You are on page 1of 74

Actieplan

Bedrijventerreinen 2004 - 2008

Samenwerken aan uitvoering

Ministerie van Economische Zaken


Den Haag, mei 2004

publicatienummer: 03O13
Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
Samenvatting 4

1. Waarom een Actieplan Bedrijventerreinen? 6


2 1.1 Ruimte om te ondernemen 8
1.2 Ruim 20% oppervlakte bedrijventerreinen verouderd 8
1.3 Nieuwe ruimte blijft nodig 9
1.4 Bedrijventerreinen zaak van lange adem 9
1.5 Toezegging aan Tweede Kamer 11
1.6 Inzet Rijk noodzakelijk 11
1.7 Nieuwe inzet van EZ 11

2. Resultaten huidige beleid 14


2.1 Knelpunten 16
2.1.1 Organisatie 16
2.1.2 Financiering 16
2.1.3 Wet- en regelgeving 16
2.1.4 Kennis 17
2.2 Lopende en afgeronde acties 17
2.2.1 Organisatie 17
2.2.2 Financiering 18
2.2.3 Wet- en regelgeving 18
2.2.4 Kennis 18

3. Nationale en EZ-doelstellingen 20
3.1 Nationale doelstellingen 22
3.1.1 Herstructurering bedrijventerreinen 22
3.1.2 Nieuwe bedrijventerreinen 23
3.1.3 Kwaliteit is maatwerk 24
3.2 EZ-doelstellingen 24
3.2.1 Herstructurering bedrijventerreinen 25
3.2.2 Nieuwe bedrijventerreinen 26
3.2.3 Kwaliteit Topprojecten maatwerk 26

4. Generieke acties 28
4.1 Aanpak organisatorische knelpunten 30
4.1.1 Verbreding programma Duurzame Bedrijventerreinen 30
4.1.2 Veiligheid structureel verhogen 30
4.1.3 Praktijkervaring publiek-private en gebiedsgerichte samenwerking 31
4.1.4 Aangevulde Wet gemeenschappelijke regelingen 31
4.1.5 Bereikbaarheid bedrijventerreinen in kaart 32
4.2 Aanpak financiële knelpunten 32
4.2.1 Bedrijfsverplaatsing 32
4.2.2 Op naar een meer private markt 33
4.2.3 Inventarisatie oplossingen problematiek free-riders 34
4.2.4 Bedrijventerreinen en EU-structuurfondsen 34
4.2.5 Kennis over creatieve financiële constructies verspreiden 34
4.3 Aanpak knelpunten in wet - en regelgeving 35
4.3.1 Oplossen knelpunten Vogel- en Habitatrichtlijn 35
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
4.3.2 Inventariseren strijdige regelgeving 36
4.3.3 Stroomlijning RO-toetsen 36
4.3.4 Meer ruimte voor NIMBY-bedrijven 36
4.3.5 Betere zonering 37 3
4.3.6 Geen belemmeringen regelgeving zorgvuldig ruimtegebruik 38
4.4 Aanpak knelpunten bij kennis 38
4.4.1 De kracht van kennis 38
4.4.2 Actueel op www.bedrijventerreinen.EZ.nl 38
4.4.3 Nieuwsbrief Bedrijventerreinen: actueel en inspireren 39
4.4.4 Kennisplatform: kennis van en voor iedereen 39
4.4.5 Pragmatisch omgaan met zorgvuldig ruimtegebruik 40
4.4.6 Kwaliteit in landschap, stedenbouw en architectuur 41

5. Topprojecten 42
5.1 Wat zijn Topprojecten bedrijventerreinen? 44
5.2 Topprojecten realiseren, hoe doen we dat? 46
5.2.1 Verkenning samenwerking 46
5.2.2 Concrete afspraken 46
5.2.3 Projectuitvoering 47
5.2.4 Champagne 47
5.3 Financiering Topprojecten 47
5.3.1 Nieuwe rol EZ vraagt andere regeling 47
5.3.2 Afstemming geldstromen van het Rijk 50
5.3.3 Binnen Grotestedenbeleid focus op Topprojecten 50
5.3.4 EZ-budget bedrijventerreinen aanvullend inzetten op het Grotestedenbeleid 51
5.4 Kennisintensieve bedrijventerreinen 53

