerzijds meerdere ventilatiecapaciteiten en belastingen van verbrandingstoestellen en anderzijds meerdere getekende situaties van toe- en afvoervoorzieningen.
Luchtkwaliteit koolmonoxide (CO) Het CO-gehalte van de omgevingslucht kan in de praktijk goed gemeten worden. Echter het is vaak niet mogelijk om het CO-gehalte in de rookgasafvoer te meten. In dat geval blijft deze bepaling achterwege. Luchtkwaliteit stikstofdioxide (NO2) Net als bij de meting van koolmonoxide is het vaak niet mogelijk om in de rookgasafvoer te meten. Er kan echter met een rookgasanalysemeter wel naast het verbrandingstoestel gemeten worden.
- pagina 9-2 -
Licht daglichttoetreding Uit de meetresultaten blijkt dat de equivalente daglichtoppervlakte conform de significante bepalingsmethode uit het handboek gebouwde woningen 10 tot 30% lager uitvalt dan indien deze bepaald wordt conform NEN 2057. Dit heeft geleid tot twee aanpassingen in de bepaling. 1. Het percentage glas wordt verhoogd van 75% naar 85%. Dit is van toepassing indien het totale kozijn wordt ingemeten en niet de afzonderlijke glasvlakken. 2. Er is een correctiefactor van 1,1 toegevoegd om het verschil tussen de bepaling door opmeting en berekening te kwantificeren. De formule komt er dan als volgt uit te zien: Ae;p = Cp Cd Ap r [m2]
Waarin: = 1,1; correctiefactor voor praktijk Cp = correctiefactor voor het percentage gesloten (niet lichtdoorlatende Cd delen) Cd = 0,85; indien in plaats van alleen het glas, het totale raamkozijn is ingemeten Cd = 1; indien alleen het glas is ingemeten Ap = ingemeten daglichtoppervlakte [m2] r = reductiefactor voor overstekken Waterkwaliteit legionella In de praktijk bleek een aantal indicatoren, waarmee de kans op legionella vastgesteld kan worden, niet goed in de woning opgenomen te kunnen worden. Het gaat hier om de aanwezigheid van koudwaterleidingen naast cvleidingen en de aanwezigheid van koudwaterleidingen naast verwarmingsbronnen. Aan de hand van de overige factoren kan de kans op legionella beoordeeld worden.
Eindconclusies Uit de validatiemetingen is gebleken dat de meetresultaten volgens de significante bepalingsmethoden voor gebouwde woningen een beperkte afwijking hebben ten opzichte van de ondubbelzinnige bepalingsmethode. Ook de significante bepalingsmethode van nieuw te bouwen woningen heeft een beperkte afwijking ten opzichte van de ondubbelzinnige bepalingsmethoden. De significante bepalingsmethoden voor zowel gebouwde als nieuw te bouwen woningen kunnen gehanteerd worden, waardoor de woning binnen de gestelde tijd opgenomen kan worden.
- pagina 9-3 -
- pagina 9-4 -
i.o.v.
Adviesburo Nieman B.V. Rijswijk Utrecht Zwolle info@nieman.nl www.nieman.nl Utrecht, november 2004 Projectnummer r030009aa
Opdrachtgever
Ministerie VROM Postbus 30941 2500 GX DEN HAAG tel. (070) 339 20 05 fax (070) 339 12 55 vertegenwoordigd door: de heer ir. P.J. van Luijk
Omschrijving project
Projectnummers
Nieman
r030009aa
Datum
november 2004
Versie
Definitief
Uitgevoerd door
Adviesburo Nieman B.V. Vestiging Utrecht ing. J.G. Bouwman ing. P. Kuindersma ing. M.J.W. van Rooijen ing. P. Smits
Autorisatie door
Bezoekadres
Inhoudsopgave
Pagina Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2
2.1 2.2
1-1 2-1
2-1 2-8
Hoofdstuk 3
3.1 3.2 3.3 3.4
Geluidkwaliteit
Geluid van buiten Installatiegeluid van buiten de woning Installatiegeluid van binnen de woning Geluidwering tussen woningen
3-1
3-1 3-9 3-11 3-12
Hoofdstuk 4
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Luchtkwaliteit
Emissies wegverkeer Emissies bouwmaterialen Luchtverversing van ruimten Koolomonoxide (CO) van verbandingstoestellen Stikstofdioxide (NO2) van afvoerloze geiser Persoonlijke beinvloeding
4-1
4-1 4-3 4-5 4-17 4-18 4-18
Hoofdstuk 5
5.1 5.2
Licht
Daglichttoetreding Bezonning
5-1
5-1 5-2
Hoofdstuk 6
6.1 6.2 6.3
Gebruiksveiligheid
Waterkwaliteit Veiligheid trappen Veiligheid drempels
6-1
6-1 6-3 6-6
Hoofdstuk 7
7.1 7.2
Vocht
Toetreding vocht, stoffen en radon uit kruipruimte Biologische agentia
7-1
7-1 7- 2
Hoofdstuk 8
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Beoordeling - kwaliteitsniveaus
Thermisch comfort Geluidkwaliteit Luchtkwaliteit Licht Gebruiksveiligheid Vocht
8-1
8-1 8-4 8-8 8-13 8-14 8-20
Bijlage 1
Invulformulieren
8-1
- pagina 1-6 -
Hoofdstuk 1 Inleiding
In opdracht van Ministerie van VROM is een opnamemethodiek ontwikkeld om de gezondheidskwaliteit van bestaande en nieuwe woningen in beeld te kunnen brengen. De resultaten van de opname moeten worden vastgelegd in een Gezondheidskaart. Het onderzoek is onder actie 28 aangekondigd in het Actieprogramma Gezondheid en Milieu. Het Actieprogramma is onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries van VWS en van VROM opgesteld. Het doel van deze actie is het ontwikkelen van een opnamemethodiek en een drager voor uniforme informatieverschaffing aan de hand waarvan de technische kwaliteit van woningen kan worden beoordeeld m.b.t. gezondheid in gebouwen. Hiermee krijgen de professional en de consument iets in handen als informatiebron bij overwegingen van (ver)koop, (ver)huur, verbetering e.d.. In dit handboek zijn de werkinstructies opgenomen voor de uitvoering van de opnamemethodiek in bestaande woningen. Bij nieuw te bouwen woningen moet de Gezondheidskaart op basis van bestek en tekeningen kunnen worden ingevuld. Het handboek hiervoor is separaat beschikbaar. De achtergronden van de opnamemethodiek zijn terug te vinden in het onderzoeksrapport Opnamemethodiek gezondheidskwaliteit van woningen.
- pagina 1-1 -
De woning dient in de volgende volgorde opgenomen te worden: 1. meting koolmonoxide (CO); 2. meting stikstofdioxide (NO2); 3. meting luchtdoorlatendheid; 4. opname indicator tocht; 5. opname indicator emissies wegverkeer; 6. opname indicator emissies bouwmaterialen; 7. opname indicator daglichttoetreding; 8. opname indicator bezonning; 9. meting koudwatertemperatuur en n tappunt met warmwater; 10. opname indicator waterkwaliteit; 11. opname indicator trappen; 12. opname indicator drempels; 13. opname indicator toetreding van vocht; 14. meting warmwater aan tweede tappunt; 15. opname indicator biologische agentia; 16. meting geluidwering gevel (indien van toepassing); 17. meting geluidwering tussen woningen; 18. opname indicator installatiegeluid van buiten (indien van toepassing); 19. opname indicator installatiegeluid van binnen.
- pagina 1-2 -
2.1.1
Luchtdoorlatendheid
De luchtdoorlatendheid kan bepaald worden met behulp van de qv;10-waarde. Dit is de luchtdoorlatendheid van de totale woning bij een drukverschil over de gevel van 10 pa. Hierbij zal, in tegenstelling tot de methode volgens NEN 2686, een meting uitgevoerd worden bij een drukverschil over de gevel tussen 15 en 50 Pa (minimaal vier meetpunten).
Meetapparatuur - meetdeur - rookbuisjes - drukmeters - meetset, waarmee luchtdoorlatendheid bepaald kan worden - haspels - ventilator - opstapkrukje - tang - laptop met rekenblad - mesje
- pagina 2-1 -
Werkwijze De meting wordt als volgt uitgevoerd: - Sluit alle buitendeuren, ramen en ventilatieroosters (indien aanwezig). Indien zich een deur tussen de garage en de woning bevindt, deze deur niet afplakken (behoort bij de mogelijke lekken in de uitwendige schil). - Zet de mechanische afzuiging uit. Plak alle inblaas- en afzuigventielen van de mechanische ventilatie af. - Let er op dat alle binnendeuren geopend staan. - Plaats de meetdeur, voor zover dat mogelijk is, in de gevel welke aan de meest windluwe zijde van de woning is gelegen (dit om drukschommelingen tijdens de meting zoveel mogelijk te voorkomen / beperken). In het geval van storende drukschommelingen tijdens de meting: maak gebruik van een drukvereffeningsslang. Leg de slang uit met n uiteinde aan de windbelaste gevel en n uiteinde aan de windluwe gevel. - Zet de ventilator aan op een hoge druk over de gevel (ca. 85 Pa). Controleer of er nog bedoelde lekken zijn die niet in de meting mogen worden meegenomen; rooster vergeten dicht te zetten, ventiel niet afgeplakt, watersloten bij toilet, afvoer van wasmachine of wastafel dat niet werkt. - Controleer de gebouwschil op de onbedoelde lekken. Veel voorkomende lekken komen voor bij / in: meterkastbodem, doorvoeren door begane grondvloer, dakdoorvoeren, aansluiting dakkap op gevel / vloer. Noteer de plaats van de lekken en kwalificeer de lekken eventueel met behulp van rook. Bij aanwezigheid van een (deur)mat t.p.v. het kruipluik, moet deze tijdens de meting verwijderd worden. - Meet de luchtdoorlatendheid bij minimaal 4 verschillende drukverschillen over gevel [bijvoorbeeld: 15 / 25 / 35 / 50 Pa]. - Bepaald de gebruiksoppervlakte van de woning. - Bepaal de luchtdoorlatendheid bij een drukverschil van 10 Pa. - Bepaal de luchtdoorlatendheid per m2.
"Figuur 2.3: Kwalitatieve bepaling luchtlekken met behulp van rookbuisjes. [bron: Adviesburo Nieman BV]
-pagina 2-2 -
2.1.2
Ventilatievoorzieningen
Ventilatievoorzieningen kunnen koude luchtstromen de woning in laten stromen. Deze luchtstromen worden door bewoners als vervelend ervaren. Met name als de winddruk op de gevel hoog is, zullen de luchtstromen ervaren worden. Kijk ter plaatse van de lichtdoorlatende delen of er rooster zichtbaar zijn. Indien de roosters met de hand te bedienen zijn, is er geen sprake van zelfregelende roosters. Ga na, door het verwijderen van de roosterklep, of er een winddrukafhankelijk rooster aanwezig is. Deze zijn te herkennen aan een klepje. Dit klepje zal naarmate de winddruk op de gevel en het rooster hoger wordt, de opening van het rooster aan de buitenzijde kleiner maken. Hierdoor blijft de volumestroom hetzelfde, maar eventuele hinder neemt af.
2.1.3
Hoogte ventilatievoorziening
Ventilatievoorzieningen die lager in de gevel geplaatst zijn dan 1,80 m veroorzaken eerder tochtklachten dan roosters die hoger dan 1,80 m zijn geplaatst.
ventilatierooster
Meet de afstand van de bovenzijde van de vloerafwerking tot de onderzijde van de ventilatieroosters.
hoogte vanaf bovenzijde vloerafwerking tot onderzijde ventilatierooster
2.1.4
Ventilatiesysteem
De NEN 1087 maakt onderscheid in 4 ventilatiesystemen: Systeem A: natuurlijke toe- en afvoer Systeem B: mechanische toevoer, natuurlijke afvoer Systeem C: natuurlijke toevoer, mechanische afvoer Systeem D: mechanische toe- en afvoer Ga na of in alle ruimten (verblijfsruimten, toiletruimte, badruimte en keuken) ventilatieventielen aanwezig zijn. Indien dit het geval is, is er sprake van systeem D. Wanneer er alleen afzuigventielen in toiletruimte, badruimte en keuken aanwezig zijn, dan is er sprake van systeem C.
"Figuur 2.4: Voorbeeld van een inblaasventiel met richtplaat. [bron: Adviesburo Nieman BV]
- pagina 2-3 -
Opgemerkt moet worden dat voor deze controle systeem D alleen aangemerkt mag worden, als het warmteterugwinapparaat (wtw) een rendement heeft van meer dan 90%. Indien dit niet het geval is, dan moet het ventilatiesysteem als systeem C aangemerkt worden. Indien in de woning kanalen en in de gevel roosters aanwezig zijn en er is geen ventilatorbox in de woning aanwezig, is er sprake van systeem A. Wanneer er kanalen voor natuurlijke afvoer aanwezig zijn en in !Figuur 2.5: Voorbeeld van een de verblijfsruimten (woonkamer, slaapkamers) zijn (inblaas)roosters aanwezig, dan is er sprake van systeem B. Dit afzuigventiel. [bron: Adviesburo Nieman BV] systeem komt bij luchtverwarming voor.
2.1.5
Kaderdichting
Ramen en deuren die niet voorzien zijn van een kaderdichting laten lucht langs het kozijn door. Ook hierdoor ontstaan tochtverschijnselen. Open de ramen en deuren en kijk of in de sponning een kaderdichting aanwezig is.
#Figuur 2.6: Voorbeeld van een rondgaande kaderdichting. [Bron: Bouwforum BV]
!Figuur 2.7: Voorbeeld van de luchtdichting bij een hefschuifpui. In het linkerfiguur is de hefschuifpui geopend en in het rechter figuur is deze gesloten. [Bron: Adviesburo Nieman BV]
-pagina 2-4 -
2.1.6
Hang- en sluitwerk
Indien er wel een kaderdichting aanwezig is, maar het hang- en sluitwerk is niet knevelend aangebracht dan kunnen er ook tochtverschijnselen ontstaan. Open ramen en deuren en ga na of tijdens het sluiten het raam of de deur zich in de sponning trekt. Indien dit het geval is, dan is er sprake van knevelend hang- en sluitwerk. Als de ramen en deuren zich niet in de sponning trekken, is er sprake van niet knevelend hang- en sluitwerk. "Figuur 2.8: De raamboom loopt taps toe,
waardoor het raamkozijn in de sponning getrokken wordt. (knevelend hang- en sluitwerk) [Bron: Adviesburo Nieman BV]
2.1.7
Bouwsysteem
Uit praktijkmetingen is gebleken dat HSB-woningen minder luchtdicht zijn dan woningen die opgebouwd zijn uit een betonnen of steenachtig casco. Klop op de binnen(spouw)bladen en woningscheidende wanden. Indien een hol geluid hoorbaar is, dan is er sprake van een houtskeletbouw binnenblad. Dit geeft echter geen 100% uitsluitsel, omdat er ook sprake kan zijn van een voorzetwand. Bij de bewoner(s) kan eventueel extra informatie ingewonnen worden. Wanneer geen hol geluid hoorbaar is, dan is er sprake van een steenachtig binnen(spouw)blad. Deze gegevens kunnen tevens gebruikt worden bij de bepaling van de warmteweerstand van de gevel(s).
- pagina 2-5 -
2.1.8
Glasoppervlakten
Grote glasoppervlakten kunnen koudeval veroorzaken. Of dit plaats vindt, is afhankelijk van een aantal factoren. Naast het type glas is het ook van belang dat eventuele koudestraling van het glas tegen gegaan kan worden door een verwarmingslichaam ter plaatse van het glasoppervlak. Houd een brandende aansteker op ca. 10 cm afstand van het glas. Indien 4 vlammetjes met dezelfde kleur zichtbaar zijn, dan is het normaal dubbel glas. Indien van binnenuit het 2e vlammetje een afwijkende kleur heeft, dan is het HR, HR+ of HR++ glas. #Figuur 2.10: Er zijn vier vlammetjes in
het glas zichtbaar. Het tweede vlammetje vanaf de binnenzijde heeft een afwijkende kleur (roze i.p.v. oranje). [Bron: Adviesburo Nieman BV]
Bij nieuwe woningen kan in de spouw van het glas eventueel ook afgelezen worden welk type glas is geplaatst. #Figuur 2.11: In de spouw van het glas
staat vermeld dat er HR -glas is geplaatst. [Bron: Adviesburo Nieman BV]
++
Wanneer van binnenuit het 3e vlammetje een afwijkende kleur heeft, kan het glas verkeerd geplaatst zijn. Bij zonwerende beglazing is er een folie op de derde positie van binnenuit geplaatst. Bij warmte-isolerende beglazing zit deze op de 2e positie van binnenuit. Bij twijfel kan met behulp van een glasdiktemeter gekeken worden wat de dikte van de glasbladen is. Vaak is het glasblad aan de buitenzijde dikker dan aan de binnenzijde. Meet de hoogte van het glas op. Ga na of er een verwarmingslichaam onder het glasvlak aanwezig is. Zie verder verwarmingssysteem.
-pagina 2-6 -
2.1.9
Verwarmingssysteem
Het verwarmingssysteem geeft via verwarmingslichamen warmte af aan de woning. Afhankelijk van de verwarmingslichamen zal dit in meer of mindere mate via straling of convectieve luchtstroming plaatsvinden. Bekijk de verwarmingsinstallatie. Indien alleen in de woonruimte en eventueel in de keuken een verwarmingsbron en verwarmingslichaam aanwezig is, spreekt men van een lokale verwarming (bijvoorbeeld: gevelkachel, gashaard, houtkachel, elektrische kachel). Indien een verwarmingsketel met verwarmingslichamen (radiatoren en convectoren) in alle verblijfsruimten aanwezig is, spreekt men van een traditionele cv. Bij een weersafhankelijke regeling zijn er naast de aan/uit -functie op de kamerthermostaat meer functies aanwezig. Daarnaast is er bij een weersafhankelijke regeling altijd een voeler voor de buitentemperatuur aanwezig. Deze voeler is aan de buitenzijde van de woning aangebracht en door middel van een draad met de ketel verbonden. Indien vloerverwarming en/of wandverwarming, eventueel i.c.m. vergrote radiatoren, aanwezig is, dan spreekt men van een laag temperatuursysteem. Hierbij dient de aanvoertemperatuur 55C en de retourtemperatuur 45C te zijn.
- pagina 2-7 -
2.2
Thermische isolatie
In de bestaande bouw is het zeer lastig om na te gaan wat de opbouw van een bepaalde constructie is. Door middel van onder andere een endoscopisch onderzoek in de gevel kan de isolatiedikte en het type isolatie bepaald worden. Hiermee kan bepaald worden welke Rc-waarde de gevel heeft. Bij vloeren is het niet noodzakelijk om een endoscopisch onderzoek te doen. Hier zal op basis van een visuele inspectie (vanuit de kruipruimte) moeten worden nagegaan wat de opbouw van de constructie is. Indien dit niet mogelijk is, kan naar analogie van de EPA-inspectie op basis van het bouwjaar van de woning een aanname worden gedaan voor de Rc-waarde.
2.2.1
Begane grondvloer
Meetapparatuur - Zaklamp Werkwijze Let op het eventueel kraken / veren van de vloer. Indien dit het geval is, is er vaak sprake van een houten vloer. Ga in onafgewerkte ruimten, als een meterruimte, na of een vloer van hout of steen is. Controleer via het kruipluik of er isolatie onder de vloer (steenachtig) of tussen de houten balken aanwezig is. Indien PURisolatie aanwezig is, dan is de steenachtige vloer nagesoleerd. Indien minerale wol op latten tussen de balken is aangebracht, dan is de houten vloer nagesoleerd. Bij EPSisolatie is er sprake van een (steenachtige) systeemvloer. #Figuur 2.13: Controle isolatie via kruipluik.
[Bron: Adviesburo Nieman BV]
Indien de begane grondvloer niet genspecteerd kan worden, dan kan aan de hand van het bouwjaar van de woning een uitspraak over de warmteweerstand gedaan worden. "Figuur 2.14: Steenachtige vloer met EPS-isolatie.
[Bron: Adviesburo Nieman BV]
-pagina 2-8 -
2.2.2
Gevels
Meetapparatuur - Duimstok - Endoscoop - Boormachine - Steenboortje 12 mm Werkwijze na-isolatie Na-isolatie in de spouw is te herkennen aan boorgaten in de gevel. Wanneer het voegwerk vervangen is, is dit niet meer te zien. In dat geval kan eventueel informatie bij de bewoner(s) ingewonnen worden. Na-isolatie aan de buitenzijde van de gevel is te herkennen aan een verdikking van de gevel dichtbij de kozijnen. Wanneer het kozijn geheel is afgewerkt (bijv. met een pleisterlaag) is het lastig om de dikte van de na-isolatie te bepalen. De dikte van de buitengevelisolatie kan ook ingeschat worden door te herleiden wat de muurdikte zou zijn zonder isolatie. Hieruit kan dan de isolatiedikte worden afgeleid. Dit kan door bijvoorbeeld bij een kozijn de totaaldikte te meten. Van deze totale dikte moet dan weer de dikte van het binnen(spouw)blad, (de spouw) en het buiten(spouw)blad worden afgetrokken. Bij spouwmuren zijn het binnen- en buitenspouwblad vaak dezelfde dikte. Een gangbare opbouw voor ongesoleerde spouwmuurconstructies is 110-50-110 mm. Ook is het mogelijk om informatie bij de bewoner(s) in te winnen. Na-isolatie aan de binnenzijde is vaak zichtbaar bij de aansluitingen op de hoeken en vloer. Spouwmuren Er zijn twee methoden om de dikte van het isolatiemateriaal te achterhalen. 1. Steek de duimstok in een open stootvoeg. Druk zo ver door totdat enige weerstand gevoeld wordt. De duimstok zit nu tegen het isolatiemateriaal. Lees de afstand op de duimstok af. Druk de duimstok nu zover door, totdat deze niet meer verder kan. Lees de afstand op de duimstok af. De dikte van het isolatiemateriaal wordt bepaald door de eerste afstand van de tweede af te trekken. Voorbeeld: De eerste afstand die gemeten wordt is 13,5 cm en de tweede afstand 20,5 cm. De dikte van het isolatiemateriaal is dan circa 20,5 13,5 = 7 cm. De dikte van het isolatiemateriaal is enkele millimeters groter, doordat de duimstok door het indrukken van het isolatiemateriaal niet tegen het binnenspouwblad zit. "Figuur 2.15: Meting dikte isolatiemateriaal.
