You are on page 1of 172

Remon Rooij

KNGU Turnen Heren Oranje Jong Talent coach

Turntalent in Beweging

De KNGU opleidingsvisie op de ontwikkeling en begeleiding van jonge talentvolle turners

Turntalent in beweging
De KNGU opleidingsvisie op de ontwikkeling en begeleiding van jonge talentvolle turners

Remon Rooij
KNGU Turnen Heren Oranje Jong Talent coach

Colofon
Turntalent in Beweging

De KNGU opleidingsvisie op de ontwikkeling en begeleiding van jonge talentvolle turners 2014 auteur Remon Rooij r.m.rooij@tudelft.nl

met bijdragen van: Mitch Fenner (triple-nine) Vanya Vermuyten en Henk Heuvink (triple-nine: fotos en vertaling) Bram van Bokhoven en Marcel Kleuskens (blessurepreventie) Theo Boerrigter (fysieke normen) Met een voorwoord van: Hans Gootjes, KNGU topsportmanager / technisch directeur Univ Gym Gala 2013 fotos van het OJT optreden aldaar bij alle hoofdstukken zijn gemaakt door Bart Treuren.

Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie Turnen Heren Oranje Jong Talent programma

De mogelijkheid om te leren is een talent. De wil om te leren is een keuze.

Voorwoord
door Hans Gootjes KNGU Topsportmanager / Technisch directeur Beekbergen, maart 2014

Beste lezer, From Rio To Kio ! Stap voor stap op weg naar een structurele positie in de wereldtop vanaf 2020, de strategische ambitie van de KNGU voor het herenturnen in Nederland, veronderstelt duurzaam investeren in de ontwikkeling en begeleiding van jonge talenten. Hiertoe is de KNGU in 2013 begonnen met de opzet van het Oranje Jong Talent programma in de districten van de KNGU voor turners van 8 tot en met 12 jaar als onderdeel van het door bondscoach Mitch Fenner gerealiseerde totaalprogramma voor de opleiding van toekomstige topturners en de kampioenen van de toekomst. Ik ben trots op zijn vakmanschap, de passie en de energie waarmee hij veel coaches en sporters inspireert. Om de KNGU opleidingsvisie op de ontwikkeling en begeleiding van jonge talentvolle turners breed uit te dragen heeft KNGU Turnen Heren Oranje Jong Talent coach Remon Rooij een prachtige tool samengesteld in de vorm van de voorliggende publicatie Turntalent in beweging. Deze publicatie is bedoeld voor coaches en wordt gebruikt als handleiding bij het OJT programma, de eerste twee stappen in het uit vijf op elkaar afgestemde stappen bestaande totaalprogramma. Hierin wordt het fundament gelegd voor toekomstige topturners die Nederland mogelijk kunnen vertegenwoordigen op het hoogste (internationale) wedstrijdniveau. Een woord van grote waardering is op zijn plaats voor de auteur van deze publicatie, Remon Rooij, die binnen de totale opleidingskolom van Mitch Fenner verantwoordelijk is voor de inhoudelijke en organisatorische uitvoering van deze fase van het programma Turnen Heren. Hij is erin geslaagd een goede, informatieve en plezierig leesbare handleiding samen te stellen waarmee veel coaches in de komende jaren hun voordeel kunnen doen.

De kracht van het talentprogramma zit in de samenwerking tussen alle clubcoaches, districtscoaches, senior adviseurs en juryleden die zich op een planmatige, betrokken en enthousiaste wijze inzetten voor een topsportklimaat waarin talentontwikkeling kan gedijen. Ik dank Remon voor zijn energie en volharding om deze publicatie te realiseren en wens alle lezers en gebruikers met dit boek in de hand veel leesplezier en leerzame momenten. Van harte aanbevolen!

Vooraf
door Remon Rooij KNGU Oranje Jong Talent coach Dit schrijven is door mij gemaakt in het kader van het Oranje Jong Talent (OJT) programma turnen heren 2013-2020 van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie. Als turntrainer sinds 1991 en als docent en onderzoeker aan de Technische Universiteit Delft sinds 1998, behoort het opleiden van zeer talentvolle mensen tot de kern van mijn interesses en professionele activiteiten, zowel in het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, als in het turnen. Ik ben blij dat ik (nu) als KNGU coach van het nationale jongtalenten programma mijn steentje kan en mag bijdragen om het turnniveau in Nederland verder te verbeteren. Het Nederlandse turnsucces is niet onopgemerkt gebleven in de media de laatste jaren. Hoogtepunt was natuurlijk de Olympische Spelen in Londen 2012 waar Epke Zonderland niet alleen Nederland, maar de gehele wereld met zijn vliegkunsten wist te veroveren. De KNGU wil doorpakken op de ingezette ontwikkeling. De KNGU is een langdurig programma (20132020) gestart om structureel bij de beste turnlanden ter wereld te behoren. Het opleiden van jonge talenten van acht tot twaalf jaar, waar het OJT programma op doelt, is daarbij een cruciaal fundament. Topturners komen niet uit de lucht vallen. Daar gaat jaren aan training aan vooraf. Talentvolle en ambitieuze jonge jongens moeten intensief en goed begeleid worden. In de jonge jaren (6-12 jaar) van een mensenleven wordt het ruimtelijk orintatievermogen ontwikkeld in het menselijk lichaam. In deze jaren moet het talent dus veel ervaring opdoen met complexe (turn)bewegingen om deze later goed uit te kunnen voeren op de wedstrijdtoestellen. Daarom is de (technische) turnsport een sport waar op jonge leeftijd mee begonnen moet worden om op latere leeftijd succesvol te kunnen zijn. Hoe deze jonge jongens daarbij te begeleiden? Daar gaat dit schrijven over. Ik hoop iedereen die betrokken is bij het ontwikkelproces van jonge talentvolle turners tot succesvolle wedstrijdturner ouders, school, trainers, (club)bestuurders hiermee een perspectief te geven hoe iedereen vanuit zijn of haar rol kan helpen. Op een positieve manier. Op een constructieve manier. Op een effectieve manier. Topturner zijn, is een way of living. Dat is op een gegeven moment in het leven van een turner een bewuste keuze. Het moet kunnen (fysiek, technisch, mentaal), maar je moet het ook willen (motivatie,

ambitie, discipline, commitment). Het nationale jongtalentprogramma is er voor om de techniek en skills van de turners te verbeteren (zie deel II), maar ook om teamspirit (team NL) te ontwikkelen via gezamenlijke trainingen, bijeenkomsten en wedstrijden en om turners en ouders duidelijkheid te verschaffen over wat het betekent om een topturner te worden, om een topturner te zijn (zie deel I). Veel van wat ik beschrijf, kan worden gestaafd met wetenschappelijk onderzoek. Dit is echter geen wetenschappelijk boek, dus dat doe ik hier niet. Mijn gehoor bestaat immers niet uit wetenschappers, maar uit de betrokkenen bij de ontwikkeling van de jonge turner! Dit schrijven is daarmee mijn interpretatie van een hoop onderzoek en dus mijn visie (namens de KNGU) op het positief, constructief en effectief opleiden van jonge turners. Voor de nieuwsgierigen die wel meer willen weten, geef ik in het hoofdstuk Geraadpleegde en aanbevolen literatuur een heleboel schriftelijke bronnen die mij genspireerd hebben bij het schrijven van deze opleidings- en begeleidingsvisie. Mensen die je in de literatuurlijst niet zult vinden, maar die ook een zeer belangrijke bijdrage hebben geleverd aan mijn kijk op turnzaken zijn mijn opleider, Rob Stout, mijn O&O Zwijndrecht collega en vriend Enrico Visser en mijn oud SDS Rotterdam partner Jos Eigenbrood. Ik ben hun drien enorm veel dank verschuldigd voor het delen van hun kennis, vaardigheden en inzicht in het mooie spelletje dat het herenturnen is. De technische OJT programmas die in deel II van dit boek gepresenteerd worden, zijn ontwikkeld samen met de andere leden van het OJT kernteam: KNGU hoofdcoach turnen heren Mitch Fenner; Districtstrainers Mike Wiersema (district Zuid), Paul Mulder (district Zuid-Holland), Ben Zwarthoed (district Mid-West), Michael Hollander (district Noord en Oost); Senior adviseurs Bram van Bokhoven, Daniel Knibbeler, Theo Boerrigter, Jos van Klink, Marcel Kleuskens, Ruud Jacobs, Rob Stout; Internationale juryleden Vincent Reimering, Paul Geeraets, Robert van Oort, Gerard Breed, Raymond Nankoe, Ruben Bakema. De wedstrijdoefenstof van het NTS (niveau 10-6) is ontwikkeld samen met Rob Stout, Gijan Koedood, Enrico Visser, Robert van Oort, Ren de Koster, Vincent Reimering en Paul Geeraets. Met dit mooie team van mensen hebben we het pad geplaveid dat we met de jonge turners, hun ouders, hun clubtrainers en hun clubs gaan bewandelen de komende jaren. Ik hoop op en ga werken aan een mooie en succesvolle tocht. Pijnacker, februari 2014

Inhoud
Hoofdstuk 1 Turnen is top! 01

Deel I Opleiden en begeleiden van jonge turntalenten


Hoofdstuk 2 Wie doet er mee? 2.1 De Turner 2.2 De Trainer 2.3 De Ouders 2.4 De turnOrganisatie(s) 2.5 De School 2.6 TOTOS succescriteria 07

Hoofdstuk 3 Wat is het doel? ... 3.1 Doelen 3.2 Inzet en prestatie 3.3 Feedback 3.4 Zelfvertrouwen en eigenwaarde 3.5 Motivatie

31

Deel II De technische programmas


Hoofdstuk 4 NTS 4.1 niveau 10: benjamin 4.2 niveau 9: instap 4.3 niveau 8: instap 4.4 niveau 7: pupil 4.5 niveau 6: pupil Hoofdstuk 5 Triple-nine trainingsmethode 5.1 Shapes / Lichaamshoudingen 5.2 Positions / Lichaamsposities 5.3 Actions / Lichaamsacties 5.4 Mitch Fenner on using Triple-nine 5.5 Alphabet of shapes 5.6 Position sequence 5.7 Alphabet of shapes conditioning circuit 5.8 Specific shape toners 41

73

5.9 5.10 5.11

Action & position circuit A Action & position circuit B Elite conditioning Triple-nine sequence 103

Hoofdstuk 6 Fysieke normen 6.1 Kracht en uithoudingsvermogen 6.2 Lenigheid Hoofdstuk 7 Handstandprogramma 7.1 Handstand staan 7.2 Handstand heffen 7.3 Handstand draaien 7.4 Handstand platvallen 7.5 Handstand lopen 7.6 Hanstanddoorrollen, endorollen en stutrollen 7.7 Hoeksteunen en bovenbalansen Hoofdstuk 8 Elite expectation skills 8.1 Vloer 8.2 Paard voltige 8.3 Ringen 8.4 Sprong 8.5 Brug gelijk 8.6 Rek Hoofdstuk 9 Trampolineprogramma

107

123

131 135 145

Hoofdstuk 10 Blessurepreventieprogramma

Hoofdstuk 11 Spelvormen voor jonge wedstrijdsporters 11.1 Stick it! 11.2 Piramidespel 11.3 Recordkermis 11.4 Tekenspel 11.5 Killer Geraadpleegde en aanbevolen literatuur Over de auteur

151 155

FLY, EPKE, FLY! Tekst op een spandoek in de O2 arena bij de Olympische rekfinale in Londen, 7 augustus 2012

1 Inleiding: Turnen is top!


Turnen is een mooie en uitdagende sport. De combinatie van lef, kracht, lenigheid, elegantie, snelheid en cordinatie maakt de turnsport tot een spektakel om naar te kijken. Na de Olympische zomer van Londen 2012 hoeven turners en trainers dat (gelukkig) niet meer uit te leggen aan het grote publiek. Dat heeft Epke Zonderland voor ons gedaan! Dynamisch, spectaculair en energiek. Dat is turnen. In Nederland is turnen heren een grote en kleine sport tegelijk. Groot omdat de turnbond tot de grootste sportbonden van Nederland hoort. Groot ook omdat de resultaten van de Nederlandse senior toppers (sinds 2005) niet onopgemerkt zijn gebleven. We hebben inmiddels een waaier aan medailles van Europese Kampioenschappen, Wereldkampioenschappen, Olympische Spelen, Wereldbekerwedstrijden, het Europees Jeugd Olympisch Festival (EYOF) en de Jeugd Europese Kampioenschappen. Maar we zijn ook (nog steeds) een kleine sport. Klein omdat turnen in Nederland vooral gedaan wordt door meisjes en dames. En grote geldstromen gaan er, zoals bij het voetbal, het tennis en het schaatsen (nog?) niet om in de turnwereld. Niet bij de senioren, en dan dus zeker niet bij de jongtalenten. Seniorturners zullen allemaal kunnen beamen dat de weg naar de top lang is. Turnen wordt internationaal wel the toughest sports in the world genoemd. Tevens zullen topturners beamen dat de turnopleiding die zij op jonge leeftijd hebben genoten, cruciaal is voor het al dan niet slagen als volwassen turner. Uit onderzoek naar de ontwikkeling van het menselijk lichaam weten we immers dat de basis van het ruimtelijk orintatievermogen, een van de meest cruciale aspecten van het turnen, zich op jonge leeftijd (zo tussen zes en twaalf jaar) ontwikkelt en bepalend is voor het later kunnen leren van complexe, meervoudige schroef- en saltobewegingen. Des te gekker is het dan ook eigenlijk dat er zo weinig literatuur te vinden over hoe je jonge turners moet opleiden en begeleiden (als trainer/coach en ouders) in deze belangrijke ontwikkelingsfase. Dit boekwerk beschrijft de KNGU visie op het opleiden en begeleiden van jonge, talentvolle turners en beschrijft alle technische programmas die we binnen het Oranje Jong Talent programma gebruiken. Dit boek maakt daarmee integraal onderdeel uit van ons OJT programma 2013-2020. Turnen is voor jonge jongens een erg uitdagende sport. Over de kop gaan, saltos maken, op je handen staan, en door de lucht vliegen als Epke, wie wil dat nou niet?! Kinderen die thuis in de gordijnen hangen en daar maar niet vandaan te slaan zijn, of kinderen die op het voetbalveld liever op hun handen willen lopen dan tegen de bal trappen, zijn turners in de dop. De lol

in het bewegen, springen, draaien, balanceren, zwaaien, steunen, hangen, vliegen is voor een turner verslavend. Het is deze lol in bewegen die d drive is achter de turner en de wedstrijdturner in het bijzonder. Het bereiken van doelen - een oefening, een element, een score, een uitslag op een wedstrijd - is een belangrijk deel van waar een wedstrijdturner mee bezig is in zijn dagelijkse trainingen. Dat stimuleert en motiveert de (jonge) sporter en kan daarnaast enorm helpen bij de persoonlijke ontwikkeling in brede zin. Maar (top)turner zijn is ook hard werken om verder te komen, om nieuwe elementen te leren. En dat harde werken, dat zich uit in veel, vaak en hard trainen, moet passen in het verdere leven van de turner en van het gezin. Om jonge talentvolle turners enthousiast te houden voor de turnsport is het daarom belangrijk om als trainer en ouders te realiseren dat het turnleven van het jonge talent een onderdeel maar wel een belangrijk onderdeel is van het totale leven van het kind. School, spelen met vriendjes, zwemles, muziekles, het zijn zo maar wat zaken die kinderen ook leuk vinden en ook belangrijk zijn voor hun opvoeding en ontwikkeling. De rol van ouders is dan ook essentieel in de ontwikkeling van kind tot volwassen wedstrijdturner. Ouders, en niet trainers of schooldocenten, bepalen immers voor een groot deel, het grootste deel, hoe de tijd van het kind gedurende de week en op een dag ingedeeld wordt. Bij het opleiden, het voorbereiden en begeleiden van jonge jongens tot wedstrijdturners is het raadzaam om als trainer/coach duidelijk te zijn naar turner en ouder over de rollen van de turner, trainer en ouders in dit uitdagende ontwikkelproces. Veel sportpsychologisch onderzoek geeft zinvolle aanbevelingen, waarvan ik er een groot aantal in het eerste deel van dit boek de revue zal laten passeren. In hoofdstuk 2 ga ik in op de belangrijkste betrokkenen bij de opleiding van een turner en hun rollen, hun mogelijkheden en verantwoordelijkheden op basis van het TOTOSmodel: de Turner, de Ouders, de Trainer, de faciliterende turnOrganisatie(s) en de School. In hoofdstuk 3 bespreek ik het Doelgericht Turnen model dat de principes omschrijft van de positieve drive and cycle die het werken met doelen bij jonge kinderen teweeg kan brengen. Hier ga ik aan de slag met Joop Alberdas woorden het verschil tussen een goede sporter en een topper is de kop die er op staat. Hoe kun je de mentale aspecten, die zo belangrijk zijn om uiteindelijk succesvol te zijn (in je sport) meenemen in een opleidings- en begeleidingsprogramma van jonge sporters? In deel II van dit boekwerk presenteer ik de technische programmas die we in het OJT programma centraal hebben staan 1. De
1 Veel van de programmas komen van onze KNGU turnen heren hoofdcoach Mitch Fenner. Samen met het OJT kernteam hebben we de vertalingen gemaakt.

nieuwe verplichte oefenstof, het NTS 2013 (in hoofdstuk 4), de Triple-nine trainingsmethode, inclusief het stijl-, lijn- en conditioneringsprogramma (hoofdstuk 5), de fysieke normen die passen bij talentvolle turners (hoofdstuk 6), handstandprogrammas (hoofdstuk 7), de turnelementen die je bij de verschillende leeftijden mag verwachten van een toptalent (hoofdstuk 8), een aantal trampolineprogrammas om het ruimtelijk orintatievermogen te stimuleren en te ontwikkelen (hoofdstuk 9), een blessurepreventieprogramma (hoofdstuk 10), en tot slot nog een aantal spelvormen die je in de training kunt opnemen (hoofdstuk 11). De technische rode draad in het KNGU OJT programma turnen heren is het zogenoemde triple-nine denken, een methode die turners en trainers stimuleert om turnbewegingen zuiver aan te leren en uit te voeren. Triple-nine is het intellectueel eigendom van Mitch Fenner, de KNGU hoofdcoach turnen heren. Triple-nine is gebaseerd op zijn decennia lange ervaring als turncoach op alle niveaus, van beginnelingen tot en met olympirs en het was onderdeel van een nationaal initiatief in Wales, genaamd Physical Education and School Sport tussen 2003-2010. Het University of Wales Institute Cardiff (UWIC) ondersteunde drie jaar lang het onderzoek naar de triple-nine methode en de praktische implementatie ervan, inclusief de fysieke conditionering, elementenanalyse en coaching strategien. Voor wie is dit boek geschreven? Dit boek is geschreven voor eenieder met interesse in het opleiden en begeleiden van jonge jongens tot wedstrijdturner. Trainers, ouders, juryleden, clubbestuurders in het bijzonder, maar ook voor trainers in opleiding.

DEEL I Opleiden en begeleiden van jonge turntalenten

No one wins, unless everybody wins.

2 Wie doet er mee?


In dit tweede hoofdstuk bespreek ik het Turner-Ouder-Trainer-OrganisatieSchool, kortweg TOTOS model (zie de figuur op de volgende pagina) dat ik als trainer/coach gebruik om uit te leggen hoe ik aankijk tegen de rollen van de mijns inziens belangrijke actoren in het opleidingsproces van een jonge talentvolle gymnast. Bovenaan in de TOTOS pentagon staat vanzelfsprekend de turner; om hem is het allemaal te doen, om hem is het begonnen. Om tot een succesvolle ontwikkeling tot wedstrijdturner te komen, dient de turner (veel) talent, motivatie en ambitie te hebben. Ook een sterk en gezond lijf dat een flinke dosis belasting aankan, is een voorwaarde. Van de trainer/coach mag verwacht worden dat hij kennis en vaardigheden heeft op het gebied van techniek en methodiek, didactiek en pedagogiek, sportpsychologie (coaching!), sportgezondheidskunde en organiseren. Ouders dienen vooral een faciliterende en stimulerende rol te hebben. De turnorganisatie (club, districtsbestuur, de nationale bond) is belangrijk, want die zorgt/zorgen voor de accommodatie, externe contacten (organisatorisch, sponsoring, medisch), selectieprogrammas en de wedstrijden en wedstrijdadministratie. Ook school speelt een zeer belangrijke rol voor de turner in de dop: goede afstemming is immers nodig tussen schooltijd, turntijd (trainingen, wedstrijden) en andere vrije tijd. Op alle rollen gaan we in de volgende paragrafen dieper in.

Turner

Talent, motivatie, ambitie, fysieke mogelijkheden

Technisch-methodisch, didiactischpedagogisch, fysiologisch, sportpsychologisch, coaching, organisatorisch, medisch-hyginisch

Trainer/Coach

Ouders Faciliterend, stimulerend, eten, drinken, rust, thuis, vervoer, financin

Turnaccommodatie, externe contacten (KNGU, FIG, NOC-NSF, Olympisch steunpunt), medische faciliteiten en contacten (bondsarts, fysiotherapie), sponsoring, wedstrijdorganisatie en administratie

Organisatie

School

Persoonlijke ontwikkeling, cognitieve en sociale vaardigheden, voorbereiding maatschappelijke carrire, rooster (!)

Figuur Het TOTOS model Remon Rooij

2.1 De turner
Turntalent is zonder meer de belangrijkste voorwaarde om een jongen tot topprestaties binnen de turnsport te kunnen brengen. De grote vraag is nu natuurlijk wat precies turntalent is en hoe je het herkent bij jonge kinderen. Veel ouders van turntoppers geven vaak aan dat hun kinderen al in hun jongste jaren de hele dag op hun kop stonden en overal op- en afklauterden, en sprongen. Turntalent heeft direct te maken met de aspecten kracht, snelheid, lenigheid, uithoudingsvermogen en bovenal ruimtelijk orintatievermogen. Bij de inschatting of een jong kind talentvol is, is het echter belangrijk om niet alleen te kijken naar wat voor soort vaardigheden het kind op dat moment heeft, maar juist ook / vooral ook hoe snel het zich nieuwe vaardigheden (en inzichten) eigen maakt. Een belangrijk aspect waaruit de leervaardigheden van een kind blijken, is het feit dat een getalenteerd kind een (technische) aanwijzing van de trainer direct kan omzetten in een betere technische uitvoering of een gerichte poging daartoe. Daarnaast herken je talent aan het feit dat hij (geest en lichaam / inzicht en vaardigheid) een training later zich de geleerde les nog herinnert en deze wederom kan uitvoeren. Telkens opnieuw moeten beginnen schiet natuurlijk niet echt op. Een voorbeeldje. Stel je een jongen van 8 jaar voor die al een jaar lang onder begeleiding geturnd heeft, en daardoor meer turnonderdeeltjes onder de knie heeft dan een andere 8 jarige jongen, die voor het eerst op de turnles komt kijken. Hoewel de kalenderleeftijd van beiden gelijk is, is de trainingsleeftijd van de eerste jongen vele malen hoger dan die van de tweede. Dit zegt echter alleen wat over het huidige niveau, veel minder over talent! Misschien kan de tweede jongen wel veel sneller leren, omdat hij talentvoller is, alleen heeft hij nog nooit de kans gehad om dat te ervaren en/of te laten zien. Zijn achterstand zou hij misschien wel in 3 maanden kunnen inhalen. Om een goede inschatting te kunnen maken of een jongen potentieel talentvol is, is het dus zinvol om hem langere tijd, bijvoorbeeld een aantal maanden, training te geven en hem daarbij goed te observeren. Nu kan een veel beter oordeel gegeven worden over zijn leervaardigheden en dus zijn talent. Naast talent zijn motivatie en (een gezonde) ambitie twee belangrijke voorwaarden om te groeien van een jongtalent tot een volwassen en succesvolle wedstrijdturner. Immers, als je iets goed kunt, maar je wilt of durft niet, dan zal de ontwikkeling geremd worden en op den duur misschien zelfs stil te komen staan. De theorie onderscheidt twee soorten motivaties: de intrinsieke motivatie (iemand wil van binnenuit, vanuit zichzelf iets heel graag doen) en de extrinsieke (iemand wil graag iets doen, omdat hij daarvoor beloond wordt, bijvoorbeeld door een medaille).