6. Monitoring, evaluatie en rapportage 54


6.1 Monitoring 56
6.2 Rapportage 56
6.3 Evaluatie 56

Bijlagen 58
Bijlage 1A: Lijst Topprojecten per provincie 60
Bijlage 1B: Lijst Topprojecten naar gemeente 62
Bijlage 2: Overzicht EZ-acties 64
Bijlage 3: Meerjarenbegroting bedrijventerreinen 2004 - 2008 (verplichtingen) 65
Bijlage 4: Zorgvuldig ruimtegebruik, implementatie MDW-rapport 66
Bijlage 5: Afkortingenlijst 68
Bijlage 6: Definities 69
Bijlage 7: Trefwoordenregister 70

Colofon 72
Samenvatting

Samenvatting
Nu onze economie in zwaar weer verkeert wil het kabinet grote
inspanningen verrichten om de economie weer op de rails te krijgen.
Het scheppen van voldoende ruimte voor werken is daarbij een
4 wezenlijk element. Ons land heeft bedrijventerreinen nodig voor een
duurzame economische groei. In dit Actieplan Bedrijventerreinen
geeft het kabinet voor de jaren 2004 tot en met 2008 aan welke acties
zij neemt om dit te stimuleren.

Het scheppen van ruimte om te ondernemen betreft niet alleen het


herstructureren van verouderde terreinen maar ook het aanleggen van
nieuwe terreinen. De nationale opgave voor herstructurering is ruim
21.000 hectare, ruim 20% van het huidige areaal. De problematiek
op deze terreinen is dusdanig dat regulier onderhoud niet meer
voldoende is. Een zeer groot deel van de nationale behoefte voor
nieuwe ruimte kan alleen worden ingevuld met het aanleggen van
nieuwe terreinen. De ervaring leert namelijk dat herstructurering maar
zeer beperkt extra terreinwinst oplevert. Tot en met het jaar 2020 is
daarom nog ruim 23.000 hectare nieuwe bedrijventerreinen nodig.
Het (her)ontwikkelen van bedrijventerreinen blijft een uiterst complex
proces, ondanks alle inspanningen van alle partijen. Een proces
waarbij men in de praktijk nog steeds tal van knelpunten tegenkomt.
Hierdoor duurt het realiseren van een project vaak meer dan acht
jaar. Tijdig starten met de voorbereiding van nieuwe werklocaties is
daarom van groot belang. Het streven is verder de doorlooptijd van te
(her)ontwikkelen bedrijventerreinen met 20% te verkorten in het jaar
2020. In hoofdstuk 3 worden deze doelstellingen nader toegelicht.
De kwaliteit op een bedrijventerreinen is maatwerk. Het Rijk zal
daarom geen algemene nationale eisen stellen aan de kwaliteit
van bedrijventerreinen. Een uitzondering vormt het beheer van een
bedrijventerrein. Om snelle veroudering te voorkomen dient bij
elk nieuw en geherstructureerd bedrijventerrein parkmanagement
adequaat te zijn geregeld.

Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) is voor bedrijventerreinen


het coördinerende departement binnen het Rijk. De Staatssecretaris
van EZ zal het generieke beleid voor bedrijventerreinen voortzetten
om zo voor algemene knelpunten oplossingen te vinden. Het gaat
hierbij onder andere om thema’s als de Vogel- en Habitatrichtlijn
parkmanagement, criminaliteit, bereikbaarheid, zonering en
kennisverspreiding. In hoofdstuk 4 is dit generieke beleid nader
uitgewerkt.
Verder slaat de Staatssecretaris van EZ een nieuwe weg in, en wel die
van het expliciet kiezen en het concentreren van de menskracht en
middelen op die terreinen die een maximale meerwaarde hebben voor
de economie.
Het specifieke beleid voor de zogeheten Topprojecten houdt in dat EZ
partner wil zijn bij het concreet realiseren van deze bedrijventerreinen.
Het gaat dan om terreinen waarmee we belangrijke kansen kunnen
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
verzilveren voor de economie, de Topprojecten. Met deze projecten
en beschikbare middelen is naar verwachting 3.500 hectare te
herstructureren en 7.000 hectare nieuw aan te leggen.
Het (her)ontwikkelen van bedrijventerreinen ligt primair op het bord 5
van de medeoverheden. EZ zal met de trekkers van de Topprojecten
contact opnemen om na te gaan welke toegevoegde waarde zij kan
hebben om die projecten (sneller) te realiseren. De bijdrage van EZ
zal, afhankelijk van de knelpunten en de fase waarin de projecten
verkeren, van omvang en intensiteit verschillen.
Voor het doen van investeringen in Topprojecten herstructurering
zijn er twee EZ-instrumenten: beleidsonderdeel Economie in het
Grotestedenbeleid (GSB) en een aanvullend EZ-instrument (opvolger
huidige regeling TIPP). Ondanks de forse bezuinigingen heeft de
Staatssecretaris van EZ er voor gekozen het volledige budget voor
bedrijventerreinen te handhaven. Dit onderstreept nog eens het
belang dat EZ hecht aan het herstructureren van bedrijventerreinen.
EZ zal in de onderhandelingen met de GSB-steden over hun nieuwe
economische programma voor de periode 2005 tot 2010 afspraken
maken over verschillende thema’s, waaronder bedrijventerreinen.
Inzet vanuit EZ zijn daarbij de Topprojecten. Het totale budget voor het
beleidsonderdeel Economie in de nieuwe convenantperiode bedraagt
ongeveer €160 miljoen. Een deel hiervan zullen de steden naar
verwachting besteden aan de herstructurering van bedrijventerreinen.
Naast het GSB zal EZ een eigen financieel instrument inzetten. Dit
instrument kan aanvullend op GSB-projecten worden ingezet maar
richt zich ook op Topprojecten herstructurering buiten de GSB-steden.
Voor deze regeling heeft de Staatssecretaris van EZ een bedrag van
ongeveer € 100 miljoen gereserveerd. Met het oog op een goede
afstemming van de geldstromen van het Rijk zal EZ dit aanvullende
instrument beleidsmatig en procedureel daar waar mogelijk koppelen
aan het GSB. Hoofdstuk 5 gaat nader op de Topprojecten in.
In bijlage 2 worden de in dit actieplan genoemde EZ-acties nog eens
op een rij gezet.
1
Waarom een
Actieplan
Bedrijventerreinen?
1
Waarom een Actieplan Bedrijventerreien?