[Bron: Adviesburo Nieman BV]
- pagina 2-9 -
2. Boor een gat in de voeg van de gevel op de kruising van een stootvoeg met een lintvoeg. Kijk met behulp van een endoscoop of er isolatie in de spouw aanwezig is. Probeer te achterhalen wat de dikte van het isolatiemateriaal is. Let op dat het lampje aan de voorzijde erg warm kan worden. Bij spouwmuren met een houtskeletbouw binnenspouwblad kan bovengenoemde werkwijze deels gebruikt worden. Meet ter plaatse van een draaiend of schuivend deel (raam of deur) de totale dikte van de spouwmuur. Steek een duimstok in een open stootvoeg totdat deze het binnenspouwblad raakt. Lees de afstand op de duimstok af. Het verschil tussen de totale dikte en de gemeten dikte in de spouw is ongeveer de dikte van het houtskeletbouw binnenspouwblad. Voorbeeld
In bovenstaand voorbeeld is de totale dikte van de gevel 31 cm. De dikte gemeten in de open stootvoeg is 15 cm, waardoor de dikte van het houtskeletbouw binnenspouwblad 16 cm bedraagt.
2.2.3
Daken
Indien van binnenuit door het dak naar buiten gekeken kan worden, dan is het dak ongesoleerd. In alle overige gevallen moet een schatting van het bouwjaar van de woning gemaakt worden.
-pagina 2-10 -
Hoofdstuk 3 Geluidkwaliteit
3.1 Geluid van buiten
In deze paragraaf wordt de bepalingsmethode voor de bepaling van de geluidwering van de gevel beschreven. Omdat de gevelgeluidwering afhankelijk is van de geluidsbelasting op de gevel is er voor gekozen alleen metingen uit te voeren indien bekend is of er een geluidsbelasting (> 55 dB(A)) op de gevel aanwezig is. Indien er geen geluidsbelasting aanwezig is wordt het aspect geluid van buiten niet beoordeeld. Of er een geluidsbelasting aanwezig is, kan worden bepaald aan de hand van de volgende voorwaarden: - wegen 30 km/uur niet geluidsbelast - doorgaande wegen geluidsbelast - suskasten aanwezig; geluidsbelast Indien er een geluidsbelasting aanwezig is, wordt de GA;k bepaald. Echter vanwege weersomstandigheden en stoorgeluid (doorgaande wegen) kunnen er vaak geen metingen worden uitgevoerd. In dit geval wordt de methode uit NPR 5272 -bijlage F gehanteerd zie hiervoor ook het rapport Ontwikkeling opnamemethodiek kwaliteitsaspecten woningen. De berekeningsmethode heeft wel zijn beperkingen: - niet toepasbaar voor hoekvertrekken - niet toepasbaar voor afwijkende gevelopbouw (panelen, schuiframen etc) - niet toepasbaar voor afwijkende gevelstructuren (balkons etc.) Indien n van de punten, zoals hierboven vermeld aanwezig is wordt de geluidwering van de gevel verder niet beoordeeld. De hoogte van de geluidsbelasting kan nagevraagd worden bij de gemeente. Indien deze niet bekend is wordt de geluidwering van de gevel verder niet beoordeeld. De gemeten gevelgeluidwering wordt vergeleken met de aanwezige geluidsbelasting op de gevel.
- pagina 3-1-
geluidsbelasting op gevel groter dan 55 dB(A) ja nee geluidwering gevel niet beoordelen geluidwering meetbaar ? ja meten significant nee NPR 5272 bijlage F methode (voldaan aan voorwaarden ?)
geluidsbelasting bij gemeente aanwezig ? ja toetsen en beoordelen nee geluidwering gevel niet beoordelen
Ten opzichte van een volledige meting op basis van NEN 5077 zijn de verschillen als volgt: - minder meetposities; - minder ruimten (woonkamer, 1 slaapkamer); - geen nagalmtijd meten in bewoonde woningen;
3.1.1
Bepaling nagalmtijd De nagalmtijd wordt gelijkgesteld aan de referentienagalmtijd: 0,5 seconden in alle octaafbanden.
- pagina 3-2-
Meting zendniveau 1. Instelling geluidmeter voor het meten van zend- en ontvangniveau: - geluiddrukniveau (Lp / Leq / Lmax) : tijdgemiddelde geluiddrukniveau Leq; - tijdsduur meting: 10 seconden; - tijdsconstante (Slow / Fast / 10 ms): F (Fast) (in feite niet belang bij meting Leq); - weging (A/C/F): F (Flat) dus geen weging. 2. Stel de ruisbron op volgens de voorwaarden van NEN 5077. - afstand tot de gevel R: 2x de breedte van de verblijfsruimte, met een minimum van 10 meter; - hoek ten opzichte van de gevel: 45 (zowel horizontaal als verticaal).
- pagina 3-3-
3. -
Meet het achtergrondniveau op 1 punt voor de gevel: hoogte microfoon: halverwege de verdiepingshoogte; afstand microfoon gevel: 2,5 meter; microfoon altijd op minimaal 1,5 meter afstand van geveldelen (balkon / overstekken / galerij etc.) Meet het zendniveau op 1 punt voor de gevel: hoogte microfoon: halverwege de verdiepingshoogte; afstand microfoon gevel: 2,5 meter; microfoon altijd op minimaal 1,5 meter afstand van geveldelen (balkon / overstekken / galerij etc.)
4. -
- pagina 3-4-
5. Bepaal het verschil tussen zend- en achtergrondniveau. - Bij een verschil tussen het achtergrondniveau en het meetniveau kleiner dan 10 dB dient overgegaan te worden op de bepalingsmethode als omschreven in 3.1.2. Is het verschil groter, dan kan de meting worden vervolgd. Meting ontvangniveau 1. Meet het ontvangniveau op 1 positie in de ruimte: - in het midden van ruimte, rekening houdend met de indeling van de plattegrond; Meet het achtergrondniveau op dezelfde positie in de ruimte - Bij een verschil tussen het achtergrondniveau en het meetniveau kleiner dan 10 dB dient overgegaan te worden op bepalingsmethode 3.
3.1.2
- pagina 3-5-
Meet de diepte van de ruimte achter de gevel. Meet de lengte van de kieren. Noteer type beglazing
Noteer type en lengte van aanwezige ventilatievoorzieningen Noteer type kierdichting Noteer type hang & sluitwerk
naad
kier
- pagina 3-6-
F.1 Inleiding Voor een snelle indicatie van de benodigde geluidisolatie van de verschillende elementen kan het te omslachtig zijn om in octaafbanden te rekenen volgens de rekenmethode uit hoofdstuk 3. Om deze berekeningen te kunnen uitvoeren zijn vrij veel invoergegevens nodig. Daarnaast is een zekere vakkennis op het gebied van gevelisolatie vereist om een betrouwbare berekening te kunnen maken. In het ontwerpstadium van een project en ten behoeve van het opstellen van begrotingen is er behoefte gebleken aan een eenvoudiger berekeningsmethode waarmee zonder veel akoestische voorkennis kan worden gewerkt. Daartoe is op grond van de rekenmethode uit hoofdstuk 3 een indicatieve rekenmethode afgeleid. Een vereenvoudigde rekenmethode betekent wel dat het toepassingsbereik beperkter is. F.2 Toepassingsbereik Deze indicatieve methode is alleen toepasbaar in eenvoudige situaties: een in essentie rechthoekig vertrek, een vlakke gevel, zonder balkons of zijgevels, waar het geluid praktisch alleen binnendringt via beglazing, suskasten of roosters en via de kieren. In alle andere gevallen is het toepassen van de volledige rekenmethode noodzakelijk. De methode is dus niet geschikt voor hoekvertrekken en niet geschikt voor situaties waarbij geluidoverdracht via panelen, naden, beglazingsranden of daken plaatsvindt. Verder heeft deze rekenmethode een beperktere nauwkeurigheid van 1,5 dB(A); wel is een kleine veiligheidsmarge ingebouwd van ca. 1 dB(A). F.3 Rekenmethode De methode bestaat uit 3 vuistformules waarmee de vereiste geluidisolatie RAtr van de beglazing, het vereiste niveauverschil Dn,e,Atr van een ventilatievoorziening (inclusief het positie-effect) en de vereiste kierkwaliteit kan worden berekend. Bij de keuze van een ventilatievoorziening (suskast) is ook de ventilatiecapaciteit van belang. Deze moet voldoen aan de daarvoor geldende eisen. De indicatieve methode gaat uit van bepaalde pakketten waarbij de akoestische prestaties van de elementen een vaste verhouding tot elkaar hebben. Er worden drie pakketten onderscheiden: 1. Pakket A: lage geluidisolatie beglazing en hoge geluidisolatie suskast; 2. Pakket B: gelijkwaardige geluidbijdrage van suskast en beglazing; 3. Pakket C: hoge geluidisolatie beglazing en lage geluidisolatie suskast. Voor alle drie de pakketten is uitgegaan van een geluidbijdrage via de kierdichting die circa 10 dB(A) onder het totale geluidniveau in de ruimte ligt. Hierin is geen variatie aangehouden omdat de kierdichting over het algemeen geen ontwerpaspect is. Pakket A is over het algemeen de meest economische combinatie.
- pagina 3-7-
Voor de drie type elementen kan met de onderstaande formules een schatting worden gemaakt van de minimaal benodigde akoestische prestatie van die elementen voor een Geis = GA of Geis =GA,k Als wordt uitgegaan van een eis voor de karakteristieke geluidwering moet voor de kamerdiepte altijd d = 3 m worden ingevuld. Bij een eis voor GA geldt de formule voor een referentienagalmtijd van To= 0,5 s; bij To= 0,8 s zijn de te stellen eisen hierbij 2 dB strenger. De formules zijn van toepassing voor pakket A; voor de pakketten B en C is aangegeven hoeveel hoger resp. lager de eis kan zijn. Beglazing bij pakket A:
R Atr = Geis + 10 lg p 9 d
(F.1)
Voor pakket B moet hierbij 2 dB worden opgeteld en 4 dB voor pakket C. Suskasten en roosters bij pakket A:
Dne;Atr = Geis + 10 lg Iv + 27 d S
(F.2)
Voor pakket B moet hierbij 2 dB worden afgetrokken en 4 dB voor pakket C. Kierdichting voor pakket A, B en C:
R s;Atr = Geis + 10 lg Iv + 19 d S
(F.3)
waarin:
RAtr Dn,e,Atr Rs,Atr Geis d p S lv ls is de A-gewogen geluidisolatie van de beglazing, in dB(A) voor wegverkeersgeluid; is het A-gewogen genormeerde geluidniveauverschil van de ventilatievoorziening bij lv = 1m of 1 stuks, in dB(A) voor wegverkeersgeluid, inclusief het positie-effect; is de A-gewogen geluidisolatie per strekkende meter kier, in dB(A) voor wegverkeersgeluid; is de vereiste geluidwering of karakteristieke geluidwering van de gevel, in dB(A) voor wegverkeersgeluid; is de diepte van de ruimte loodrecht op de gevel (rechthoekig vloeroppervlak), in m (d = 3 m als Geis de karakteristieke geluidwering betreft); is het percentage glas in de gevel (= oppervlakte glas / oppervlakte gevel * 100), in %; 2 is de oppervlakte van de gevel, in m ; is de lengte van de ventilatievoorziening (suskast), in m (bij muurdempers e.d. = aantal voorzieningen); is de lengte van de kieren rond de te openen delen, in m.
- pagina 3-8-
3.2
3.2.1
Liftinstallaties
Indien bij gestapelde bouw een lift aanwezig is, dan dient in onderstaande tabel worden aangegeven welke situatie van toepassing is. De volgende zaken dienen te worden bepaald:
criteria
ja
> 5 meter
massa liftschacht 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine stalen frame met betonverzwaring onder liftmachine massa liftschacht 600 kg/m
210 mm beton 250 mm kzs 210 mm beton 250 mm kzs 250 mm beton 300 mm kzs
ja
nee
< 5 meter
ja
> 5 meter
massa liftschacht 500 kg/m geen trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht 500 kg/m handbediende draaideur massa liftschacht < 600 kg/m
210 mm beton 250 mm kzs 210 mm beton 250 mm kzs 210 mm beton 250 mm kzs < 250 mm beton < 300 mm kzs
ja
< 5 meter
> 5 meter
nee
< 5 meter
ja -
Bepaal de afstand van de dichts bijzijnde verblijfsruimte tot de liftschacht. Geef hierbij ook aan of de verblijfsruimte direct aan de liftschacht grenst, of dat zich (binnen)wanden bevinden tussen liftschacht en verblijfsruimte. Indien er wanden aanwezig zijn, dient de opbouw van deze wanden te worden vastgelegd.
- pagina 3-9-
Bepaal de opbouw van de wand van de liftschacht, zodat de massa van de wand bepaald kan worden. Indien sprake is van een spouwconstructie, dan dient vastgesteld te worden of er een ankerloze spouwconstructie is toegepast. Geef aan met wat voor deurconstructie de lift is uitgevoerd. Is deze handbediend of automatisch. Achterhaal indien mogelijk wat voor type lift is toegepast. Onderzoek of de liftmachine trillingsgesoleerd staat opgesteld.
3.2.2
Sanitaire installaties
Gestapelde bouw
criteria VR direct onder sanitaire ruimte nee nee nee nee nee ja VR direct aan leidingschacht nee nee ja ja nee ja massa verdiepingsvloer kenmerken leidingschacht
>> 550 kg/m > 550 kg/m > 550 kg/m < 550 kg/m < 550 kg/m < 550 kg/m
5) 5) 5) 5) 5) 5)
1) 2)
50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m massa leidingschacht < 75 kg/m massa leidingschacht < 50 kg/m
3) 4)
50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m massa leidingschacht < 50 kg/m
1) 2) 3) 4)
dit komt overeen met 100 mm kalkzandsteen dit komt overeen met 70 100 mm gasbeton of gips dit komt overeen met 70 mm gasbeton dit komt overeen met een voorzetwand van metal stud of houten stijl- en regelwerk (dit geldt niet voor woningen vanaf het bouwjaar 2000) 5) met een constructievloer van 210 mm beton en een dekvloer wordt een massa 550 kg/m gerealiseerd; bij woongebouwen na 1992 is deze dikte van de constructievloer over het algemeen aangehouden (of zwaarder).
Grondgebonden woningen
1. Is de geluidwering tussen woningen (Ilu) groter of gelijk aan 0 dB? [zie indicator Geluidwering tussen woningen]
ja
nee
Kwaliteitsniveau A
2. Grenst de sanitaire ruimte direct aan de verblijfsruimte van de naastgelegen woning? nee ja
Kwaliteitsniveau B
Kwaliteitsniveau C
- pagina 3-10-
3.3
Verwarmingsinstallatie
Kwaliteitsniveau A B/C D criteria verwarmingstoestel niet in VR en niet aan scheidingswand geen verwarmingstoestel in woning verwarmingstoestel niet in VR overige situaties
- pagina 3-11-
3.4
pos. 1
pos. 1
- pagina 3-12-
Meet het zendniveau op 1 punt in het midden van de ruimte: - in het midden van ruimte, rekening houdend met de indeling van de plattegrond;
Meting ontvangniveau Meet het ontvangniveau op 1 positie in de ruimte: - in het midden van ruimte, rekening houdend met de indeling van de plattegrond.
- pagina 3-13-
- pagina 3-14-
Hoofdstuk 4 Luchtkwaliteit
4.1 Emissies wegverkeer
Berekeningen om de concentraties van stikstofoxiden en fijn stof in te schatten worden gemaakt met behulp van het programma CAR II. Parameters Diverse parameters zullen beschikbaar moeten worden gesteld door o.a. Gemeentes, Ministerie Verkeer&Waterstaat en het Kadaster (en/of RDC). ! ! ! Plaats waarin de woning is gesitueerd. Straatnaam waaraan de woning is gelegen (straat die het dicht bij de woning is gelegen. Rijksdriehoekscordinaten (RDC) te vinden bij Rijksdriehoeksmeting van Nederland (X- en Y-cordinaten) (op te vragen bij klantenservice.kadata@kadaster.nl). Het rijksdriehoekcordinaat kan eventueel worden gemeten met behulp van een GPS-ontvanger die geschikt is voor rijksdriehoekcordinaten (de meeste losse ontvangers zijn hiervoor geschikt). Intensiteit van het verkeer [mvt/etmaal] - op te vragen bij de Gemeente. Voor rustige wegen waar geen intensiteiten van bekend zijn, dient een schatting gemaakt te worden. Als minimum kan een intensiteit van 100 mvt/etmaal worden aangehouden, intensiteiten lager dan 100 hebben nauwelijks tot geen invloed op de emissies van NO2 en PM10. Voorgesteld wordt om voor de rustige wegen een nduidige schatting aan te houden van [aantal mvt/etmaal = 6 x aantal woningen in de straat]. Fractie vrachtverkeer (Fv); fractie van het totale verkeer dat als vrachtverkeer aangemerkt kan worden, in te vullen als getal tussen 0 en 1. De fracties zijn vastgesteld op basis van de standaardverdelingen uit de rekenmethode I voor rail- en verkeerslawaai SRM I (zie schema op de volgende pagina).
-pagina 4-1 -
!
nr. 1
buitenweg:
weg met een 0,105 (10,5%) snelheidslimiet van maximaal 70 km/uur (gemiddeld 44 km/uur) 0,07 (7%)
0,0305 (3,5%)
doorstromend stadsverkeer: doorstromend verkeer binnen de bebouwde kom, stadsstraat (gemiddeld 26 km/uur) normaal stadsverkeer: gemiddelde snelheid 19 km/uur de doorstroming van het verkeer wordt belemmerd, gemiddeld 13 km/uur
0,01 (1%)
0,05 (5%)
0,0 (0%)
stagnerend verkeer:
0,07 (7%)
0,01 (1%)
!
nr. 1 2 3A 3B 4
"!Figuur 4.1:Schematische weergaven van straattypen in CAR II [Bron: Handleiding bij softwarepakket CAR II]
- pagina 4-2-
In sommige situaties komt het voor dat de gewenste rijsnelheid niet in bovenstaande lijst voorkomt (bijv. provinciale weg waar 80 km/uur gereden mag worden). In dat geval dient een keuze gemaakt te worden voor de snelheidstypering. De snelheidstypering dient gekozen te worden die het meest vergelijkbaar is (provinciale weg waar 80 km/uur gereden mag worden is dus buitenweg en een autoweg waar 90 km/uur gereden mag worden is dus een snelweg). ! Bomenfactor: er dient een keuze te worden gemaakt tussen: 1,00; 1,25 of 1,50 (zie ook onderstaande tabel).
omschrijving (zie eveneens onderstaande figuur) hier en daar bomen of in het geheel niet n of meer rijen bomen met onderlinge afstand van minder dan 15 meter met openingen tussen de kronen de kronen raken elkaar en overspannen minstens een derde gedeelte van de straatbreedte.
Afstand tot wegas (in meters); bij wegtype 1 is de maximumafstand 300 meter, bij de overige wegen is dit 30 meter.
Indien niet alle gegevens achterhaald kunnen worden, dan zullen de emissies ten gevolge van wegverkeer aan de hand van onderstaande tabel bepaald worden.
d > 100 m stadsweg buitenweg B B d > 50 m B C d 50 m C D
4.2
Emissies bouwmaterialen
Er wordt een inventarisatie gemaakt van indicatoren per emissie: - Formaldehyde, - Radongas, - Asbest.
4.2.1
Inventarisatie Formaldehyde
Omdat het niet tot nauwelijks mogelijk is plaatmaterialen te herkennen (veelal zijn deze platen voorzien van een afwerking), en omdat de bijdrage van nietgebouwgebonden spaanplaat zeer groot is (denk aan meubilair) wordt alleen op basis van het bouwjaar de gezondheidskwaliteit m.b.t. dit deelaspect beoordeeld. Ga na wat het bouwjaar van de woning is.
-pagina 4-3 -
4.2.2
4.2.3
Asbest
! Ga na wat het bouwjaar van de woning is.
- pagina 4-4-
4.3
4.3.1
Ventilatiecapaciteit
De ventilatiecapaciteit van afzuig- en inblaasventielen wordt gemeten met behulp van een flowfinder. Meetapparatuur - flowfinder Werkwijze - Zet de 3-standenschakelaar in de hoogstand; - Plaats het conisch opzetstuk aan de zijde van de pijlpunt voor het meten aan afzuigventielen en aan de andere zijde voor het meten aan toevoerventielen (de pijl geeft de stroming van de lucht weer); - Zet de flowfinder aan en plaats deze tegen het ventiel; - Draai aan de volumestroomknop tot de nuldrukindicator op nul staat of rond de nulstand beweegt; - Lees de volumestroom af op de schaal rond de instelknop.