10

Onderzoek toont aan dat beide typen motivatie heel goed werken als verklarende factoren voor topprestaties. Onderzoek toont ook aan dat zowel aanleg als omgevingsfactoren (trainers, coaches, school en ouders) bepalend zijn voor de motivatieorintatie: intrinsiek en dus meer taakgericht, of extrinsiek en dus meer prestatiegericht. Bij een taak- of leergeorinteerde motivatie is een kind gericht op het nastreven van zelf gestelde, uitdagende doelen. Het eigen bekwaamheidsniveau wordt beoordeeld aan de hand van criteria zoals: de moeite die gedaan is, het positief affect (gevoel), wat er geleerd is en of er verbeteringen zijn opgetreden. Een prestatie- of egogeorinteerde motivatie is gericht op het zoveel mogelijk laten zien van vaardigheden die ze onder de knie hebben en het zo min mogelijk laten zien van vaardigheden die ze niet of nauwelijks onder de knie hebben. Prestatiegeorinteerde kinderen definiren hun competenties ten opzichte van de prestaties van anderen en zijn dus afhankelijk van de sociale vergelijking en sociale evaluatie om hun eigen bekwaamheid te beoordelen. Prestatiegerichte kinderen zullen derhalve bij een gewonnen maar slecht geturnde wedstrijd meestal een goed gevoel overhouden en fluitend rondlopen. Taakgerichte kinderen zullen in zon geval een stuk minder tevreden zijn. Andersom is bij een goed geturnde, maar dik verloren wedstrijd het taakgerichte kind meestal een stuk positiever dan het prestatiegerichte kind. Evident is dat kinderen (en hun ouders en trainers) die aan wedstrijd- en of topsport (willen) doen beide kanten van deze medaille moeten snappen en zich daar naar moeten gaan gedragen. Om topprestaties te bereiken, moet je top turnen en jezelf continu blijven verbeteren (taakorintatie). Maar wedstrijdsporters moeten ook willen winnen (prestatieorintatie). Aan trainers en coaches de taak om aan de hand van het stellen van doelen in overleg met de sporter, te bepalen wanneer je tevreden of ontevreden mag zijn. Zie ook hoofdstuk drie over het Doelgericht Turnen model. Ambitie is een begrip dat verwant lijkt en ook wel is met het begrip motivatie (zie onderstaande box voor definities). Ambitie is een motiverende factor die al dan niet door de sporter zelf verzonnen is. Naar ambitieuze mensen wordt vaak in Nederland gekeken met een oog van: Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. En: Wat zeg je, 10 uur per week trainen met kinderen van 8 jaar? Das kindermishandeling! Wil je echter het beste uit jezelf halen, en meer dan dat (het allerbeste), dan zul je toch een zekere mate van ambitie aan de dag moeten leggen. Waar in culturen als die van de Verenigde Staten ambitieuze mensen op voorhand worden geprezen, willen we in Nederland eerst zien en dan (pas) geloven. Mijn stelling: je moet vliegen in je dromen, om later van de grond te komen.

11

Daarnaast moeten we als (turn)trainers en (turn)ouders vaak uitleggen aan derden (school, familie, vrienden) die het meestal allemaal niet begrijpen, dat jonge talentvolle turners vaak zlf heel graag heel veel willen trainen. Ze vinden het LEUK. Als kinderen het turnen niet leuk vinden, verdwijnen ze meestal vanuit henzelf al gauw uit de turnhal. Onderzoek toont aan dat volwassen topsporters zelf zeggen dat plezier in hun sport(beoefening en het leven dat daarbij hoort) de belangrijkste redenen en de drive zijn of waren waarom ze aan topsport doen of gedaan hebben. Kinderen die graag (heel) intensief willen sporten, maar niet mogen, maak je logischerwijs niet gelukkiger door ze thuis te houden. Frustratie en negativiteit bij het kind als gevolg. Dat leidt op hun beurt vaak tot negatief gedrag en slechtere prestaties elders: op school bijvoorbeeld. En wie zit daar nu op te wachten? Ouders niet, school niet, trainer niet en de jonge turner zelf al helemaal niet, want die mag misschien (alleen maar) sporten van paps en mams als het schoolwerk in orde is. Onze stelling: laat kinderen doen wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Dat is voor iedereen het beste.

Talent Natuurlijke begaafdheid, bekwaamheid, gave, kundigheid, potentie, leervermogen Ambitie Streven naar een betere vervulling van een taak, ijver, lust om te werken, eerzucht, begeerte om te verwerven Motivatie Geheel van factoren waardoor gedrag gestimuleerd en gericht wordt; sterkte of intensiteit van de innerlijke gesteldheid die iemand tot het verrichten of nalaten van bepaalde gedragingen brengt; geheel van factoren die de mate bepalen waarin lerenden ontvankelijk zijn voor de leerstof Box Definities talent, ambitie, motivatie

2.2 De trainer
De tweede rol die ik hier bespreek is die van de trainer. Uit het TOTOS model blijkt dat de trainer veel taken heeft. Je kunt je zelfs afvragen of dat wel verstandig is, zoveel taken en verantwoordelijkheden bij n persoon. Het is dan ook niet onverstandig om in een vereniging of in een nationaal trainingsprogramma met een team van trainers, coaches en medische staf

12

te werken. Uit de sportpsychologie weten we dat wanneer een sporter afhankelijk is van n trainer, dit kan leiden tot een negatieve, soms zelfs desastreuze ontwikkeling van de sporter. En van de, op het eerste gezicht paradoxale doelen van een trainer (en mijns inziens van een opvoeder in het algemeen), is dan ook om zichzelf op een gegeven moment en op een bepaalde manier overbodig te maken. Wanneer een turner zelfstandig kan leren, presteren, evalueren en de goede keuzes kan maken, dan is de missie van de trainer succesvol gebleken. Voordat het zover is, is echter een lange weg te gaan, en moet de trainer de sporter helpen op velerlei vlak. De basisvaardigheden van de trainer dienen zich te bevinden op het vlak van zijn technisch-methodische en didactisch-pedagogische kwaliteiten. Wat moet ik mijn turner leren (leerdoelen en leerinhoud), welk (leer)pad stippel ik daar voor uit, hoe bied ik dat aan en in welke vorm (leermethode), zijn de kernvragen voor elke trainer. Daarbij moet je dat in een vorm gieten, bijvoorbeeld qua communicatie, die afgestemd is op je doelgroep, jonge jongens. Een derde kwaliteit van het trainerschap, is de vaardigheid met betrekking tot het coachen. Waar trainen staat voor het systematisch en methodisch oefenen van vaardigheden, gaat coachen veel meer over het begeleiden van de sporter, opdat hij kan goed kan presteren en kan presteren wanneer het moet. In andere woorden: de turner zien te krijgen in (de zone van) het optimale arousalniveau 2 . Het is niet onlogisch dat deze coachingsaspecten onder de verantwoordelijkheden vallen van de trainer, maar je ziet in de sport ook voorbeelden, juist ook op het hoogste niveau, dat bepaalde coachingsaspecten, bijvoorbeeld testen voor persoonlijkheidstypering, worden ingehuurd. Het mooiste zou zijn, als elke trainer ook fysiotherapeut en EHBOer zou zijn. Turnen is een complexe sport waar het lichaam veel capriolen uithaalt en waarbij heel veel verschillende systemen in het lichaam een rol bij spelen: spieren, pezen, botten, et cetera. Kennis betreffende het lichaam en wat daar allemaal mee mis kan gaan, helpt om gerichter en effectiever te trainen, blessurepreventief te trainen en adequaat te kunnen handelen in geval van ongelukken. Maar ook hier geldt dat je als trainer niet alles kunt (en gelukkig hoeft) te weten. Deze kennis kan van derden komen, zoals bijvoorbeeld een fysiotherapeut die aan de staf van de turnorganisatie is toegevoegd. In hoofdstuk 10 behandelen we een aantal blessurepreventieprogrammas die we binnen het OJT programma gebruiken. Een vierde rol die wordt onderscheiden is de trainer als organisator. Het maken van jaarplanningen, trainingsschemas, wedstrijdoefeningen, het organiseren van de trainingen, het verzorgen van feed-back naar
2

13

Het arousalniveau is te begrijpen als de mate waarin het lichaam van een persoon bereid is om een bepaalde activiteit te doen. Verschillende typen activiteiten kennen een verschillend optimaal arousalniveau.

sporter en ouders, het verzorgen van media-aandacht, het regelen van de inschrijvingen voor de wedstrijden en van turnstages, en nog heel veel meer kleinere zaken zijn te vatten onder deze niet te onderschatten rol. De rol van trainer gaat gepaard met grote verantwoordelijkheden. NLCoach, de Nederlandse overkoepelende organisatie voor sportcoaches/trainers, en ook de KNGU zelf, hebben duidelijke gedragsregels voor de coaches/trainers afgesproken hoe integer om te gaan met deze verantwoordelijkheden. KNGU trainers moeten, bij het behalen van hun trainersdiploma, tekenen voor deze KNGU gedragsregels (www.kngu.nl) en de NLCoach beroepscode (www.nlcoach.nl). Naast de omgang met de turner, heeft de trainer ook te maken met de ouders van het jonge talent. Dit blijkt niet altijd even gemakkelijk (voor trainers en/of ouders). En als je een succesvolle trainer/coach wilt zijn, moet je ook de keuze maken om niet alleen de jonge turner op te leiden en te trainen, maar ook zijn ouders. Voor hen is het doorgaans voor het eerst dat zij een turntopper in de dop hebben. Daarom hier: een handleiding voor trainers: hoe ga je als trainer om met de ouders van sportende kinderen? Winnen en competitie Help ouders (her)definiren wat het betekent om een winnaar te zijn. Winnen heeft in eerste instantie niets te maken met als eerste eindigen. Winnen gaat over het verleggen van je eigen grenzen en over het constante streven om alles te geven wat je hebt. Je bent een winnaar als je het beter doet dan de vorige keer, zelfs als je daarmee laatste wordt. Help ouders (her)definiren wat het begrip competitie inhoudt. Een turner te veel laten focussen op het verslaan van tegenstanders is vaak contraproductief. Train ouders om kinderen aan te moedigen om (juist ook) tegen zichzelf te strijden. Aandacht voor het goede Help ouders het ontwikkelingsperspectief dat je voor ogen hebt voor de turner te begrijpen. De meeste ouders begrijpen niets of weinig waarom je hun kind traint op de wijze zoals je hem traint, waarom hun kind in hun ogen wellicht zo weinig vooruitgang boekt, of waarom hun kind niet alles wint. Vertel hun over het lange termijn proces dat je voor ogen hebt voor hun kind en daarbij de juiste methodes om succes te meten. In Nederland kiezen wij ervoor om onze jonge talentvolle turners te willen opleiden tot senior meerkampers. Dat doel bepaalt de inhoud van hun trainings- en wedstrijdprogrammas. Help ouders om duidelijk te maken met welke zaken hun kind zich het beste bezig kan houden tijdens trainingen en wedstrijden. Soms

14

zorgen ouders er voor dat kinderen zich bezig gaan houden met zaken waar toch niets aan te doen valt (de uncontrollables, zoals de tegenstanders, het materiaal, de kwalificaties, de wedstrijd van de vorige keer, en dergelijke). Maak ouders duidelijk dat het focussen op deze uncontrollables vaak leidt tot mindere prestaties. De turner moet aangemoedigd worden om zich te concentreren op de zaken waar hij zelf wat aan kan doen, dat is: zich zelf! Pushende ouders De meeste ouders die hun kind (bewust of onbewust) pushen, doen dat omdat zij niet precies weten hoe ze het beste kunnen helpen en niet het effect kunnen overzien dat zij hebben op hun kind en op jou als trainer. En als trainer ben je in de positie om ouders de twee dingen te geven die ze het liefst willen hebben en waarom ze soms zulke onhandige dingen zeggen en doen. Ouders willen dat hun kind zich gelukkig voelt. En ouders willen graag dat hun kind succesvol is. Problemen met ouders Gebruik nooit, of zo min mogelijk, het crisis-interventie model met ouders. Wacht niet tot problemen ontstaan of gegroeid zijn. Wacht niet tot de emoties zo hoog opgelaaid zijn, waardoor je niet meer om een moeilijk, pijnlijk en vaak weinig constructief gesprek heen kunt. Voorkomen is ook hier beter dan genezen. Ouders moeten (net als hun kinderen) vanaf dag 1 een plek krijgen in het opleidingsprogramma van jouw gymnasten. Geef ouders leesmateriaal, praat met ze en evalueer ook jouw en hun gedrag. Profileer jezelf daarbij als deskundig. Jij, als trainer kent de sport en het is jouw taak om er voor te zorgen dat de dingen gaan zoals jij ze ziet en gepland hebt. Hoewel sommige ouders jou (bewust of onbewust) zullen willen benvloeden en/of uitdagen op dit vlak, is het wijs om je op te stellen als deskundige op een niet-defensieve of agressieve manier. Communiceer je visie Bepaal een gemeenschappelijk visie voor de club of het (nationale) team. Laat ouders weten welke doelen worden nagestreefd en hoe zij jou en hun kind kunnen helpen om deze doelen te bereiken. Zet [i] je trainings- en coachingsfilosofie en stijl, [ii] het beleid van de club en [iii] je ideen en mening over wat competitie is, op schrift. Ouders hebben het recht om dit van jou te weten en te horen, en jij als trainer hebt de verantwoordelijkheid om dit ouders te verduidelijken. Omschrijf en communiceer duidelijk wat de rol van turner, ouder en trainer/coach is in het hele proces van opleiden van een jong talent tot volwassen (wedstrijd)turner. Maak ouders duidelijk dat het trainen en coachen iets is, wat jij doet en hoort te doen, en zij niet. Omschrijf duidelijk

15

wat lesgeven, trainen en coachen inhoudt, zodat daar in ieder geval geen onduidelijkheid over kan ontstaan. Maak duidelijk hoe jij graag ziet dat turner en ouders zich gedragen en leg uit waarom jij dit zo vindt. Vertel ook duidelijk de consequenties van het niet nakomen van deze gedragsregels. Dan komen mogelijke interventies van jouw kant, of wellicht ook sancties, niet als een complete verrassing. Blijf altijd professioneel. Gebruik liever niet je emoties om met problemen en/of problematisch ouders om te gaan. Als je je professionele houding verliest, kun je meestal niet meer effectief handelen. Houd de communicatielijnen daarbij tussen jou en ouders te allen tijde open. Wees benaderbaar en toegankelijk. Maak ouders duidelijk dat zij problemen altijd direct aan jou kunnen en moeten aangeven. Luister naar ouders en geef ze het gevoel dat je hen hoort en begrijpt, ook als je het niet met hen eens bent. Dat kun jij op jouw beurt dan weer (proberen) duidelijk (te) maken.

2.3 De ouders
Hiermee zijn we aangekomen bij de rol de die ouders vervullen bij de turnontwikkeling van hun kind, de derde rol in het TOTOS model. Een belangrijke verantwoordelijkheid die ouders (vanzelfsprekend) hebben, is de zorg over een gezond dagelijks leven van hun kind. Zonder gezond eten en drinken en genoeg rust en slaap, zal het leveren van fysieke (en mentale) inspanningen voor een kind in de turnhal, maar juist ook op school (op den duur) moeilijk of onmogelijk worden. Een tweede belangrijke rol die de ouders vervullen, is het vervoer van het jonge kind naar de turnhal, zowel voor trainingen als voor wedstrijden, aangezien het kind hoogstwaarschijnlijk niet alleen kan en mag reizen. De belasting (in tijd en geld) voor ouders moet niet onderschat worden. Trainingstijden zijn ook niet altijd even handig voor ouders die werken. Daarnaast zijn er niet in elke gemeente in Nederland verenigingen en turnhallen die zich lenen voor het prestatief gerichte jongensturnen. Dus soms/vaak moet er relatief veel en ver gereisd worden om berhaupt te kunnen trainen. Turnen kost geld. De onkostenvergoedingen voor trainers en het huren, hebben, exploiteren en/of gebruik van accommodaties kosten een gymnastiekvereniging meestal veel geld. Aangezien professionele sponsoring van de turnsport nog immer in de kinderschoenen staat, zal het meeste geld opgebracht moeten worden door de ouders van de turners via de contributie. Een tweede belangrijke kostenpost is, zoals hierboven reeds omschreven, het reizen naar trainingen en wedstrijden. Daarnaast is een laatste kostenpost de kleding, het schoeisel en de kleine materialen zoals leertjes, tape en dergelijke. Alles bij elkaar is het belangrijk voor

16

ouders om zich vroegtijdig te realiseren en in te schatten of zij het voor hun kind een traject van een wedstrijdsport- of topsportcarrire kunnen financieren. Ouders zijn vaak de grootse sponsor van jonge wedstrijdsporters! Naast deze meer faciliterende aspecten van de rol van ouders, is het van belang dat de ouders ook achter het kind staan, dat graag (en veel) wil turnen: een stimulerende omgeving dus. Want als je, als ouder, wilt dat je kind uit zijn sportcarrire komt als een winnaar (dat is: een positief gevoel van eigenwaarde en een positieve houding naar het sporten), dan heeft hij uw hulp nodig! Ouders zijn een belangrijk onderdeel van het TOTOS-team. Als je als ouder je rol goed vervult, dan zal de sporter sneller leren, beter presteren, meer plezier hebben, en dientengevolge een positief zelfbeeld ontwikkelen. Zijn ervaringen in de sport zullen hem van hulp zijn bij andere uitdagingen gedurende de rest van zijn leven. Als je als ouder je rol verkeerd invult, zal je kind stoppen met leren, moeilijkheden ervaren tijdens het moeten presteren, vaker blokkeren, en uiteindelijk de sport wellicht gaan haten. En dat is alleen nog maar het goede nieuws. Want hij zal uit de sport treden met een gevoel van mislukking, onmacht, onwil en een negatief zelfbeeld. De kans dat hij dit soort gevoelens meeneemt naar de rest van zijn leven, zijn niet te onderschatten. De volgende lijst met bruikbare tips voor ouders, kunnen helpen om de turner succesvol te laten zijn. Ouders, begrijp goed, no one wins, unless everybody wins. Jullie zijn hard nodig in het team. Hoe ga je om met je kind als wedstrijdsporter? Definieer het begrip competitie. Sport in competitieverband is voor kinderen goed en gezond en kan kinderen verschillende belangrijke levenslessen leren, wanneer we goed begrijpen wat het begrip competitie eigenlijk betekent. Het woord competitie komt van het Latijnse cum en petere, wat respectievelijk samen met en zoeken betekent. Samen met je medesporters zoeken naar nieuwe grenzen. Zonder waardige tegenstanders en zonder uitdagingen zou sport lang zo leuk niet zijn en zouden die grenzen niet verlegd (kunnen) worden. Je tegenstander is je partner in sport, niet je vijand! Schilder als ouder je kinds tegenstanders dan ook niet af als de vijand die verslagen of vernietigd moet worden. Geef daarnaast zelf het goede voorbeeld door normaal om te gaan met bijvoorbeeld de ouders van de tegenstanders van je kind. Het ultieme doel van het doen van (wedstrijd)sport is om jezelf uit te dagen en jezelf continu te verbeteren en zo topprestaties te leveren. Winnen in sport gaat over alles geven wat je hebt, onafhankelijk van de uitkomst of het resultaat van je tegenstand. Wanneer je kind deze instelling heeft en inderdaad sport om zichzelf te verbeteren, in plaats van om andere te verslaan, zal hij relaxter kunnen turnen, meer lol beleven en

17

dientengevolge een hoger niveau bereiken (en daardoor hoogstwaarschijnlijk meer winnen). Conclusie: Wil je winnen? Denk er dan niet aan! Wanneer een kind beter presteert dan ooit, maar toch laatste wordt, is het de rol van ouder en trainer om het kind te helpen snappen dat hij toch het gevoel van winnaar heeft verdiend. Maar andersom geldt het ook: als een kind eerste eindigt, maar eigenlijk zwaar onder zijn niveau presteert, geeft dit eigenlijk geen reden om zich winnaar te voelen. Natuurlijk mag je met je zoon vieren dat hij gewonnen heeft, maar enige mate van een zelfkritische houding mag dan ook wel. Onthoud: als je als ouder (maar ook als trainer) succes en falen definieert als winnen en verliezen, dan speel je met je kind een kansloze wedstrijd die je altijd verliest. Wees supporter, geen coach Ouders zouden de grootste fan van hun kind moeten zijn, onvoorwaardelijk. Laat het coachen en trainen dan ook over aan de trainer/coach en moedig zelf aan, stimuleer en faciliteer de sportcarrire van je zoon, maar coach niet! Het laatste wat een kind wil horen bij een teleurstellende prestatie of bij verlies, is een ouder die nog eens uitgebreid gaat vertellen wat het kind allemaal technisch of tactisch fout heeft gedaan. Meestal baalt het kind al genoeg van zijn mislukte inspanningen. De meest tragische en beschadigende fout die ouders kunnen maken, is je kind te straffen door zich emotioneel van hem te distantiren na een mindere of zelfs slechte prestatie: boos worden, negeren, afkeuring en dergelijke. Gebruik deze strategie als ouder alleen, als je je kind emotioneel wilt beschadigen en je relatie met hem wilt kapotmaken. Heb je kind onvoorwaardelijk lief! Wees te allen tijde zijn grootste fan. Zonder plezier geen prestaties Plezier in de sport is een belangrijke voorwaarde voor prestatie en succes. Wanneer je als ouder merkt dat je zoon weinig plezier beleeft aan de sport waar hij zo actief en enthousiast aan is begonnen, dan is het hoog tijd om je zorgen te gaan maken. Waardoor komt dit? Ligt het aan de training? Is het de school- of thuissituatie die voor problemen of stress zorgt? Is het angst voor wedstrijden? Zoek het uit, vind een antwoord, bespreek het met het TOTOS team en kom tot een conclusie hoe verder te gaan. Bedenk daarnaast ook dat het grote onzin is dat wanneer je aan wedstrijdsport op hoog niveau doet, er geen ruimte meer zou (mogen) zijn voor lol en plezier. Het is juist andersom: omdat je als turner helemaal gek bent van turnen en het zo waanzinnig leuk vindt, ben je gemotiveerd om er zoveel tijd in te steken. Als de lol weg zou vallen, valt een groot deel van de motivatie weg en zal de turncarrire waarschijnlijk snel eindigen. Het hier gemaakte punt leidt tot een belangrijke vraag voor jou als ouder: Waarom doet jouw kind eigenlijk (zo fanatiek) aan turnen? Vindt