#Figuur 4.2: Praktijkmeting van de ventilatiecapaciteit met behulp van een flowfinder. [bron: Adviesburo Nieman BV]
Meet, in verband met de opnametijd, de ventilatiecapaciteiten alleen in de hoogstand. Alleen ter plaatse van de 3standenschakelaar moet de ventilatiecapaciteit in alle standen gemeten worden. In woningen die voorzien zijn van ventilatiesysteem A (natuurlijke toe- en afvoer) kan de ventilatiecapaciteit niet eenvoudig bepaald worden. Bij deze woningen dient door de inspecteur beoordeeld te worden welke ventilatievoorzieningen aanwezig zijn en hoe deze gebruikt worden. Voorbeeld: in een woning is in elke ruimte een ventilatievoorziening aanwezig en deze worden aan de loefzijde opengezet, waardoor door natuurlijke trek een ventilatiestroom in de woning plaatsvindt. Ook bij woningen met ventilatiesysteem B kan het voorkomen dat de ventilatiecapaciteit van zowel de toevoer als afvoer niet eenvoudig gemeten kan worden. In dit geval moet het ventilatiesysteem, net als bij ventilatiesysteem A, door de inspecteur naar eigen inzicht beoordeeld worden.
-pagina 4-5 -
Ga na welke van onderstaande situatie van toepassing is. De verschillende situaties zijn tevens schematisch weergegeven.
Omschrijving geen recirculatie aangesloten op het ventilatiesysteem aangesloten op het ventilatiesysteem (met motor) direct naar buiten Toelichting Meet de ventilatiecapaciteit van de afzuigpunten De wasemkap is niet op het ventilatiesysteem of direct op de buitenlucht aangesloten (zie onderstaande tekening) De capaciteit kan niet gemeten worden, maar zorgt wel voor extra afvoercapaciteit (zie onderstaande tekening) De capaciteit kan niet gemeten worden. Door de motor wordt er een onderdruk in de woning gecreerd. (zie onderstaande tekening) Naast de afvoer van koolmonoxide en geurstoffen via het ventilatiesysteem, wordt er tijdelijk extra lucht afgevoerd. (zie onderstaande tekening)
afzuigventiel
afzuigventiel
wasemkap
wasemkap
fornuis
fornuis
Wasemkap - recirculatie
afzuigventiel
wasemkap
wasemkap
fornuis
fornuis
- pagina 4-6-
4.3.2
Spuivoorziening
Spuivoorzieningen moeten er voor zorgen dat grote hoeveelheden vervuilde lucht in een woning in een korte tijd verdreven kunnen worden, bijvoorbeeld het verdrijven van rook na een feestje. Meetapparatuur - rolmaat / duimstok Werkwijze - Meet de breedte en hoogte van de kozijnen in een verblijfsruimte (dagmaat). - Bereken de oppervlakte door de hoogte en breedte met elkaar te vermenigvuldigen. - Bepaal aan de hand van onderstaande formule de effectieve oppervlakte van de spuivoorziening.
Aeff = A J ( )
#Figuur 4.3: Bepaling reductiefactor J aan de hand van de maximale openingshoek . [Bron: NEN 1087]
q v = Anetto v 1000
Waarin: = luchtvolumestroom door de spuivoorziening, in dm3/s qv Anetto = is de som van de oppervlakte van de spuivoorzieningen die als toe- en/of afvoer kunnen functioneren v = luchtsnelheid in de spuivoorziening (afhankelijk van het feit of in 1 of 2 gevels spuivoorzieningen zijn aangebracht, in m/s v = 0,1 m/s bij spuivoorzieningen in n gevel of dak gevel. v = 0,4 m/s bij spuivoorzieningen in twee (niet aan elkaar grenzende) gevels.
-pagina 4-7 -
In de meeste situaties zijn er spuivoorzieningen in twee (niet aan elkaar grenzende) gevels. Onderstaand zijn twee situaties weergegeven, waarin er spuivoorzieningen in 1 gevel zijn.
slaapkamer 1 slaapkamer 2
badruimte
slaapkamer 3
slaapkamer 3
slaapkamer 2
slaapkamer 1
slaapkamer 2
situatie 1
situatie 2
4.3.3
Luchtdoorlatendheid
Wanneer wordt gekeken naar de luchtverversing van ruimten kan de luchtdoorlatendheid zowel een (beperkte) positieve bijdrage als een (beperkte) negatieve bijdrage hebben. Bij een slecht werkende ventilatiesystemen is een zekere luchtdoorlatendheid gewenst, bij goed werkende ventilatiesystemen kan een te grote luchtdoorlatendheid de werking van het systeem verstoren. Voor de bepaling van de luchtdoorlatendheid wordt verwezen naar 2.1.1.
- pagina 4-8-
4.3.4
Verdunningsfactor
De verdunningsfactor (f-waarde) bepaalt de vereiste afstand tussen de toevoervoorziening van verse ventilatielucht en de afvoer van ventilatie- of verbrandingslucht. Meetapparatuur - rolmaat / duimstok / digitale afstandsmeter Werkwijze - Bepaal de aard van de situatie a.d.h.v. de tekeningen op nevenstaande pagina. - Bepaal de capaciteit van de ventilatieafvoer. Indien dit niet mogelijk is, moet uitgegaan worden van de waarde uit de onderstaande tabel.
Ventilatiecapaciteit (qv) 3 [dm /s] 42 49 56 63 Aanwezige afzuigpunten keuken, badruimte en toilet keuken, badruimte, toilet en 2 toilet keuken, badruimte, toilet en 2 badruimte of opstelplaats wasautomaat in berging o.i.d. keuken, badruimte, toilet, 2 toilet en 2 badruimte of opstelplaats wasautomaat in berging o.i.d.
e e e e
#Figuur 4.4: Voorbeeld van een afzuigventiel. [bron: Adviesburo Nieman BV]
-pagina 4-9 -
Bepaal de capaciteit van het verbrandingstoestel. Indien dit niet mogelijk is, moet uitgegaan worden van de waarde uit de onderstaande tabel.
Keuken Douche Bad (40) (60) water (60) water tijdsduur in l/minuut in l/minuut in minuten 2,5 3,6 6 7,5 7,5 7,5 7,5 6 10 12,5 12,5 12,5 Vermogen (B) [kW] Label op toestel
Toepassingsklasse
1 keuken
B < 13 kW
1
2 keuken of douche
12 11 10 10 10
13 B < 21 kW
2
21 B < 26 kW
3
26 B < 31 kW
4
31 B < 42 kW
5
B 42 kW
6
Meet indien mogelijk de afstand tussen de toevoervoorziening voor ventilatie en een afvoervoorziening van een ontspanningsleiding, ventilatieafvoer en rookgasafvoer. Wanneer het niet mogelijk is om de afstand op te meten, moet de afstand ingeschat worden.
!Figuur 4.5: De capaciteit van het verbrandingstoestel kan via het label op het toestel bepaald worden. Een andere mogelijkheid om de capaciteit van het verbrandingstoestel te achterhalen is aan de hand van het typenummer van het toestel. [bron: Adviesburo Nieman BV]
- pagina 4-10-
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de meest voorkomende situaties met toevoervoorziening voor ventilatie ten opzichte van de afvoervoorziening van een ontspanningsleiding, ventilatieafvoer en rookgasafvoer (gasgestookt). Hierin staan de minimale afstanden van de verbindingslijn en het hoogteverschil vermeld. Wanneer hieraan voldaan wordt, is het kwaliteitsniveau B. In de overige gevallen is het kwaliteitsniveau C.
Ventilatieafvoer Situatie A toevoer van ventilatievoorziening in een dak ten opzichte van een uitmonding van een ventilatievoorziening in hetzelfde dak
l l
l l
l l
Situatie B toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een lager gelegen uitmonding van een ventilatievoorziening in een dak
l l l l
-pagina 4-11 -
Ventilatieafvoer Situatie C toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een uitmonding van een ventilatievoorziening in een dakvlak dat zich aan de andere zijde van de nok of het hoogste punt van het dakvlak bevindt of toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een hoger gelegen uitmonding van een ventilatievoorziening in een dak qv = 42 dm /s l [m] h [m] 1,8 0,1 1,6 0,2 1,4 0,3 1,2 0,4 1,0 0,5 0,8 0,6 0,6 0,7 0,4 0,8 0,2 0,9
3
qv = 49 dm /s l [m] h [m] 2,0 0,1 1,8 0,2 1,6 0,3 1,4 0,4 1,2 0,5 1,0 0,6 0,8 0,7 0,6 0,8 0,4 0,9
qv = 56 dm /s l [m] h [m] 2,2 0,1 2,0 0,2 1,8 0,3 1,6 0,4 1,4 0,5 1,2 0,6 1,0 0,7 0,8 0,8 0,6 0,9
qv = 63 dm /s l [m] h [m] 2,3 0,1 2,1 0,2 1,9 0,3 1,7 0,4 1,5 0,5 1,3 0,6 1,1 0,7 0,9 0,8 0,7 0,9
- pagina 4-12-
Rookgasafvoer Situatie A toevoer van ventilatievoorziening in een dak ten opzichte van een uitmonding van een rookgasafvoer in hetzelfde dak
l l
l l
l l
Situatie B toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een lager gelegen uitmonding van rookgasafvoer in een dak
l l l l
-pagina 4-13 -
Rookgasafvoer Situatie C toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een uitmonding van rookgasafvoer in een dakvlak dat zich aan de andere zijde van de nok of het hoogste punt van het dakvlak bevindt of toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een hoger gelegen uitmonding van rookgasafvoer in een dak B < 13 kW l [m] h [m] 2,1 0,1 1,9 0,2 1,7 0,3 1,5 0,4 1,3 0,5 1,1 0,6 0,9 0,7 0,7 0,8 0,5 0,9 13 B < 21 kW l [m] h [m] 2,7 0,1 2,5 0,2 2,3 0,3 2,1 0,4 1,9 0,5 1,7 0,6 1,5 0,7 1,3 0,8 1,1 0,9 21 B < 26 kW l [m] h [m] 3,0 0,1 2,8 0,2 2,6 0,3 2,4 0,4 2,2 0,5 2,0 0,6 1,8 0,7 1,6 0,8 1,4 0,9 26 B < 31 kW l [m] h [m] 3,3 0,1 3,1 0,2 2,9 0,3 2,7 0,4 2,5 0,5 2,3 0,6 2,1 0,7 1,9 0,8 1,7 0,9
- pagina 4-14-
Ontspanningsleiding Situatie A toevoer van ventilatievoorziening in een dak ten opzichte van een uitmonding van een ontspanningsleiding in hetzelfde dak
l l
l [m] 6,0
h [m] 0,0
l l
l l
Situatie B toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een lager gelegen uitmonding van een ontspanningsleiding in een dak
l [m] 6,0
h [m] 0,0
l l l l
-pagina 4-15 -
Ontspanningsleiding Situatie C toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een uitmonding van een ontspanningsleiding in een dakvlak dat zich aan de andere zijde van de nok of het hoogste punt van het dakvlak bevindt of toevoer van ventilatievoorziening in een gevel ten opzichte van een hoger gelegen uitmonding van een ontspanningsleiding in een dak l [m] h [m]
3,0
1,0
- pagina 4-16-
4.4
!Figuur 4.6: Opstelling meetapparatuur. "Figuur 4.9: Vaak is het niet mogelijk om in de rookgasafvoer te meten.
-pagina 4-17 -
4.5
4.6
Persoonlijke benvloeding
Om de mate van persoonlijke benvloeding op de luchtkwaliteit in kaart te brengen, dient een inventarisatie gemaakt te worden van regelmogelijkheden van het ventilatiesysteem welke van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is sprake van benvloedbaarheid in negatieve zin (in welke mate kan de bewoner het systeem uitzetten / ontregelen) en in positieve zin (in welke mate kan de bewoner de ventilatiecapaciteit verhogen). Ga na of er roosters in de gevel aanwezig zijn. Indien er roosters aanwezig zijn, ga dan na of deze regelbaar zijn (handmatig of zelfregelend). Ga na of er klepramen in de woning aanwezig zijn. Ga na of er een 3-standen regelaar in de woning aanwezig is.
- pagina 4-18-
Hoofdstuk 5 Licht
5.1 Daglichttoetreding
Daglichttoetreding in een woning draagt bij aan het welzijn van de bewoners. Meetapparatuur - rolmaat / duimstok / digitale afstandsmeter Werkwijze - Bepaal het oppervlakte aan verblijfsgebied. - Meet de hoogte en breedte van het glas / kozijn op. - Meet de hoogte van bovenzijde vloerafwerking tot onderzijde glas / kozijn op. Bij de bepaling van de daglichtoppervlakte mag het eventueel aanwezige glas tot een hoogte van 600 mm boven de vloerafwerking niet meegenomen worden. - Bepaal / meet, indien aanwezig, de grootte van het overstek. - Lees de reductiefactor (r) in onderstaande tabel af.
overstek
0,60 m
overstek [m] < 0,25 reductiefactor 0,75 0,25 0,50 0,65 0,50 1,00 0,60 1,00 1,50 0,50 > 1,50 0,40
Ae;p = Cp Cd Ap r
Waarin: = 1,1; correctiefactor voor praktijk Cp Cd = correctiefactor voor het percentage gesloten (niet lichtdoorlatende delen) Cd = 0,85; indien in plaats van alleen het glas, het totale raamkozijn is ingemeten Cd = 1; indien alleen het glas is ingemeten Ap = ingemeten daglichtoppervlakte [m2] r = reductiefactor voor overstekken
-pagina 5-1 -
Voorbeeld 1 Bij dit type kozijn is het zeer eenvoudig om de oppervlakte van alleen het glas op te meten. Bij de bepaling van de daglichtoppervlakte hoeft de reductiefactor 0,85 niet in rekening worden gebracht. Voorbeeld 2 Bij dit type kozijn kan de daglichtoppervlakte het snelst bepaald worden door het gehele kozijn (hout + glas) op te meten. In de berekening moet dan wel de reductiefactor van 0,85 (voor het percentage hout / aluminium / staal) in rekening worden gebracht.
5.2
Bezonning
De orintatie van een woning bepaald de toetreding van zonlicht. Voldoende zonlicht in een woning draagt bij aan een gezond binnenklimaat. Meetapparatuur kompas Werkwijze Bepaal de orintatie van de voor- en achtergevel door middel van de zonnestand of met behulp van een kompas. Ga na of er belemmeringen en / of overstekken zijn die de lichtinval benvloeden.
- pagina 5-2-
Hoofdstuk 6 Gebruiksveiligheid
6.1 Waterkwaliteit
In deze paragraaf wordt het stappenplan gegeven om het aspect waterkwaliteit vast te stellen. De factoren die de waterkwaliteit bepalen zijn: - de aanwezigheid van legionella in waterleidingen - de aanwezigheid van lood in drinkwaterleidingen Door bovengenoemde factoren afzonderlijk van elkaar te beoordelen wordt een goed beeld van de mate van de waterkwaliteit verkregen.
6.1.1
Legionella
Om de kans op aanwezigheid en schadelijkheid van legionella vast te kunnen stellen is een risicoanalyse van het leidingsysteem noodzakelijk. Er wordt een verkorte risicoanalyse uitgevoerd op basis temperatuurmetingen van het drinkwater. Zowel de koud- als de warmwatertemperatuur van tenminste twee tappunten wordt gemeten gedurende een bepaalde tijd. Op basis van de maximale en minimale leidingwatertemperatuur wordt het systeem beoordeeld. Definities - Arosol: Zeer fijne nevel van vaste of vloeibare deeltjes in de atmosfeer of in een ander gas. - Collectieve leidingnet: Bijvoorbeeld: het leidingwaternet in een appartementgebouw (flatgebouw) vanaf het leveringspunt tot de woninginstallaties. Meetapparatuur - temperatuurmeter ten behoeve van leidingwater Uitgangspunt voor woningbouwinstallaties is dat er te allen tijde tappunten aanwezig zijn waar verneveling mogelijk is (denk aan douche, keukenkraan, etc.). Collectieve installaties (collectief leidingnet) 1. Ga bij de eigenaar na of er een risico-inventarisatie is gemaakt (conform ISSO 55.1). 2. Indien uit de RI blijkt dat beheersmaatregelen noodzakelijk zijn dan is een Beheersplan noodzakelijk. Ga na of dit Beheersplan aanwezig is bij de eigenaar. 3. N.B.: er hoeft geen beheersplan te worden opgesteld indien uit de risicoinventarisatie blijkt dat er geen periodiek terugkerende maatregelen hoeven te worden genomen om het risico op overschrijding van de gestelde legionella-norm te beheersen. 4. Temperatuurmeting zie onder punt 4 en 5 bij individuele installaties.
- pagina 6-1-
Voorwaarden: 1. Ga na welk tappunt zich in de woning het dichtst bij het einde van de hoofdleiding bevindt. Dit tappunt dient in ieder geval te worden gemeten (bijvoorbeeld een extra tappunt in een slaapkamer op zolder). Daarnaast dienen de tappunten in de keuken en in de badkamer eveneens te worden gemeten. 2. Voordat er metingen worden verricht mogen de tappunten tenminste 1 uur niet zijn gebruikt. 3. Zorg ervoor dat in eerste instantie de koudwatertemperatuur van alle tappunten wordt gemeten. Aansluitend de warmwatertemperatuur van n tappunt. Tussen de verschillende warmwatertemperatuurmetingen dient tenminste 0,5 uur aanwezig te zijn. Metingen 4. Koudwater: Meet, gedurende 60 seconde, de maximale temperatuur van het water ter plaatse van de tappunten. N.B.: laat de kraan / tappunt eerst minimaal 30 seconde doorstromen. 5. Warmwater: Meet, gedurende 60 seconde, de minimale temperatuur van het water ter plaatse van de tappunten. N.B.: laat de kraan / tappunt eerst minimaal 30 seconde doorstromen. Overigen: 6. Ga na welk type warmwatertoestel aanwezig is. Keuzemogelijkheden zijn: geiser, combiketel: zonder voorraadvat (doorstroomtype) boiler (elektrisch / gasgestookt) 7. Ga na wat de temperatuursinstelling van het voorraadvat is. 8. Ga na of er een voorraadvat is t.b.v. een zonneboiler of warmtepompsysteem. Indien deze aanwezig zijn dient nagegaan te worden wat de laagst mogelijk temperatuur van dit voorraadvat kan zijn. 9. Nagegaan dient te worden of er ook afgedopte leidingen (en niet gebruikte leidingen) aanwezig zijn. 10. Nagegaan dient te worden of er leidingdelen naar weinig gebruikte tappunten waar verneveling mogelijk is, aanwezig zijn (denk aan buitenkraan)? 11. Ga na of er vloerverwarming aanwezig is. 12. Ga na of er stadsverwarming aanwezig is.
6.1.2
Lood
Voor het inschatten van de risicos op aanwezigheid van verhoogde concentraties lood in de waterleidingen kan de aanwezigheid van loden leidingen in woningen worden bepaald. Beoordeling van de woningen op de aanwezigheid van loden drinkwaterleidingen in bestaande woningen van vr 1960 is alleen mogelijk via praktijkinspectie. Woningen van voor 1945 hebben een verhoogd risico op de aanwezigheid van loden drinkwaterleidingen. Echter er dient in dit geval altijd rekening mee te worden gehouden dat door een eventuele renovatie loden drinkwaterleidingen inmiddels zijn verwijderd.
- pagina 6-2-
Ga na wat het bouwjaar van de woning is. Ga na in welk jaar de woning eventueel is verbouwd. Indien de woning is gebouwd voor 1960 dan is een praktijkinspectie noodzakelijk. Voor een exacte beoordeling op de aanwezigheid van loden drinkwaterleidingen kunnen de onderstaande aanwijzingen worden gehanteerd. Loden waterleidingen (zonder verf) zijn donkergrijs (koper is roodbruin). Loden buizen zijn dik en vaak gedeukt of kronkelig. Controleer het leidingwerk bij de watermeter of bij de aansluiting van gootstenen of wasbakken. Ook sommige boilers en geisers (van voor 1960) bevatten loden leidingen.
6.2
6.2.1
Veiligheid trappen
De veiligheid van trappen is afhankelijk van de volgende aspecten: - soort trap - open of dichte trap - optrede en aantrede - breedte van de treden - vrije hoogte boven trap - afscheiding (traphek) en leuning Definities - Aantrede: De kortste horizontale afstand tussen de voorkanten van twee opeenvolgende treden, gemeten op het tredevlak ter plaatse van de gekozen klimlijn (zie figuur 6.1). - Klimlijn: Denkbeeldige, vloeiend verlopende lijn die de voorkanten van de treden met elkaar verbindt (zie figuur 6.1 t/m 6.3). - Looplijn: De binnen het loopgebied gelegen horizontale projectie van de klimlijn ter plaatse waar alle aantreden eenzelfde afmeting hebben, en waarvan wordt aangenomen dat deze het traject weergeeft die de meeste gebruikers van die trap volgen. - Optrede: Het hoogteverschil tussen twee opeenvolgende tredevlakken (zie figuur 6.1). - Vrije breedte: De kleinste, van de volgende (van toepassing zijnde), horizontaal gemeten afstand: a) afstand tussen leuningzone en spil (zie figuur 6.4), b) afstand tussen leuningzone en tweede leuning (zie figuur 6.4) en c) afstand tussen leuningzone en tegenoverliggende wand of vloerrand, minus 50 mm. (zie figuur 6.4 en 6.5).
- pagina 6-3-
Vrije hoogte: De verticale afstand tussen de klimlijn en de onderkant van het laagste, daarboven gelegen constructieonderdeel (leuning blijven buiten beschouwing) (zie figuur 6.3).
!#Figuur 6.1 en 6.2: Optrede, aantrede en breedte tredevlak [bron: Bouwbesluit in Praktijk]
" Figuur 6.3: Vrije hoogte en vrij doorgang. [bron: Bouwbesluit in Praktijk]
- pagina 6-4-
Meetapparatuur - rolmaat en duimstok Werkwijze - Bepaal het aantal trappen (denk aan trap begane grond en verdieping maar ook zoldertrap / vlieringtrap). - Per trap nagaan of het een vlizotrap is. Voor de overige trappen dienen de volgende punten te worden opgenomen: - Nagegaan dient te worden of de trap aan de achterzijde open of dicht is. Indien deze open is dan dient zowel horizontaal als verticaal de grootste opening te worden gemeten. - Meet de op- en aantrede van de trap ter plaatse van de klimlijn. - Meet de vrije breedte van de trap. - Meet de vrije hoogte boven de trap. De kleinste maat is maatgevend. - Meet de hoogte van eventueel aanwezige leuningen. - Nagegaan dient te worden of er een hoogteverschil van tenminste 0,6 m aanwezig is ter plaatse van de zijkant van een trede-oppervlak, t.o.v. een direct naast die trap gelegen vloer. Indien deze aanwezig is dan is er een traphek noodzakelijk. Traphek (afscheiding): - Meet de hoogte van het traphek t.o.v. de voorkant (bovenzijde) van een tredevlak. - Meet de grootste opening (horizontaal gemeten) in het traphek. - Meet de grootste opening (horizontaal gemeten) in het traphek onder de 0,7 m boven het tredevlak.
- pagina 6-5-
6.3
Veiligheid drempels
De veiligheid van drempels is afhankelijk van de hoogte. Meetapparatuur - rolmaat en duimstok Werkwijze - Ga na welke drempels er in de woning aanwezig zijn. Veelal zijn de volgende drempels aanwezig: voordeur, achterdeur (deur naar buitenruimte), zijdeur, drempels ter plaatse van schuifpuien, badkamer, toilet. - Meet per drempel de hoogte. De hoogte dient in het midden van de drempel te worden gemeten. Maatgevend is het verschil tussen het hoogste punt van de drempel (in het midden) en het aansluitende terrein of vloer. Indien de gemeten drempelhoogte aan beide zijden van de drempel verschillend is, is de hoogste waarde maatgevend.
"Figuur 6.6: Het opmeten van het hoogteverschil bij drempels kan zeer eenvoudig met behulp van een kleine waterpas en een duimstok.
- pagina 6-6-
Hoofdstuk 7 Vocht
7.1 Toetreding vocht uit kruipruimte
Bij de toetreding van vocht, stoffen en radon uit de kruipruimte zijn de volgende aspecten van belang: - Luchtdoorlatendheid begane grondvloer: inventarisatie kwaliteit van mogelijke luchtlekken zoals leidingdoorvoeren in de meterkast, overige leidingdoorvoeren, uitvoering kruipluik etc; - De ventilatie van de kruipruimte kan worden bepaald aan de hand de aanwezige ventilatieopeningen in de kruipruimte.
7.1.1
- pagina 7-1 -
7.1.2
Kruipruimte ventilatie
Kijk aan de buitenzijde van de woning of er ventilatieroosters voor kruipruimteventilatie zichtbaar zijn. Controleer dit eveneens vanuit de kruipruimte. #Figuur 7.5: Ventilatievoorziening voor de
kruipruimte is verborgen onder de grond. [Bron: Adviesburo Nieman BV]
7.2
Biologische agentia
De volgende indicatoren moeten worden genventariseerd: - mogelijke koudebruggen (f-factor); - vochtplekken (o.a. optrekkend vocht); - luchtdoorlatendheid begane grondvloer (qv;1); - warmteweerstand begane grondvloer; - ventilatiecapaciteit betreffende ruimte; - vervuiling van filters (systeem D) - huisstofmijt
- pagina 7-2 -
7.2.1
Koudebruggen
Ga na of er constructieve elementen van buiten naar binnen doorlopen. Bijvoorbeeld een galerijvloer of een aangestort balkon. Ga na of er schimmels in de uitwendige hoeken aanwezig zijn. Let op geometrische koudebruggen (uitwendige hoeken). Deze kunnen ter plaatse van niet gesoleerde garages en bergingen voorkomen.
- pagina 7-3 -
7.2.2
7.2.3
7.2.4
7.2.5
Ventilatiecapaciteit
Zie 4.3.1
- pagina 7-4 -
7.2.6
- pagina 7-5 -
7.2.7
Huisstofmijt
In de praktijk komt vooral het analyseren van stofmonsters voor. Er is geen vast protocol voor het verzamelen van stof. Van belang is een eenduidige aanpak voor alle woningen met dezelfde hulpmiddelen. Meetapparatuur - stofzuiger met afneembare stofzuigerslang (ca. 800 Watt) - stofzuigermondstuk - acarex testkit - huishoudhandschoenen Werkwijze - Plaats de stofcollector in de stofzuiger en verzamel met de kleine stofzuigermond op plaatsen waar huisstofmijten zich kunnen bevinden, bijvoorbeeld gestoffeerd meubilair, vloerbedekking van slaapkamers en woonkamer, het matras. - Houd alle monsters apart en noteer waar deze vandaan komen. - Doe n vol (niet afgestreken) lepeltje fijn stof in de holte in de deksel. - Knip met een schaar een aluminium zakje met testvloeistof open. - Voeg de testvloeistof bij het fijne stof. - Roer het mengsel goed door. - Bescherm uw handen tijdens het uitvoeren van de test met huishoudhandschoenen. - Steek n test-stick uit het buisje kort in het mengsel. - Vergelijk na 1 minuut de kleurreactie met de bijgesloten kleurtabel. - Noteer het verkregen resultaat per stofmonster. - Maak na iedere test het deksel goed schoon en droog, voordat het volgende monster getest wordt. Uitgebreide handleiding: Iedere acarex test verpakking bevat: - 10 aluminiumzakjes met vloeistof 1; - 1 doseerlepeltje 2; - 1 buisje met 10 teststrips 3; - 1 stofcollector voor het opvangen van fijn stof 4.
Om de acarax-test uit te voeren, is huisstof nodig. Dit wordt verkregen door het stofzuigen van die vertrekken waarin zich woningtextiel bevindt (bijvoorbeeld matrassen, gestoffeerde meubelen, tapijten, vloerbedekking e.d.) De keuken, badkamer en het toilet kunnen buiten beschouwing worden gelaten, tenzij hier vloerbedekking of gestoffeerde meubelen aanwezig zijn. Het testen met behulp van de stofcollector is alleen mogelijk met stofzuigers met een afneembare stofzuigerslang. Indien de stofzuiger hier niet over beschikt, moet een vol lepeltje fijn stof direct uit de stofzuigerzak genomen worden. Denk hierbij wel dat dan voor elke test een nieuwe stofzuigerzak gebruikt moet worden, omdat het stof zich anders vermengt.
- pagina 7-6 -
Adviesburo Nieman B.V. Neem de stofcollector uit de verpakking. De stofcollector wordt zo in de stofzuiger aangebracht dat de kunststofbandjes tussen de slang en stofzuiger geklemd worden. Het kapje van de stofcollector moet in de richting van de stofzuiger wijzen. Let er op dat de stofcollector vrij kan bewegen in de stofzuigerslang.
Stofzuig grondig maar langzaam, slechts met halve zuigkracht alle gestoffeerde voorwerpen stuk voor stuk tenminste 5 minuten af. Gebruik daarvoor alleen het kleine langwerpige zuigmondje. Na het stofzuigen van gelijke materialen (bijvoorbeeld tapijten, meubilair in hetzelfde vertrek), moet het kapje van de stofcollector genomen worden. Strooi de inhoud uit op een stuk papier. Mocht er te weinig stof gezogen zijn, herhaal dan het zuigen. Doe de test nooit met te weinig stof. Noteer op het papier de bron waarvan het stof afkomstig is. Neem van dit stof met behulp van het doseerlepeltje een vol schepje fijn stof. !Figuur 7.13: Plaatsing stofcollector in
stofzuigerslang. [Bron: Adviesburo Nieman BV]
Spoel de stofcollector en het kapje met water grondig schoon. De stofcollector en het kapje goed afdrogen, voordat het voor de volgende test in de stofzuiger geplaatst wordt.
De stofcollector moet op de volgende wijze weer gebruiksklaar worden gemaakt: Neem het kunststofbuisje en plaats het beveiligingsbandje zodanig over het smalle einde dat het gekartelde randje precies over de opening ligt.
Plaats het kapje over het smalle einde van het buisje, zodat het bevestigingsbandje strak getrokken wordt. De stofcollector is dan weer gebruiksklaar.
Doe een vol (niet afgestreken) doseerlepeltje fijnstof in het kommetje in de deksel van de verpakking.
- pagina 7-7 -
Handboek gebouwde woningen Knip vervolgens een aluminiumzakje met testvloeistof langs de aangegeven lijn open en knijp de inhoud voorzichtig op het fijnstof in het kommetje (belangrijk: het aluminiumzakje volledig leegknijpen). Meng met de steel van het doseerlepeltje het stof en de testvloeistof kort door elkaar. #Figuur 7.14: Mengen van de testvloeistof
met het fijn stof. [Bron: Adviesburo Nieman BV]
Neem een teststrip uit het buisje (na het uitnemen van de teststrip het buisje direct weer afsluiten). Doop het verdikte uiteinde van de teststrip slecht kort in het mengsel. Haal de strip er daarna direct weer uit, waarbij deze aan de rand van het kommetje afgeveegd moet worden. #Figuur 7.15: Dopen van het verdikte
uiteinde van de teststrip in het mengsel. [Bron: Adviesburo Nieman BV]
Vergelijk de verkleuring van de teststrip na circa 1 minuut met de kleurentabel. Later optredende verkleuringen zijn materiaalafhankelijk en zonder betekenis voor eigenlijke beoordeling. De kleurentabel geeft aan hoe groot de belasting van allergeenhoudend huisstof in de woning is.
geen
!Figuur 7.16: Vergelijking van de verkleuring met de kleurentabel. [Bron: Adviesburo Nieman BV]
Reinig na de test het kommetje en doseerlepeltje met kraanwater en droog alles voor de volgende test goed af. Was na afloop van de test uw handen.
- pagina 7-8 -
Wanneer meerdere ruimten beoordeeld worden, bijvoorbeeld de geluidwering van de gevel van een woon- en slaapkamer, is het laagste kwaliteitsniveau voor het gezondheidsaspect maatgevend.
8.1
8.1.1
Thermisch comfort
Tocht
Luchtdoorlatendheid
[dm /sm ] qv;10 > 1,430 1,000 qv;10 < 1,430 0,625 qv;10 < 1,000 qv;10 < 0,625
3 2
Ventilatievoorziening
geen beoordeling (pnt.) 0 (3) zelfregelend / winddrukafhankelijk + (4) normaal rooster / suskast 0 (3) klepraam / draairaam - (2)
Hoogte ventilatievoorziening
< 1,80 m beoordeling (pnt.) - (2) 1,80 m + (4)
Ventilatiesysteem
A beoordeling (pnt.) - (2) B - (2) C 0 (3) D
1
+ (4)
Geldt alleen indien er een WTW-unit met een rendement 90% aanwezig is. In alle overige gevallen dient de beoordeling van ventilatiesysteem C aangehouden te worden.
-pagina 8-1 -
Bouwsysteem
gietbouw / stapelbouw / prefab beton beoordeling (pnt.) + (4) houtskeletbouw 0 (3) staalskeletbouw 0 (3)
Glasoppervlakken
glastype hoogte glasoppervlakte [m] verwarmingslichaam onder glasoppervlakte afwezig h < 1,5 enkel glas (U 5,8 W/(m K))
2
beoordeling (pnt.) - (2) 0 (3) -- (1) - (2) 0 (3) + (4) - (2) 0 (3) ++ (5) ++ (5) + (4) ++ (5)
++
Verwarmingssysteem
Verwarmingssysteem Lokale verwarming / CV met niet in alle vertrekken verwarmingslichamen Traditionele CV (70 - 90C *) met verwarmingslichamen CV (met weersafhankelijke regeling) met verwarmingslichamen Laag temperatuurverwarming (45 - 55C *) met verwarmingslichamen beoordeling (pnt.) - (2) 0 (3) + (4) ++ (5)
* Het eerste getal geeft de retourwatertemperatuur weer en het tweede getal de aanvoerwatertemperatuur.
Waardering
Kwaliteitsniveau A B C D Beoordeling + / ++ 0/+ -/0 -- / Punten 31 35 26 30 21 25 16 20 Omschrijving geen hinder van tocht tochthinder bij harde wind regelmatig tochthinder constant tochthinder
- pagina 8-2-
8.1.2
Thermische isolatie
Beoordeling (pnt.) geen isolatie houten vloer met na-isolatie betonnen vloer met na-isolatie houten vloer met isolatie gesoleerde betonnen vloer woning afkomstig uit: < 1983 1983 1992 1992 -- (1) - (2) - (2) 0 (3) + (4) -- (1) - (2) 0 (3) -- (1) -- (1) - (2) 0 (3) + (4) - (2) 0 (3) + (4) -- (1) - (2) 0 (3) + (4) -- (1) < 1979 1980 1992 1992 -- (1) - (2) 0 (3)
Constructie vloer
gevel (steenachtig)
gevel (houtskeletbouw)
gevel (buitgevelisolatie)
Waardering
Kwaliteitsniveau A Beoordeling + (10 12) Omschrijving Rc 3,0 (m K)/W
2
De binnenluchttemperatuur is niet tot nauwelijks onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen, waardoor de woning koel in de zomer en warm in de winter is. Woning is zeer energiezuinig. De binnenluchttemperatuur is weinig onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. Woning is energiezuinig. De woning warmt in de zomer eenvoudig op en koelt in de winter eenvoudig af. Kans op wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen. Verhoogd energieverbruik. De woning warmt in de zomer snel op en koelt in de winter snel af. Kans op grote wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen en de dag. Zeer hoog energieverbruik.
B C
0 (7 9) - (5 6)
-- (3 4)
-pagina 8-3 -
8.2
8.2.1
Geluidkwaliteit
Geluid van buiten
Beoordeling bij geluidmeting
Kwaliteitsniveau A Geluidwering gevel GA; Dg;A 28 dB(A) n binnenniveau 27 dB(A) 23 GA; Dg;A < 28 dB(A) n B binnenniveau 32 dB(A) 18 GA; Dg;A < 23 dB(A) n C binnenniveau 42 dB(A) GA; Dg;A < 18 dB(A) n binnenniveau 42 dB(A) Een hoge mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn nauwelijks waarneembaar. Een voldoende mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn waarneembaar. Een geringe mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn goed waarneembaar. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden van buiten.
- pagina 8-4-
8.2.2
massa liftschacht > 600 kg/m massa liftschacht > 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine stalen frame met betonverzwaring onder liftmachine massa liftschacht > 600 kg/m massa liftschacht > 500 kg/m geen trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 500 kg/m handbediende draaideur massa liftschacht < 600 kg/m geen trillingsisolerende opstelling liftmachine handbediende draaideur
nee ja B ja nee C ja -
< 5 meter > 5 meter < 5 meter > 5 meter < 5 meter < 5 meter < 5 meter
massa leidingschacht 100 kg/m 50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m
-pagina 8-5 -
1. Is de geluidwering tussen woningen (Ilu) groter of gelijk aan 0 dB? [zie indicator Geluidwering tussen woningen]
ja
nee
Kwaliteitsniveau A
2. Grenst de sanitaire ruimte direct aan de verblijfsruimte van de naastgelegen woning? nee ja
Kwaliteitsniveau B
Kwaliteitsniveau C
kwaliteitsniveau A
omschrijving Een hoge mate van bescherming en rust. Sanitaire geluiden van buiten de woning zijn nauwelijks waarneembaar. Installatiegeluiden soms storend. Een mate van bescherming en rust. Sanitaire geluiden van buiten de woning zijn waarneembaar. Ontoelaatbare storing door installatiegeluid wordt in het algemeen voorkomen. Een geringe mate van bescherming en rust. Sanitaire geluiden van buiten de woning zijn goed waarneembaar. Regelmatig storing van installatiegeluiden. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden van buiten. Installatiegeluid regelmatig hinderlijk.
- pagina 8-6-
8.2.3
Verwarmingsinstallatie
Kwaliteitsniveau A B/C D Kwaliteitsniveau A B C D criteria verwarmingstoestel niet in VR en niet aan scheidingswand geen verwarmingstoestel in woning verwarmingstoestel niet in VR overige situaties omschrijving Geen hinder van verwarmings- en ventilatiesysteem in eigen woning. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem nauwelijks hoorbaar. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem hoorbaar. Kans op hinder. Verwarmings- en ventilatiesysteem van de woning zijn duidelijk hoorbaar. Kans op hinder is groot.
-pagina 8-7 -
8.2.4
Kwaliteitsniveau A
+1 Ilu;k < +6
Beperkt risico Bescherming tegen ontoelaatbare storing, uitgaande voor de ge- van een gedrags-/leefpatroon waarbij men rekening zondheid houdt met elkaar. Spraak soms waarneembaar, maar niet verstaanbaar. Zeer luide spraak verstaanbaar, harde muziek goed hoorbaar. Loopgeluiden e.d. soms storend. Verhoogd Ook bij gelijksoortige leefpatronen en aangepast gerisico voor de drag, zal regelmatig storing optreden. Spraak en mugezondheid ziek is vaak hoorbaar. Zeer luide spraak goed verstaanbaar en muziek storend. Loopgeluiden zijn veelal hinderlijk. Onacceptabel Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen risico voor de geluiden. Gewone spraak is vaak verstaanbaar, mugezondheid ziek en luide spraak, loopgeluiden veelvuldig hinderlijk.
-4 Ilu;k < +1
Ilu;k < -4
> 50%
8.3
8.3.1
Luchtkwaliteit
Emissie van wegverkeer
Berekening concentraties in de buitenlucht met CAR II model
Kwaliteitsniveau A B C D
Omschrijving
Uitkomst berekening CAR II model geen overschrijdingen overschrijding uurgemiddelde plandrempel overschrijding uurgemiddelde grenswaarde overschrijding genswaarde jaargemiddelde
Zeer beperkte emissies. Geen gezondheidsrisico Verminderde emissies. Beperkte kans op vermindering van de longfunctie. Verhoogde emissies. Kans op vermindering van de longfunctie. Zeer hoge emissies. Grote kans op vermindering van de 2 longfunctie. Kinderen, ouderen en COPD-patinten vormen een risicogroep.
2 COPD = Chronic Obructive Pulmonary Diseases oftewel chronisch obstructieve longziekten. Hiermee worden de ziektebeelden chronische bronchitis en emfyseem bedoeld.
- pagina 8-8-
8.3.2
Emissies bouwmaterialen
Formaldehyde
Kwaliteitsniveau B Beoordeling woning 1987 of er na Omschrijving Verminderd risico op aanwezigheid van formaldehyde houdende materialen. Beperkte kans op irritatie van de slijmvliezen van ogen, keel en neus en irritatie van de diepere luchtwegen. Verhoogd risico op aanwezigheid formaldehyde houdende materialen.
Luchtdoorlatendheid
doorvoeren Beoordeling Geen enkele doorvoer afgedicht - (2) Enkele doorvoeren afgedicht 0 (3) Alle doorvoeren afgedicht + (4)
kruipluik Beoordeling
n.v.t. + (4)
kruipluik Beoordeling
n.v.t. + (4)
Bouwsysteem
Bouwsysteem steenachtig, zoals: beton, baksteen, kalkzandsteen - (2) overig, zoals: staal, hout, etc.
beoordeling
+ (4)
Type binnenspouwbladen
Binnenspouw- beton bladen beoordeling -- (1) cellenbeton kalkzandsteen - (2) baksteen overig
-- (1)
- (2)
+ (4)
-pagina 8-9 -
gipsbeton - (2)
baksteen - (2)
overig + (4)
Waardering
Kwaliteitsniveau A Beoordeling ++ (26 29) Omschrijving Zeer beperkt risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Goed luchtdicht uitgevoerde begane grondvloer en / of geen kruipruimte aanwezig. Weinig gebruik van steenachtige materialen in de woning. Kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker is nihil. Verminderd risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Begane grondvloer is beperkt luchtlek. Kruipruimteventilatie mogelijk aanwezig. Weinig gebruik van steenachtige materialen in de woning. Beperkte kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker. Verhoogd risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Luchtlekken in begane grondvloer aanwezig en / of geen kruipruimteventilatie aanwezig. Aanwezigheid van veel steenachtige materialen, zoals cellenbeton en kalkzandsteen, in de woning. Kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker. Zeer groot risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Luchtlekke begane grondvloer en / of geen kruipruimteventilatie aanwezig. Aanwezigheid van veel steenachtige materialen, zoals beton, in de woning. Grote kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker.