18

jouw kind het zelf zo leuk, of ben jij als ouder heel erg stimulerend geweest? Als jouw kind bijvoorbeeld moeite heeft met de salto van de brug, praat jij dan over ons probleem en onze salto die toch zo eng is? Sport jouw kind omdat je zo leuk over de kop kan gaan, elke training weer, of wellicht voor die leuke cadeautjes die het krijgt van jou bij goede prestaties op wedstrijden? Het is heel normaal en gezond dat je als ouder(s) graag wilt dat je kind excelleert en succesvol is. Maar bedenk dat als een kind zijn eigen doelen en redenen heeft om te sporten, hij veel gemotiveerder zal zijn en daardoor (op den duur) veel succesvoller. Geef je kind het cadeau om fouten te maken Als je wilt dat je kind zo gelukkig en succesvol mogelijk wordt met alles wat hij doet, leer hem dan vooral hoe om te gaan met tegenslag en mislukking. De meest succesvolle mensen binnen en buiten de sport, doen twee dingen anders dan de minder succesvollen. Ten eerste, zijn zij bereid om meer risicos te nemen en daardoor vaker fouten te maken. En ten tweede, gebruiken zij hun mislukkingen en tegenslagen op een positieve manier als een vorm van motivatie en feedback om zichzelf te verbeteren. Je kunt niet leren te lopen, als je niet vaak genoeg valt. Elke keer dat een klein kind valt bij het leren lopen, krijgt het lichaam immers waardevolle informatie over hoe het de volgende keer beter te doen. Je wordt nooit en te nimmer succesvol als je (te) bang bent om te verliezen of te falen. Leer je kind hoe (positief) om te gaan met tegenslagen, vergissingen, verlies en riscovolle ondernemingen en je hebt hem de sleutel tot een succesvolg (turn)leven gegeven. Daag uit, dreig nooit Veel ouders gebruiken soms (bewust of onbewust) schuld en (be)dreiging als een manier om hun kind te motiveren om beter te presteren. Onderzoek naar het presteren van sporters laat duidelijk zien dat dreigen (als je dat niet doet, dan) korte termijn resultaten kan opleveren. De lange termijn gevolgen voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van het kind zijn echter zeer destructief. Angst (voor de gevolgen van het eigen gedrag) als motivator zal het plezier bij het kind in de sport wegnemen. Een kind een uitdaging geven, bevat geen negatieve consequenties als hij zou falen. Daarnaast is een uitdaging een uiting van een geloof dat een sporter het beoogde doel zou moeten kunnen halen. Stimuleer de juiste focus Leer je kind te concentreren op het proces van leren en het ontwikkelen van meer vaardigheden, en niet (zozeer) op de uitkomsten van dat proces. Wanneer sporters blokkeren en daardoor onder hun normale niveau presteren, komt dit vaak door een focus op de uitkomst, het (mogelijke) resultaat: Oeps, ik zou eerste kunnen worden. Leer hem focussen op

19

het hier en nu, in het perspectief van de lange termijn leerlijn. Leer hem respectvol te praten en communiceren met anderen (trainers, sporters, media et cetera) over zichzelf en de sport. Leer je kind om een gezond en normaal perspectief te hebben op sport. De media verkleuren het beeld van (top)sport nog al eens in een al te positieve of negatieve zin. Ouders kunnen en moeten kinderen helpen zaken goed in zijn verband te blijven zien. Het winnen van een wedstrijd betekent echt niet dat je opeens een wereldverbeteraar bent, en het minder presteren tijdens de nationale finale betekent ook niet dat morgen de zon niet meer op zal gaan.

2.4 De turnorganisatie(s)
De thuisvereniging De belangrijkste KNGU turnorganisatie voor turner (en ouders) is de club, de gymnastiekvereniging in het dorp of in de wijk. Hier zal het gros van de jonge kinderen en hun ouders voor het eerst kennismaken wellicht via school met de georganiseerde turnsport. Hier wordt het talent ontdekt. Hier worden de eerste stappen bewandeld op het pad van de turncarrire. Hier is het turnthuis. In Nederland wemelt het van de gymnastiekverenigingen, groot en klein, op recreatief niveau, op topsportniveau en alles wat daar tussen zit. Van alles wat. De kwaliteit van verenigingen hangt natuurlijk voornamelijk af van de kwaliteit van de mensen die bij de club betrokken zijn: bestuurders, trainers, commissies. Het overgrote deel van de Nederlandse gymnastiekverenigingen werkt overwegend met vrijwilligers. Dit is enerzijds mooi, vrijwilligers zijn doorgaans intrinsiek gemotiveerde mensen en die moeten we precies hebben! maar kent ook zijn nadelen. Zakelijk instinct, professionaliteit en ook commercieel inzicht zijn niet vanzelfsprekend in een op vrijwilligers draaiende organisatie. Maar heden ten dage zijn het wel degelijk zeer belangrijke factoren, die in de clubs hun intrede hebben gedaan, hebben moeten doen, of zullen moeten doen om te kunnen overleven. De club heeft in de ontdekking en ontwikkeling van jonge turntalenten een cruciale rol. Enerzijds moet er de know-how zijn om echt (turn)talent te herkennen. Anderzijds moeten er het inzicht zijn hoe en de mogelijkheden zijn om het talent van de jonge turner te ontwikkelen; bijvoorbeeld het niveau van de trainer en de inrichting en beschikbaarheid van een goede trainingsaccommodatie. Trainers en clubs hebben mijns inziens de verantwoordelijkheid om turners en ouders zo snel en duidelijk mogelijk op de hoogte te stellen van het al dan niet aanwezig zijn van echt turntalent om daarna te bekijken of en hoe dat verder ontwikkeld kan worden: binnen de club en binnen de eigen trainingen of in samenwerking

20

met andere clubs / trainers / turnorganisaties die meer ervaring en expertise hebben met het ontwikkelen van (top)talent. Ik zie het daarmee als een belangrijke taak en verantwoordelijkheid van de gymnastiekverenigingen in Nederland om de bakermat te (willen) zijn van de Nederlandse wedstrijdsport in brede zin en dus ook de bakermat van het Nederlands topturnsucces. Maar clubs hebben natuurlijk heel veel meer doelstellingen, taken en verantwoordelijkheden. Dus zij moeten met talentherkenning en ontwikkeling geholpen en ondersteund worden door anderen: het district en de nationale structuur en programmas. Het district Turnend Nederland is ingedeeld in vijf districten op basis van aantallen clubs, aantallen turners en natuurlijk de geografische ligging: Noord, Oost, Mid-West, Zuid-Holland en Zuid. Alle districten kennen een algemeen bestuur en meerdere technische commissies, waaronder een commissie turnen heren. Op het gebied van talentherkenning en ontwikkeling zie ik een zeer belangrijke taak voor districten, zowel in het kader van de ontwikkeling van de jonge turners, maar juist ook in het kader van de ontwikkeling van de trainers, juryleden en clubs in het desbetreffende district. Door de geografische nabijheid van clubs, trainers en juryleden in een district, is het eenvoudig om elkaar op te zoeken. Districten zouden mijns inziens dan ook open regionale platforms moeten zijn en hebben voor intensieve kennisuitwisseling op het gebied van talentontwikkeling en alles wat daar bij hoort: techniek, methodiek, fysiek, coaching, jurering. De grootste talenten turners, trainers, juryleden moeten hier geregeld bij elkaar gebracht worden in zowel trainings- als wedstrijdsituaties. En de trainers, juryleden en clubs die zich willen verbeteren, professionaliseren en ontwikkelen, moeten hier welkom zijn en zich welkom voelen. Praktisch gezien kun je dit op vele manieren organiseren. Districten moeten een organisatiestructuur kiezen, die bij hun district, hun clubs, hun juryleden en hun trainers past. Belangrijkste criterium wat mij betreft, is dat een positief, motiverend en inspirerend proces van leren en verbeteren moet worden ingezet, waarbij iedereen, turners en ouders, trainers, juryleden, clubs, districten, zich eigenaar voelt van dit verbeterproces: ownership en commitment. Iedereen kan, moet wat mij betreft, een of meerdere steentjes bijdragen. Topprestaties zijn altijd teamprestaties. En team dus in de brede zin van het woord. Samen sta je sterk. En samen is niet alleen.

21

De turnbond De KNGU zijn wij allemaal: turners, ouders, trainers, juryleden, clubs, districten, ons hoofdkantoor in Beekbergen. Voor de meest succesvolle en getalenteerde turners zijn er nationale programmas die de top(sport)turners, de top(sport)trainers, de internationale juryleden en de toptalenten faciliteren. De hoofdcoach turnen heren Mitch Fenner is sinds 2012 verantwoordelijk voor dit nationale programma. In het najaar van 2012 is de KNGU visie 2013-2020 op het jongens- en herenturnen aan het brede publiek gepresenteerd onder de noemer: the ONE TEAM APPROACH 20132020. De basis van deze visie en de (nieuwe) nationale structuur is het vijfstappen principe. Naast het nationale oranje seniorenprogramma (laag 1) dat de topsportturners voorbereid op EKs, WKs en Olympische Spelen en het oranje juniorenprogramma (laag 2) dat de topturners van 15 t/m 18 jaar voorbereid op het seniorenprogramma en de JEKs, EYOFs en YOGs 3, organiseert de KNGU voor zowel de 13 en 14 jarigen een oranje talentenprogramma (laag 3) alsmede de 8-12 jarigen een oranje jongtalentenprogramma. Het OJT programma bestaat uit een nationaal programma voor de 10-20 grootste talenten (laag 4) uit de districtsselecties (laag 5). De KNGU hoofdcoach geeft leiding aan alle programmas. In het kader van dit schrijven zoom ik dieper in op het KNGU OJT programma. Het KNGU OJT programma heeft met ingang van 1 januari 2013 haar start gemaakt. Het programma is ontwikkeld door het OJT kernteam (zie box). Het doel van het OJT programma is om de opleiding en begeleiding van onze jonge talenten, hun clubcoaches en hun clubs op topniveau te krijgen. De KNGU streeft naar een OJT programma dat de aansluiting van onze jonge turners bij de internationale topturnlanden garandeert. In Nederland worden per jaar ongeveer 50 jonge jongens tussen de acht en twaalf jaar uitgenodigd om aan dit programma deel te nemen, verdeeld over vier groepen van 10-15 jongens: in district Zuid onder leiding van districtstrainer Mike Wiersema; in district Zuid-Holland onder leiding van districtstrainer Paul Mulder; in district Mid-West onder leiding van districtstrainer Ben Zwarthoed; in district Noord en Oost onder leiding van districtstrainer Michael Hollander. De sporter, de ouders, de clubtrainer(s) en de thuisvereniging worden gezamenlijk uitgenodigd en gezamenlijk betrokken gemaakt bij dit programma via de one team approach. De bedoeling is dat dit programma het turnen heren in algemene zin en de betrokken turners,
3

22

JEK Jeugd Europese Kampioenschappen, EYOF European Youth Olympic Festival (EJOD: Europese Jeugd Olympische Dagen), YOG Youth Olympic Games (JOS: Jeugd Olympische Spelen)

trainers, clubs en districten in het bijzonder een enorme boost zullen gaan geven. Daarom wordt ook nog een beperkt aantal clubs en trainers die geen turners hebben in de OJT selectie en een aantal (inter)nationale juryleden uitgenodigd om betrokken te raken bij dit programma. Turners, ouders, clubtrainers en verenigingen wordt een professioneel programma aangeboden, bestaande uit: 10 districtstrainingen (40 trainingsuren) in een seizoen in de turnhallen van de bij het OJT programma betrokken clubs. Een technisch programma dat de turners en clubtrainers zal scholen, bestaande uit en/of gericht op (zie deel II van dit boek): De nieuwe verplichte oefenstof (NTS 2013); De Triple-nine trainingsmethode, inclusief een stijl-, lijn- en conditioneringsprogrammas; Fysieke voorbereidingsprogrammas; Handstandprogrammas; De zogenoemde elite expectation skills; Blessurepreventieprogrammas. Als vereniging partner zijn in het KNGU Oranje Jong Talent programma kan de club in de toekomst helpen om een specifieke KNGU status te krijgen (KNGU beleid is hieromtrent in ontwikkeling). Een aantal licentiepunten voor de trainers en opleidingsmogelijkheden niveau 4 (KNGU opleidingsbeleid is in ontwikkeling). Een OJT kledingpakket voor de turner bestaande uit een korte broek, voltigebroek en shirt met naam. Dit boek voor alle betrokkenen getiteld Turntalent in Beweging: De KNGU opleidingsvisie op de ontwikkeling en begeleiding van jonge talentvolle turners. Een brief die ouders kunnen geven aan het schoolbestuur waarin we het OJT programma toelichten. Met ingang van het seizoen 2013-2014 zal voor de 10-15 meest getalenteerde jongens uit het OJT programma nog een extra trainingsprogramma van ongeveer 30 uur worden aangeboden onder directe leiding van de nationale OJT coach.

23

Box KNGU OJT kernteam


KNGU hoofdcoach turnen heren Mitch Fenner KNGU topsportmanager Hans Gootjes KNGU OJT coach Remon Rooij Districtstrainers Mike Wiersema (Zuid), Paul Mulder (Zuid-Holland), Ben Zwarthoed (Mid-West), Michael Hollander (Noord en Oost) Senior adviseurs Bram van Bokhoven, Daniel Knibbeler, Theo Boerrigter, Jos van Klink, Marcel Kleuskens, Ruud Jacobs, Rob Stout Internationale juryleden Vincent Reimering, Paul Geeraets, Robert van Oort, Gerard Breed, Raymond Nankoe, Ruben Bakema

De districtstrainers en de OJT coach hebben de opdracht mee gekregen om in het seizoen 2014 te verkennen of en hoe het OJT programma met de districten (commissies turnen heren) en de Landelijke Technische Commissie turnen heren, de komende jaren samen verder vormgegeven kan worden. De districtstrainers en de nationale Oranje Jong Talent coach zullen de aangewezen personen zijn om deze gesprekken over mogelijke samenwerking aan de orde te stellen bij de districten en de LTC Turnen Heren. In de tussentijd is het OJT van start en hebben we als OJT kernteam goed nagedacht over de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokkenen: Turner 100% inzet en aanwezigheid bij de districtstrainingen, leergierigheid, correcte omgangsvormen naar en respect voor de medeturners, trainers en juryleden, luisteren naar en werken met alle aanwezige trainers en juryleden, elke training gekleed in het OJT tenue, traint minimaal 4x / 10 uur per week bij de thuisclub. Ouder Ondersteuning en commitment, zorgen voor een gezonde leefstijl van de turner (eten, slapen, schoolprestaties), kind brengen en halen, het supporten van het kind. Clubtrainer 100% inzet en aanwezigheid bij de districtstrainingen, leergierigheid, het eigen maken van de OJT technische programmas en daar binnen de eigen club op doorgaan, begeleiding van de eigen turner(s), maar ook de

24

begeleiding van de turners van andere dan de eigen vereniging, goede communicatie met de districtstrainer, senior adviseur en internationaal jurylid over de voortgang van de turner(s) maar ook de eigen kennis, inzicht en vaardigheden. Thuisvereniging Ondersteuning en commitment, biedt 1 of meerdere keren haar accommodatie gratis aan voor een districtstraining, eventueel met lunch voor de sporters, trainers en juryleden. Districtstrainer De organisatie van de districtstraining, bepalen inhoud van de districtstrainingen, inzetten van senior adviseurs en internationale juryleden in de districtstrainingen, minimaal 2x bezoeken van een reguliere training van alle participerende clubs, open communicatie met alle turners, clubtrainers, ouders, thuisverenigingen, OJT coach, organiseren van de evaluatie van elke districtstraining, verslaglegging van deze evaluaties, rondzenden van de evaluaties (inclusief aandachtspunten, verbeterpunten, gemaakte afspraken) onder de betrokken clubtrainers en het OJT kernteam. KNGU OJT trainer De organisatie van het OJT programma, leiden van de nationale OJT trainingen, bepalen van de definitieve keuze OJT sporters, open communicatie met alle betrokkenen inclusief de KNGU hoofdcoach en topsportmanager, uitdragen van de KNGU OJT visie over het opleiden en begeleiden van jonge talentvolle turners, organiseren van de evaluatie van het OJT programma en de implementatie van de verbeterpunten in het OJT programma 2013-2014, minimaal 2x bezoeken van alle districtstrainingen. Senior adviseur Verzorgen van technische modulen binnen de districtstrainingen (bijvoorbeeld clinics), beschikbaar voor districtstrainers en clubcoaches voor advies en feedback over alles wat binnen het OJT programma valt. Internationaal jurylid Verzorgen van jurytechnische en/of jurygerelateerde technische modulen binnen de districtstrainingen, beschikbaar voor districtstrainers en clubcoaches voor advies en feedback over alles wat binnen het OJT programma valt.

25

KNGU hoofdcoach turnen heren Eindverantwoordelijke voor het OJT programma en de relatie met de andere KNGU programmas: talentprogramma, juniorprogramma en seniorprogramma, draagt daar waar mogelijk de KNGU visie uit over de manier waarop jonge talentvolle turners opgeleid en begeleid moeten worden. KNGU topsportmanager Eindverantwoordelijke van het topsportbeleid van de KNGU en in die hoedanigheid dus ook eindverantwoordelijke van het OJT programma turnen heren Gasttrainer Trainer van een club die geen jongens in de OJT selectie heeft, maar wel volledig betrokken is bij het OJT programma. Is op persoonlijke titel uitgenodigd. Mag bij drie districtstrainingen, die daar speciaal voor ingericht zijn, een jonge turner van zijn/haar club meenemen om hem persoonlijk ervaring op te laten doen met het OJT programma en de OJT selectie.

2.5 De school
In het leven van jonge kinderen speelt school een fundamentele rol. De ontwikkeling van cognitieve en sociale vaardigheden staan in het lesprogramma van school centraal. En via de schoolgym de ontwikkeling van de motorische vaardigheden ook trouwens. Maar met die motorische vaardigheden zit het meestal wel goed bij talentvolle jonge turners. Vanuit de KNGU willen wij graag dat de school van de jonge talentvolle turner goed op de hoogte is wat het betekent om op hoog niveau turnen. Gezien de relatief hoge intensiteit van de te verrichten trainingsarbeid van jonge turners en de niet te onderschatten reistijd van turner en ouder(s), is het is van belang dat er een goede afstemming is tussen het trainingsprogramma van de jonge turner en het schoolprogramma. Talentvolle jonge turners van tussen de acht en twaalf jaar zullen al snel vier tot vijf keer per week trainen, niet zelden elders dan in het eigen dorp / in de eigen wijk. Een turntraining zelf duurt meestal tussen de tweenhalf en drienhalf uur. Aan uitgebluste kinderen op school heeft niemand wat, maar aan een uitgebluste turner op de training ook niet. De fysiologische kant van de zaak is hier dus heel belangrijk. Hoewel kinderen soms een onuitputtelijke voorraad energie lijken te hebben, is het van belang om de arbeid-rust verhouding in het leven van intensief sportende kinderen heel goed in de gaten te houden. Dit is first and foremost de verantwoordelijkheid van

26

ouders, maar wat mij betreft net zo goed die van de trainer en de schoolleerkracht. Cruciaal onderdeel van de turntraining is de herstelperiode. Goed en gezond eten direct na de training en voldoende rust, voldoende nachtrust. Jonge turners moeten dus op tijd naar bed kunnen. Vandaar dat de trainingen doorgaans voor zeven of acht uur s avonds klaar moeten zijn. De begintijd van trainingen ligt dan ongeveer op vier of vijf uur in de middag. Zie hier een belangrijk conflict in het dagrooster van de turner en het turnende gezin. Wanneer moet er warm gegeten worden en red je vier uur op de training zijn als je bijvoorbeeld nog een uur moet reizen vanuit huis of school naar de turnhal? In het OJT programma nodigen wij scholen uit om samen ouders en trainer mee te denken over een goede balans in het leven van de jonge talentvolle turner (zie de brief die de ouders van OJT selectieleden namens de KNGU aan scholen kunnen/moeten geven). Kinderen de laatste twee uur van de schooltijd intensief te laten gymmen op school, om daarna met pappa of mamma te racen naar de turnhal, om daarna een lange turntraining te hebben, is vragen om moeilijkheden. Zeker als dit structureel het programma van het kind is. Uit eigen ervaring met gesprekken met ouders en scholen weet ik dat er heel veel scholen mee willen en kunnen denken over een goede afstemming tussen de school- en trainingstijd. Een kind dat gezond en fit rondloopt in het leven, zal beter presteren: zowel in de turnhal als op school! Fysiek gezond, maar juist ook mentaal gezond. Kinderen ontzeggen wat zij heel graag willen en heel goed kunnen sporten bijvoorbeeld is een op de lange termijn slechte strategie. Kinderen zullen minder vrolijk door het leven gaan en de schoolprestaties zullen daar gegarandeerd onder gaan leiden.

2.6 TOTOS succescriteria


No one wins, unless we all win! Deze uitspraak dekt heel goed wat ik heb willen presenteren met behulp van het TOTOS model. Alle betrokkenen in het turnleven van de jonge, talentvolle en ambitieuze turner spelen een eigen en belangrijke rol om een plezierige en misschien wel succesvolle turncarrire van het kind mogelijk te maken.