+ (21 25)
0 (16 20)
- (12 15)
Asbest
Kwaliteitsniveau B C Beoordeling woning 1983 of er na woning voor 1983 Omschrijving geen risico aanwezigheid asbest risico aanwezigheid asbest
- pagina 8-10-
8.3.3
Beoordeling
+ (4)
0 (3)
Kwaliteitsniveau
Beoordeling
+ (4)
0 (3)
- (2)
Wasemkap
Omschrijving geen recirculatie Toelichting Meet de ventilatiecapaciteit van de afzuigpunten De wasemkap is niet op het ventilatiesysteem of direct op de buitenlucht aangesloten (zie onderstaande tekening) De capaciteit kan niet gemeten worden, maar zorgt wel voor extra afvoercapaciteit De capaciteit kan niet gemeten worden. Door de motor wordt er een onderdruk in de woning gecreerd. Naast de afvoer van koolmonoxide en geurstoffen via het ventilatiesysteem, wordt er tijdelijk extra lucht afgevoerd. Beoordeling 0 (3) 0 (3)
aangesloten op het ventilatiesysteem aangesloten op het ventilatiesysteem (met motor) direct naar buiten
+ (4) - (2)
++ (5)
-pagina 8-11 -
A B C
Snelle afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier. Goede afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier. Slechte afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier.
Spuicapaciteit
Kwaliteitsniveau Criteria spuicapaciteit VG 6 dm /s per m
3 2
omschrijving Er zijn voldoende te openen ramen en / of deuren aanwezig. Grote hoeveelheden verontreinigde lucht kunnen snel afgevoerd worden. Er is een beperkt aantal te openen ramen en / of deuren aanwezig. De afvoer van grote hoeveelheden verontreinigde lucht duurt enige tijd. Er zijn weinig tot geen te openen ramen en / of deuren aanwezig, waardoor grote hoeveelheden verontreinigde lucht niet tot nauwelijks afgevoerd kunnen worden.
VG < 6 dm /s per m
Luchtdoorlatendheid
Kwaliteitsniveau Luchtdoorlatendheid [dm /sm ] qv;10 > 1,430 1,000 qv;10 < 1,430 0,625 qv;10 < 1,000 qv;10 < 0,625
3 2
Ventilatiesysteem A B C D D B A B C D C A B C D D A A B C
Verdunningsfactor Wanneer de afstand groter of gelijk is dan de aangegeven afstand in de tabellen in 4.4 is het kwaliteitsniveau B. In de overige gevallen is het kwaliteitsniveau C.
Kwaliteitsniveau Criteria verdunningsfactor Luchtverversing B Rookafvoer voor met gas gestookte toestellen Luchtverversing C Rookafvoer voor met gas gestookte toestellen Beperkte kans op toevoer van verontreinigde lucht in de woning als gevolg van de afvoer van verontreinigde ventilatielucht, rookgassen of riolering. Kans tot grote kans op toevoer van verontreinigde lucht in de woning als gevolg van de afvoer van verontreinigde ventilatielucht, rookgassen of riolering.
- pagina 8-12-
8.3.4
8.3.5
8.3.6
Persoonlijke benvloeding
Kwaliteitsniveau A B C D Omschrijving Geen invloed op regelbaarheid ventilatievoorzieningen, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn niet regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit.
8.4
8.4.1
Licht
Daglichttoetreding
Verblijfsruimteniveau A 0,15 Avloer 0,10 Avloer A < 0,15 Avloer Grote glasoppervlakken en geen belemmeringen en / overstekken aanwezig. Voldoende glasoppervlakte aanwezig of grote glasoppervlakken in combinatie met belemmeringen en / of overstekken aanwezig. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is klein. Mogelijke aanwezigheid van belemmeringen en / of overstekken. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is zeer klein. Aanwezigheid van grote belemmeringen en / of overstekken.
Kwaliteitsniveau A B
-pagina 8-13 -
8.4.2
Bezonning
Kwaliteitsniveau B C Beoordeling Lichtopeningen zijn niet belemmerd. Groot aantal bezonningsuren per jaar en een grote beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op NO / NW, lichtopeningen zijn niet belemmerd. Beperkt aantal bezonningsuren per jaar en een beperkte beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op N, lichtopeningen zijn belemmerd. Weinig tot geen bezonningsuren per jaar en geen beleving van de weersverandering door het seizoen.
8.5
8.5.1
Gebruiksveiligheid
Waterkwaliteit
Legionella
JA NEE / n.v.t.
1.2 Verplichting beheersplan? Geen risico op Legionella
JA NEE
1.3 Beheersplan bij eigenaar gebouw aanwezig? Risico op Legionella groot
JA
voldoet niet 1.4 Temperatuurmeting voldoet Geen risico op Legionella Risico op Legionella groot
- pagina 8-14-
voldoet
2.2 Type warmwatertoestel: geiser of combiketel, zonder voorraadvat?
NEE
JA
JA
JA NEE
NEE/n.v.t.
2.5 Zijn er afgedopte (en niet gebruikte) leidingen aanwezig?
JA
NEE/n.v.t.
Risico op Legionella beperkt 2.6 Zijn er lange leidingdelen naar weinig gebruikte tappunten waar verneveling mogelijk is?
JA
NEE/n.v.t.
2.7 Is er vloer- en/of stadsverwarming?
JA
NEE/n.v.t. JA
Geen risico op Legionella
Kwaliteitsniveau B C D
Omschrijving Geen risico aanwezigheid legionella Beperkt risico aanwezigheid legionella Groot risico aanwezigheid legionella
-pagina 8-15 -
JA
NEE NEE
Woning voor 1945 gebouwd? Beperkt risico op aanwezigheid loden leidingen
JA JA
Woning verbouwd na 1945?
NEE
Verhoogd risico op aanwezigheid loden leidingen Eventueel nader onderzoek naar aanwezigheid loden drinkwaterledingen.
Kwaliteitsniveau B C D
Omschrijving geen loden drinkwaterleidingen beperkt risico op aanwezigheid loden drinkwaterleidingen loden drinkwaterleidingen aanwezig
- pagina 8-16-
8.5.2
Trap is veilig
JA
Is er een Vlizotrap aanwezig?
JA
NEE
Traphelling (overige trappen) 2:3 optrede : aantrede
NEE
JA JA
Is er per trap minimaal n leuning aanwezig op 0,8 m. hoogte?
NEE NEE JA
Trap is minder veilig
JA
Vervolg schema 2
-pagina 8-17 -
JA NEE
Aantrede 0,220 m?
Voldoet struikelformule? 1x aantrede + 2x optrede [in mm] moet tussen 570 en 700 mm liggen
JA JA
Breedte 0,8 m
NEE JA
Vrije hoogte boven trap 2,1 m.? Trap is onveilig
NEE
JA
NEE
Trap is minder veilig Is de trap aan de achterzijde dicht (stootbord)? Opening > 100 mm?
JA
NEE JA NEE
Trap is veilig
Kwaliteitsniveau A B C
Omschrijving Trap is veilig en goed beloopbaar. Trap is minder veilig Kans op val- en / of struikelgevaar aanwezig. Trap is onveilig. Grote kans op val-, struikel- en / of stootgevaar aanwezig.
- pagina 8-18-
Veilig
JA
Drempel(s) 15 mm?
JA
veilig
NEE JA
15 mm < Drempel(s) 20 mm? minder veilig
NEE JA
20 mm < Drempel(s) 30 mm? onveilig
NEE JA
Drempel(s) > 30 mm? gevaarlijk
Kwaliteitsniveau A B C D
Omschrijving Veilig, kans op struikelgevaar is nihil Minder veilig, kans op struikelgevaar is aanwezig Onveilig, grote kans op struikelgevaar Gevaarlijk, zeer grote kans op struikelgevaar
-pagina 8-19 -
8.6
8.6.1
Vocht
Toetreding vocht uit kruipruimte
Type vloer
hout beoordeling - (2) beton + (4)
Luchtdoorlatendheid
afgedichte doorvoeren kruipluik met dichtingsband kruipluik zonder dichtingsband + (4) 0 (3) niet afgedichte doorvoeren 0 (3) - (2)
Kruipluik
duimgat beoordeling - (2) luikring + (4)
Kruipruimte
Geen kruipruimteventilatie Kruipruimte aanwezig Geen kruipruimte aanwezig - (2) ++ (5) Kruipruimteventilatie in 1 gevel 0 (3) n.v.t. Kruipruimteventilatie in 2 of meer gevels + (4) n.v.t.
Ventilatierooster
geen ventilatieroosters aanwezig beoordeling - (2) ventilatieroosters aanwezig + (4)
Waardering
Kwaliteitsniveau B Beoordeling + (17 20) Omschrijving Geen kans op vocht uit de kruipruimte. Goed luchtdicht uitgevoerde begane grondvloer en / of geen kruipruimte aanwezig. Beperkte kans op vocht uit de kruipruimte. Begane grondvloer en / of kruipruimte is beperkt luchtlek. Verhoogde kans op vocht uit de kruipruimte. Begane grondvloer is luchtlek.
C D
- pagina 8-20-
8.6.2
Biologische agentia
Beoordeling van koudebruggen
Kwaliteitsniveau B C Omschrijving Geen koudebruggen aanwezig. Kans op schimmels is zeer gering. Koudebruggen aanwezig. Grote kans op schimmels.
De binnenluchttemperatuur is niet tot nauwelijks onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is vergelijkbaar met de binnenluchttemperatuur. De binnenluchttemperatuur is weinig onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is iets lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt geen voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt mogelijk een voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op grote wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen en de dag. De temperatuur van de begane grondvloer is veel lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt een voedingsbodem voor vocht en schimmels.
-pagina 8-21 -
VG > 1,10 Ag (met een minimum van 9,0 dm /s) VR > 0,90 Ag (met een minimum van 9,0 dm /s) VG 0,90 1,10 Ag (met een minimum van 7,0 dm /s) VR 0,70 0,90 Ag (met een minimum van 7,0 dm /s) VG < 0,90 Ag VR < 0,70 Ag
3 3 3
Kwaliteitsniveau
A B
Toiletruimte > 9,0 dm /s / Badruimte > 18,0 dm /s / Keuken > 27,0 dm /s Toiletruimte 7,0 9,0 dm /s / Badruimte 14,0 18,0 dm /s / Keuken 21,0 27,0 dm /s Toiletruimte < 7,0 dm /s / Badruimte < 14,0 dm /s / Keuken < 21,0 dm /s
3 3 3 3 3 3
Kwaliteitsniveau A B C
Omschrijving Snelle afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Goede afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Slechte afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier.
Ventilatiesysteem
Kwaliteitsniveau B C Omschrijving geen of beperkt vervuilde filters aanwezig sterk vervuilde filters aanwezig
Huisstofmijt
Kwaliteitsniveau A B C Omschrijving Huisstofmijten leiden niet tot klachten die horen bij astma en COPD Huisstofmijten kunnen leiden tot klachten die horen bij astma en COPD Grote kans op klachten die horen bij astma en COPD door huisstofmijten
- pagina 8-22-
Bijlage 1 Invulformulieren
Opnameformulier GEZONDHEIDSKAART
projectgegevens project projectnummer adres opname datum opname bouwjaar woning
woningtype
vrijstaande woning 2-onder-1kap woning eengezinswoning appartement / galerijwoning portiekwoning lengte [m] breedte [m] hoogte [m] oppervlakte [m2] inhoud [m3]
Verblijfsgebied 2 [m2]
Verblijfsgebied 3 [m2]
Verblijfsruimte woonkamer [m2] Verblijfsruimte keuken [m2] Verblijfsruimte slaapkamer 1 [m2] Verblijfsruimte slaapkamer 2 [m2] Verblijfsruimte slaapkamer 3 [m2] Verblijfsruimte slaapkamer 4 [m2]
Thermische comfort Tocht omschrijving - Luchtdoorlatendheid bij een drukverschil over gevel van 10 Pa. - Gebruiksoppervlakte van de woning - Luchtdoorlatendheid per m2. beoordeling
geconstateerde luchtlekken:
verwarmingssysteem:
- Lokale verwarming / CV met niet in alle vertrekken verwarmingslichamen - Traditionele CV (70 - 90C *) met verwarmingslichamen - CV (met weersafhankelijke regeling) met verwarmingslichamen - Lage temperatuurverwarming (45 - 55C *) met verwarmingslichamen
ventilatiesysteem:
- A: natuurlijke toe- en afvoer - B: mechanische toevoer en natuurlijke afvoer - C: natuurlijke toevoer en mechanische afvoer - D: mechanische toe- en afvoer (Dit geldt alleen indien er wtw-unit met een rendement 90% aanwezig is. In alle andere gevallen dient ventilatiesysteem C aangehouden te worden.)
bouwsysteem:
RUIMTE ventilatierooster: - geen - zelfregelend / winddrukafhankelijk - normaal rooster / suskast - klepraam hoogte ventilatierooster: - < 1,80 m - 1,80 m kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glasoppervlakken: - enkel glas - dubbel glas - HR, HR+ of HR++ glas - hoogte glas < 1,5 m - hoogte glas 1,5 m - geen verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken - verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken RUIMTE ventilatierooster: - geen - zelfregelend / winddrukafhankelijk - normaal rooster / suskast - klepraam hoogte ventilatierooster: - < 1,80 m - 1,80 m kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glasoppervlakken: - enkel glas - dubbel glas - HR, HR+ of HR++ glas - hoogte glas < 1,5 m - hoogte glas 1,5 m - geen verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken - verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken
RUIMTE ventilatierooster: - geen - zelfregelend / winddrukafhankelijk - normaal rooster / suskast - klepraam hoogte ventilatierooster: - < 1,80 m - 1,80 m kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glasoppervlakken: - enkel glas - dubbel glas - HR, HR+ of HR++ glas - hoogte glas < 1,5 m - hoogte glas 1,5 m - geen verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken - verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken RUIMTE ventilatierooster: - geen - zelfregelend / winddrukafhankelijk - normaal rooster / suskast - klepraam hoogte ventilatierooster: - < 1,80 m - 1,80 m kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glasoppervlakken: - enkel glas - dubbel glas - HR, HR+ of HR++ glas - hoogte glas < 1,5 m - hoogte glas 1,5 m - geen verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken - verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken
RUIMTE ventilatierooster: - geen - zelfregelend / winddrukafhankelijk - normaal rooster / suskast - klepraam hoogte ventilatierooster: - < 1,80 m - 1,80 m kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glasoppervlakken: - enkel glas - dubbel glas - HR, HR+ of HR++ glas - hoogte glas < 1,5 m - hoogte glas 1,5 m - geen verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken - verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken RUIMTE ventilatierooster: - geen - zelfregelend / winddrukafhankelijk - normaal rooster / suskast - klepraam hoogte ventilatierooster: - < 1,80 m - 1,80 m kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glasoppervlakken: - enkel glas - dubbel glas - HR, HR+ of HR++ glas - hoogte glas < 1,5 m - hoogte glas 1,5 m - geen verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken - verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken
RUIMTE ventilatierooster: - geen - zelfregelend / winddrukafhankelijk - normaal rooster / suskast - klepraam hoogte ventilatierooster: - < 1,80 m - 1,80 m kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glasoppervlakken: - enkel glas - dubbel glas - HR, HR+ of HR++ glas - hoogte glas < 1,5 m - hoogte glas 1,5 m - geen verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken - verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken RUIMTE ventilatierooster: - geen - zelfregelend / winddrukafhankelijk - normaal rooster / suskast - klepraam hoogte ventilatierooster: - < 1,80 m - 1,80 m kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glasoppervlakken: - enkel glas - dubbel glas - HR, HR+ of HR++ glas - hoogte glas < 1,5 m - hoogte glas 1,5 m - geen verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken - verwarmingslichaam t.p.v. glasoppervlakken
Thermische isolatie omschrijving - n.v.t. - geen isolatie - houten met na-isolatie - betonnen vloer met na-isolatie - houten vloer met isolatie - gesoleerde betonnen vloer - bouwjaar woning < 1983 - bouwjaar woning 1983 - 1992 - bouwjaar woning > 1992 beoordeling
gevel
- n.v.t.
steenachtig binnenspouwbl - geen isolatie (dikte isolatie) - minerale wol < 40 mm - minerale wol 40 X 90 mm - minerale wol 90 X 110 mm - minerale wol > 110 mm - harde isolatie < 40 mm - harde isolatie 40 X 85 mm - harde isolatie 65 X 105 mm - harde isolatie > 105 mm gevel hsb-binnenspouwblad (dikte binnenspouwblad) - n.v.t. - < 120 mm - 120 X 140 mm - > 140 mm gevel buitengevelisolatie (dikte isolatie) - n.v.t. - < 90 mm - 90 X 110 mm - > 110 mm dak (hellend en plat) - n.v.t. - ongesoleerd - bouwjaar woning < 1979 (Rc = 1,3 (m2.K)/W) - bouwjaar woning 1980 - 1992 (Rc = 2,0 (m2.K)/W) - bouwjaar woning > 1992 (Rc = 2,5 (m2.K)/W)
Geluidkwaliteit Geluid van buiten omschrijving Is de woning geluidbelast? - ja (doorgaande weg / suskasten in gevel) - nee (30 km zone) [Indien nee, dan doorgaan met volgende indicator] beoordeling
indien meting niet mogelijk is, dan moeten de onderstaande gegevens ingevuld worden hoekvertrek - nee - ja ventilatierooster - geen - klepraam - rooster - type rooster - lengte roosters - lengte kieren rond te openen delen kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glas - enkel glas - dubbel glas (isolerend) - opbouw gasvulling glas - niet te controleren - lucht - argon - krypton - SF6 ruimte - oppervlakte gevel - percentage glas t.o.v. gevel - diepte van de achter de gevel liggende ruimte
indien meting niet mogelijk is, dan moeten de onderstaande gegevens ingevuld worden hoekvertrek - nee - ja ventilatierooster - geen - klepraam - rooster - type rooster - lengte roosters - lengte kieren rond te openen delen kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glas - enkel glas - dubbel glas (isolerend) - opbouw gasvulling glas - niet te controleren - lucht - argon - krypton - SF6 ruimte - oppervlakte gevel - percentage glas t.o.v. gevel - diepte van de achter de gevel liggende ruimte
indien meting niet mogelijk is, dan moeten de onderstaande gegevens ingevuld worden hoekvertrek - nee - ja ventilatierooster - geen - klepraam - rooster - type rooster - lengte roosters - lengte kieren rond te openen delen kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glas - enkel glas - dubbel glas (isolerend) - opbouw gasvulling glas - niet te controleren - lucht - argon - krypton - SF6 ruimte - oppervlakte gevel - percentage glas t.o.v. gevel - diepte van de achter de gevel liggende ruimte
indien meting niet mogelijk is, dan moeten de onderstaande gegevens ingevuld worden hoekvertrek - nee - ja ventilatierooster - geen - klepraam - rooster - type rooster - lengte roosters - lengte kieren rond te openen delen kaderdichting: - geen kaderdichting - tochtstrip niet doorlopend - tochtstrip doorlopend - enkele kaderdichting - dubbele kaderdichting hang- en sluitwerk: - niet knevelend - knevelend - niet goed afgesteld - knevelend - goed afgesteld glas - enkel glas - dubbel glas (isolerend) - opbouw gasvulling glas - niet te controleren - lucht - argon - krypton - SF6 ruimte - oppervlakte gevel - percentage glas t.o.v. gevel - diepte van de achter de gevel liggende ruimte
ja nee
Indien er geen tekeningen aanwezig zijn, dan kunnen de lift- en sanitaire installaties niet beoordeeld worden. lift met afstand afzonderlijke verblijfsruimte liftinstallatie machinekamer tot liftschacht kenmerken lift / constructie n.v.t. nee ja n.v.t. > 5 meter > 5 meter n.v.t. massa liftschacht > 600 kg/m 2 massa liftschacht > 500 kg/m / trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 600 kg/m2 / trillingsisolerende opstelling liftmachine / stalen frame met betonverzwaring onder liftmachine massa liftschacht > 600 kg/m massa liftschacht > 500 kg/m2 / geen trillingsisolerende opstelling liftmachine 2 massa liftschacht > 500 kg/m / trillingsisolerende opstelling liftmachine 2 massa liftschacht > 500 kg/m / handbediende draaideur massa liftschacht < 600 kg/m2 geen trillingsisolerende opstelling liftmachine handbediende draaideur
2 2
beoordeling
< 5 meter > 5 meter < 5 meter > 5 meter < 5 meter < 5 meter < 5 meter
gestapelde bouw verblijfsruimte verblijfsruimte direct onder direct aan sanitaire ruimte leidingschacht nee nee nee nee nee ja nee nee ja ja nee ja
massa verdiepingsvloer kenmerken leidingschacht >> 550 kg/m2 > 550 kg/m
2
massa leidingschacht 100 kg/m 2 50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m2 massa leidingschacht < 75 kg/m2 massa leidingschacht < 50 kg/m2 2 50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m2 massa leidingschacht < 50 kg/m
2
grondgebonden woningen Geluidwering tussen woningen (Ilu;k) groter of gelijk aan +0 dB? [zie geluidwering tussen woningen] Grenst de sanitaire ruimte direct aan de verblijfsruimte van de naastgelegen woning?