27

Geacht schoolbestuur, Namens de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie breng ik u graag op de hoogte van het heugelijke feit dat een van uw scholieren, [naam], voor dit jaar geselecteerd is voor het KNGU Oranje Jong Talent (OJT) programma turnen heren. In Nederland zijn de 50 meest getalenteerde turners tussen de acht en twaalf jaar geselecteerd voor dit nationale programma. Het doel van het OJT programma is om de opleiding en begeleiding van onze jonge talenten, hun clubcoaches en hun clubs op topniveau te krijgen. De KNGU streeft naar een OJT programma dat de aansluiting van onze jonge turners bij de internationale topturnlanden garandeert. Ik denk dat jullie als school en wij als KNGU OJT programma een gedeelde drive hebben: het bieden van een uitdagende en stimulerende leeromgeving aan kinderen, opdat de talenten van kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. [Naam] heeft een echt turntalent. Zoals u wellicht weet, ontwikkelen mensen hun ruimtelijk orintatievermogen zeer sterk tussen het zesde en twaalfde jaar. Op deze leeftijd moeten talentvolle turners daarom al veel en vaak ervaring opdoen met complexe bewegingen om later een succesvolle wedstrijdturner, wellicht topturner, te kunnen worden. Vandaar dat turners op relatief jonge leeftijd al veel trainingsuren moeten maken. Moeten maken, maar ook willen maken! Mijn ervaring is dat jonge turntalenten thuis vaak letterlijk en figuurlijk staan te springen om weer te mogen gaan trainen. Bewegen is voor hen een feest. Het KNGU OJT programma heeft als doel de jonge turners, hun ouders, hun clubtrainers, hun thuisclubs, maar ook hun scholen te helpen in te zien wat het betekent om een top(sport)turner te worden, een top(sport)turner te zijn. Het OJT programma zal [naam] veel leerervaringen bieden. [Naam] en zijn ouders zullen daarbij veel door Nederland moeten reizen voor de sport. Turnhallen staan immers niet in elk dorp en al onze nationale talenten zullen geregeld met elkaar trainen of wedstrijden hebben op allerlei plekken in het land. Ik hoop dat wij samen ouders, school, thuisclub en KNGU [naam] de ruimte en tijd kunnen geven om zijn (turn)talent te ontwikkelen. Ik vraag u trouwens niet om het schoolrooster volledig op [naam] zijn trainingsuren af te stemmen of hem structureel vrij te geven voor de gymnastieklessen. Ik wil u wel vragen of u samen met de ouders/verzorgers en eventueel de clubtrainer van [naam] goede afspraken kunt maken en mee wilt denken over de intensiteit van het leefritme van [naam], zodat hij op een goede manier zowel zijn turnpassie en ambitie kan nastreven en normaal naar school kan gaan. Ik reken erop dat de ouders van [Naam] U goed op de hoogte zullen houden over de ontwikkeling van [Naam] als turntalent. Vriendelijke groet , Remon Rooij _ KNGU Oranje Jong Talent coach

28

Maar wanneer iedereen doet vanuit zijn / haar rol wat hij / zij behoort te doen, zijn we er nog niet. De crux van het succes zit ook in de samenwerking en communicatie tussen alle betrokken partijen. Begrip, openheid en effectiviteit zijn sleutelbegrippen. Begrip voor elkaars ambities, mogelijkheden en verantwoordelijkheden. Openheid (en eerlijkheid) over wat je vindt en wat je wel en niet kunt betekenen voor de ontwikkeling van de turner. Zowel formele als informele communicatie tussen de partijen zijn belangrijke middelen om begrip en openheid te kunnen realiseren. Valkuilen liggen echter op de loer. [1] Vertrouwen in elkaar ontstaat niet zomaar. Sterker nog: ze komt te voet en gaat te paard. Betrouwbaar zijn en blijven is cruciaal. Dat vergt van iedereen openheid over de visie, de doelen en de werkwijze. [2] Verschil in kennisniveau is een gegeven. Maar wie kent de discussies niet? Trainers die (denken) beter (te) weten wat belangrijk is voor de ontwikkeling van de jonge turner. Clubs die (denken) het beter (te) weten. Ouders die (denken) het beter (te) weten. Turners die zelf (denken) het beter (te) weten. De districten of nationale bond die (denken) het beter (te) weten. Scholen die (denken) het beter (te) weten. Het kan makkelijk leiden tot weinig vruchtbare discussies. Voor verdere groei en ontwikkeling van individuele turners, trainers en turnorganisaties moeten kennis, vaardigheden en inzicht gedeeld worden via samenwerkingsverbanden. Organisaties die niet willen samenwerken gaan simpelweg niet slagen in de allerhoogste topsportambities. Topprestaties zijn ALTIJD teamprestaties. Niet samenwerken kunnen wij ons als Nederlandse turngemeenschap met topsportambities op Olympisch niveau niet permitteren. Turners, trainers, ouders, clubs, de districten, de bond, en scholen: we zullen er samen, hoe dan ook, moeten uitkomen om het turnleven van de jonge turner te kunnen laten ontwikkelen. En niemand in het TOTOS team zit daarbij op een hoop tevergeefse inspanningen te wachten. Mensen willen immers graag hun tijd en energie zinvol besteden. Effectiviteit van handelen van iedereen is gewenst, zodat het gedeelde plan en de gedeelde doelen om de jonge turner goed op te leiden, gericht kan plaatsvinden. Met dit laatste punt komen we aan een zeer fundamentele vraag: wat is eigenlijk het doel van het opleiden van jonge talentvolle turners? Het doelgericht turnen model van het volgende hoofdstuk geeft daar een antwoord op.

29

30

Het verschil tussen een goede sporter en een topsporter is de kop die erop staat.

31

3 Wat is het doel?


Een belangrijk aspect van het wedstrijdturnen is het halen van goede resultaten op die wedstrijden! Hoe logisch. Daar worden wedstrijdsporters immers afgerekend. Maar is voor jonge talentvolle turners dit nu eigenlijk ht doel? Mijns inziens niet. De nationale wedstrijdcyclus die we bij de KNGU hebben, is volgens mij veel meer een middel om jonge turners gewend te laten raken aan de wedstrijdsetting en een wedstrijdsysteem (voorbereiding, plan uitvoeren, omgaan met winst en verlies, omgaan met jurering, en dergelijke), opdat als volwassen seniorturner nationale en/of internationale topprestaties bereikt kunnen worden. Begrijp mij goed. Het is voor sporters, ouders, trainers en coaches verschrikkelijk leuk, motiverend en stimulerend om goede wedstrijdresultaten te behalen. De keuze om jonge jongens voor een (nationale of regionale) selectie uit te nodigen is natuurlijk mede gebaseerd op de wedstrijdresultaten, maar we moeten allemaal begrijpen dat er een lange termijn perspectief nog veel belangrijker is: het lange termijn perspectief van de ontwikkeling van het kind als mens en als turner. Het werken met doelstellingen (maar welke dan???) kan daar enorm positief aan bijdragen. Onderstaande figuur toont het doelgericht turnen model dat ik hanteer om uit te leggen hoe het zichzelf versterkende proces werkt van het actief nastreven en behalen van doelen. Je hebt talent en lol in turnen, daarom wil je in deze sport wat bereiken. Als je gestelde doelen haalt, is dat een moment van bevrediging, een moment van plezier en genieten, waardoor je nog meer lol beleeft aan je sport, die je toch al zo leuk vond, waardoor je nog weer gemotiveerder raakt om nieuwe doelen na te jagen. De wheel of learning and performance is in gang gezet! We lopen alle stappen van dit proces stuk voor stuk langs.

32

inzet feed forward

doel

prestatie
positieve feedback

motivatie

gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen

Figuur Doelgericht Turnen model

3.1 Doelen
Het stellen van doelen helpt een sporter, en dus ook een jonge sporter, om zijn aandacht en energie te richten op de juiste gedragingen voor het zo gewenste en gewilde sportsucces. Het helpt daarnaast om het doorzettingsvermogen van een atleet in moeilijke tijden van tegenslag te vergroten. Ten derde vergroot duidelijkheid over wat bereikt moet worden, meestal de inzet van de sporter (en daarmee verbetert vaak het resultaat dan weer) tijdens trainingen en wedstrijden. Het is raadzaam om te werken met zowel lange termijn als met korte termijn doelen die bijdragen de lange termijn doelen dichterbij te brengen. Met name het formuleren van (veel) korte termijn doelen, geeft de (jonge) sporter veel vaak de mogelijkheid om succes te ervaren. En daarvan wordt elke sporter enthousiast(er) en gemotiveerd(er). Hieronder

33

geef ik een lijst met richtlijnen die de sporter en trainer (kunnen) helpen om zinvol(le) doelstellingen te formuleren: Voor een ontwikkel- en groeiproces moeten doelen uitdagend en grensverleggend zijn, moeilijk maar haalbaar en realistisch. Onhaalbare en onrealistische doelen creren frustratie en een hetlukt-me-toch-niet-houding bij de turner. Doelen moeten concreet, specifiek, te observeren en meetbaar zijn. Schrijf de doelen op papier en deel ze met je team. Bespreek de doelen met bijvoorbeeld andere sporters, trainers, coaches, ouders, op school en andere voor de sporter belangrijke mensen. Zo zal de sporter support krijgen van de voor hem belangrijke mensen, bij het bereiken van zijn doelen. Laat een sporter, hoe jong hij ook is, zo veel mogelijk zelf zijn doelen formuleren. Hij zal dan meer verantwoordelijkheid voelen om zijn doelen na te streven. Het kopiren van andermans doelen is vaak niet slim. Ieder persoon is doorgaans ergens anders in zijn ontwikkeling en heeft dus eigen doelen nodig. Maar help jonge kinderen met het formuleren van de juiste doelen. Veel jonge kinderen hebben nog niet het overzicht over wat mogelijk is en wenselijk is om te bereiken. En bedenk daarbij: Nederlanders zijn van nature nogal conservatief. De eerst-zien-en-dan-geloven aanpak. Deze houding heeft zijn voordelen, maar bij doelen formuleren vaak ook nadelen. Doelen zijn dan vaak te weinig ambitieus. Nothing is impossible, zeggen Amerikanen misschien wel even gemakkelijk als Nederlanders, maar zij menen het. Formuleer korte termijn doelen en lange(re) termijn doelen. Evalueer de effectiviteit van het doelen behalen en pas doelen waar nodig aan, zodat zij optimaal uitdagend blijven voor nu en later. Formuleer doelen op de drie belangrijkste peilers van het turnen: technisch, psychologisch en fysiologisch. En weet dat er drie typen doelen zijn: performance doelen, uitkomstdoelen en doe-je-bestdoelen. Ik ben grote voorstander om voornamelijk performance doelen te gebruiken. De Nederlandse vertaling van het in de angelsaxische sportpsyschologie literatuur zeer bekende begrip performance is ietwat lastig. Uitvoeringsdoel dekt wellicht de lading nog het best. Performance doelen gaan (bijvoorbeeld) in op de technische uitvoering van een turnelement of oefening. Uitkomstdoelen formuleren (bijvoorbeeld) de gewenste wedstrijdresultaten. Doe-je-best-doelen en heb-plezier-doelen zijn

34

voor zowel recreatieve als wedstrijdsporters relevant, maar alleen niet genoeg om snel en veel progressie te kunnen boeken. In managementboeken kom je veel tegen dat doelen SMART geformuleerd moeten worden: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden. Ik, als ambitieuze turntrainer, mis in dit rijtje Grensverleggend. Voor de ontwikkeling van de turner is het cruciaal dat er continu grenzen verlegd worden. We willen beter. Elke dag, elke training. We willen sneller, hoger, sterker. Citius, altius, fortius.

3.2 Inzet en prestatie


Waarom wil een mens zich berhaupt ergens voor inzetten? Waarom hebben mensen ergens wel veel aandacht voor en voor iets anders niet? Waarom staan jonge talentvolle turners thuis letterlijk (op de tuintrampoline) en figuurlijk te springen om naar de training te mogen? Het is de beginnersgeest die zorgt dat aandacht vrijgemaakt wordt voor het turnen, de turntrainingen en de wedstrijden. Wat een prachtig woord trouwens, beginnersgeest. Niets liever doen, dan waar je goed in bent. Dat is beginnersgeest. Volledig opgaan in wat je doet, onbevangen, genspireerd, genietend, dromend van het podium van de Olympische Spelen. Maar met het vrijmaken van energie en aandacht zijn we er nog niet. Aandacht is springerig. Mensen en kinderen in het bijzonder zijn snel afgeleid. Aandacht moet verzameld worden. Kalme vastberadenheid en taakacceptatie leiden tot rust, onverstoorbaarheid, zekerheid, evenwicht, drukbestendigheid en constantheid. Kalme vastberadenheid? Dat klinkt mooi, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Bij wedstrijden zijn kinderen vaak loeizenuwachtig. Snelle hartslag, hoge bloeddruk, hoge speerspanning, droge mond, en een blaas en darmen die (continu) geleegd moeten worden. Vertel je sporter dan bijvoorbeeld dat dit signalen van het lichaam zijn om in de presteerstand te komen. Dus niet meer: oei wat ben ik zenuwachtig, maar yep, ik kom in de presteerstand. En dat is niet vervelend, dat is de bedoeling! We hebben pas een probleem als we niet in de presteerstand staan bij een wedstrijd. Zie welk positief effect deze redeneerlijn heeft op de vastberadenheid en taakacceptatie van de turner. Coachen op taakacceptatie is coachen rond spanning en emoties. Alleen aandacht die vrij is en verzameld, kan exclusief naar buiten worden gericht, zodat de heldere waarneming ontstaat die de voorbode is van volledige concentratie en een goede prestatie, bijvoorbeeld een wedstrijdoefening. Heldere waarneming geeft het gevoel van macht en controle. Je wordt besluitvaardiger en je kunt zuiverder en functioneler bewegen. Het mechanisch herhalen van bewegingen om de techniek in te

35

slijpen, is dan ook slechts beperkt nut. Uit onderzoek blijkt dat techniektraining in combinatie met focustraining of aandachtstraining veel effectiever is. Een salto aanleren door 100x op de springplank te springen is daarom veel minder effectief dan 20x op de plank, 20x op de grote trampoline, 20x op de plankoline, 20x op de dubbeltrampoline en 20x op de vloer. De aandacht gaat nu niet alleen uit naar de salto, maar naar de combinatie van de salto en de verschillende situaties waarin hij geturnd moet worden. De salto wordt zo stabieler. Aandacht die vrij is, verzameld en gericht op bijvoorbeeld een wedstrijd(oefening) wordt vastgezet door daar een totale verbinding mee aan te gaan. Dat gebeurt door de wil om het goed te doen, noem het de wil om te winnen, te activeren. Maar het vastzetten van de aandacht houdt ook het loslaten van alle controle in. Dat vergt moed. Wil je winnen? Denk er dan niet aan! Wees gefocust op dat wat je kunt benvloeden, je eigen handelen, je eigen techniek en uitvoering, en niet wat je niet kunt benvloeden, bijvoorbeeld de juryleden of je tegenstanders. Volledige concentratie geeft doelgerichtheid en totale verbondenheid. Je gaat op in waarnemingen zonder oordelen. Bij een goede inzet en een goede concentratie aandacht vrijgemaakt, verzameld, gericht en vastgezet dan komt de prestatie als vanzelf.

3.3 Feedback
Feedback is de terugkoppeling op een bepaalde activiteit of prestatie. Het evalueren waarom dingen gaan zoals ze gaan, en wat daaraan verbeterd kan of moet worden, is een belangrijke stap in leer- en veranderprocessen. Dat kan individueel, de turner evalueert zijn eigen handelen. Vaak is een observeerder, de trainer, een handig hulpmiddel. Wat de trainer ziet en kan beredeneren vanuit zijn technische kennis, kan dan gelegd worden naast wat de turner voelt en ervaart. Het gebruik van visuele middelen als tekeningetjes of videoanalyse kan hierbij enorm helpen. Feedback is the breakfast of champions. Het blijkt uit onderzoek dat succesvolle sporters veel slimmer omgaan met feedback dan minder succesvolle. Toppers begrijpen dat lopen geleerd wordt met vallen en opstaan. En dat feedback over het vallen cruciale informatie bevat om beter te leren lopen. Toppers zijn minder bang om fouten te maken en leren meer en makkelijker van fouten. De les komt net zolang voorbij, totdat hij geleerd is. Hoe irritant, niet in de laatste plaats voor de turner zelf, is het dat een turner op de maandagtraining iets geleerd heeft, maar dat dinsdag weer vergeten is. En de turner en de trainer dus weer opnieuw kunnen

36

beginnen. De bedoeling van geleerde lessen is dat ze worden opgeslagen in het hoofd en lichaam van de turner, zodat hij een volgende keer de fouten, die hij eerder maakte in het leerproces, niet meer maakt. Een talentvolle turner gebruikt deze kennis als feed forward bij de dinsdagtraining, zodat hij dinsdag weer verder kan waar hij gebleven was met een volgende, moeilijkere stap in het leerproces. Feed forward is jezelf als turner of je turner (als coach) een tip geven voordat hij wat doet. Johan Cruyff zei ooit: Voordat ik die fout maak, maak ik hem niet. Cruyff is een echte feed forwarder. De vragende coach Jonge kinderen zijn vaak wat we noemen onbewust onbekwaam: ze doen van alles, maar weten feitelijk niet dat het turntechnisch niet goed is. Van onbewust onbekwaam, naar bewust onbekwaam (fouten worden herkend), naar bewust bekwaam (turner stuurt processen en bewegingen bewust aan), naar onbewust bekwaam (de turner hoeft niet meer na te denken om het goed te doen) zijn vier belangrijke stappen in het leerproces van complexe vaardigheden zoals turnelementen. Maar wat is daarbij dan een effectieve trainings- en coachingsstrategie om turners te loodsen door deze vier stappen? Jonge turners die nog niet veel kunnen, maar wel heel graag willen, zijn gebaat bij goede instructies om snel te leren. Maar turners die wel veel kunnen en al heel wat ervaring hebben, senior topsporters bijvoorbeeld, bij wat voor soort coaching zijn zij gebaat? De theorie van situationeel leiderschap vertelt ons dat vaardige en gemotiveerde mensen sterke behoefte hebben aan (zelf)verantwoordelijkheid. Een vragende coach en/of een faciliterende trainer is dan veel niet alleen veel passender maar ook veel effectiever. In de weg naar volwassenheid moeten kinderen geholpen worden zelfstandig te leren denken en keuzes te leren maken. Ook in de turnhal! Juist ook in de turnhal. Kinderen vroegtijdig, stap voor stap verantwoordelijk(er) maken voor het eigen handelen, kinderen meer en meer mee laten denken over waarom wat te doen en wat te willen bereiken, en kinderen laten mee-evalueren, zijn mijns inziens belangrijke stappen en ingredinten in de trainings- en coachingsstrategie van talentvolle sporters.

3.4 Zelfvertrouwen en eigenwaarde


Bij een goede doelformulering, een gerichte inzet, een succesvolle prestatie, mede door positieve feed back en feed forward, zal onherroepelijk het zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde van een kind groeien. Wie wordt er immers nou niet trots en vrolijk van succes?

37

Het past hier om kort uit te wijden over het karakter van een mens en hoe dat tot uiting komt onder druk, zoals bij een wedstrijdsituatie. Psychologisch onderzoek vertelt ons dat er drie stereotype gedragingsstrategien zijn in geval van stress: fight, flight, fright. Mensen gaan vechten, vluchten of bevriezen en weten dan niet meer wat te doen. Alle drie de strategien kunnen flink fout aflopen. De vechter die te hard gaat vechten om zijn doelen te halen, loopt zichzelf voorbij. De vluchter loopt weg van de realiteit, die een dag later natuurlijk nog precies hetzelfde is gebleven. Degene die bevriest, overkomt alles en kan zaken niet meer naar eigen wens omkeren. Maar er is een vierde strategie. De strategie van de professional. Als je weet dat je in de voorbereiding alles binnen jouw macht hebt gedaan en als je overtuigd bent dat je er dus klaar voor bent, is er geen reden om overdreven zenuwachtig of bang te zijn voor welke wedstrijd dan ook. Toen Epke Zonderland in 2012 onder de rekstok klaar stond vijf seconden voor zijn Olympische gouden oefening in Londen, dacht hij twee dingen: Ik kan dit. Ik wil dit. Showtime! Veel mensen en ook kinderen hebben ook een heel groot, maar erg hinderlijk talent om te denken in problemen. Ik heb een blessure waardoor ik niet mag voltigeren in plaats van ik kan mijn tijd de komende tijd meer richten op mijn sprongtoestellen. Of: andere turners zijn veel beter dan ik. Dat red ik nooit. In plaats van: als zij dat kunnen, moet ik dat ook kunnen. Of: die dubbele salto, dat is toch eigenlijk ook wel heel moeilijk. In plaats van: ik houd van moeilijke dingen leren, dus die dubbele salto ga ik extra oefenen. Goede coaches helpen turners problemen om te denken in mogelijkheden en uitdagingen. En ook hier geldt, dat als je die dubbele salto dan op een gegeven moment onder de knie hebt, en vaak eerder dan gedacht, je gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen flink is gestegen, terwijl bij de houding van dat kan ik toch nooit je feitelijk werkt aan een selffulfilling prophecy. Je kan wat je denkt dat je kunt. En het maakt dus niet uit of je denkt dat je iets kan of iets niet kan, je hebt doorgaans in beide gevallen gelijk. Fysiologisch gezien, komt er in een mensenlichaam bij (gevoelens van) succes en plezier endorfine vrij. Een lichaamseigen stofje en daarmee een legale drug dat naar meer smaakt. Een betere motivator is er niet.

3.5 Motivatie
Wanneer een sporter positieve ervaringen opdoet, motiveert dat enorm om nieuwe of hogere doelen te stellen. In paragraaf 2.1 hebben we al veel gezegd over talent en motivatie. Talent is kunnen. Motivatie is willen. En

38

discipline is doen! Het woord discipline roept wellicht associaties op met kazernes en tucht, maar dat is niet terecht. Discipline ontstaat namelijk als de consequentie van een bewust en gemotiveerd besluit. Wie werkelijk kiest voor zijn sport, accepteert ook de inspanningen die dat vraagt. Discipline is uiteindelijk dus altijd zelfdiscipline en dat is precies het verschil met tucht, waar het gewenste gedrag wordt afgedwongen door anderen. Motivatie is een emotioneel talent. Het woord komt net als emotie van het Latijnse emovere dat in beweging brengen betekent. Motieven zijn dus heel letterlijk beweegredenen. In paragraaf 2.1 zagen we al dat er onderscheid valt te maken tussen externe of extrinsieke en interne of intrinsieke motivatie. Maar vraag een jonge jongen met beginnersgeest waarom hij turnen leuk vindt en hij zal zeggen: Nergens om, ik vind het gewoon leuk. Ook voor beloningen is hij meestal niet gevoelig, want daar doet hij het niet voor. Zon sporter heeft dan meer interne dan externe motivitatie, hij heeft zoals dat heet oermotivatie. Hij heeft geen beweegredenen nodig om in beweging te komen! Hij turnt, omdat hij WIL turnen.

39

DEEL II De technische programmas


40

Perfect training makes perfect performance.

41

4 NTS
4.1 Niveau 10: benjamin
Vloer

42

Paard voltige

43

Ringen

44

Sprong

45

Brug gelijk

46

Rekstok

47

4.2 Niveau 9: instap


Vloer

48

Paard voltige

49

Ringen

50

Sprong

51

Brug gelijk

52

Rekstok

53

4.3 Niveau 8: instap


Vloer

54

Paard voltige

55

Ringen

56

Sprong

57

Brug gelijk

58

Rekstok

59

4.4 Niveau 7: pupil


Vloer

60

Paard voltige

61

Ringen

62

Sprong

63

Brug gelijk

64

Rekstok

65

4.6 Niveau 6: pupil


Vloer

66

Paard voltige

67

Ringen

68

Sprong

69

Brug gelijk

70

Rekstok

71

72

If gymnastics was easy, it would be called football.

73

Hoofdstuk 5 Triple-nine trainingsmethode


Centraal in het Oranje Jong Talent programma staat de Triple-nine methode die KNGU hoofdcoach Mitch Fenner heeft ontwikkeld en heeft ingebracht als hoofdaandachtspunt voor de Nederlandse jonge turntalenten. Met de Triple-nine, 27 zogenoemde shapes (lichaamshoudingen), positions (lichaamsposities) en actions (acties), zijn alle turnbewegingen naar hun essenties te typeren en te analyseren. En dus aan te leren en te verbeteren. De Triple-nine aanpak stimuleert dan ook de zuiverheid van bewegen en uitvoering, iets wat in het moderne toestelturnen (de E-waarde van een oefening) duidelijk prioriteit heeft gekregen in de Code of Points van de international turnbond (FIG).

5.1 Shapes / Lichaamshoudingen


1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Tuck Hurk Pike Hoek Pike Straddle Spreidhoek Side Straddle Splitspreid Front Straddle Spagaatspreid Straight Recht Dish Vormspanning / bol Arch Voorspanning / hol Puck Hurkhoek/monoliet

5.2 Positions / Lichaamsposities


1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Forward Lunge Uitvalstap voorwaarts Side Lunge Uitvalstap zijwaarts Front Support Ligsteun Side Support Zijwaartse ligsteun Back Support Ruglingse ligsteun Shoulder-stand Schouderstand Handstand Handstand Bridge Bruggetje / boogje Squat Landingshouding

74

5.3 Actions / Lichaamsacties


1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Shoulder Angle Control Schouderhoekcordinatie / -controle Corbette Kurbet Strike Hip-tip / schouderkaats Direct Push Smalle, directe gesloten duw Splayed Push Open, wijde, gespreide duw Body Flex-Extend Heupbuiging en -strekking Limb Flex-Extend Ledemaatbuiging en -strekking Swing Zwaaibeweging Leg Spring Sprong

5.4 Mitch Fenner on using Triple-nine


I would like to present a number of hints and suggestions for developing intrinsic awareness for quality performance in young gymnasts. The list below is a recommended order of introduction, and it should be remembered there will be many and various training activities and in some cases competitions between them. No time scale is included, it should be left to the discretion of the coach the principle must be not to hurry, and in the performance of any level of skill the focus should always be on making the shapes, positions, and actions involved. In the early stages encourage these to be present and recognisable, and as the conditioning activities are gradually introduced, become more insistent on the shapes, positions, and actions being made accurately particularly in the case of more advanced gymnasts. Used consistently and correctly, Triple-nine will become central to skills coaching methodology. Introduce the Alphabet of Shapes (5.5) alongside the easier positions and actions at beginner stages and with more advanced gymnasts all positions and actions. Focus upon spotting and improving these shapes / positions / actions in the performance of all skills from introductory through basic to more advanced levels. Introduce the full Position Sequence (5.6). Introduce / develop / perfect the Triple-nine via the Conditioning Programme (5.7, 5.8, 5.9, 5.10). Introduce / develop / perfect flexibility / strength / endurance as indicated in the Physical Norms (Chapter 6). Introduce the emerging talent Elite Triple-nine Sequence (5.11) Integrate & focus Triple-nine shapes / positions / actions in the NTS routines (Chapter 4).

75

5.5 Alphabet of shapes 1.HURK


Vanuit ontspannen zit houding; balanceer op zitvlak en trek bovenbenen op tot HURK (3 sec).

Technische accenten
- Kin op de borst -Ronde rug (protractie) -Handen pakken licht de schenen -Hoek bovenbenen- kuiten 80 90 graden - Bekken naar achter gekanteld - Voeten gestrekt

2.HOEK
Vanuit HURK; strek benen en armen en hef de armen boven het hoofd, vervolgens naar HOEK (3 sec) en gesloten HOEK (3 sec).

Technische accenten
- Neutrale hoofdpositie - Geen schouderhoek - Heuphoek 90 graden - Afgevlakte rug (rechte rug) - Bekken naar achter gekanteld - Voeten gestrekt

76

3. SPREIDHOEK
Vanuit HOEK; behoud dezelfde positie in het bovenlichaam en spreid de benen tot SPREIDHOEK (3 sec), daal naar gesloten SPREIDHOEK (3 sec).

Technische accenten
- Neutrale hoofdpositie - Geen schouderhoek - Heuphoek 90 graden - Afgevlakte rug (rechte rug) - Bekken naar achter gekanteld - Knien/ benen uitgedraaid - Voeten gestrekt

4. SPREID
Vanuit SPREIDHOEK; houd de benen gespreid en laat bovenlichaam gecontroleerd zakken tot SPREIDLIG (3 sec).

Technische accenten
- Neutrale hoofdpositie - Wervelkolom en schouders volledig tegen de grond (geen holle rug) - Beenhoek 90 graden - Benen raken volledig de grond (knieholtes ook) - Armen en benen symmetrisch - Heup naar achter gekanteld - Voeten gestrekt

77

5. STREK
Vanuit SPREIDLIG; sluit de beenhoek en gaan naar STREK / LANGLIG (3 sec).

Technische accenten
- Neutrale hoofdpositie - Wervelkolom en schouders volledig tegen de grond (geen holle rug) - Beenhoek 90 graden - Benen raken volledig de grond (knieholtes ook) - Armen en benen symmetrisch - Heup naar achter gekanteld - Voeten gestrekt

6. SPAGAATSPREID
Vanuit LANGLIG; laat de armen zakken tot schouderhoogte waarbij de wervelkolom nog steeds volledig de grond raakt. Til n been gestrekt op naar SPAGAATSPREID (3 sec). Wissel vervolgens gelijktijdig van been naar SPAGAATSPREID (3 sec).

Technische accenten
- Armen schouderhoogte met palmen naar beneden gericht - Been op de grond heeft volledig contact met de grond - Neutrale hoofdpositie - Wervelkolom en schouders volledig tegen de grond (geen holle rug) - Beenhoek 90 graden - Heup naar achter gekanteld - Voeten gestrekt

78

7. BOL / KOMMETJE
Vanuit SPAGAATSPREID; laat been zakken en breng de armen over het hoofd naar de bovenbenen. Vanuit daar, til hoofd / schouders / voeten gelijktijdig naar KOMMETJE / VORMSPANNING / BOL (3 sec).

Technische accenten
- Kin op de borst - Heup naar achter gekanteld - Voeten en schouders op dezelfde hoogte - Voeten gestrekt

8. HOL / BOOG
Vanuit KOMMETJE; maak een halve draai, zonder daarbij de vloer aan te raken met armen en benen, naar BOOG / VOORSPANNING / HOL (3 sec).

Technische accenten
- Hoofd neutraal - Schouderhoek volledig open - Armen volgen de BOOG vorm - Heup naar voren gekanteld - Hielen hoger dan de schouders - Voeten gestrekt

79

9. MONOLIET / HURKHOEK
Vanuit BOOG; maak een halve draai, zonder daarbij de vloer aan te raken met armen en benen, naar HURKHOEK / MONOLIETHOUDING (3 sec).

Technische accenten
- Hoofd neutraal - Heup naar achter gekanteld - Wervelkolom en schouders volledig tegen de grond (geen holle rug) - Romp bovenbeenhoek 90 graden - Bovenbeen onderbeen hoek 90 graden - Voeten gestrekt - Hoofd 1 cm van de grond

80

5.6 Position sequence 1. UITVALSTAND zijwaarts


Vanuit stand; til rechterbeen op tot 90 graden, maak een ZIJWAARTSE UITVALSTAP en keer vervolgens terug naar stand. Herhaal met links.

Technische accenten
- 90 graden heuphoek bij uitvalstap - 90 graden hoek bovenbeen / onderbeen - Heup en rug op een rechte lijn - Hoofd neutraal - Armen op spanning - Armen horizontaal op schouder hoogte - Handpalmen wijzen naar beneden - Schouders laag - Vingers gestrekt

81

2. UITVALSTAND voorwaarts
Vanuit stand; til rechterbeen voorwaarts op tot 90 graden en maak een VOORWAARTSE UITVALSTAP (3 sec). Keer terug naar stand en herhaal met links.

Technische accenten
- 90 graden heuphoek bij uitvalstap - 90 graden hoek bovenbeen / onderbeen - Heup en rug op een rechte lijn - Achterste been 90 graden naar buiten gedraaid - Hoofd neutraal - Arm romp hoek volledig open - Handpalmen wijzen naar binnen - Lichaam op 1 rechte lijn van hielen tot handen - Vingers gestrekt

82

3. HANDSTAND
Vanuit stand; til rechterbeen voorwaarts op tot 90 graden en maak een voorwaartse uitvalstap gevolgd door een HANDSTAND (3 sec). Keer door de voorwaartse uitvalstap terug naar stand. Herhaal met links.

Technische accenten
- Gestrekt blijven staan tot het moment van uit balans zijn (naar voren vallen) - Door de voorwaartse uitvalstap gaan - Borst richting bovenbeen bewegen en achterste been opzwaaien - Benen volledig strekken als de voet de grond verlaat - Handstand met een rechte rug en volledige extensie in de schouders - Tenen gestrekt - Bij terug gaan naar stand, door voorwaartse uitvalstap gaan

83

4. SCHOUDERSTAND
Vanuit stand; zak vanuit stand door naar squat positie en rol naar SCHOUDERSTAND / KAARS (3 sec). Laat vervolgens gecontroleerd afrollen / zakken naar langlig.

Technische accenten
- Verdiep borst bij het zakken naar squat positie - Ga door hurkhoek tijdens de rol en strek uit tot schouderstand, - Armen naar voren voor ondersteuning - Heup en rug op een rechte lijn - Hoofd neutraal bij neerwaarts gaan - Armen verticaal op schouderbreedte - Handpalmen wijzen naar de grond - Lichaam op 1 rechte lijn van hielen tot handen - Tenen gestrekt

84

5. BOOGJE / BRUGGETJE
Vanuit langlig; maak een BOOGJE / BRUGGETJE, laat vervolgens zakken tot langlig.

Technische accenten
- Armen op schouderbreedte, vingers wijzen naar de hielen - Hoofd tussen de armen - Borst hoog - Ontwikkel schouderlenigheid en zorg ervoor dat de handen dichter bij de voeten komen! - Laat gecontroleerd terugzakken naar langlig

85

6. LIGSTEUN
Vanuit langlig; maak een halve draai, zet de handen naast de schouders en druk op naar LIGSTEUN in vormspanning (3 sec).

Technische accenten
- Hou het lichaam gespannen tijdens de draai - Smalle push up waarbij de handen dicht bij de borst zijn, vingers voorwaarts wijzen en de ellebogen naar achter - Voeten in plantair flexie/ gespannen - Kin op de borst

86

7. ZIJWAARTSE LIGSTEUN
Vanuit ligsteun in vormspanning; maak een kwart draai naar ZIJWAARTSE LIGSTEUN op rechter hand (3 sec). Ga terug naar ligsteun in vormspanning en maak een kwart draai naar ZIJWAARTSE LIGSTEUN op linkerhand (3 sec). Keer terug naar ligsteun in vormspanning.

Technische accenten
- Hou het lichaam gespannen tijdens de draai - Smalle push up waarbij de handen dicht bij de borst zijn, vingers voorwaarts wijzen en de ellebogen naar achter - Voeten in plantair flexie/ gespannen - Hoofdhouding neutraal

87

8. RUGWAARTSE LIGSTEUN
Vanuit ligsteun in vormspanning; maak vervolgens een actieve halve draai naar RUGWAARTSE LIGSTEUN (3 sec).

Technische accenten
- Behoud spanning tijdens de actieve halve draai - Til de borst op - Hoofdhouding neutraal

88

9. SQUAT
Vanuit rugwaartse ligsteun; Maak een actieve halve draai en kom tot ligsteun in vormspanning. Ga vervolgens van vormspanning naar voorspanning (breng heupen naar beneden) en strek explosief op naar de SQUAT positie, maak een rechtstandige sprong en land in SQUAT positie (3 sec). Kom tot strekstand: armen voor (squat), zij (stand), laag.

Technische accenten
- Laat borst zakken voor de halve draai (recht lichaam) - Vormspanning (protractie schouders / schouders uitduwen) - Hoofd op / heupen naar de grond naar voorspanning - Explosief naar squat positie en gelijk daaropvolgend een sprong in vormspanning - Armen zwaaien mee omhoog en blijven op schouderhoogte bij de landing - Landing in squat positie - Netjes tot strekstand komen

89

5.7 Alphabet of shapes conditioning circuit


Notes on all exercises: Total focus on correct shapes/positions/actions/technique Emphasis should never be on speed, aim for rhythmic & accurate execution Repetitions/circuit repeats should be varied progressively according to age/ experience Rear prone straight body; x 6 left leg raise and lower medium pace; x 6 right leg raises From dish and return to dish; tuck sit ups x 6 rhythmically Dish-arch rolls x6 alternate direction rhythmically. Finish in shoulderstand. From shoulder-stand; alternate roll forwards to pike sit / straddle sit x 12 x 2 / 3 From shoulder-stand; puck roll to stand, puck back roll to shoulder stand x6 Side prone straight body; x6 left leg raise & lower medium pace; 1/2 turn x 6 right leg Front prone tension & postural stretch 12 seconds growing Rear prone tension & postural stretch 12 seconds growing

5.8 Specific shape toners

individually as required Dish-straight rolls to shoulder stand x I0 Static dish I5 seconds; I/2 turn elbow support dish 15 seconds; repeat x3 Pike sit 45d folds + parallette x 5 frowing hold 45 position 6 seconds growing Straddle sit 45d folds + parallette x 5 growing hold 45 position 6 seconds growing Pike sit + parallette x 3 growing alternate dish & straight slowly Straddle sit + parallette x 3 growing alternate dish & straight slowly Horse grip lumbar lifts to hips clear x 12 slowly Postural fold development o 6 parallette stack in pike sit 6 seconds contact & slow raise o 6 parallette stack in straddle 6 seconds contact & slow raise Dish-straight roll left to V sit, right to V sit, left to straddle, right to straddle x 6

90

5.9 Action & position circuit A


1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Dish dips x8 Switch lunges x8 Splay push-ups x8 Trolley frontal straight arm pulls x8 Straight body pull-ups x8 Trolley lateral straight arm pulls x8 Donkey kicks x8 Strand pull downs x8 Wall bar pike-ups x8 Front support cat springs x8

Repeat circuit x 1/2/3 progressively

5.10 Action & position circuit B


1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Growing handstand 15s Raised front support 15s Shoulder stand changes x10 Fwd lunge CW l/r x5 Raised back support 15s Spring broad jumps 15 meters Raised side support 15s Side lunge CW l/r x5 Elevated bridge walkovers x5

Repeat circuit x 1/2/3 progressively

91

5.11 Elite conditioning Triple-nine sequence


1.Vanuit stand kurbet actie met de armen hoog (3x). Kom terug tot gewone stand, zwaai armen naar achteren en naar voren en val tot ligsteun (buig armen op het moment van het raken van de grond en duw uit tot ligsteun). Maak hele draai (rechtsom) tot bolle ligsteun.
HOUDING Recht Hol Bol Recht POSITIE Ligsteun Zijwaartse ligsteun Rugwaartse ligsteun ACTIE Kurbet Schouderhoekcordinatie Ledemaatbuiging- en strekking Smalle, directe duw

7 9 8

11 10

92

2.Opdrukken (8x) met open, wijde, gespreide duw via de hol-bol actie. Eindig in ligsteun gestrekt. Maak hele draai (linksom) tot ligsteun gestrekt.
HOUDING Hol-bol Recht POSITIE Ligsteun Zijwaartse ligsteun Rugwaartse ligsteun ACTIE Heupbuiging- en strekking Kurbet Open, wijde, gespreide duw

5 6

3. Opdrukken (8x) met smalle, directe, gesloten duw met gestrekt lichaam. Eindig in ligsteun gestrekt.
HOUDING Recht Ligsteun POSITIE ACTIE Smalle, directe, gesloten duw

2 3 1

93

4.Vanuit ligsteun, heupen heffen en dalen met gestrekte benen en armen tot spagaat (3 sec), linker been voor. Heffen en dalen met gestrekte benen en armen tot spagaat (3 sec), rechter been voor.
HOUDING Hoek Spagaatspreid POSITIE Ligsteun ACTIE Heupbuiging- en strekking

1 2 3

5.Vanuit spagaat met rechter been voor, heffen en dalen met rechte benen en armen tot split.
HOUDING Hoek Spreidhoek Splitspreid POSITIE ACTIE Heupbuiging- en strekking

94

6.Vanuit split heupen heffen en voeten door de handen heen steken, tot hoge hoeksteun (3 sec) en uitduwen en uitstrekken tot rugwaarste ligsteun (3 sec) met open borst. Daarna komen tot hoekzit, armen hoog.
HOUDING Hoek Hol POSITIE Rugwaartse ligsteun ACTIE Heupbuiging- en strekking Schouderhoekcordinatie

2 1

5 4

95

7. Heuphoek sluiten met open schouderhoek (3 sec vasthouden op laagste punt). Met open schouderhoek omhoog komen tot spreidhoekzit (3 sec). Vanuit spreidhoekzit heuphoek sluiten met open schouderhoek (3sec vasthouden op laagste punt). Benen naar buiten draaien.
HOUDING Hoek Spreidhoek POSITIE ACTIE Heupbuiging- en strekking Schouderhoekcordinatie

5 6

96

8. Met open schouderhoek omhoog komen via spreidhoekzit en achteruit afrollen tot spreidlig (3 sec). Benen uitgedraaid houden. Vanuit lig komen tot kommetje (3 sec) met armen bij de heupen.
HOUDING Spreidhoek Splitspreid Bol POSITIE ACTIE Heupbuiging- en strekking Schouderhoekcordinatie

5 4

97

9.Vanuit kommetje (met armen bij heupen), hele draai linksom (via holle lig op buik met armen hoog) naar kommetje met armen hoog
Knipmessen (8x) gehurkt met openen van schouderhoek, eindigen in kommetje met armen laag. Vanuit kommetje, hele draai rechtsom. Knipmessen (8x) gehurkt met sluiten van schouderhoek, eindigen in kommetje met armen laag. Vanuit kommetje, hele draai linksom. Knipmessen (8x) gehoekt met openen van schouderhoek, eindigen in kommetje met amen laag. Vanuit kommetje hele draai rechtsom. Knipmessen (8x) gehoekt met sluiten van schouderhoek, eindigen in kommetje met amen laag. Vanuit kommetje hele draai linksom. Knipmessen (8x) spreidhoek met openen van schouderhoek, eindigen in kommetje met amen laag. Vanuit kommetje hele draai rechtsom. Knipmessen (8x) spreidhoek met sluiten van schouderhoek, eindigen in kommetje met amen laag. HOUDING POSITIE ACTIE Bol-hurk-bol Ledemaatbuiging- en strekking Bol-hoek-bol Heupbuiging- en strekking Bol-spreidhoek-bol Schouderhoekcordinatie

10

11

12

13

14

15

98

16

17

10. Vanuit kommetje (met armen bij heupen), halve draai linksom tot langlig op buik met armen gestrekt voor. Breng handen naast schouders. Met gestrekt lichaam opdrukken met een smalle, directe, gesloten duw. Handstandheffen met gesloten benen (3 sec). Dalen tot spreidhoeksteun (3 sec). Vanuit spreidhoeksteun, gespreid handstandheffen (3 sec).
HOUDING Bol Recht Hoek Spreidhoek Ligsteun Handstand POSITIE ACTIE Smalle, directe, gesloten duw Heupbuiging- en strekking Schouderhoekcordinatie

7 8 9

10

11

12

13

14

99

11. Vanuit handstand, via schouderstand, endorol tot handstand (3 sec). Dalen tot ligsteun. Heffen tot minibovenbalans (3 sec). Strekken tot ligsteun.
HOUDING Recht Bol Spreidhoek Hurk POSITIE Handstand Schouderstand Ligsteun ACTIE Schouderuitduw Heupbuiging- en strekking Ledemaatbuiging- en strekking Schouderhoekcordinatie

2 1

7 8

10

11

12

100

12. Kom tot kniezit. Zet handen op de hielen en duw op tot de harp. Maak een borstrol en duw uit tot handstand (3 sec). Val door tot bruggetje (3 sec). Vanuit bruggetje via spagaathandstand boogje achterover, uitvalstap tot stand.
HOUDING Hol Recht Spagaatspreid POSITIE Handstand Bruggetje Uitvalstap ACTIE Ledemaatbuiging- en strekking Heupbuiging- en strekking Smalle, directe, gesloten duw

4 Val door tot bruggetje (3 sec). Vanuit bruggetje via spagaathandstand boogje achterover, uitvalstap tot stand.

5 6

101

102

Train hard or go home.

103

Hoofdstuk 6 Fysieke normen


6.1 Kracht en uithoudingsvermogen
Leeftijd 20 m sprint staande start Vertesprong uit stand tenen achter de lijn meten vanaf hakken Lengte x 1,5 Lengte x 1,5 Lengte x 1,5 Lengte x 1,5 Lengte x 1,5 4 meter touwklimmen vanuit spreidzit alleen met armen, beide handen voorbij meetpunt 10 sec. 9 sec 7 sec 6,5 sec 6,3 sec

8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar

3.55 sec 3.45 sec 3.35 sec 3.30 sec 3.20 sec

Leeftijd

Hoeksteun op klosjes, benen horizontaal, rug recht, heupen tussen de handen 10 sec 20 sec 30 sec -

8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar

B Spitz op klosjes, benen verticaal, schouderafwijking max 10, heup en schouders op 1 lijn 20 sec 30 sec

Minibovenbalans op klosjes, hurkbalans (Z), rug recht en horizontaal 7 sec 9 sec 11 sec 13 sec 15 sec

Leeftijd 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar

Optrekken tot steun, damesbrug 8x 10x -

Gelijkhandig opzetten, ringen 6x 8x 10x

Plank voor, ringen Wandrek 10 / 5 sec Wandrek 10 / 10 sec 5 sec 7 sec 10 sec

104

Leeftijd 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar

Handstand heffen rechte armen uit stand, op klosjes 5x uit stand, op klosjes 10x vanuit hoeksteun 8x vanuit hoeksteun 10x vanuit hoeksteun 12x

Kopstand naar handstand voeten op vangblok 5x voeten op vangblok 10x vloer 12x -

Handstand heffen gebogen armen, recht lijf brug 6x brug 8x

Leeftijd 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar

3x3 handstandheffen 2x3 3x3 4x3

Endorol 3x 4x 5x

Flanken (10) (20) (30) (40) (50)

6.2 Lenigheid
Leeftijd L-been heffen rug & handen tegen muur, been 90 6 sec 8 sec 8 sec 10 sec 12 sec R-been heffen rug & handen tegen muur, been 90 6 sec 8 sec 8 sec 10 sec 12 sec Spreidzit-plat beenhoek 90, rug recht, armen voor JA / NEE

8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar

105

Leeftijd

Spagaat rechts 180, heupenschouders recht boven elkaar JA / NEE

Spagaat Links 180, heupenschouders recht boven elkaar JA / NEE

Split 180, rug recht, armen zijwaarts JA / NEE

8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar

Leeftijd

Ellegreep hang handen op schouderbreedte arm-romphoek 15 arm-romphoek 10 20 sec

Ellegreep steun op grondligger, schouderhoek open (180) met steun tenen lichte hulp voor balans heuphoek naar keuze 5 sec

8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar

Leeftijd

Boogje 6 sec

Plat gevouwen langzit rug recht, hoofd neutraal, losse handen JA / NEE

8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar

armen/benen recht armen/benen recht armen vertikaal + benen recht armen vertikaal + benen recht armen vertikaal + benen recht

106

Topprestaties zijn altijd teamprestaties.