ja nee ja nee
Emissies bouwmaterialen toelichting Bouwjaar Kruipruimte - ja - nee - n.v.t. Opbouw bgg vloer - hout - steenachtig - n.v.t. - Luchtdoorlatendheid - kruipluik met duimgat - kruipluik met luikring - n.v.t. - kruipluik met afdichtingsband tussen plaat en luikrand - kruipluik zonder afdichtingsband tussen plaat en luikrand - n.v.t. - doorvoeren vanuit kruipruimte afgedicht - doorvoeren vanuit kruipruimte niet afgedicht - n.v.t. - Kruipruimte ventilatie - ventilatieroosters aanwezig (1 gevel) - ventilatieroosters aanwezig (2 of meer gevels) - n.v.t. - Bouwsysteem - steenachtig - overig - Binnenspouwbladen - steenachtig - overig - Binnenwanden - steenachtig - overig beoordeling
Asbest
Bouwjaar
Luchtkwaliteit Emissies wegverkeer (NO/NO2 en fijnstof) toelichting Plaats woning Straat x-cordinaat (RDC) y-cordinaat (RDC) Intensiteit motorvoertuigen [mvt/etmaal] Fractie vrachtverkeer (Fv) - tussen 0 en 1 Snelheidstypering (6x aantal woningen) 1.snelweg of autoweg; gemiddelde rijsnelheid = 100 km/uur. Ook voor provinciale wegen met een maximum snelheid van 90km/uur of meer kan het beste dit type worden gekozen. 2.buitenweg; doorgaande weg met een snelheidslimiet van maximaal 70km/uur; gemiddelde snelheid is 44 km/uur. Ook voor provinciale wegenmet een maximale snelheid van 80 km/uur kan het beste dit type worden gekozen. 3.doorstromend stadsverkeer; Doorstromend verkeer in een stadsstraat, binnen de bebouwde kom; gemiddelde rijsnelheid is 26 km/uur. 4.normaal stadverkeer; normaal verkeer in een stadstraat, binnen de bebouwde kom; gemiddelde rijsnelheid is 19 km/uur. 5. stagnerend verkeer; verkeer in stadsstraat, binnen de bebouwde kom, waarvan de doorstroming wordt belemmerd; gemiddelde rijsnelheid is 13 km/uur. 1. Weg door open terrein, incidenteel gebouwen of bomen binnen een straal van 100 m. 2. Basistype, alle wegen anders dan 1, 3a, 3b of 4. 3A. Beide zijden van de weg bebouwing zodanig dat de afstand van de as van de weg tot de rand van de bebouwing aan beide zijden kleineris dan 3 maal de hoogte van de bebouwing, maar aan minimaal n zijde groter dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing. 3B. Beide zijden van de weg bebouwing, bijzondergeval van wegtype 3a, waarbij de afstand van de as van de weg tot de rand van de bebouwing aan beide zijden kleiner is dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing. 4. Weg met aan n zijde min of meer aaneengesloten bebouwing op een afstand van minder dan 3 maal de hoogte van de bebouwing. 1 1,25 1,5 Afstand tot wegas [m] (bij wegtype 1 maximaal 300 m; bij overige wegen maximaal 30 m. Indien bovenstaande gegevens niet bekend of beschikbaar zijn, dienen onderstaande vragen beantwoord te worden. afstand woning tot stadsweg d > 100 m 50 m < d < 100 m d < 50 m afstand woning tot buitenweg d > 100 m 50 m < d < 100 m d < 50 m beoordeling
Wegtype
Bomenfactor
Emissies bouwmaterialen toelichting Bouwjaar Kruipruimte - ja - nee - n.v.t. Opbouw bgg vloer - hout - steenachtig - n.v.t. - Luchtdoorlatendheid - kruipluik met duimgat - kruipluik met luikring - n.v.t. - kruipluik met afdichtingsband tussen plaat en luikrand - kruipluik zonder afdichtingsband tussen plaat en luikrand - n.v.t. - doorvoeren vanuit kruipruimte afgedicht - doorvoeren vanuit kruipruimte niet afgedicht - n.v.t. - Kruipruimte ventilatie - ventilatieroosters aanwezig (1 gevel) - ventilatieroosters aanwezig (2 of meer gevels) - n.v.t. - Bouwsysteem - steenachtig - overig - Binnenspouwbladen - steenachtig - overig - Binnenwanden - steenachtig - overig beoordeling
Asbest
Bouwjaar
- situatie A
- situatie B
- situatie C
Verdunningsfactor (rookgasafvoer)
- situatie A
- situatie B
- situatie C
Verdunningsfactor (ontspanningsleiding)
- situatie A
- situatie B
- situatie C
RUIMTE Verdunningsfactor (ventilatieafvoer) - situatie B - situatie A voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen - situatie C voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen Verdunningsfactor (rookgasafvoer) - situatie B - situatie A voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen - situatie C voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen Verdunningsfactor (ontspanningsleiding) - situatie B - situatie A voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen - situatie C voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen
RUIMTE Verdunningsfactor (ventilatieafvoer) - situatie B - situatie A voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen - situatie C voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen Verdunningsfactor (rookgasafvoer) - situatie B - situatie A voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen - situatie C voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen Verdunningsfactor (ontspanningsleiding) - situatie B - situatie A voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen - situatie C voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen RUIMTE Verdunningsfactor (ventilatieafvoer) - situatie B - situatie A voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen - situatie C voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen Verdunningsfactor (rookgasafvoer) - situatie B - situatie A voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen - situatie C voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen Verdunningsfactor (ontspanningsleiding) - situatie B - situatie A voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen - situatie C voldoet aan afmetingen voldoet niet aan afmetingen
RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m] - openingshoek kozijn [ ] - spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m] - openingshoek kozijn [ ] - spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m] - openingshoek kozijn [ ] - spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m] - openingshoek kozijn [ ] - spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m]
0 - openingshoek kozijn [ ] 0 0 0 0
- spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m]
0 - openingshoek kozijn [ ]
RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m] - openingshoek kozijn [ ] - spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m] - openingshoek kozijn [ ] - spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m] - openingshoek kozijn [ ] - spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m] - openingshoek kozijn [ ] - spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m]
0 - openingshoek kozijn [ ] 0 0 0 0
- spuivoorziening in n gevel - spuivoorziening in twee (niet aan elkaar grenzende) gevel RUIMTE Spuiventilatie - hoogte kozijn [m] - breedte kozijn [m]
0 - openingshoek kozijn [ ]
Deelaspect:
Koolmoxide (CO) van verbrandingstoestellen - CO-gehalte in buitenlucht [ppm] - CO-gehalte in woonruimte [ppm] - CO-gehalte naast het verbrandingstoestel [ppm]
Deelaspect:
Stikstofoxide (NO2) van afvoerloze geiser - NO of NO2-gehalte naast het verbrandingstoestel [ppm]
Deelaspect:
Persoonlijke benvloeding Geen invloed op regelbaarheid ventilatievoorzieningen, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn niet regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit.
Licht Daglichttoetreding / bezonning omschrijving - breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m] - breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m] - breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m] - breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m] beoordeling
- breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m] - breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m] - breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m] - breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m]
- breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m] - breedte verblijfsruimte [m] - diepte verblijfsruimte [m] - hoogte kozijn [m] - hoogte bovenkant vloer tot onderzijde glas [m] - breedte kozijn [m[ - overstek: < 0,25 [m] - overstek: 0,25 - 0,50 [m] - overstek: 0,50 - 1,00 [m] - overstek: 1,00 - 1,50 [m] - overstek: > 1,50 [m] Deelaspect: orintatie voorgevel Bezonning - Noord - Noordoost - Oost - Zuidoost - Zuid - Zuidwest - West - Noordwest orintatie achtergevel - Noord - Noordoost - Oost - Zuidoost - Zuid - Zuidwest - West - Noordwest belemmeringen Zijn er belemmeringen aanwezig die van invloed zijn op de bezonning? - ja - nee
Gebruiksveiligheid Waterkwaliteit toelichting Collectieve installaties (woongebouwen) Keerklep aanwezig t.p.v. watermeter JA NEE N.T.C. Risicoanalyse aanwezig? JA 1) NEE N.V.T. Verplichting voor een beheersplan? JA NEE N.V.T Beheersplan aanwezig? JA NEE N.V.T. Individuele installaties
0 Meting temperatuur koudwater keuken [ C] 0 Meting temperatuur warmwater keuken [ C]
beoordeling
Meting temperatuur koudwater badkamer [ C] Meting temperatuur warmwater badkamer [ C] Welk warmwatertoestel is er aanwezig? geiser combiketel boiler elc. boiler gas Temperatuursinstelling van de boiler of voorraadvat minimaal 60 C (Zo niet, dan door met beoordeling 'Lood') Watertemperatuur voorraadvat mogelijk lager dan 60 C (Zo ja, dan door met beoordeling 'Lood') Afgedopte leidingen (en niet gebruikte leidingen) aanwezig? (Zo ja, dan door met beoordeling 'Lood') Lengte afgedopte leidingen (en niet gebruikte leidingen)? Lange leidingdelen naar weinig gebruikte tappunten? JA NEE Vloer en/of stadsverwarming aanwezig? JA NEE Lood Bouwjaar woning? Verbouwingsjaar woning? Inspectie; - loden waterleidingen (zonder verf) zijn donkergrijs (koper is roodbruin) - loden leidingen zijn dik en vaak gedeukt - controleer het leidingwerk bij de watermeter of bij de aansluiting van gootstenen of wasbakken - ook sommige boilers en geisers (van voor 1960) bevatten loden leidingen. Aanwezigheid loden leidingen: JA NEE
0 0 0
Gebruiksveiligheid Veiligheid trappen toelichting Soort trap? vlizotrap anders Open trap? JA NEE Indien open trap: opening > 100 mm (horizontaal en verticaal gemeten) Optrede van de trap ter plaatse van de klimlijn? [mm] Aantrede van de trap ter plaatse van de klimlijn? [mm] Breedte van de treden (= vrij breedte trap) [mm] Vrije hoogte boven de trap. [mm] Aanwezigheid leuning? JA NEE Indien leuning aanwezig: Hoogte onderzijde leuning? [mm] Is er een hoogteverschil van tenminste 1,0 m aanwezig ter plaatse van de zijkant van een tredeoppervlak, t.o.v. een direct naast die trap gelegen vloer? JA NEE Is er t.p.v. het hoogteverschil een traphek aanwezig? JA NEE Hoogte traphek [mm] Grote openingen in traphek (breedte)? [mm] Ruimte tussen afscheiding en trap (horizontaal)? [mm] Grote openingen (breedte) tot 0,7 m boven trede opp. [mm] JA NEE beoordeling
Trap tussen
Soort trap?
vlizotrap anders
Open trap?
JA NEE
Indien open trap: opening > 100 mm (horizontaal en verticaal gemeten) Optrede van de trap ter plaatse van de klimlijn? [mm] Aantrede van de trap ter plaatse van de klimlijn? [mm] Breedte van de treden (= vrij breedte trap) [mm] Vrije hoogte boven de trap. [mm] Aanwezigheid leuning? JA NEE Indien leuning aanwezig: Hoogte onderzijde leuning? [mm] Is er een hoogteverschil van tenminste 1,0 m aanwezig ter plaatse van de zijkant van een tredeoppervlak, t.o.v. een direct naast die trap gelegen vloer? JA NEE Is er t.p.v. het hoogteverschil een traphek aanwezig? JA NEE Hoogte traphek [mm] Grote openingen in traphek (breedte)? [mm] Ruimte tussen afscheiding en trap (horizontaal)? [mm] Grote openingen (breedte) tot 0,7 m boven trede opp. [mm] JA NEE
Trap tussen
Soort trap?
vlizotrap anders
Open trap?
JA NEE
Indien open trap: opening > 100 mm (horizontaal en verticaal gemeten) Optrede van de trap ter plaatse van de klimlijn? [mm] Aantrede van de trap ter plaatse van de klimlijn? [mm] Breedte van de treden (= vrij breedte trap) [mm] Vrije hoogte boven de trap. [mm] Aanwezigheid leuning? JA NEE Indien leuning aanwezig: Hoogte onderzijde leuning? [mm] Is er een hoogteverschil van tenminste 1,0 m aanwezig ter plaatse van de zijkant van een tredeoppervlak, t.o.v. een direct naast die trap gelegen vloer? JA NEE Is er t.p.v. het hoogteverschil een traphek aanwezig? JA NEE Hoogte traphek [mm] Grote openingen in traphek (breedte)? [mm] Ruimte tussen afscheiding en trap (horizontaal)? [mm] Grote openingen (breedte) tot 0,7 m boven trede opp. [mm] Deelaspect: Drempel t.p.v. Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel Deelaspect: Drempel t.p.v. Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel Deelaspect: Drempel t.p.v. Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel Deelaspect: Drempel t.p.v. Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel Deelaspect: Drempel t.p.v. Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel Deelaspect: Drempel t.p.v. Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel JA NEE
Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel
Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel
Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel
Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel
Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel
Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel
Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel
Drempels - Hoogte per drempel [mm] - Vloerafwerking aanwezig JA NEE - Zijde (ruimte) van gemeten hoogte van drempel
Vocht Toetreding vocht uit kruipruimte omschrijving - n.v.t. - kruipluik met duimgat - kruipluik met luikring - n.v.t. - kruipluik met afdichtingsband tussen plaat en luikrand - kruipluik zonder afdichtingsband tussen plaat en luikrand - n.v.t. - doorvoeren vanuit kruipruimte afgedicht - doorvoeren vanuit kruipruimte niet afgedicht beoordeling
Kruipruimte ventilatie
- n.v.t. - ventilatieroosters aanwezig (1 gevel) - ventilatieroosters aanwezig (2 of meer gevels) - geen ventilatieroosters aanwezig
koudebruggen
vocht
- JA - NEE - n.v.t
Huisstofmijt (acarex-test)
projectgegevens
project projectnummer opdrachtgever meetdatum meetadres
meetomstandigheden
binnentemperatuur buitentemperatuur weersomstandigheid
1)
1)
meetresultaten 2)
Pgevel [Pa] 15 25 35 45 55 65 75 85 95
2)
Gat / Flens
verklaring gat 0 = 20 mm 1 = 50 mm 2 = 100 mm 3 = 140 mm 4 = 175 mm verklaring flens klein = 117,5 mm groot = 154,9 mm
verklaring range
invulblad luchtdoorlatendheid.xls
26-07-2004
Meetrapport ventilatie
Meting conform NEN 1087
projectgegevens
project projectnummer opdrachtgever meetdatum meetadres type installatie
afvoer
gemeten ruimte keuken (ventiel 1) keuken (ventiel 2) badruimte toilet totaal hoog
[dm/s]
midden
[dm/s]
laag
[dm/s]
toevoer
gemeten ruimte woonkamer (ventiel 1) woonkamer (ventiel 2) woonkamer (ventiel 3) slaapkamer 1 (ventiel 1) slaapkamer 1 (ventiel 2) slaapkamer 2 slaapkamer 3 zolder totaal hoog
[dm/s]
midden
[dm/s]
laag
[dm/s]
invulformulier ventilatie.xls
i.o.v.
Adviesburo Nieman B.V. Rijswijk Utrecht Zwolle info@nieman.nl www.nieman.nl Utrecht, november 2004 Projectnummer r030009aa
Opdrachtgever
Ministerie VROM Postbus 30941 2500 GX DEN HAAG tel. (070) 339 20 05 fax (070) 339 12 55 vertegenwoordigd door: de heer ir. P.J. van Luijk
Omschrijving project
Projectnummers
Nieman
r030009aa
Datum
november 2004
Versie
Definitief
Uitgevoerd door
Adviesburo Nieman B.V. Vestiging Utrecht ing. J.G. Bouwman ing. P. Kuindersma ing. M.J.W. van Rooijen ing. P. Smits
Autorisatie door
Bezoekadres
Inhoudsopgave
Pagina Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2
2.1 2.2
1-1 2-1
2-1 2-3
Hoofdstuk 3
3.1 3.2 3.3 3.4
Geluidkwaliteit
Geluid van buiten Installatiegeluid van buiten de woning Installatiegeluid van binnen de woning Geluidwering tussen woningen
3-1
3-1 3-1 3-3 3-4
Hoofdstuk 4
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Luchtkwaliteit
Emissies wegverkeer Emissies bouwmaterialen Luchtverversing van ruimten Koolomonoxide (CO) van verbandingstoestellen Stikstofdioxide (NO2) van afvoerloze geiser Persoonlijke beinvloeding
4-1
4-1 4-3 4-5 4-8 4-8 4-8
Hoofdstuk 5
5.1 5.2
Licht
Daglichttoetreding Bezonning
5-1
5-1 5-1
Hoofdstuk 6
6.1 6.2
Gebruiksveiligheid
Waterkwaliteit Veiligheid trappen en drempels
6-1
6-1 6-3
Hoofdstuk 7
7.1 7.2
Vocht
Toetreding vocht, stoffen en radon uit kruipruimte Biologische agentia
7-1
7-1 7-1
Hoofdstuk 8
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Beoordeling - kwaliteitsniveaus
Thermisch comfort Geluidkwaliteit Luchtkwaliteit Licht Gebruiksveiligheid Vocht
8-1
8-1 8-4 8-7 8-11 8-12 8-15
Hoofdstuk 1 Inleiding
In opdracht van Ministerie van VROM is een opnamemethodiek ontwikkeld om de gezondheidskwaliteit van bestaande en nieuwe woningen in beeld te kunnen brengen. De resultaten van de opname moeten worden vastgelegd in een Gezondheidskaart. Het onderzoek is onder actie 28 aangekondigd in het Actieprogramma Gezondheid en Milieu. Het Actieprogramma is onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries van VWS en van VROM opgesteld. Het doel van deze actie is het ontwikkelen van een opnamemethodiek en een drager voor uniforme informatieverschaffing aan de hand waarvan de technische kwaliteit van woningen kan worden beoordeeld m.b.t. gezondheid in gebouwen. Hiermee krijgen de professional en de consument iets in handen als informatiebron bij overwegingen van (ver)koop, (ver)huur, verbetering e.d.. In dit handboek zijn de werkinstructies opgenomen voor de uitvoering van de opnamemethodiek voor nieuwbouwwoningen. Bij bestaande woningen moet de Gezondheidskaart op basis een opname in de woning kunnen worden ingevuld. Het handboek hiervoor is separaat beschikbaar. De achtergronden van de opnamemethodiek zijn terug te vinden in het onderzoeksrapport Opnamemethodiek gezondheidskwaliteit van woningen. Voor de opname van een woning moeten de volgende stukken aanwezig zijn: - Bestek - Plattegrond - Doorsneden - Gevelaanzichten - Details - EPC-berekening - GA;K rapportage (indien van toepassing) - Daglichtrapportage - Ventilatiebalansberekeningen - Berekening verdunningsfactor. Bovengenoemde stukken zijn, volgens Staatsblad 409, bij de bouwaanvraag ook vereist.
- pagina 1-1 -
- pagina 1-2-
2.1.1
Luchtdoorlatendheid
De luchtdoorlatendheid wordt in de praktijk bepaald met behulp van de qv;10waarde. Dit is de luchtdoorlatendheid van de totale woning bij een drukverschil van 10 Pa over de gevel. Ga, voor nieuw te bouwen woningen, na welke qv10-waarde in de EPCberekening is aangehouden.
2.1.2
Ventilatierooster
Ook het type ventilatierooster heeft invloed op tochtverschijnselen. Zelfregelende en winddrukafhankelijke ventilatieroosters sluiten de roosters als de winddruk op het rooster te hoog wordt. De overige ventilatieroosters en suskasten worden met de hand bediend en zullen eerder tochtverschijnselen vertonen. Ga in de ventilatiebalansberekeningen, de tekeningen (gevels, doorsneden en details) en het bestek na welk type rooster wordt toegepast. Bij projecten met een hoge geluidbelasting op de gevel zullen vaak suskasten of gebalanceerde ventilatie worden toegepast.
2.1.3
Hoogte ventilatierooster
Naast het type ventilatierooster is ook de plaats van het rooster in de gevel van belang. Indien een rooster onder 1,80 m is geplaatst zullen tochtverschijnselen eerder voorkomen. Meet de hoogte van de bovenzijde van de dekvloer tot de onderzijde van de roosters. Gebruik hiervoor de doorsneden en details.
- pagina 2-1 -
2.1.4
Ventilatiesysteem
De NEN 1087 maakt onderscheid in 4 ventilatiesystemen: Systeem A: natuurlijke ventilatie Systeem B: mechanische toevoer, natuurlijke afvoer Systeem C: natuurlijke toevoer, mechanische afvoer Systeem D: mechanische toe- en afvoer Ga in de ventilatiebalansberekeningen of hoofdstuk 61 van een STABUbestek na welk ventilatiesysteem in het project aanwezig is.
2.1.5
Kaderdichting
Ramen en deuren die niet voorzien zijn van een kaderdichting laten lucht langs het kozijn door. Ook hierdoor ontstaan tochtverschijnselen. Daarnaast is het ook van belang of het hang- en sluitwerk knevelend wordt aangebracht. Ga in de details en / of hoofdstuk 30 van een STABU-bestek na of er een kaderdichting wordt aangebracht.
2.1.6
Bouwsysteem
Bij het bouwsysteem (draagstructuur) wordt onderscheid gemaakt in enerzijds stapelbouw, gietbouw of prefab beton en anderzijds houtskeletbouw (HSB). Ga in de details en plattegronden na welk bouwsysteem wordt toegepast. Voorbeeld: Een woning met gietbouw bouwmuren en houtskeletbouw binnenspouwbladen moet aangemerkt worden als gietbouw.