107

Hoofdstuk 7 Handstandprogramma
De handstand is een, misschien wel de belangrijkste basispositie in het toestelturnen. Op elke toestel komt de handstand immers in statische en/of dynamische vorm wel terug. Hieronder komt een aantal, thematisch georganiseerde, handstandprogrammas aan de orde. Bij elk thema is een duidelijke link naar de toestellen te leggen. De handstandprogrammas helpen om gericht en afzonderlijk meerdere, belangrijke aspecten van de handstand te trainen. De meeste oefeningen zijn met en zonder hulp uit te voeren. Hulpverlenen gebeurt idealiter door de trainer die de turner continu kan blijven triggeren op een technisch correcte uitvoering. Want ook hier geldt, net als bij de triple-nine programmas en oefeningetjes, dat de kwaliteit van uitvoering essentieel is. Maar turners kunnen ook elkaar helpen. Zo zijn deze programmas heel goed met grotere aantallen turners tegelijk uit te voeren. En juist ook met meerdere (leeftijds)niveaus samen: de jongeren bijvoorbeeld met hulp, de ouderen zonder. Het aantal keren dat je een vormpje kunt laten uitvoeren, kun je als trainer natuurlijk aanpassen aan het niveau van de turner of de groep turners. Maarniet te snel willen gaan. Blijf streven naar perfecte uitvoering. Pas bij tevredenheid het volgende vormpje aanbieden. Om handstanden goed uit te kunnen voeren, moet er trouwens wel voldaan worden aan een aantal fysieke voorwaarden. Het vermogen om de steunen, het vermogen om de schouderhoek te openen, het vermogen om te balanceren op de handen, het vermogen om het lichaam te spannen, het vermogen om het bekken te kantelen en met een rechte, afgevlakte (onder)rug te turnen. Deze aspecten worden (juist) ook getraind in meerdere vormpjes uit deze programmaatjes. Maar voor de jongste turners betekent dit alles wellicht dat zij eerst moeten werken aan deze basisvoorwaarden in andere oefenvormpjes. Veel van de hieronder gepresenteerde oefeningetjes kunnen heel goed uitgevoerd worden op handstandklossen. Handstandklossen zijn ideaal omdat zij klein, licht, makkelijk te verplaatsen en dus handzaam zijn. Maar zij zijn ook ideaal omdat de polsbelasting bij een handstand op klossen of op de brug (gestrekte polsen) veel prettiger/minder is dan bij een handstand op de vloer (pols is dan extreem geflext). Elke jonge turner zou een setje (thuis) moeten hebben!

108

7.1 Handstand staan


Doel van dit programma. De turner stabiel te laten worden in de handstandpositie: open, maximaal uitgeduwde schouderhoek, vlakke rug. Het laten bewegen van de verschillende lichaamsdelen en het met name het afzonderlijk bewegen van deze lichaamsdelen in de handstandpositie vergroot het lichaamsbesef in en de controle van de handstandpositie. Waar vinden we de handstandpositie terug bij het toestelturnen? Met name op vloer, ringen en brug. Maar op voltige, sprong en rek worden ook veel elementen geturnd door de handstandpositie heen.

Figuur handstand staan op twee kleine, lage handstandklossen Op twee lage handstandklossen Vluchtige handstand opgooien met accent op technisch perfecte opgooi- en terugkomtechniek (dit bij alle vormen en programmas toepassen!) Handstand 1sec Handstand 3sec Handstand 5sec Handstand 10sec

109

In handstand rechter voet flexen en strekken, linker voet, beide voeten In handstand rechter knie 90 graden buigen en strekken, l.knie, beide knien In handstand rechter heup (en knie) 90 graden buigen en strekken, l. heup, beide heupen Verbinden van voet, knie, heupbuigingen en -strekkingen, in precieze volgorde achter elkaar Idem maar op commando (variren) In handstand benen spreid-sluit (split) In handstand spagaatspreiden en terug naar handstand, beide kanten Verbinden van de spreidvormen, telkens via handstand Verbinden van de spreidvormen, maar direct en dus niet via handstand Handstand 2sec, rechter hand voor linker hand, handstand 2sec op 1 klos en weer terug naar handstand 2 klossen 2sec Idem rechter hand achter linker hand Idem linker hand voor de rechter hand Idem linker hand achter de rechter hand Handstand op 1 hand: rechter, linker Handstand 15sec Handstand 30sec Handstand 45sec Handstand 60sec

Handstand op instabiele steunpunten - Kleine handstandklossen op zacht matrasje - Kleine handstandklossen op trampoline - Handstandbollen op zacht matrasje - Handstandbollen op harde vloer - Lage ringen waarbij knokkels een mat raken - Lage ringen met ondersteuning van benen of heupen dmv een touwtje tussen te touwen - Lage ringen met hulpverlening bij handen

110

111

Figuur Handstand staan op verschillende instabiele steunpunten

7.2 Handstand heffen


Doel van dit programma. De turner vaardig maken in het handstand heffen, zowel in de gehurkte houding, gespreid, gehoekt als gestrekt. Accenten op correcte armhouding, het bol omhoog rollen van het lichaam en perfecte beenvoering bij de verschillende houdingen (hurk, spreid, hoek, gestrekt). Waar vinden we het handstandheffen terug bij het toestelturnen? Met name op vloer, ringen en brug. Maar op voltige en rek vinden we ook elementen terug, waar de biomechanische principes aan de orde zijn, die terugkomen in de handstand hefoefeningetjes.

Figuur Handstandheffen op twee kleine, lage klossen Op twee lage handstandklossen Handen op klossen, voeten op de grond tegen klossen aan, schouders naar voren brengen en op tenen gaan staan Idem voeten 5cm los van de grond (voeten gestrekt) Idem als vorige, benen spreiden en sluiten Vanuit ligsteun heffen tot spreidhoeksteun Idem als vorige via spreid-sluit van de benen Idem als vorige met terugheffen tot stand Vanuit ligsteun heffen tot hoeksteun en terugheffen tot stand; heen en terug via hurkhouding Idem als vorige met gestrekte knien

112

Handstand opgooien, benen spreiden, bekken kantelen, rustig gespreid dalen, net voor de grond benen sluiten tot stand Idem gehurkt Idem gestrekte knien Idem als vorige, maar nu dalen naar spreidhoeksteun (en met heffen naar stand) Idem als vorige, maar nu dalen naar hoeksteun (eventueel via hurkhouding) en met heffen naar stand Vanuit ligsteun heffen naar spagaat links voor (rechte benen en armen) Heffen naar spagaat rechts voor (rechte benen en armen) Heffen naar split achter klosjes (rechte benen en armen) Heffen naar ligsteun Vanuit hurkzit opspringen naar handstand (van hurk naar strek) en terug naar hurkzit Idem in serie Vanuit spreidstand opspringen naar handstand (van spreid naar strek) en terug naar spreidstand Idem in serie kaatsend Vanuit hurkzit opspringen naar handstand met gestrekte knien (van hoek naar strek) en terug naar hurkzit Idem in serie kaatsend Verbinden van de hurk, spreid, hoekvorm in serie Vanuit ligsteun handstandheffen gespreid, gehurkt, gehoekt Idem, met dalen naar (spreid)hoeksteun en heffen naar stand Idem, met dalen naar voeten 5cm boven de vloer en weer heffen Verbinden van alle bovengenoemde vormen

In de brug Vanuit hoeksteun met gebogen armen en gestrekt lichaam handstandheffen Vanuit hoeksteun met gestrekte armen en gestrekt lichaam handstandheffen

7.3 Handstand draaien


Doel van dit programma. De turner vaardig maken in het gewicht overbrengen door het veranderen en/of verplaatsen van het lichaamszwaartepunt en steunpunt in handstand. Accent op opening en openingsmoment van de schouderhoek.

113

Waar vinden we het handstanddraaien en het overbrengen van het gewicht terug bij het toestelturnen? Met name op voltige, brug en rek. Maar op vloer en sprong vinden we ook elementen terug, waar de biomechanische principes aan de orde zijn, die terugkomen in de handstand draaien.

Figuur Handstand halve draai Op twee lange, lage handstandklossen Handstandopgooien, kwart draai linksom tot handstand (rechterhand buitenwaarts naar linker klos), 2sec handstand, terugdraaien naar handstand en terugkomen tot stand Idem kwart draai rechtsom Handstand pak-pak tot handstand 2sec linksom, terug tot stand Idem rechtsom Handstandopgooien, kwart draai binnenwaarts tot handstand in ondergreep (rechterhand naar linker klos), 2sec handstand, terugdraaien naar handstand en terugkomen tot stand Idem binnenwaarts andere kant Binnenwaarts pak-pak tot handstand 2sec terugkomen tot stand, beide kanten

114

Handstand opgooien, kwart draai buitenwaarts linksom tot handstand (rechter hand naar linker klos), halve draai op 1 klos binnenwaarts tot handstand, kwart draai buitenwaarts tot handstand 2sec (pak-pak-pak Steinemann) Idem rechtsom Idem beginnen met binnenwaarts pak Idem beginnen met binnenwaarts pak andere hand Handstand opgooien 2sec., rechterarm gestrekt naar heup brengen, gewicht op links brengen (hulpverlenen voor balans) en maximaal linksom draaien in handstand en maximaal rechtsom draaien naar handstand, terugkomen tot handstand op beide klossen en terugkomen tot stand Idem, linkerarm gestrekt naar heupen Op n lange handstandklos Halve draai buitenwaarts, rechtsom en linksom Hele draai buitenwaarts, rechtsom en linksom Halve draai binnenwaarts, rechtsom en linksom Hele draai binnenwaarts, rechtsom en linksom

7.4 Handstand platvallen


Doel van dit programma. De turner vaardig maken in de verschillende grepen in handstand en het gespannen vallen en draaien. Waar vinden we het platvalprogramma bij het toestelturnen? Met name op rek. Maar op ringen en brug vinden we ook elementen terug, waar de biomechanische principes aan de orde zijn, die terugkomen in dit programma. Op een lange, lage handstandklossen, zachte valsituatie achter de klos Handstandopgooien in bovengreep platvallen op rug In ondergreep In gemengde greep r-l In gemengde greep l-r Opgooien in bovengreep, ompakken tot handstand in ondergreep, platvallen Opgooien, platvallen op buik Opgooien in ondergreep, halve draai tot handstand, platvallen op buik l-om Idem r-om Healy mix Healy-el

115

Figuur Handstandplatvallen

7.5 Handstand lopen


Doel van dit programma. De turner vaardig maken in het met gespannen lichaam bewegen in handstand en daarmee de controle over de handstand verbeteren. Waar vinden we het loopprogramma bij het toestelturnen? Dit programma staat ten dienste van alle toestellen. Op vloer Handstand lopen voorwaarts Handstand lopen rugwaarts Handstand lopen zijwaarts links Handstand lopen zijwaarts rechts Lopen vw 4 passen halve draai 4 passen aw Lopen vw 4 passen, kwart draai, 4 passen zw, kwart draai, 4 passen aw, kwart draai, 4 passen zw, kwart draai

116

Figuur Handstandlopen op de vloer

117

Figuur Handstandlopen over klosjes

Op handstandklossen die achter elkaar staan (bv 6 stuks) op 50 cm afstand van elkaar Slalommen om klossen Over de klossen heen stappen Op en af over de klossen Op handstandklossen die bij elkaar staan, maar rommelig gepositioneerd ten opzichte van elkaar Vooruit naar de overkant lopen Achteruit naar de overkant lopen Op twee klossen Vanuit handstand op klossen naar binnen afstappen en opstappen Vanuit handstand op klossen naar buiten afstappen en opstappen Vanuit handstand op klossen naar binnen afstappen en met halve draai opstappen (buitenwaarts, binnenwaarts, rechtsom, linksom) Op twee lange, lage handstandklossen Voorwaarts naar de overkant En weer terug

7.6 Handstanddoorollen, endorollen en stutrollen


Doel van dit programma. De turner vaardig maken in de rollen voorwaarts en achterwaarts naar en vanuit handstand. Waar vinden we het rolprogramma bij het toestelturnen? Met name op vloer. Maar op ringen, brug en rek vinden we ook elementen terug, waar de biomechanische principes aan de orde zijn, die terugkomen in dit programma. Op de vloer Koprol-streksprong-koprol-streksprong Koprol-streksprong 1/1 draai rechtsom-koprol-streksprong 1/1 draai linksom Koprol met rechte knien 3x Handstand-doorrol (triple-nine!) Handstand hip-tip doorrol Handstand hip-tip-tip doorrol Handstand 1/1 draai doorrol (buitenwaarts, binnenwaarts, rechtsom, linksom) Handstand hip-tip 1/1 draai doorrol Handstand hip-tip-tip 1/1 draai doorrol

118

Rol tot spreidstand op tenen-hef heupen-rol tot spreidstand Spreidrol-spreidrol-spreidrol zonder dat voeten de grond raken Spreidrol-spreidrol-endorol tot handstand Spreidrol-spreidrol-endorol tot handstand 1/1 draai (buitenwaarts, binnenwaarts, rechtsom, linksom) Endorol tot handstand-endorol tot handstand-endorol tot handstand Endorol tot handstand 1/1 draai-endorol tot handstand 1/1 draaiendorol tot handstand 1/1 (buitenwaarts, binnenwaarts, rechtsom, linksom) Hoekrol tot hoekstand op tenen zonder dat voeten de grond raken Hoekrol zonder dat voeten de grond raken gespreid heffen Gehoekte endorol

Koprol ao met rechte armen Koprol ao met rechte armen, openen schouderhoek, terugkomen tot hurkzit met rechte armen Koprol ao met rechte armen, openen schouderhoek, openen hurkhouding naar strek, terugkomen tot hurkzit met rechte armen Stutrol-stutrol-stutrol zonder omspringen Stutrol-stutrol-stutrol met omspringen Stutrol net voor de handstand (bolle houding), doorrol terug tot stand (zonder omspringen, met omspringen) Stutrol, draai buitenwaarts (over rechter hand, over linker hand) Stutrol, draai binnenwaarts / offene (over rechterhand, over linker hand) Stutrol 1/1 draai buitenwaarts (over rechter hand, over linker hand) Stutrol 1/1 draai binnenwaarts (over rechter hand, over linker hand) Stutrol, gesprongen draai

7.7 Hoeksteunen en bovenbalansen


Doel van dit programma. De turner vaardig maken in de verschillende hoeksteun- en bovenbalansposities. Gestrekte armvoering! Waar vinden we de hoekstenen en bovenbalansen bij het toestelturnen? Met name op ringen en brug. Maar de kracht die ontwikkeld wordt door deze programmas, vaak vanuit handstand of naar handstand, staat ten dienste van alle toestellen.

119

Figuur Steunen in de (mini-)bruggen In de brug Streksteun Streksteun, schouders hoog-laag Hurkhoeksteun Hoeksteun Van streksteun, via hurkhoeksteun naar hoge hoeksteun, dalen via hoeksteun naar streksteun Hoeksteun-heupen heffen-spreidhoeksteun-heupen heffenhoeksteun In hoeksteun benen spreid-sluit In hoge hoeksteun benen spreid-sluit Manna Hoeksteun-gehurkte bovenbalans-hoeksteun Gehurkte bovenbalans-spreid- hurk Gehurkte bovenbalans-strek-hurk Hoeksteun heffen naar handstand via gestrekte bovenbalans Hoeksteun heffen naar handstand via schouderstand (armhoek 90gr)

120

In (lage) ringen Ligsteun Streksteun Streksteunzwaaien Streksteunzwaaien in zwaai Hurkhoeksteun Hoeksteun Handstand (benen tegen touwen, tegen lintje tussen de touwen, met knokkels op matrasje) Handstand benen los Gehurkte bovenbalans met hulp bij uitdraaien ringen Gespreide bovenbalans met hulp bij uitdraaien ringen Gestrekte bovenbalans met hulp bij schouders en benen Gehurkte bovenbalans Gespreide bovenbalans

121

122

Feedback is the breakfast of champions.

123

Hoofdstuk 8 Elite expectation skills


Naast de triple-nine, de verplichte oefenstof, de fysieke normen en de handstandprogrammas staan de zogenoemde elite expectation skills centraal in het Oranje Jong Talent programma. Dit zijn de elementen die richting geven aan het proces om tot topturner te kunnen komen (per leeftijdsjaar). De elementen dienen op een perfecte triple-nine manier uitgevoerd te worden. In het zwart geschreven staan de elementen die ook op de een of andere manier terugkomen in de verplichte oefenstof van de jonge jongens. In het blauw geschreven staan de elementen die NIET in de verplichte oefenstof terugkomen, maar die dus ook een belangrijk onderdeel zijn van de opleiding van de turner.

8.1 Vloer 8 Jaar


Handstand: 3 sec. in perfecte houding Radslag : x2 Links, x2 Rechts Radslag: x5 achter elkaar met stijl Arabier: vanuit stand springen met kracht/lijn/stijl. Naar bolle kaats en landing Bruggetje Val vanaf handstand tot bruggetje, zwaai terug via handstand tot stand: vanaf de vloer, benen gestrekt

9 Jaar
Handstand: 3 sec. in perfecte houding Radslag: x5 achter elkaar met stijl Arabier: vanuit stand springen met kracht/lijn/stijl. Voorbereiding voor flikflak achterover op landingsmat. Kopkip: Vanaf hurkzit tot hoge holle houding Overslag: max. passen + hup, via hoge holle houding, naar bolle kaatssprong Flakflik: vanaf max. 3 passen + hup, sprong tot hoge holle houding Flikflak: x2 eindigen in bolle houding

10 Jaar
Stutrol door handstand: Rechte armen en benen vanaf gehoekte val Arabier-flikflak-hurksalto: vanuit max. 3 passen + hup, versnelling, houding en controle Kopkip: vanuit hurkzit, door hoge holle houding, gevolgd door kaatssprong Overslag-flakflik: max 3 passen + hup, met kaatssprong eindigen Flikflak: x3, eindigen in bolle houding. houding en versnelling

124

11 Jaar
Arabier-flikflak-hurksalto: vanuit hup Salto voorover gestrekt: vanuit max 3 passen + hup Overslag-flakflik-flakflik: vanuit max 3 passen + hup 5 flikflakken: schouderhoek open, versnelling, eindigen met kaatssprong in bolle houding

12 Jaar
3x flikflak-hurksalto: versnelling, houding, uitstrekking en controle, landing 3x hurksalto voorover in serie : vanuit max 3 passen + hup Overslag salto voorover gestrekt: max 3 passen + hup, eindigen met kaatssprong Arabier temposalto achterover: max 3 passen + hup, kaats, houding en versnelling

8.2 Paard voltige 8 Jaar


Flanken: x5 (vertikaal) op paddenstoel Ruglings flanken: x5 methodisch paard zonder beugels 1 Beugel flanken: x5 Kegel paddestoel Schaar voorbereiding: Stand 90gr links 3sec. Stand 90gr rechts 3sec. Zijwaartse ligsteun 90gr links 3sec. Zijwaartse ligsteun 90gr rechts 3sec.

9 Jaar
Flanken: x5 paddestoel Ruglings flanken: x5 methodisch paard zonder beugels 1 Beugel flanken: x5 paddenstoel Schaar voorbereiding: Stand 90gr links 6sec. Stand 90gr rechts 6sec. Zijwaartse ligsteun 90gr links 6sec. Zijwaartse ligsteun 90gr rechts 6sec.

10 Jaar
Flanken: x5 methodisch paard zonder beugels, in het midden Flanken op beugels: x5 methodisch paard met beugels / 2 beugelbokje 1 Beugel flanken: x5 paddestoel Flairen: x5 paddenstoel, naar gespreide bovenbalans achterzijde, split voorzijde

11 Jaar
Kopflanken: x5, paard zonder beugels Flanken: x5 in het midden van methodisch paard zonder beugels 1 beugel flanken: x5 1 beugel paddestoel Flairen: x5 lage paddestoeldeksel Schaar voorbereiding: paard met beugels 1.steunzwaaien voorzijde 2.rechterbeen zwaai tot zijwaartse ligsteun min. 90gr. 3.linkerbeen zwaai tot zijwaartse ligsteun min. 90g

12 Jaar
Kopflanken: x5, paard met beugels Opstappen op 1 beugel flank: x5 (flanken) 2x 1 beugel stockli: paddestoel met beugel, 2 flanken ervoor en 2 flanken erachter 2x Spindel: vanuit ruglingse flank, zonder beugel Magyar Sivado: Geen beugels. Strak en recht (niet hoeken) Meeschaar 2x, rechts beginnen: beenspreiding min. 90gr, ritme, heupen gestrekt Meeschaar 2x, links beginnen: beenspreiding min. 90gr, ritme, heupen gestrekt

125

8.3 Ringen 8 Jaar


Hangzwaaien: x5 voeten opzwaaien tot de verticaal Inkogelen : vanuit stilhang, zonder zwaai Steunen: 10 sec. met rechte armen, ringen uitgedraaid naar minimaal parallel

9 Jaar
Hangzwaaien: x5 voeten opzwaaien tot verticaal Inlok: vanuit omgekeerde hang, minimale hoek Dislok: vanuit omgekeerde hang tot een bolle naar boven gerichte zwaai Steunen: 10 sec. met rechte armen, ringen voorbij de parallel uitgedraaid

10 Jaar
Hangzwaaien: x5 voeten opzwaaien tot verticaal Inlok: x3 vanuit omgekeerde hang Dislok: x3 vanuit omgekeerde hang Hoeksteun: 5 sec., heupen tussen de uitgedraaide ringen

11 Jaar
Hangzwaaien: x5 voeten opzwaaien tot de verticaal Inlok: x3 vanuit omgekeerde hang met schouderstijging Dislok: x3 vanuit omgekeerde hang met schouderstijging Hoeksteun (L): x5 sec, uitgedraaide ringen Handstand: lage ringen, 5 sec, ringen uitgedraaid

12 Jaar
Hangzwaaien: x5 voeten opzwaaien tot de verticaal Inlok: x3 vanuit omgekeerde hang met schouderstijging, derde inlok op ringhoogte Dislok: x3 vanuit omgekeerde hang met schouderstijging, derde dislok op ringhoogte Gestrekte stutrol via bovenbalans: vanuit dislok-dislok Salto rugwaarts gestrekt: Vanuit omgekeerde hang en twee dislokken Salto voorwaarts gehoekt: Vanuit omgekeerde hang en twee inlokken Handstand: 30 sec in zo min mogelijk beurten, vrij beginnen

8.4 Sprong 8 Jaar


Handstandoverslag: 1.10m, kaats/afstoot/houding/landi ng

9 Jaar
Handstandoverslag: 1.10m, kaats/afstoot/houding/landi ng

10 Jaar
Handstandoverslag: 1.10m, tot stand met verhoogd landingsvlak (1.10m) kaats/afstoot/houding

126

11 Jaar
Handstand-overslag: 1.20m, actief afduwen vanuit schouders, vluchtfase lichaamshouding recht Arabier: 1.15m tot stand op verhoogd vlak 1.15m Yurchenko (voorbereiding): plankoline naar verhoogd vlak

12 Jaar
Handstand-overslag: 1.20m, actief afduwen vanuit schouders, vluchtfase lichaamshouding recht Arabier.: 1.15m tot lig verhoogd vlak 1.15m Yurchenko: 1.10m paar tot stand op verhoogd vlak1.10m

8.5 Brug gelijk 8 Jaar


Steunzwaaien : x5 met heupen minimaal horizontaal Handstand staan: 10 sec. Hangzwaaien: x3 hoge brug

9 Jaar
Steunzwaaien: x5 tot handstand Handstand staan: 10 sec. Handstand pak-pak: Handstandblokjes, draaien tot 2 sec. handstand Hangzwaaien: x3 hoge brug

10 Jaar
Steunzwaaien: x5 tot handstand Kip: vanuit vluchtige steun via hoge hoeksteun Afsprong salto gehurkt ao: vanuit steunzwaai Binnenwaarts handstand pak-pak: Handstandblokjes, draaien tot 2 sec handstand Hangzwaaien: x3 hoge brug

11 Jaar
Zwaaien tot handstand: x5 gestrekt, heupen op schouderhoogte (voorzwaai), in handstand uitgeduwd Pak-pak: x3 opeenvolgend vanuit zwaai Kip: vanuit vluchtige steun, door de vouwhang, via hoge hoeksteun Salto gehurkt ao afsprong: Gehurkt, vanuit steunzwaai, loslaten wanneer heupen op schouderhoogte zijn, actief strekken van lichaam voor de landing Hangzwaaien: x3 hoge brug

12 Jaar
Zwaaien tot handstand: x5 gestrekt, heupen op schouderhoogte (voorzwaai), in handstand uitgeduwd Pak-pak: x2 opeenvolgend Binnenwaarts pak-pak: x2 opeenvolgend Vooropzet, zwaai tot handstand: heuphoogte in opzet (recht), houding en ritme in zwaai tot handstand Achteropzet tot 45 graden richting handstand: ritme en houding in zwaai Salto gehurkt ao afsprong: Gehurkt, vanuit steunzwaai, loslaten wanneer heupen op schouderhoogte zijn, actief strekken van lichaam voor de landing Hangzwaaien: x5 hoge brug

127

8.6 Rek 8 Jaar


REK Hangzwaaien: in klosjes, voorzwaai met lijn van schouders tot voeten richting verticaal Hangzwaaien: met leertjes op horizontaal LAGE REK Vouwhangzwaaien: blijf gevouwen, nadruk op het duwen, schouders stijgen tot rekstok hoogte Gespreide vouwhangzwaaien: blijf gevouwen, nadruk op het duwen, schouders stijgen tot rekstokhoogte

9 Jaar
REK Losom: in klosjes naar handstand Hangzwaaien: 5x met leertjes Slingers borstwaarts: x3, in klosjes vanuit hangzwaaien Slingers rugwaarts: x3, in klosjes vanuit hangzwaaien LAGE REK Inhoeken tot vouwhangzwaai: vanuit grote zwaai, inhoeken en pendelzwaai, benen horizontaal op laagste punt Endo-stalder zwaaitjes vanuit steun: zowel vanuit steun naar voren als naar achteren, heupen boven stokhoogte

10 Jaar
REK Losom: met leertjes naar handstand Slinger rugwaarts: x5 met leertjes uit wegzet met hulp Slinger borstwaarts: x5 met leertjes uit wegzet met hulp LAGE REK Voorwaartse vouwhangzwaai tot zit: vanuit hoeksteun, heupen heffen, insteken tot vouwhangzwaai (onder diep en benen horizontaal), komen tot zit Voorwaartse spreidhoekdraai: x3, beginnen vanuit gebogen spreidhoekzit op de rekstok, in ondergreep Achterwaartse spreidhoekdraai: x3, beginnen vanuit gebogen spreidhoekzit op de rekstok, in bovengreep Oefening in klosjes Vanuit steun, wegzetten tot ligsteun, losom handstand, 5 slingers borstwaarts, 5 slingers rugwaarts

128

11 Jaar
REK Slinger rugwaarts: x5 uit wegzet Slinger borstwaarts: x5 uit wegzet Losom tot handstand: uit steun Zwaaien met draaien tot handstand: in serie, houding Streksalto: uit hangzwaai, actieve hangschop-vast LAGE REK Voorwaartse hoekdraai: vanuit hoeksteun, heupen heffen, insteken, grote cirkel met heupen, via manna uit Voorwaartse spreidhoekdraai: vanuit spreidstand op de stok, 5x spreidhoekdraai voorwaarts, met elke keer aantikken van de tenen bij steunmoment Achterwaartse spreidhoekdraai: vanuit spreidstand op de stok, 5x spreidhoekdraai achterwaarts, met elke keer aantikken van de tenen bij steunmoment Oefening in klosjes Vanuit steun, wegzet, losom tot handstand, 5 slingers borstwaarts, 5 slingers rugwaarts in bovengreep

12 Jaar
REK Slinger rugwaarts: x5 uit wegzet Slinger borstwaarts: x5 uit wegzet Achteropzet, losom tot handstand: vanuit ondersprong Methodische offene Offene Streksalto: uit hangzwaai, actieve hangschop-vast LAGE REK Hoekzwaaien: dislok voorbereiding, manna aan het einde van de voorzwaai, achterzwaai benen verticaal Spreidhoekzwaaien: Endo en Stalder voorbereiding, heupen voor en achter hoog, openen schouderhoek

Oefening in klosjes Vanuit ondersprong, achteropzet, losom handstand, 5 slingers borstwaarts, 5 slingers rugwaarts in bovengreep

129

130

De turner is niets zonder zijn talent. Maar zijn talent is niets zonder ambitie, inspanning en commitment.

131

Hoofdstuk 9 Trampolineprogramma
In de grote trampoline Op handen en knien veren; bolle rug, rechte armen In ligsteun veren; bolle rug, rechte armen In lig (op buik) veren; in trampoline voorspanning, uit trampoline vormspanning, armen lang langs de oren Van knien naar ligsteun naar knien Van ligsteun naar lig naar ligsteun Van knien naar ligsteun naar lig naar knien In lig (op rug) veren; in trampoline vormspanning, uit trampoline voorspanning, armen langs de oren Vanuit stand naar rug springen en veren tot stand (liggend in trampo armen hoog, komend uit trampo armen naar heupen brengen: arm-romphoek sluiten) Vanuit stand naar rug springen en veren met draai tot stand Vanuit stand naar rug springen en veren met draai tot ruglig Vanuit stand veren en springen naar handstand, veren en terugkomen tot stand (goed uitduwen!); in serie Flikflak Flakflik Flikflak-flakflik Flakflik-flikflak Flikflak-flakflik in serie achterelkaar Temposalto achterover tempo salto voorover in serie achter elkaar Op rug veren (in trampo vormspanning) Op rug veren draai rechtsom Op rug veren draai linksom Op rug veren 1/1 draai linksom Op rug veren 1/1 draai rechtsom Op rug veren 2/1 draai linksom Op rug veren 2/1 draai rechtsom Combinaties monoliethouding, uit trampo

132

Kaboem Kaboem-salto ao Kaboem-pirouette Kaboem-luchtrol Kaboem-diamidov

In de grote trampoline (uitspringen) of in dubbeltrampoline, zowel met valkuil landing, als landing op matten Streksprong-streksprong Streksprong-streksprong draai rechtsom Streksprong-streksprong draai linksom Streksprong-1/1 draai rechtsom Streksprong 1/1 draai linksom Streksprong-hurksalto Streksprong-hurksalto draai Streksprong-hurksalto 1/1 draai Streksprong-streksalto Streksprong-streksalto draai Streksprong-streksalto 1/1 draai, 3/2 draai, 2/1 draai, 5/2 draai Streksprong 2/1 salto gehurkt Streksprong 2/1 salto gehoekt Hurksalto-streksprong Hurksalto-hurksalto Hurksalto-pucksalto Pucksalto-pucksalto Hurksalto-streksalto Hurksalto-streksalto , 1/1, 3/2, 2/1, 5/2 draai Hurksalto-dubbelsalto gehurkt

In dubbeltrampoline, met verhoogd vlak (60-90 cm) Vanuit dubbeltrampoline, achteruit springen tot ruglig op verhoogd vlak Achterwaarts springen tot handstand, duwen tot lig op buik Flikflak uit de dubbeltrampoline op verhoogd vlak Flikflak in de dubbeltrampoline Flikflak in de dubbeltrampoline, achterwaarts springen tot ruglig op verhoogd vlak (90 cm) Flikflak in de dubbeltrampoline, flikflak op het verhoogd vlak Flikflak-salto achterover

133

Vanaf verhoging (kast of vangblok) temposalto achterover streksprong Temposalto-hurksalto Temposalto-streksalto (ook mogelijk tot buiklig met armen hoog langs oren, op verhoogd vlak 1.20-1.50m met actieve armvoering sluiten-openen) Temposalto-streksalto draai (ook mogelijk tot ruglig op verhoogd vlak 1.20-1.50m) Temposalto-streksalto 1/1, 3/2, 2/1, 5/2, 3/1 draai Temposalto-2/1 salto achterover

134

The ultimate gymnast: pressure is not what takes him, but what makes him.

135

Hoofdstuk 10 Blessurepreventieprogramma
Bij de uitvoering van het blessurepreventieprogramma staat de kwaliteit van uitvoering voorop. Het aantal herhalingen of de duur van een opdracht is afhankelijk van de uitvoering. Wanneer het aantal herhalingen voorop staat, is men aan het belasten en niet aan het versterken. Belangrijk is dus dat een trainer die met dit programma wil werken, op de hoogte is van de juiste uitvoering. Leeftijd 8
1. Lenigheid schoudergordel (passief en actief) a. in zit schouders achter, schuiven, eventueel met benen over hoofd (passief) b. Ruglingse hang in de brug met voeten aan de grond(passief) c. borstwaarts duwen, breed, smal (passief) d. schouderblad rotatie buiklig (passief) e. bruggetje (passief) f. inlok en dislok met stok (actief) g. staand tegen de muur met rug, cirkel met de armen van onder naar boven, met de handen tegen de muur, palm en handrug (actief) h. staand tegen de muur met buik, cirkel met de armen van onder naar boven, handpalm tegen de muur, of stukje er vanaf, boven extra openen (actief) i. langzit, stok in handen en 180 graden hoek maken, beweging van onder naar boven (actief) j. ligsteun met hoge hoek benen op blok, armen 180 graden (actief)

136

2. Lenigheid heupregio (passief en actief) a. Hurkzit opstrekken (passief) b. Langzit hoek 90 graden, met rechte rug buigen, met flexie en extensie van tenen (passief) c. Hordezit beide benen, (passief) d. Halve middenspagaat (passief) e. Spreidzit 70 graden, met rechte rug buigen (passief) f. Spreidzit 90 graden, met rechte rug buigen (passief) g. Spreidzit 120 graden, met rechte rug buigen (passief) h. Alle spagaatvormen en voorbereidende oefeningen (passief) i. Quadriceps rekken ruglig of in stand (passief) j. Beenheffen tot 45 graden met rechte benen, in lig, voor-zijwaars- en achter (actief) k. Beenheffen in langzit, gesloten en gespreid (actief) l. Hoeksteun en spreidhoeksteun (actief)

3. Mobiliteit polsen en enkels a. Steunend en loswerkend in warming-up 4. Stabiliteit polsen en enkels a. Touwklimmen (pols) b. Knijpoefeningen in blok of balletje (pols) c. Roloefeningen met stok bovengreep en ondergreep (pols) d. Oefeningen in stand op 1 been (enkels) e. Oefeningen met landing op 1 been vanuit stand 2 benen (enkels) f. Hinkelen op vloer 5. Stabiliteit core a. Ligsteunen op elleboog, borst-rug-zij b. Bolle en holle schommels met handen op de benen c. Ligsteun met handen op een bal, eventueel met been optillen d. Buiklig gesloten onderrug maken en vasthouden e. Ruglig met gebogen benen, bekken kantelen en heupen van de vloer

Leeftijd 9
1. Lenigheid schoudergordel (passief en actief) a. in zit schouders achter, schuiven, eventueel met benen over hoofd (passief) b. Ruglingse hang in de brug, ook in beide handen mix greep(passief) c. borstwaarts duwen, breed, smal en in el (passief) d. schouderblad rotatie buiklig (passief) e. bruggetje (passief) f. inlok en dislok met druk boven op de stok (actief) g. lig op de rug, cirkel met de armen van onder naar boven, met de handen tegen de vloer, palm en handrug (actief) h. lig op de buik, cirkel met de armen van onder naar boven, handpalm tegen de vloer, of stukje er vanaf, boven extra openen (actief) i. langzit, stok in handen en 180 graden hoek maken, beweging van onder naar boven met rug tegen de muur (actief) j. ligsteun met hoge hoek benen in de ringen, armen 180 graden (actief)

137

2. Lenigheid heupregio (passief en actief) a. Staand met voet op blok, voor-standbeen-binnen-buiten b. Hurkzit opstrekken (passief) c. Langzit hoek 90 graden, met rechte rug buigen, met flexie en extensie van tenen (passief) d. Hordezit been buitenkant beide benen, alle kanten (passief) e. Hordezit been binnenkant beide benen, alleen naar voren (passief) f. Halve middenspagaat (passief) g. In ruglig op een blok, 1 been naar beneden laten hangen, andere knie naar de borst tillen (passief) h. Spreidzit 70 graden, met rechte rug buigen (passief)

i. j. k. l. m. n. o. p. q.

Spreidzit 90 graden, met rechte rug buigen (passief) Spreidzit 120 graden, met rechte rug buigen (passief) Alle spagaatvormen en voorbereidende oefeningen (passief) Quadriceps rekken ruglig of in stand (passief) Beenheffen tot 45 graden met rechte benen, in stand tegen de muur, voor-zijwaars- en achter (actief) Beenheffen tot 90 graden met gebogen been, in stand tegen de muur, voor (actief) Beenzwaaien tot 45 graden, met rechte benen, staand bij de brug of de bar, voor-zij (actief) Beenheffen in langzit, gesloten en gespreid (actief) Hoeksteun en spreidhoeksteun (actief)

3. Mobiliteit polsen en enkels a. Steunend en loswerkend in warming-up b. Hamstring rekken met gebogen en gestrekt been tegen muur c. Ellegreep met stok om en om 4. Stabiliteit polsen en enkels a. Touwklimmen (pols) b. Knijpoefeningen in blok of balletje (pols) c. Roloefeningen met stok bovengreep en ondergreep met gewicht(pols) d. Oefeningen in stand op 1 been (enkels) e. Oefeningen met landing op 1 been vanuit stand 2 benen (enkels) f. Enkeltol of boso-bal (enkels) g. Vanaf laag blokje landingen 2 benen (enkels) h. Hinkelen op vloer links en rechts van een lijn (enkels) i. Teenkruipen vloer en enkelpatroon vloer (enkels) 5. Stabiliteit core a. Ligsteunen op elleboog, borst-rug-zij b. Bolle en holle schommels met handen op de benen c. Ligsteun met handen op een bal, eventueel met been optillen d. Buiklig gesloten onderrug maken en vasthouden e. Ruglig met gebogen benen, bekken kantelen en heupen van de vloer, strekken links en rechts f. Grote bal in ligsteun g. Bouncen in ligsteun op elastiek h. Voeten in de ringen, ligsteun en naar voren en achter lopen i. Omgekeerde ligsteun met voeten in de ringen

Leeftijd 10
1.

138

Lenigheid schoudergordel (passief en actief) a. in zit schouders achter, schuiven, eventueel met benen over hoofd (passief)

b. Ruglingse hang in de brug, ook in beide handen mix greep en hang in ellegreep(passief) c. borstwaarts duwen, breed, smal en in el (passief) d. hangen rekstok, duw op de schouders vanaf de achterkant, lichaam af laten hangen (passief) e. schouderblad rotatie buiklig (passief) f. bruggetje (passief) g. inlok en dislok met druk boven op de stok en ellesteun (actief) h. elsteun op beugel of rekstok met kniezit op blok i. lig op de rug, cirkel met de armen van onder naar boven, met de handen tegen de vloer, palm en handrug (actief) j. lig op de buik, cirkel met de armen van onder naar boven, handpalm tegen de vloer, of stukje er vanaf, boven extra openen (actief) k. langzit, stok in handen en 180 graden hoek maken, beweging van onder naar boven met rug tegen de muur (actief) l. ligsteun met hoge hoek handen in de ringen, schouderhoek 180 graden (actief) 2. Lenigheid heupregio (passief en actief) a. Staand met voet op blok, voor-standbeen-binnen-buiten en gebogen recht en buiten b. Hurkzit opstrekken (passief) c. Langzit hoek 90 graden, met rechte rug buigen, met flexie en extensie van tenen (passief) d. Hordezit been buitenkant beide benen, alle kanten (passief) e. Hordezit been binnenkant beide benen, alleen naar voren (passief) f. Halve middenspagaat (passief) g. In ruglig op een blok, 1 been naar beneden laten hangen, andere knie naar de borst tillen, met hulp duwen (passief) h. Spreidzit 70 graden, met rechte rug buigen (passief) i. Spreidzit 90 graden, met rechte rug buigen (passief) j. Spreidzit 120 graden, met rechte rug buigen (passief) k. Alle spagaatvormen en voorbereidende oefeningen met verhoging(passief) l. Quadriceps rekken ruglig of in stand (passief) m. Beenheffen tot 90 graden met rechte benen, aan bar of brug, voorzijwaars- en achter (actief) n. Beenheffen tot 90 graden met gebogen been, staand bij de brug of de bar, voor (actief) o. Beenzwaaien tot 90 graden, met rechte benen, staand bij de brug of de bar, voor-zij (actief) p. Beenheffen in langzit, gesloten en gespreid (actief) q. Hoeksteun en spreidhoeksteun (actief) r. In steun brug, beenspreiding voor-achter 180 graden en achter steun 180 graden

139

3. Mobiliteit polsen en enkels a. Steunend en loswerkend in warming-up b. Achillispees rekken met gebogen en gestrekt been tegen muur c. Ellegreep met stok om en om 4. Stabiliteit polsen en enkels a. Touwklimmen zonder benen (pols) b. Knijpoefeningen in blok of balletje (pols) c. Roloefeningen met stok bovengreep en ondergreep met zwaarder gewicht(pols) d. Opdrukken van de handen voor en zij, vanuit kniezit ligsteun (pols) e. Ligsteun op vuisten op bosu-bal of instabiel vlak f. Oefeningen in stand op 1 been (enkels) g. Oefeningen met landing op 1 been vanuit stand 2 benen (enkels) h. Enkeltol of bosu-bal met verzwaringen (enkels) i. Vanaf laag blokje landingen 2 benen (enkels) j. Hinkelen op vloer links en rechts van een lijn (enkels) k. Teenkruipen vloer en enkelpatroon vloer (enkels) l. Tenenlopen 5. Stabiliteit core a. Ligsteunen op elleboog, borst-rug-zij, minimaal 1 minuut b. Bolle en holle schommels met armen langs hoofd c. Ligsteun met handen op een bal, met been optillen d. Buiklig gesloten onderrug maken en vasthouden e. Ruglig met schouders op grote bal, benen 90 graden, been strekken links en rechts f. Grote bal in ligsteun g. Met rol op plank, bolle houding, rollen van voor naar achter h. Bouncen in ligsteun op elastiek i. Voeten in de ringen, ligsteun en naar voren en achter lopen j. Omgekeerde ligsteun met voeten in de ringen k. Ruglig tussen 2 blokken, voeten en schouders op blok

Leeftijd 11
1. Lenigheid schoudergordel (passief en actief) a. in zit schouders achter, schuiven, eventueel met benen over hoofd (passief) b. Ruglingse hang in de brug, ook in beide handen mix greep en hang in ellegreep(passief) c. borstwaarts duwen, breed, smal en in el (passief) d. hangen rekstok, duw op de schouders vanaf de achterkant, lichaam af laten hangen (passief) e. schouderblad rotatie in zit met hulp (passief) f. bruggetje (passief)

140

g. in zijlig, armhoek 90 graden, onderarm hoek 90 graden naar beneden h. inlok en dislok met druk boven op de stok en ellesteun (actief) i. elsteun op beugel of rekstok vanaf opsprong j. lig op de rug, cirkel met de armen van onder naar boven, met de handen tegen de vloer, palm en handrug (actief) k. lig op de buik, cirkel met de armen van onder naar boven, handpalm tegen de vloer, of stukje er vanaf, boven extra openen (actief) l. langzit, stok in handen en 180 graden hoek maken, beweging van onder naar boven met rug tegen de muur (actief) m. ligsteun met hoge hoek handen in de ringen, schouderhoek 180 graden (actief) 2. Stabiliteit schoudergordel a. Elastiek borst b. Elastiek rug c. Elastiek zijwaarts d. Elastiek exo en endo rotatie, arm-onderarm hoek 90 graden e. Elastiek uiduwen en trekken, armen voor hoek 90 graden 3. Lenigheid heupregio (passief en actief) a. Staand met voet op blok, voor-standbeen-binnen-buiten en gebogen recht en buiten b. Hurkzit opstrekken (passief) c. Langzit hoek 90 graden, met rechte rug buigen, met flexie en extensie van tenen (passief) d. Hordezit been buitenkant beide benen, alle kanten (passief) e. Hordezit been binnenkant beide benen, alleen naar voren (passief) f. Halve middenspagaat (passief) g. In ruglig op een blok, 1 been naar beneden laten hangen, andere knie naar de borst tillen, met hulp duwen (passief) h. Spreidzit 70 graden, met rechte rug buigen (passief) i. Spreidzit 90 graden, met rechte rug buigen (passief) j. Spreidzit 120 graden, met rechte rug buigen (passief) k. Alle spagaatvormen en voorbereidende oefeningen met verhoging(passief) l. Quadriceps rekken ruglig of in stand (passief) m. Beenheffen combinatieoefening, van voor via zij naar achter been 90graden, met armbeweging n. Beenzwaaien tot 90 graden, met rechte benen, staand bij de brug of de bar, voor-zij (actief) o. Beenheffen in langzit, gesloten en gespreid (actief) p. Hoeksteun en spreidhoeksteun in ringen(actief) q. In steun brug, beenspreiding voor-achter 180 graden en achter steun 180 graden