2.1.7
Glasoppervlakten
Grote glasoppervlakten kunnen koudeval veroorzaken. Of dit plaats vindt, is afhankelijk van een aantal factoren. Naast het type glas is het ook van belang dat eventuele koudestraling van het glas tegen gegaan kan worden door een verwarmingslichaam ter plaatse van het glasoppervlak. Ga in de EPC-berekening, aan de hand van de U-waarde van het glas, na welk type glas wordt toegepast. Meet daarna de hoogte van het glas van tekening op. Dit geldt ook voor schuifpuien e.d. Ga op de plattegronden of verkoopbrochures na of er verwarmingslichamen ter plaatse van de glasvlakken in de verblijfsgebieden aanwezig zijn. Enkel glas indien Uraam 5,8 W/(m2K); Dubbel glas indien 3,0 Uraam 2,6 W/(m2K); HR-, HR+- of HR++-glas indien U 2,0 W/(m2K).
Uraam is opgebouwd uit Uglas en Ukozijn. De forfaitaire waarde voor houten en kunststof kozijnen is 2,4 W/(m2K). Voor metalen kozijnen met een thermische onderbreking is deze waarde 3,8 W/(m2K). Als er geen thermische onderbreking in het metalen kozijn aangebracht is, dan is de U-waarde van het kozijn 7,0 W/(m2K).
- pagina 2-2 -
Voor ruimten met een netto hoogte tot 3 m kan met een eenvoudige vuistregel nagegaan worden of er kans op koudeval aanwezig is. Onderstaand is deze vuistregel weergegeven. Uraam [W/m2K)] raamhoogte [m] 3,2 Voorwaarde voor het toepassen van de vuistregel is een goede luchtdoorlatendheid en doorgaande enkele kaderdichting in combinatie met knevelend hang- en sluitwerk.
2.1.8
Verwarmingssysteem
Het verwarmingssysteem geeft via verwarmingslichamen warmte af aan de woning. Afhankelijk van de verwarmingslichamen zal dit in meer of mindere mate via straling of convectieve luchtstroming plaatsvinden. Ga in de EPC-berekening na welk verwarmingssysteem toegepast is. Toelichting: Bij traditionele CV met verwarmingslichamen is de aanvoertemperatuur van het water 90C en de retourtemperatuur 70C. Bij een lage temperatuurverwarming zijn de aanvoer- en retourtemperatuur van het water respectievelijk maximaal 55C en 45C.
2.2
Thermische isolatie
Bij nieuwbouwwoningen kan de warmteweerstand (Rc) van een constructie aan de hand van de details bepaald worden. Ga in de EPC-berekening, details en het bestek na welke Rc-waarden voor de constructies gehanteerd worden.
- pagina 2-3 -
- pagina 2-4 -
Hoofdstuk 3 Geluidkwaliteit
3.1 Geluid van buiten
Uitgangspunt is dat, indien de geluidsbelasting groter is dan 55 dB(A), een geluidrapport onderdeel uitmaakt van de indieningsvereisten. Op basis van de gegevens uit deze berekening wordt de geluidwerende kwaliteit van de gevel bepaald.
3.2
nee ja ja nee ja -
< 5 meter > 5 meter < 5 meter > 5 meter < 5 meter < 5 meter < 5 meter
- pagina 3-1 -
Sanitaire installaties Bepaal bij gestapelde bouw welke situatie in onderstaande tabel van toepassing is.
criteria VR direct onder sanitaire ruimte nee nee nee nee nee ja VR direct aan leidingschacht nee nee ja ja nee ja massa verdiepingsvloer kenmerken leidingschacht
>> 550 kg/m > 550 kg/m > 550 kg/m < 550 kg/m < 550 kg/m < 550 kg/m
5) 5) 5) 5) 5) 5)
1) 2)
50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m massa leidingschacht < 75 kg/m massa leidingschacht < 50 kg/m
3) 4)
50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m massa leidingschacht < 50 kg/m
1) 2) 3) 4)
dit komt overeen met 100 mm kalkzandsteen dit komt overeen met 70 100 mm gasbeton of gips dit komt overeen met 70 mm gasbeton dit komt overeen met een voorzetwand van metal stud of houten stijl- en regelwerk (dit geldt niet voor woningen vanaf het bouwjaar 2000) 5) met een constructievloer van 210 mm beton en een dekvloer wordt een massa 550 kg/m gerealiseerd; bij woongebouwen na 1992 is deze dikte van de constructievloer over het algemeen aangehouden (of zwaarder).
ja
nee
Kwaliteitsniveau A
2. Grenst de sanitaire ruimte direct aan de verblijfsruimte van de naastgelegen woning? nee ja
Kwaliteitsniveau B
Kwaliteitsniveau C
- pagina 3-2-
3.3
3.3.1
Type ventilatiesysteem B, C of D Is de ventilatorunit in een verblijfsruimte opgesteld? NEE Is de ventilatorunit aan een lichte scheidingswand bevestigd? NEE Grenst de opstelruimte van de ventilatorunit aan een verblijfsruimte? NEE Kwaliteitsniveau A
Kwaliteitsniveau A
JA
Kwaliteitsniveau D
JA
Kwaliteitsniveau C
JA
Kwaliteitsniveau B
3.3.2
Verwarmingsinstallatie
Bepaal voor de verwarmingsinstallatie welke situatie van toepassing is. Verwarmingstoestel niet in VR en niet aan scheidingswand of geen verwarmingstoestel in woning; Verwarmingstoestel niet in VR; Overige situaties.
- pagina 3-3 -
3.4
constructieopbouw
type draagstructuur bouwmuur begane grondvloer
woningbouw kalkzandsteen ankerloos 2 x 120 mm ribcassettevloer; gewicht > 250 kg/m ; oplegging: flexibel (akoestisch oplegvilt) en sponning in de fundering
resultaat
Ilu;k > +5 dB
- pagina 3-4-
Hoofdstuk 4 Luchtkwaliteit
4.1 Emissies wegverkeer
Berekeningen om de concentraties van stikstofoxiden en fijn stof in te schatten worden gemaakt met behulp van het programma CAR II. Parameters Diverse parameters zullen beschikbaar moeten worden gesteld door o.a. Gemeentes, Ministerie Verkeer&Waterstaat en het Kadaster (en/of RDC). ! ! ! Plaats waarin de woning is gesitueerd. Straatnaam waaraan de woning is gelegen (straat die het dichtst bij de woning is gelegen. Rijksdriehoekscordinaten (RDC) te vinden bij Rijksdriehoeksmeting van Nederland (X- en Y-cordinaten) (op te vragen bij klantenservice.kadata@kadaster.nl). Het rijksdriehoekcordinaat kan eventueel worden gemeten met behulp van een GPS-ontvanger die geschikt is voor rijksdriehoekcordinaten (de meeste losse ontvangers zijn hiervoor geschikt). Intensiteit van het verkeer [mvt/etmaal] - op te vragen bij de Gemeente. Voor rustige wegen waar geen intensiteiten van bekend zijn, dient een schatting gemaakt te worden. Als minimum kan een intensiteit van 100 mvt/etmaal worden aangehouden, intensiteiten lager dan 100 hebben nauwelijks tot geen invloed op de emissies van NO2 en PM10. Voorgesteld wordt om voor de rustige wegen een nduidige schatting aan te houden van [aantal mvt/etmaal = 6 x aantal woningen in de straat]. Fractie vrachtverkeer (Fv); fractie van het totale verkeer dat als vrachtverkeer aangemerkt kan worden, in te vullen als getal tussen 0 en 1. De fracties zijn vastgesteld op basis van de standaardverdelingen uit de rekenmethode I voor rail- en verkeerslawaai SRM I (zie schema op de volgende pagina).
-pagina 4-1 -
!
nr. 1
buitenweg:
weg met een 0,105 (10,5%) snelheidslimiet van maximaal 70 km/uur (gemiddeld 44 km/uur) 0,07 (7%)
0,0305 (3,5%)
doorstromend stadsverkeer: doorstromend verkeer binnen de bebouwde kom, stadsstraat (gemiddeld 26 km/uur) normaal stadsverkeer: gemiddelde snelheid 19 km/uur de doorstroming van het verkeer wordt belemmerd, gemiddeld 13 km/uur
0,01 (1%)
0,05 (5%)
0,0 (0%)
stagnerend verkeer:
0,07 (7%)
0,01 (1%)
!
nr. 1 2 3A 3B 4
"!Figuur 4.1:Schematische weergaven van straattypen in CAR II [Bron: Handleiding bij softwarepakket CAR II]
-pagina 4-2 -
In sommige situaties komt het voor dat de gewenste rijsnelheid niet in bovenstaande lijst voorkomt (bijv. provinciale weg waar 80 km/uur gereden mag worden). In dat geval dient een keuze gemaakt te worden voor de snelheidstypering. De snelheidstypering dient gekozen te worden die het meest vergelijkbaar is (provinciale weg waar 80 km/uur gereden mag worden is dus buitenweg en een autoweg waar 90 km/uur gereden mag worden is dus een snelweg). ! Bomenfactor: er dient een keuze te worden gemaakt tussen: 1,00; 1,25 of 1,50 (zie ook onderstaande tabel).
omschrijving (zie eveneens onderstaande figuur) hier en daar bomen of in het geheel niet n of meer rijen bomen met onderlinge afstand van minder dan 15 meter met openingen tussen de kronen de kronen raken elkaar en overspannen minstens een derde gedeelte van de straatbreedte.
Afstand tot wegas (in meters); bij wegtype 1 is de maximumafstand 300 meter, bij de overige wegen is dit 30 meter.
Indien niet alle gegevens achterhaald kunnen worden, dan zullen de emissies ten gevolge van wegverkeer aan de hand van onderstaande tabel bepaald worden.
d > 100 m stadsweg buitenweg B B d > 50 m B C d 50 m C D
4.2
Emissies bouwmaterialen
Er wordt een inventarisatie gemaakt van indicatoren per emissie: - Formaldehyde, - Radongas, - Asbest.
4.2.1
Inventarisatie Formaldehyde
Sinds eind 1987 valt spaanplaat onder de Warenwet en is hiervoor een KOMO-certificatenregeling van kracht. Derhalve hoeft deze indicator niet meegenomen worden.
-pagina 4-3 -
4.2.2
4.2.3
Asbest
In woningen na 1983 komt geen asbest meer voor. Derhalve is een risicoinventarisatie aan de hand van tekeningen niet noodzakelijk.
-pagina 4-4 -
4.3
4.3.1
Ventilatiecapaciteit
In de huidige nieuwbouwwoningen wordt (bijna) alleen gebruik gemaakt van de ventilatiesystemen C en D. Lees de ventilatiecapaciteiten van de toe- en afvoervoorzieningen van de ventilatielucht uit de ventilatiebalansberekeningen af. Aangezien in dit stadium nog niet bekend is of er een wasemkap in de woning aanwezig is en hoe deze aangesloten wordt, wordt dit aspect niet meegenomen in de opname.
4.3.2
Spuivoorziening
Spuivoorzieningen moeten er voor zorgen dat grote hoeveelheden vervuilde lucht in een woning in een korte tijd verdreven kunnen worden, bijvoorbeeld het verdrijven van rook na een feestje. Ga na of de controle van de spuiventilatie in de stukken voor de bouwaanvraag zijn verwerkt. Zo ja, ga na welke hoeveelheden aanwezig zijn. Indien de spuivoorzieningen niet zijn beoordeeld, bepaal deze dan aan de hand van onderstaande werkwijze. Meet de breedte en hoogte van de te openen delen van kozijnen en deuren in een verblijfsruimte. Bereken de oppervlakte van de kozijnen door de hoogte en breedte met elkaar te vermenigvuldigen. Bepaal aan de hand van onderstaande formule de effectieve oppervlakte van de spuivoorziening.
Aeff = A J ( )
" Figuur 4.2: Bepaling reductiefactor J aan de hand van de maximale openingshoek . [Bron: NEN 1087]
-pagina 4-5 -
Het is (vaak) niet mogelijk om de openingshoek van tekening te halen. Indien dit niet aangegeven is, moet de raamarcering op de geveltekeningen (en eventueel aanwezige kozijntekeningen) geraadpleegd worden. In veel gevallen zal een raam 90 geopend kunnen worden. Met name bij valramen en uitzetramen moet op de openingshoek gelet worden. Let er op dat in elke verblijfsruimte een te openen raam aanwezig is. Onderstaand zijn een vijftal voorbeelden van de meest voorkomende ramen opgenomen.
type raam naar buiten draaiend raam
openingshoek
90
90
draaivalraam
90
valraam
10
uitzetraam
10
-pagina 4-6 -
q v = Anetto v 1000
Waarin: qv = luchtvolumestroom door de spuivoorziening, in dm3/s Anetto = is de som van de oppervlakte van de spuivoorzieningen die als toe- en/of afvoer kunnen functioneren v = luchtsnelheid in de spuivoorziening (afhankelijk van het feit of in 1 of 2 gevels spuivoorzieningen zijn aangebracht, in m/s v = 0,1 m/s bij spuivoorzieningen in n gevel of dak gevel. v = 0,4 m/s bij spuivoorzieningen in twee (niet aan elkaar grenzende) gevels. Deel de uitkomst (qv) per verblijfsgebied door het vloeroppervlakte In de meeste situaties zijn er spuivoorzieningen in twee (niet aan elkaar grenzende) gevels. Onderstaand zijn twee situaties weergegeven, waarin er spuivoorzieningen in 1 gevel zijn.
slaapkamer 1 slaapkamer 2
badruimte
slaapkamer 3
slaapkamer 3
slaapkamer 2
slaapkamer 1
slaapkamer 2
situatie 1
situatie 2
-pagina 4-7 -
4.3.3
Luchtdoorlatendheid
Wanneer wordt gekeken naar de luchtverversing van ruimten kan de luchtdoorlatendheid zowel een (beperkte) positieve bijdrage als een (beperkte) negatieve bijdrage hebben. Bij een matig werkend ventilatiesysteem is een zekere luchtdoorlatendheid gewenst, bij goed werkende ventilatiesystemen kan een te grote luchtdoorlatendheid de werking van het systeem verstoren. Voor de bepaling van de luchtdoorlatendheid wordt verwezen naar 2.1.1.
4.3.4
Verdunningsfactor
De verdunningsfactor is een onderdeel van de indieningsvereisten en voldoet hiermee aan het Bouwbesluit. Derhalve hoeft deze indicator niet beoordeeld te worden.
4.4
4.5
4.6
Persoonlijke benvloeding
Om de mate van persoonlijke benvloeding op de luchtkwaliteit in kaart te brengen, dient een inventarisatie gemaakt te worden van regelmogelijkheden van het ventilatiesysteem welke van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is sprake van benvloedbaarheid in negatieve zin (in welke mate kan de bewoner het systeem uitzetten / ontregelen) en in positieve zin (in welke mate kan de bewoner de ventilatiecapaciteit verhogen). Ga, op de geveltekening, na of er roosters in de gevel aanwezig zijn. Indien er roosters aanwezig zijn, ga dan na of deze regelbaar zijn (handmatig of zelfregelend). Ga dit in het bestek (hoofdstuk 30 en / of 61 van STABU-bestek) of de EPC-berekening na. Ga na of er klepramen in de woning aanwezig zijn.
-pagina 4-8 -
Hoofdstuk 5 Licht
5.1 Daglichttoetreding
Daglichttoetreding in een woning draagt bij aan het welzijn van de bewoners. Bij nieuw te bouwen woningen wordt het daglichtoppervlakte beoordeeld aan de hand van de daglichtrapportage. Volgens het Staatsblad 409 moet bij de bouwaanvraag een daglichtrapportage volgens NEN 2057 ingediend worden.
5.2
Bezonning
De orintatie van een woning bepaalt de toetreding van zonlicht. Voldoende zonlicht in een woning draagt bij aan een gezond binnenklimaat. Bepaal de orintatie van de voor- en achtergevel door middel van de situatietekening. Ga na of er belemmeringen en / of overstekken zijn die de lichtinval benvloeden.
- pagina 5-1 -
- pagina 5-2-
Hoofdstuk 6 Gebruiksveiligheid
6.1 Waterkwaliteit
De factoren die de waterkwaliteit bepalen zijn: - de aanwezigheid van legionella in waterleidingen - de aanwezigheid van lood in drinkwaterleidingen Door bovengenoemde factoren sepraat van elkaar te beoordelen wordt een goed beeld van de mate van de waterkwaliteit verkregen.
6.1.1
Legionella
Om de kans op aanwezigheid en schadelijkheid van legionella vast te kunnen stellen is een Risicoanalyse van het leidingsysteem noodzakelijk. Er wordt een verkorte risicoanalyse uitgevoerd op basis van een inventarisatie van aspecten van het leidingwatersysteem. Uitgangspunt voor woningbouwinstallaties is dat er te allen tijde tappunten aanwezig zijn waar verneveling mogelijk is (denk aan douche, keukenkraan, etc.). Collectieve installaties (collectief leidingnet) Een collectief leidingnet is het gedeelte vanaf het centrale leveringspunt in een appartementgebouw (flatgebouw) tot de woninginstallaties. 1. Ga na of er een voorraadvat is t.b.v. een zonneboiler of warmtepompsysteem. 2. Ga na of er leidingdelen naar weinig gebruikte tappunten aanwezig zijn (denk aan buitenkraan). 3. Ga na of er vloerverwarming aanwezig is. 4. Ga na of er stadsverwarming aanwezig is. 5. Ga na of er schachten aanwezig zijn, waarin zowel drinkwaterleidingen als cv-leidingen aanwezig zijn. Ga na of de leidingen gesoleerd c.q. afgeschermd zijn. (zie figuur 6.1).
drinkwater woning 1
- pagina 6-1 -
6. Ga na of leidingen voor drinkwater of warm tapwater en warmwaterleidingen evenwijdig aan elkaar in een wand zijn verwerkt. Zo ja, dan dient de minimale onderlinge afstand in gips- en betonwanden respectievelijk 125 en 200 mm te zijn. 7. Ga na of leidingen voor drinkwater of warm tapwater in een vloer met vloerverwarming of een wand met wandverwarming zijn verwerkt. De onderlinge afstand tussen deze leidingen moet minimaal 150 mm zijn (zie figuur 6.2).
vloerverwarming
drinkwaterleiding
!Figuur 6.2: Voorbeeld drinkwaterleiding of warm tapwaterleiding in een vloer met vloerverwarming.
Individuele installaties 1. Ga na of er een voorraadvat is t.b.v. een zonneboiler of warmtepompsysteem. 2. Ga na of er leidingdelen naar weinig gebruikte tappunten aanwezig zijn (denk aan buitenkraan). 3. Ga na of er vloerverwarming aanwezig is. 4. Ga na of er stadsverwarming aanwezig is. 5. Ga na of leidingen voor drinkwater of warm tapwater en warmwaterleidingen evenwijdig aan elkaar in een wand zijn verwerkt. Zo ja, dan dient de minimale onderlinge afstand in gips- en betonwanden respectievelijk 125 en 200 mm te zijn. 6. Ga na of leidingen voor drinkwater of warm tapwater in een vloer met vloerverwarming of een wand met wandverwarming zijn verwerkt. De onderlinge afstand tussen deze leidingen moet minimaal 150 mm zijn (zie figuur 6.2).
6.1.2
Lood
In woningen na 1960 komen geen loden drinkwaterleidingen voor. Derhalve is een risico-inventarisatie aan de hand van tekeningen niet noodzakelijk.
- pagina 6-2 -
6.2
6.2.1
Trappen
Uitgangspunt is dat de trappen voldoen aan het Bouwbesluit 2003-niveau. Dit betekent dat, t.o.v. het Handboek opnamemethodiek gezondheidskwaliteit Gebouwde woningen, alleen die punten worden beoordeeld die de veiligheid van de trap kunnen verbeteren. De veiligheid van trappen is afhankelijk van de volgende aspecten: - soort trap - open of dichte trap - vrije breedte trap Werkwijze - Bepaal het aantal trappen (denk aan trap begane grond en verdieping maar ook zoldertrap / vlieringtrap). - Per trap nagaan of het een vlizotrap is. Voor de overige trappen dienen de volgende punten te worden opgenomen: - Nagegaan dient te worden of de trap aan de achterzijde open of dicht is. Indien deze open is dan dient zowel horizontaal als verticaal de grootste opening te worden bepaald.
- pagina 6-3 -
6.2.2
Drempels
De veiligheid van drempels is afhankelijk van de hoogte. Werkwijze - Ga welke drempels er in de woning aanwezig zijn. Veelal zijn de volgende drempels aanwezig: voordeur, achterdeur (deur naar buitenruimte), zijdeur, drempels ter plaatse van schuifpuien. - Bepaal per drempel (aan de hand van de details) de hoogte. De hoogte dient in het midden van de drempel te worden gemeten. Maatgevend is het verschil tussen het hoogste punt van de drempel (in het midden) en het aansluitende terrein of vloer. Indien de drempelhoogte aan beide zijden van de drempel verschillend is, is de hoogste waarde maatgevend.
- pagina 6-4 -
Hoofdstuk 7 Vocht
7.1 Toetreding vocht uit kruipruimte
Deze zal bestaan uit een inventarisatie van invloedsfactoren per indicator.
7.1.1
7.1.2
Kruipruimte-ventilatie
zie ook 4.2.2 Ga na (bestek) of er kruipruimte-ventilatieroosters zijn opgenomen (hoofdstuk 22 STABU-bestek).