141

4. Mobiliteit polsen en enkels a. Steunend en loswerkend in warming-up b. Achillispees rekken met gebogen en gestrekt been tegen muur c. Ellegreep met stok om en om 5. Stabiliteit polsen en enkels a. Touwklimmen zonder benen (pols) b. Knijpoefeningen in blok of balletje (pols) c. Roloefeningen met stok bovengreep en ondergreep met zwaarder gewicht(pols) d. Polsopdrachten met gewichtjes e. Opdrukken van de handen naar vingers voor en zij, vanuit ligsteun (pols) f. Ligsteun op vuisten op bosu-bal of instabiel vlak g. Oefeningen met landing op 1 been vanuit plank/trampoline 2 benen (enkels) h. Enkeltol of bosu-bal met verzwaringen (enkels) i. Vanaf laag blokje landingen 2 benen (enkels) j. Hinkelen op vloer links en rechts van een lijn (enkels) k. Teenkruipen vloer en enkelpatroon vloer (enkels) l. Tenenlopen met armen boven hoofd m. Elastiek enkels, flexie, extensie, dorsaalflexie en inversie n. Kuitopdrachten op verhoging en met gebogen been 6. Stabiliteit core a. Ligsteunen op elleboog, borst-rug-zij, minimaal 1 minuut met gewichtje b. Bolle en holle schommels met armen langs hoofd c. Ligsteun met handen op een bal, met been optillen d. Ruglig met schouders op grote bal, benen 90 graden, been strekken links en rechts e. Grote bal in ligsteun, met been optillen f. In kniezit op grote bal, gestrekte heupen g. Met rol op plank, bolle houding, rollen van voor naar achter h. Bouncen in ligsteun op elastiek i. Voeten in de ringen, ligsteun en naar voren en achter lopen j. Omgekeerde ligsteun met voeten in de ringen k. Ruglig tussen 2 blokken, voeten en schouders op blok, minimaal 1 minuut

Leeftijd 12
1. Lenigheid schoudergordel (passief en actief) a. in zit schouders achter, schuiven, eventueel met benen over hoofd (passief) b. Ruglingse hang in de brug, ook in beide handen mix greep en hang in ellegreep(passief)

142

c. borstwaarts duwen, breed, smal en in el (passief) d. hangen rekstok, duw op de schouders vanaf de achterkant, lichaam af laten hangen (passief) e. schouderblad rotatie in zit met hulp (passief) en chickenwings f. bruggetje (passief) g. in zijlig, armhoek 90 graden, onderarm hoek 90 graden naar beneden h. inlok en dislok met druk boven op de stok en ellesteun (actief) i. elsteun op beugel of rekstok vanaf opsprong met strekking heupen j. lig op de rug, cirkel met de armen van onder naar boven, met de handen tegen de vloer, palm en handrug (actief) k. lig op de buik, cirkel met de armen van onder naar boven, handpalm tegen de vloer, of stukje er vanaf, boven extra openen (actief) l. langzit, stok in handen en 180 graden hoek maken, beweging van onder naar boven met rug tegen de muur (actief) m. ligsteun met hoge hoek handen in de ringen, schouderhoek 180 graden (actief) 2. Stabiliteit schoudergordel a. Elastiek borst b. Elastiek rug c. Elastiek zijwaarts d. Elastiek exo en endo rotatie, arm-onderarm hoek 90 graden e. Elastiek protractie en retractie, armen voor hoek 90 graden f. Elastiek endo en exo elleboog op schouderhoogte g. Elastiek vanaf kniezit, van boven via zij naar beneden 3. Lenigheid heupregio (passief en actief) a. Staand met voet op blok, voor-standbeen-binnen-buiten en gebogen recht en buiten b. Hurkzit opstrekken (passief) c. Langzit hoek 90 graden, met rechte rug buigen, met flexie en extensie van tenen (passief) d. Hordezit been buitenkant beide benen, alle kanten (passief) e. Hordezit been binnenkant beide benen, alleen naar voren (passief) f. Halve middenspagaat (passief) g. In ruglig op een blok, 1 been naar beneden laten hangen, andere knie naar de borst tillen, met hulp duwen (passief) h. Spreidzit 70 graden, met rechte rug buigen (passief) i. Spreidzit 90 graden, met rechte rug buigen (passief) j. Spreidzit 120 graden, met rechte rug buigen (passief) k. Alle spagaatvormen en voorbereidende oefeningen met verhoging(passief) l. Quadriceps rekken ruglig of in stand (passief) m. Beenheffen combinatieoefening, van voor via zij naar achter been 90graden, met armbeweging met enkelgewichtje n. Beenzwaaien tot 90 graden, met rechte benen, staand bij de brug of de bar, voor-zij (actief)

143

o. Beenheffen in langzit, gesloten en gespreid (actief) p. Hoeksteun en spreidhoeksteun in ringen(actief) q. In steun brug, beenspreiding voor-achter 180 graden en achter steun 180 graden 4. Mobiliteit polsen en enkels a. Steunend en loswerkend in warming-up b. Achillispees rekken met gebogen en gestrekt been tegen muur c. Ellegreep met stok om en om 5. Stabiliteit polsen en enkels a. Touwklimmen zonder benen (pols) b. Knijpoefeningen in blok of balletje (pols) c. Roloefeningen met stok bovengreep en ondergreep met zwaarder gewicht(pols) d. Polsopdrachten met gewichtjes e. Opdrukken van de handen naar vingers voor en zij, vanuit ligsteun (pols) f. Ligsteun op vuisten op bosu-bal of instabiel vlak g. Oefeningen met landing op 1 been vanuit plank/trampoline 2 benen (enkels) h. Enkeltol of bosu-bal met verzwaringen (enkels) i. Vanaf laag blokje landingen 2 benen (enkels) j. Hinkelen op vloer links en rechts van een lijn (enkels) k. Teenkruipen vloer en enkelpatroon vloer (enkels) l. Tenenlopen met medicijnbal boven hoofd m. Elastiek enkels, flexie, extensie, dorsaalflexie en inversie n. Kuitopdrachten op verhoging en met gebogen been 6. Stabiliteit core a. Ligsteunen op elleboog, borst-rug-zij, minimaal 1 minuut met gewicht b. Bolle en holle flippers c. Ligsteun met handen op een bal, met been optillen d. Ruglig met schouders op grote bal, benen 90 graden, been strekken links en rechts e. Grote bal in ligsteun, met been optillen f. In kniezit op grote bal, gestrekte heupen g. Met rol op plank, bolle houding, rollen van voor naar achter h. Bouncen in ligsteun op elastiek i. Voeten in de ringen, ligsteun en naar voren en achter lopen j. Omgekeerde ligsteun met voeten in de ringen k. Ruglig tussen 2 blokken, voeten en schouders op blok, minimaal 1 minuut met gewicht

144

You are only fully dressed, until you wear a smile.

145

Hoofdstuk 11 Spelvormen voor jonge wedstrijdsporters


In dit laatste hoofdstuk presenteer ik een paar spelvormen die ik zelf veel gebruik in mijn trainingen met de jonge jongens. Spelen past nog heel erg bij deze leeftijdsgroep en via onderstaande spel/wedstrijdvormen waar je (iets) kunt winnen en/of verliezen leren de jongens spelenderwijs omgaan met de druk van op het juiste moment laten zien wat je kan. Beginnersplezier is bij jonge kinderen nog heel puur, en in spel/wedstrijdvormen kun je als trainer daar mooi op inspringen en gebruik van maken in het leerproces. De spelvormen zijn op alle toestellen wel toe te passen, maar het piramidespel, de recordkermis, het tekenspel en killer gebruik ik zelf bijna voornamelijk bij paard voltige. De jongens ontwikkelen zo (onbewust) een hele positieve associatie met paard voltige, omdat ze de spelvormen enorm leuk vinden: ze vragen er zelfs geregeld om! Het geheim van het succes van deze spelvormen zijn wat mij betreft echter niet het spel zelf, maar wat je er mee kunt bereiken. Je kunt namelijk in deze spelvormen alleen winnen als je iets heel goed doet (excellente uitvoering), en/of als je een persoonlijke grens verlegt. Spelenderwijs wordt er zo heel veel geleerd.

11.1 Stick it!


Stick it! is een landingsspel dat je op allerlei toestellen kunt spelen, maar heel goed en snel te spelen is op de dubbeltrampoline met verhoging voor de trampo (kast) en een hard landingsvlak achter de trampo (60-90 cm). Het spel kan zowel alleen gespeeld worden, of met meerdere spelers. Er is een vooraf afgesproken serie sprongen die uitgevoerd moet worden en bij elke goed gestickte landing (tot stilstand, via goede squat positie), mag de turner door naar het volgende level, de volgende sprong. Wanneer de landing niet stabiel is, moet dezelfde sprong opnieuw geturnd worden in de volgende beurt. Bij een val moet de turner weer helemaal opnieuw beginnen. Doel is om in zo min mogelijk beurten alle sprongen gestickt te krijgen, en/of om minder beurten dan je tegenstander nodig te hebben. Voor jonge jongens kan de sprongenserie bestaan uit relatief makkelijke sprongen, zoals streksprong-streksprong-landing, streksprongstreksprong draai-landing linksom en rechtsom, maar de sprongenserie valt natuurlijk heel makkelijk uit te bouwen naar hele moeilijke sprongen (zie hoofdstuk Trampolineprogramma). Ook kan je per individu

146

differentiren in de sprongenserie. Als alle deelnemers bijvoorbeeld tien sprongen af te werken hebben, kan iedereen op zijn eigen niveau meedoen en wint niet altijd de beste turner, maar degene die zijn programma het beste uitvoert. De trainer kan bepalen wanneer een landing perfect gestickt is, maar de ervaring is dat de jongens bij dit spel ook heel goed zelf hun scheidsrechter kunnen zijn. De voordelen van dit spel zijn evident: de turners leren goed te landen (en ook hun sprongen beter uit te voeren) en er wordt niet door de jongens in de wilde weg geturnd wat nog wel eens het geval kan zijn bij het trampolinegebeuren (en er bijvoorbeeld niet de hele tijd een trainer bij de groep kan zijn).

11.2 Piramidespel
De basis van het piramidespel is een serie opdrachten die de turner moet uitvoeren, oplopend van makkelijk (die vaker gehaald moet worden) tot een grensverleggende opdracht (die maar 1x gehaald hoeft te worden). Wordt de opdracht goed uitgevoerd de trainer is de scheidsrechter wanneer iets goed (genoeg) is dan mag de turner een kruisje in het vakje zetten (zie voorbeeld formulier hieronder). Wie als eerste zijn formulier vol heeft gespeeld (met kruisjes) is de winnaar.

Opdracht 5 (grensverleggend) Sivado veulen Opdracht 4 (moeilijk) Sivado veulen Opdracht 3 (gemiddeld) [5 ruglingse kopflanken veulen] Opdracht 2 (makkelijk) [5 kopflanken veulen] Opdracht 1 (basis) [10 paddestoelflanken]

147

Wanneer je als trainer vindt dat het spel te kort duurt, kun je er bijvoorbeeld voor kiezen om bij de eerste keer halen een stip in het hokje te zetten, de tweede keer een kruisje en de derde keer het vakje volledig zwart kleuren. Dan maakt de turner dus drie keer zoveel beurten. Ook hier kun je de sporters dezelfde opdrachten geven, of differentiren naar niveau. Zo kunnen jongens van verschillend niveau toch tegen elkaar strijden en kan de mindere turner toch winnen. Het voor iedereen zichtbaar opschrijven van de opdrachtenpiramides bijvoorbeeld op een whiteboard in de zaal werkt heel stimulerend. De jongens kunnen dan zien hoe ze ervoor staan ten opzichte van anderen en dat doet ze dan extra hard werken want ze willen natuurlijk niet verliezen! En alleen al het zelf op het whiteboard laten zetten van kruisjes met een stift, hoe simpel ook, stimuleert de jongens.

11.3 Recordkermis
Records verbeteren is altijd uitdagend voor de jongens, zowel clubrecords, als individuele records. Dit kun je op 101 manieren in je training integreren. Om te voorkomen dat de beste turner altijd wint, kun je ook een wedstrijdvorm doen, waarbij je wint als je je record (relatief of absoluut) het meest verbetert. Bijvoorbeeld: Jongen A: van 5 flanken naar 7 flanken: verbetering van 2 Jongen B: van 8 flanken naar 9 flanken: verbetering van 1 Jongen A wint Als je een groepje van 5 jongens heb, kun je bijvoorbeeld 5 situaties uitzetten en overal in 30 seconden zoveel mogelijk flanken maken. Na eerste toestel / eerste 30 sec, gelijk doorwisselen naar toestel twee en gelijk weer 30 seconden. Alle flanken die je geturnd hebt in vijf x 30 sec bij elkaar optellen. Ook hier kun je weer tegen elkaar strijden, als tegen jezelf. Zo wordt deze wedstrijd een flinke conditiebeurt! Of maak bijvoorbeeld van je groep meerdere teams en laat ze in 3 minuten gezamenlijk zoveel mogelijk flanken maken. Welk team wint? De betere turners kun je bijvoorbeeld een moeilijkere situatie geven (bijvoorbeeld beugelflanken op het tweebeugelbokje) dan de mindere / jongere turners (bijvoorbeeld paddestoelflanken).

148

11.4 Tekenspel
Het tekenspel gaat uit van een heel simpel idee. De benodigdheden zijn een groot whiteboard en whiteboardstiften. De turner wordt beloond voor een hele goede beurt de trainer is de jury en bepaalt individueel of een beurt goed (genoeg) is met het feit dat hij iets (kleins) mag tekenen op het whiteboard. Tekenen mag niet langer duren dan bijvoorbeeld 20 sec. Per turner kan de turnopdracht bepaald worden. Ieder op zijn eigen niveau. In de herfst teken ik een grote, kale boom op het whiteboard waar de jongens dan wolken, paddestoelen, kabouters, eekhoorns, vogelhuisjes, herten et cetera, et cetera gaan bij tekenen. In de kerstvakantie teken ik de contouren van een kerstboom, waar de jongens dan kerstballen, cadeautjes, sneeuwmannen en dergelijk bij gaan tekenen. Of laat ze een turnhal tekenen. Hartstikke leuk om te zien hoe zij hun turnsport uitbeelden.

11.5 Killer
Een groot en gegarandeerd succesnummer bij de kleine mannen is killer, een spel waarbij jongens elkaar kunnen uitdagen en elkaar kunnen killen of zelf gekilled kunnen worden. Doel is natuurlijk om veel te killen en niet gekilled te worden. Elke turner krijgt een uitdagende, grensverleggende, maar haalbare turnopdracht op zijn eigen niveau. Wanneer hij de opdracht haalt, krijgt hij een eerste kruis achter zijn naam op het whiteboard. Wanneer hij hem nog een keer haalt, krijgt hij een tweede kruis achter zijn naam. Bij drie kruizen ben je een killer en mag je andere turners die al kruizen hebben gaan uitdagen. De trainer is de jury. De uitdager begint. Hij moet zijn beurt maken. Faalt hij, dan gaat er een kruis bij hem af en moet hij opnieuw killer zien te worden door weer opnieuw zijn opdracht te halen. Haalt de uitdager zijn opdracht dan is de uitgedaagde aan de beurt. Faalt de uitgedaagde dan is hij een kruis kwijt. De uitdager heeft dan gewonnen. Haalt de uitgedaagde zijn opdracht dan is het gelijkspel en gaat het spel onveranderd verder. Wanneer een killer zijn opdracht makkelijk haalt, dan kan zijn opdracht verzwaard worden. Wanneer een jongen geen kruis kan halen, is zijn opdracht te moeilijk en moet hij een iets makkelijkere opdracht krijgen om goed met het spel mee te kunnen doen.

149

150

Niets zo praktisch als een goede theorie.

151

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur


De Caluw, L. en Vermaak, H. (2008) Leren veranderen. Een handboek voor de veranderkundige. 2e herziene editie Kluwer, Deventer Gerbrands, T. (2008) De lerende winnaar. Inspiratie, presteren, winnen, succes. Pharos uitgevers, Utrecht Gladwell, M. (2001) The tipping point. How little things can make a big difference. Back Bay books, New York Gladwell, M. (2006) Blink. The power of thinking without thinking. Back Bay books, New York Gladwell, M. (2009) Outliers. The story of success. Back Bay books, New York Godberg, A. (niet gedateerd) Sticking it. A gymnast and coachs guide to developing mental toughness. Competitive Advantage, Amherst Goldberg, A.S. (1998) Sports slump busting. 10 steps to mental toughness and peak performance. Human kinetics Goldberg (2003) Were going to the Olympics. What every coach should know about getting parents to work with you, not against you. Competitive Advantage, Amherst Gunster, B. (2009) Huh?! De techniek van het omdenken. Bruna uitgevers, Utrecht Heckman, f. & De Bie, S. (2004) De reis van de held. Carrire maken is topsport. Een goede mentale voorbereiding is essentieel op je weg naar de top. Bruna uitgevers, Utrecht Huijbers, J. (2005) Coachen op concentratie. Arko Sports Media, Nieuwegein Huijbers, J. en Murphy, P. (2007 ) Totaalcoachen. Begeleiden met action type. Arko sports media, Nieuwegein

152

Knegtmans, R. (2008) TOPtalent. De 9 universele criteria voor toptalent. BOOM Amsterdam Weinberg, R.S. & Gould, D. (2003) Foundations of Sport & Exercise Psychology. Third edition. Human kinetics

153

154

Lijfspreuk Remon Het zijn meestal niet de snelsten die winnen, maar zij die volhouden.

155

Over de auteur
Remon Rooij (11-07-1973) is een echte KNGU-er. Na zelf geturnd te hebben op nationaal niveau (C-lijn) werd hij in zijn tienerjaren al getriggerd door zijn trainer Leo van Rij (vanuit het Van Rij turngeslacht van KDO Hellevoetsluis) en VLG docenten Martin van Wijk en Peter Verheul om turntrainer te worden. Het jaar 1991 werd een jaar van de eyeopeners. Nog maar net een paar dagen 18 jaar oud en midden in zijn VLG opleiding, kwam hij in de zomer van 91 in aanraking met het allereerste ZomerGYMkamp als eerstejaars leiding. Het recreatieve Zomerkamp kende hij als deelnemer al sinds 1983. Ook was hij in 1991 vrijwilliger in Amsterdam bij de 9e, maar zijn allereerste, Wereldgymnaestrada. Sinds 1991 heeft Remon geen kampjaar en geen gymnaestradajaar meer gemist. Een keer gezien, voor altijd verslaafd: 6 gymnaestradas en minimaal 70 Zomerkampweken. In de jaren 90 werd Remon trainer bij Oliveo gymnastiek Pijnacker (eerst dames, later een eigen jongensselectiegroep opgezet). Hij studeerde toen in Delft en was via de Zomerkampen in aanraking gekomen met Oliveo Pijnacker. In de jaren 90 behaalde Remon met zijn Pijnackerse jongens al snel nationale successen in de 2e en 1e divisie (de toenmalige Cen B-lijn). Huidig oranjelid Boudewijn de Vries (Nederlands kampioen voltige 2010) is toen door hem in de Pijnackerse turnzaal ontdekt. Daarnaast ontwikkelde Remon zich in sneltreinvaart bij de Zomerkampen door van leiding tot staf tot programmcommissielid, tot productgroeplid met als verantwoordelijkheid de ZomerGYMkampen. Vele malen bekleedde Remon tijdens de kampweken in de jaren 90 en beginjaren 00 de rol van Kampleider en Sporthalcordinator (hoofdtrainer). Om meer toestellen voor Oliveo aan te kunnen schaffen en turnactiviteiten te kunnen ontplooien, raakte Remon als bestuurslid betrokken bij de Stichting Recreatie en Topsport Beusichem en werkt daarbinnen nog steeds intensief samen met Ramon van Beusichem. Het geven van trainingen, bijscholingen en clinics, en de verhuur van tumblingbanen, trampolines, andere turntoestellen en recreatiemateriaal behoren onder andere tot hun activiteiten. Eind jaren 90 werd Remon door Rob Stout, met wie Remon bij de regiotrainingen van Zuid-Holland en de nationale wedstrijden in contact was gekomen, gevraagd om collega te worden binnen zijn trainersstaf bij topsportclub SDS Rotterdam en de stichting RTT (Rotterdam Top Turnen). Het begin van een meer dan prettige samenwerking met Rob Stout, Jos Eigenbrood en Erwin Ornek was geboren. De inmiddels voor topsport turnen heren enthousiast geraakt geworden Remon verhuisde met zijn turnactiviteiten langzamerhand steeds meer van Pijnacker naar Rotterdam

156

en later Zwijndrecht (de club O&O en topsportstichting TAG, Top Artistic Gymnastics), toen de SDS selectiegroep midden jaren 00 niet meer van de Rotterdamse turnzaal gebruik kon maken. Intensieve en succesvolle samenwerking kwam tot stand met de O&O trainers Enrico Visser en Joop Visser tot en met de dag van vandaag. De turnsuccessen van het trainersteam Stout zijn binnen Nederland ongevenaard. Team Stout levert al decennialang Oranjeklanten die het niet alleen nationaal maar ook internationaal zeer goed doen. De turnopleiding Stout die Remon de afgelopen 15 jaar genoten heeft, is dan ook onbetaalbaar. Remon geeft nu ongeveer 20-30uur per week turntraining naast zijn baan aan de Technische Universiteit Delft (0,8fte) als universitair docent Ruimtelijke Planning & Strategie en Bachelor Bouwkunde opleidingscordinator. Hij geeft samen met Rob, Jeroen en Enrico alle eredivisie, talentendivisie en eerste divisiejongens les van O&O/TAG. O&O/TAG Zwijndrecht is anno 2014 n van de meest, misschien wel de meest succesvolle jongensvereniging van Nederland met 70 wedstrijdsporters in de ere, talenten-, 1e, 2e en 3e divisie. Remon was van 2009-2012 districtstrainer van Zuid-Holland waar hij jongens (instap-jeugd 2e divisie, 1e divisie en talentendivisie) en trainers vanuit de regio verder probeerde te brengen. Sinds 2009 is Remon door de landelijke commissie turnen heren al vele malen ingehuurd om nationale en regionale bijscholingsdagen te verzorgen, die met veel enthousiasme in den lande ontvangen zijn. Remon is de drijvende kracht geweest achter het vernieuwde NTS 2013, de verplichte wedstrijdoefenstof van de benjamins, instappers en pupillen van de 3e , 2e , 1e en talentendivisie. Met ingang van januari 2013 is Remon aangesteld als KNGU Oranje Jong Talent coach. Hij geeft leiding aan het Oranje Jong Talent programma 20132020. Binnen dit programma wordt intensief samengewerkt tussen een grote groep van clubcoaches, districtscoaches, senior adviseurs en (internationale) juryleden. Samen met hen wordt gewerkt aan een topklimaat voor KNGU talentontwikkeling.

157

Personalia
Dr.ir. Remon M. Rooij Universitair Docent Ruimtelijke Planning & Strategie afdeling Stedebouwkunde, Technische Universiteit Delft Bachelor Bouwkunde opleidingscordinator Technische Universiteit Delft Topsport trainer turnen heren O&O/TAG Zwijndrecht KNGU Oranje Jong Talent coach

Nobellaan 25 2641 XS Pijnacker r.m.rooij@tudelft.nl 06 49738218

158

159

160

Turntoppers worden niet zo maar geboren. Daar gaat jarenlang keihard trainen aan vooraf. En dat begint al op jonge leeftijd. Het opleiden en begeleiden van jonge turntalenten staan centraal in dit boek. Het Oranje Jong Talent programma voor turners van 8 tot en met 12 jaar van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie geeft de trainers, coaches, verenigingen en ouders met dit schrijven haar visie op hoe dit mooie proces vorm te geven. Dit boek gaat daarbij niet alleen in op de technische programmas die in het OJT centraal staan, maar geeft ook visie op de sociale en mentale aspecten van de ontwikkeling van het jonge turntalent.

You might also like