7.2
Biologische agentia
De bepalende indicatoren worden genventariseerd. De volgende indicatoren moeten worden genventariseerd: - mogelijke koudebruggen (f-factor); - luchtdoorlatendheid begane grondvloer (hoofdstuk 21 STABU-bestek); - Warmteweerstand begane grondvloer (hoofdstuk 23 STABU-bestek); - ventilatiecapaciteit betreffende ruimte; - vervuiling van filters (systeem D)
- pagina 7-1 -
7.2.1
Koudebruggen
Controleer of op de details geen koudebruggen aanwezig zijn. Let hierbij onder andere op galerijaansluitingen, metselwerkondersteuningen.
"Figuur 7.1: Een EPS-blok in de hoekaansluiting van kopgevel en langsgevel voorkomt lage binnenoppervlaktetemperaturen. [Bron: SBR] #Figuur 7.2: De aanstorting van het balkon of de galerij door middel van rvs-stekken met daartussen isolatie met gesloten cellen voorkomt lage binnenoppervlaktetemperaturen [Bron: SBR]
#Figuur 7.3: De binnenoppervlaktetemperaturen worden in deze situatie met name bepaald door het materiaal van de metselwerkondersteuning en de h.o.h.-afstand. [Bron: SBR]
7.2.2
7.2.3
7.2.4
Ventilatiecapaciteit
Zie 4.3.1
7.2.5
Ventilatiesysteem
Ga na welk ventilatiesysteem wordt toegepast. Bij gebalanceerde ventilatie (mechanische toe- en afvoer) kunnen de filters vervuild raken.
- pagina 7-2 -
Wanneer meerdere ruimten beoordeeld worden, bijvoorbeeld de geluidwering van de gevel van een woon- en slaapkamer, is het laagste kwaliteitsniveau voor het gezondheidsaspect maatgevend.
8.1
8.1.1
Thermisch comfort
Tocht
Luchtdoorlatendheid
[dm /sm ] qv;10 > 1,430 1,000 qv;10 < 1,430 0,625 qv;10 < 1,000 qv;10 < 0,625
3 2
Ventilatievoorziening
geen beoordeling (pnt.) 0 (3) zelfregelend / winddrukafhankelijk + (4) normaal rooster / suskast 0 (3) klepraam / draairaam - (2)
Hoogte ventilatievoorziening
< 1,80 m beoordeling (pnt.) - (2) 1,80 m + (4)
Ventilatiesysteem
A beoordeling (pnt.) - (2) B - (2) C 0 (3) D
1
+ (4)
Geldt alleen indien er een WTW-unit met een rendement 90% aanwezig is. In alle overige gevallen dient de beoordeling van ventilatiesysteem C aangehouden te worden.
-pagina 8-1 -
wel + (4)
Bouwsysteem
gietbouw / stapelbouw / prefab beton beoordeling (pnt.) + (4) houtskeletbouw 0 (3) staalskeletbouw 0 (3)
Glasoppervlakken
glastype hoogte glasoppervlakte [m] verwarmingslichaam onder glasoppervlakte afwezig h < 1,5 enkel glas (U 5,8 W/(m K))
2
beoordeling (pnt.) - (2) 0 (3) -- (1) - (2) 0 (3) + (4) - (2) 0 (3) ++ (5) ++ (5) + (4) ++ (5)
++
Verwarmingssysteem
Verwarmingssysteem Lokale verwarming / CV met niet in alle vertrekken verwarmingslichamen Traditionele CV (70 - 90C *) met verwarmingslichamen CV (met weersafhankelijke regeling) met verwarmingslichamen Laag temperatuurverwarming (45 - 55C *) met verwarmingslichamen beoordeling (pnt.) - (2) 0 (3) + (4) ++ (5)
* Het eerste getal geeft de retourwatertemperatuur weer en het tweede getal de aanvoerwatertemperatuur.
Waardering
Kwaliteitsniveau A B C D Beoordeling + / ++ 0/+ -/0 -- / Punten 31 35 26 30 21 25 16 20 Omschrijving geen hinder van tocht tochthinder bij harde wind regelmatig tochthinder constant tochthinder
- pagina 8-2-
8.1.2
Thermische isolatie
Beoordeling (pnt.) geen isolatie houten vloer met na-isolatie betonnen vloer met na-isolatie houten vloer met isolatie gesoleerde betonnen vloer woning afkomstig uit: < 1983 1983 1992 1992 -- (1) - (2) - (2) 0 (3) + (4) -- (1) - (2) 0 (3) -- (1) -- (1) - (2) 0 (3) + (4) - (2) 0 (3) + (4) -- (1) - (2) 0 (3) + (4) -- (1) < 1979 1980 1992 1992 -- (1) - (2) 0 (3)
Constructie vloer
gevel (steenachtig)
gevel (houtskeletbouw)
gevel (buitgevelisolatie)
Waardering
Kwaliteitsniveau A Beoordeling + (10 12) Omschrijving Rc 3,0 (m K)/W
2
De binnenluchttemperatuur is niet tot nauwelijks onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen, waardoor de woning koel in de zomer en warm in de winter is. Woning is zeer energiezuinig. De binnenluchttemperatuur is weinig onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. Woning is energiezuinig. De woning warmt in de zomer eenvoudig op en koelt in de winter eenvoudig af. Kans op wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen. Verhoogd energieverbruik. De woning warmt in de zomer snel op en koelt in de winter snel af. Kans op grote wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen en de dag. Zeer hoog energieverbruik.
B C
0 (7 9) - (5 6)
-- (3 4)
-pagina 8-3 -
8.2
8.2.1
Geluidkwaliteit
Geluid van buiten
Beoordeling bij geluidmeting
Kwaliteitsniveau A Geluidwering gevel GA; Dg;A 28 dB(A) n binnenniveau 27 dB(A) 23 GA; Dg;A < 28 dB(A) n B binnenniveau 32 dB(A) 18 GA; Dg;A < 23 dB(A) n C binnenniveau 42 dB(A) GA; Dg;A < 18 dB(A) n binnenniveau 42 dB(A) Een hoge mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn nauwelijks waarneembaar. Een voldoende mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn waarneembaar. Een geringe mate van bescherming en rust. Geluiden van buiten zijn goed waarneembaar. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden van buiten.
8.2.2
massa liftschacht > 600 kg/m massa liftschacht > 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine stalen frame met betonverzwaring onder liftmachine massa liftschacht > 600 kg/m massa liftschacht > 500 kg/m geen trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 500 kg/m trillingsisolerende opstelling liftmachine massa liftschacht > 500 kg/m handbediende draaideur massa liftschacht < 600 kg/m geen trillingsisolerende opstelling liftmachine handbediende draaideur
nee ja B ja nee C ja -
< 5 meter > 5 meter < 5 meter > 5 meter < 5 meter < 5 meter < 5 meter
- pagina 8-4-
kenmerken leidingschacht
massa leidingschacht 100 kg/m 50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m massa leidingschacht < 75 kg/m massa leidingschacht < 50 kg/m 50 kg/m < massa leidingschacht < 100 kg/m massa leidingschacht < 50 kg/m
Grondgebonden woningen
1. Is de geluidwering tussen woningen (Ilu) groter of gelijk aan 0 dB? [zie indicator Geluidwering tussen woningen]
ja
nee
Kwaliteitsniveau A
2. Grenst de sanitaire ruimte direct aan de verblijfsruimte van de naastgelegen woning? nee ja
Kwaliteitsniveau B
Kwaliteitsniveau C
kwaliteitsniveau A
omschrijving Een hoge mate van bescherming en rust. Sanitaire geluiden van buiten de woning zijn nauwelijks waarneembaar. Installatiegeluiden soms storend. Een mate van bescherming en rust. Sanitaire geluiden van buiten de woning zijn waarneembaar. Ontoelaatbare storing door installatiegeluid wordt in het algemeen voorkomen. Een geringe mate van bescherming en rust. Sanitaire geluiden van buiten de woning zijn goed waarneembaar. Regelmatig storing van installatiegeluiden. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden van buiten. Installatiegeluid regelmatig hinderlijk.
-pagina 8-5 -
8.2.3
Verwarmingsinstallatie
Kwaliteitsniveau A B/C D Kwaliteitsniveau A B C D criteria verwarmingstoestel niet in VR en niet aan scheidingswand geen verwarmingstoestel in woning verwarmingstoestel niet in VR overige situaties omschrijving Geen hinder van verwarmings- en ventilatiesysteem in eigen woning. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem nauwelijks hoorbaar. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem hoorbaar. Kans op hinder. Verwarmings- en ventilatiesysteem van de woning zijn duidelijk hoorbaar. Kans op hinder is groot.
- pagina 8-6-
8.2.4
Kwaliteitsniveau A
+1 Ilu;k < +6
Beperkt risico Bescherming tegen ontoelaatbare storing, uitgaande voor de ge- van een gedrags-/leefpatroon waarbij men rekening zondheid houdt met elkaar. Spraak soms waarneembaar, maar niet verstaanbaar. Zeer luide spraak verstaanbaar, harde muziek goed hoorbaar. Loopgeluiden e.d. soms storend. Verhoogd Ook bij gelijksoortige leefpatronen en aangepast gerisico voor de drag, zal regelmatig storing optreden. Spraak en mugezondheid ziek is vaak hoorbaar. Zeer luide spraak goed verstaanbaar en muziek storend. Loopgeluiden zijn veelal hinderlijk. Onacceptabel Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen risico voor de geluiden. Gewone spraak is vaak verstaanbaar, mugezondheid ziek en luide spraak, loopgeluiden veelvuldig hinderlijk.
-4 Ilu;k < +1
Ilu;k < -4
> 50%
8.3
8.3.1
Luchtkwaliteit
Emissie van wegverkeer
Berekening concentraties in de buitenlucht met CAR II model
Kwaliteitsniveau A B C D
Omschrijving
Uitkomst berekening CAR II model geen overschrijdingen overschrijding uurgemiddelde plandrempel overschrijding uurgemiddelde grenswaarde overschrijding genswaarde jaargemiddelde
Zeer beperkte emissies. Geen gezondheidsrisico Verminderde emissies. Beperkte kans op vermindering van de longfunctie. Verhoogde emissies. Kans op vermindering van de longfunctie. Zeer hoge emissies. Grote kans op vermindering van de 2 longfunctie. Kinderen, ouderen en COPD-patinten vormen een risicogroep.
2 COPD = Chronic Obructive Pulmonary Diseases oftewel chronisch obstructieve longziekten. Hiermee worden de ziektebeelden chronische bronchitis en emfyseem bedoeld.
-pagina 8-7 -
8.3.2
Emissies bouwmaterialen
Radongas + emissies Kruipruimte
Kruipruimte Geen kruipruimteventilatie - (2) ++ (5) Kruipruimteventilatie in 1 gevel 0 (3) n.v.t. Kruipruimteventilatie in 2 of meer gevels + (4) n.v.t.
Luchtdoorlatendheid
kruipluik Beoordeling Met duimgat - (2) Met luikring + (4) n.v.t. + (4)
kruipluik Beoordeling
n.v.t. + (4)
Bouwsysteem
Bouwsysteem beoordeling steenachtig, zoals: beton, baksteen, kalkzandsteen - (2) overig, zoals: staal, hout, etc. + (4)
Type binnenspouwbladen
Binnenspouw- beton bladen beoordeling -- (1) cellenbeton kalkzandsteen - (2) baksteen overig
-- (1)
- (2)
+ (4)
Type binnenwanden
Binnenwanden beoordeling beton -- (1) cellenbeton -- (1) kalkzandsteen - (2) gipsbeton - (2) baksteen - (2) overig + (4)
- pagina 8-8-
Zeer beperkt risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Goed luchtdicht uitgevoerde begane grondvloer en / of geen kruipruimte aanwezig. Weinig gebruik van steenachtige materialen in de woning. Kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker is nihil. Verminderd risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Begane grondvloer is beperkt luchtlek. Kruipruimteventilatie mogelijk aanwezig. Weinig gebruik van steenachtige materialen in de woning. Beperkte kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker. Verhoogd risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Luchtlekken in begane grondvloer aanwezig en / of geen kruipruimteventilatie aanwezig. Aanwezigheid van veel steenachtige materialen, zoals cellenbeton en kalkzandsteen, in de woning. Kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker. Zeer groot risico aanwezigheid schadelijke concentratie Radongas+emissies. Luchtlekke begane grondvloer en / of geen kruipruimteventilatie aanwezig. Aanwezigheid van veel steenachtige materialen, zoals beton, in de woning. Grote kans op inademing van schadelijke deeltjes die kunnen leiden tot longkanker.
+ (18 21)
0 (14 17)
- (10 13)
8.3.3
Beoordeling
+ (4)
0 (3)
Kwaliteitsniveau
Beoordeling
+ (4)
0 (3)
- (2)
-pagina 8-9 -
Waardering
Kwaliteitsniveau Beoordeling (pnt.) + (8) 0 (6 7) - (4 5) omschrijving Snelle afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier. Goede afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier. Slechte afvoer van geurstoffen en koolstofdioxide veroorzaakt door mens en dier.
A B C
Spuicapaciteit
Kwaliteitsniveau Criteria spuicapaciteit VG 6 dm /s per m
3 2
omschrijving Er zijn voldoende te openen ramen en / of deuren aanwezig. Grote hoeveelheden verontreinigde lucht kunnen snel afgevoerd worden. Er is een beperkt aantal te openen ramen en / of deuren aanwezig. De afvoer van grote hoeveelheden verontreinigde lucht duurt enige tijd. Er zijn weinig tot geen te openen ramen en / of deuren aanwezig, waardoor grote hoeveelheden verontreinigde lucht niet tot nauwelijks afgevoerd kunnen worden.
VG < 6 dm /s per m
Luchtdoorlatendheid
Kwaliteitsniveau Luchtdoorlatendheid [dm /sm ] qv;10 > 1,430 1,000 qv;10 < 1,430 0,625 qv;10 < 1,000 qv;10 < 0,625
3 2
Ventilatiesysteem A B C D D B A B C D C A B C D D A A B C
8.3.4
Persoonlijke benvloeding
Kwaliteitsniveau A B C D Omschrijving Geen invloed op regelbaarheid ventilatievoorzieningen, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn niet regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit.
- pagina 8-10-
8.4
8.4.1
Licht
Daglichttoetreding
Verblijfsruimteniveau A 0,15 Avloer 0,10 Avloer A < 0,15 Avloer Grote glasoppervlakken en geen belemmeringen en / overstekken aanwezig. Voldoende glasoppervlakte aanwezig of grote glasoppervlakken in combinatie met belemmeringen en / of overstekken aanwezig. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is klein. Mogelijke aanwezigheid van belemmeringen en / of overstekken. Verhouding glasoppervlakte ten opzichte van vloeroppervlakte is zeer klein. Aanwezigheid van grote belemmeringen en / of overstekken.
Kwaliteitsniveau A B
8.4.2
Bezonning
Kwaliteitsniveau B C Beoordeling Lichtopeningen zijn niet belemmerd. Groot aantal bezonningsuren per jaar en een grote beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op NO / NW, lichtopeningen zijn niet belemmerd. Beperkt aantal bezonningsuren per jaar en een beperkte beleving van de weersverandering door het seizoen. Alleen lichtopeningen op N, lichtopeningen zijn belemmerd. Weinig tot geen bezonningsuren per jaar en geen beleving van de weersverandering door het seizoen.
-pagina 8-11 -
8.5
8.5.1
Gebruiksveiligheid
Waterkwaliteit
Legionella
1. Collectieve installaties
Zijn alle van de volgende aspecten aanwezig? - een voorraadvat t.b.v. een zonneboiler of warmtepompsysteem aanwezig - leidingdelen naar weinig gebruikte tappunten - vloer- en/of wandverwarming - schachten met zowel drinkwater- als cvleidingen die niet-gesoleerd of afgeschermd zijn - evenwijdig aan elkaar liggende leidingen voor drinkwater of warm tapwater en warmwaterleidingen in een wand of vloer met een onderlinge afstand die kleiner is dan 125 mm bij gips en 200 mm bij beton - drink- of warm tapwaterleidingen in een vloer of wand met resp. vloer- of wandverwarming met een onderlinge afstand kleiner 150 mm
JA
Risico op Legionella groot
NEE JA
Is n of meer van bovengenoemde aspecten aanwezig? Risico op Legionella beperkt
NEE
Geen risico op Legionella
2. Individuele installaties
Zijn alle van de volgende aspecten aanwezig? - een voorraadvat t.b.v. een zonneboiler of warmtepompsysteem aanwezig - leidingdelen naar weinig gebruikte tappunten - vloer- en/of wandverwarming - evenwijdig aan elkaar liggende leidingen voor drinkwater of warm tapwater en warmwaterleidingen in een wand of vloer met een onderlinge afstand die kleiner is dan 125 mm bij gips en 200 mm bij beton - drink- of warm tapwaterleidingen in een vloer of wand met resp. vloer- of wandverwarming met een onderlinge afstand kleiner 150 mm
JA
Risico op Legionella groot
NEE JA
Is n of meer van bovengenoemde aspecten aanwezig? Risico op Legionella beperkt
NEE
Geen risico op Legionella
- pagina 8-12-
Kwaliteitsniveau B C D
Omschrijving Geen risico aanwezigheid legionella Beperkt risico aanwezigheid legionella Groot risico aanwezigheid legionella
8.5.2
NEE
Trap is veilig
JA
Is er een Vlizotrap aanwezig?
JA
NEE
Is de trap aan de achterzijde dicht (stootbord)? Opening > 100 mm?
NEE JA NEE
Trap is veilig
JA
Trap is minder veilig
Kwaliteitsniveau A B C
Omschrijving Trap is veilig en goed beloopbaar. Trap is minder veilig Kans op knelgevaar aanwezig. Trap is onveilig. Grote kans op knel- en / of stootgevaar aanwezig.
-pagina 8-13 -
Veilig
JA
Drempel(s) 15 mm.?
JA
veilig
NEE JA
15 mm < Drempel(s) 20 mm.? minder veilig
NEE JA
20 mm < Drempel(s) 30 mm.? onveilig
NEE JA
Drempel(s) > 30 mm.? gevaarlijk
Kwaliteitsniveau A B C D
Omschrijving Veilig, kans op struikelgevaar is nihil Minder veilig, kans op struikelgevaar is aanwezig Onveilig, grote kans op struikelgevaar Gevaarlijk, zeer grote kans op struikelgevaar
- pagina 8-14-
8.6
8.6.1
Vocht
Toetreding vocht uit kruipruimte
Type vloer
hout beoordeling - (2) beton + (4)
Luchtdoorlatendheid
afgedichte doorvoeren kruipluik met dichtingsband kruipluik zonder dichtingsband + (4) 0 (3) niet afgedichte doorvoeren 0 (3) - (2)
Kruipluik
duimgat beoordeling - (2) luikring + (4)
Kruipruimte
Geen kruipruimteventilatie Kruipruimte aanwezig Geen kruipruimte aanwezig - (2) ++ (5) Kruipruimteventilatie in 1 gevel 0 (3) n.v.t. Kruipruimteventilatie in 2 of meer gevels + (4) n.v.t.
Ventilatierooster
geen ventilatieroosters aanwezig beoordeling - (2) ventilatieroosters aanwezig + (4)
Waardering
Kwaliteitsniveau B Beoordeling + (17 20 ) Omschrijving Geen kans op vocht uit de kruipruimte. Goed luchtdicht uitgevoerde begane grondvloer en / of geen kruipruimte aanwezig. Beperkte kans op vocht uit de kruipruimte. Begane grondvloer en / of kruipruimte is beperkt luchtlek. Verhoogde kans op vocht uit de kruipruimte. Begane grondvloer is luchtlek.
C D
-pagina 8-15 -
8.6.2
Biologische agentia
Beoordeling van koudebruggen
Kwaliteitsniveau B C Omschrijving Geen koudebruggen aanwezig. Kans op schimmels is zeer gering. Koudebruggen aanwezig. Grote kans op schimmels.
De binnenluchttemperatuur is niet tot nauwelijks onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is vergelijkbaar met de binnenluchttemperatuur. De binnenluchttemperatuur is weinig onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is iets lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt geen voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt mogelijk een voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op grote wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen en de dag. De temperatuur van de begane grondvloer is veel lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt een voedingsbodem voor vocht en schimmels.
Ventilatie
Kwaliteitsniveau Toevoer ventilatiecapaciteit hoogstand (100%) A VG > 1,10 Ag (met een minimum van 9,0 dm /s) VR > 0,90 Ag (met een minimum van 9,0 dm /s) VG 0,90 1,10 Ag (met een minimum van 7,0 dm /s) VR 0,70 0,90 Ag (met een minimum van 7,0 dm /s) VG < 0,90 Ag VR < 0,70 Ag
3 3 3 3
- pagina 8-16-
Kwaliteitsniveau
A B
Toiletruimte > 9,0 dm /s / Badruimte > 18,0 dm /s / Keuken > 27,0 dm /s Toiletruimte 7,0 9,0 dm /s / Badruimte 14,0 18,0 dm /s / Keuken 21,0 27,0 dm /s Toiletruimte < 7,0 dm /s / Badruimte < 14,0 dm /s / Keuken < 21,0 dm /s
3 3 3 3 3 3
Kwaliteitsniveau A B C
Omschrijving Snelle afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Goede afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Slechte afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier.
Ventilatiesysteem
Kwaliteitsniveau B C Omschrijving geen of beperkt vervuilde filters aanwezig sterk vervuilde filters aanwezig
-pagina 8-17 -
- pagina 8-18-