Waarom een Actieplan Bedrijventerreinen?


1.1 Ruimte om te ondernemen

Voldoende ruimte en een gevarieerd kwalitatief aanbod aan


8 bedrijventerreinen is een noodzakelijke voorwaarde om onze
economie, die nu in zwaar weer verkeert, te versterken. Dit is hard
nodig om Nederland weer op de internationale ranglijsten met meest
aantrekkelijke vestigingsplaatsen te doen stijgen, werkgelegenheid te
behouden en een duurzame economische groei mogelijk te maken.
Het kabinet heeft in het Hoofdlijnenakkoord dan ook aangegeven
dat zij het nu nodig vindt de economie er weer snel bovenop te
helpen. Sleutelwoorden hiervoor zijn: doelgerichte ontwikkeling,
daadkrachtige uitvoering en minder regels. Voor bedrijventerreinen
betekent dit een stevige impuls om verouderde bedrijventerreinen
weer te laten voldoen aan de hedendaagse economische eisen.
Tegelijkertijd gaat het om versneld voldoende nieuwe en gevarieerde
ruimte voor werken te reserveren en te realiseren.
Met name de stuwende bedrijvigheid1 is in Nederland gehuisvest op
bedrijventerreinen. Het gaat hierbij om ongeveer 35% van de totale
werkgelegenheid en circa 2% van de oppervlakte van Nederland. Het
is essentieel dat juist die bedrijven de ruimte krijgen om zich blijvend
te kunnen ontwikkelen.

1.2 Ruim 20% oppervlakte bedrijventerreinen


verouderd

Ruim 21.000 hectare bruto van de bestaande bedrijventerreinen is


verouderd. Veel van deze terreinen liggen in Noord-Brabant en Zuid-
Holland. De problematiek op deze terreinen is dusdanig dat regulier
onderhoud niet meer voldoende is. Om het proces van veroudering
een halt toe te roepen zal men de terreinen moeten herstructureren.
Dit actieplan verstaat onder herstructurering alle eenmalige ingrepen
in een bedrijventerrein die tot doel hebben de veroudering van het
terrein als geheel te bestrijden en die niet onder regulier onderhoud
vallen.
Uit onderzoek van het Centraal Planbureau blijkt dat veroudering
van bedrijventerreinen maatschappelijk ongewenste effecten met
zich meebrengt2. Dit betreft zaken als sociale onveiligheid, hinder en
verkeersdruk. Maar ook doordat bedrijven op verouderde terreinen
vaak inefficiënt van de ruimte gebruik maken. Dit leidt weer tot hogere
kosten voor gevestigde bedrijven door bijvoorbeeld een onhandige
verkaveling. Samen met een rommelig uiterlijk leidt dit tot verlies
aan klandizie en daarmee omzet. Gevolg is een neerwaartse spiraal
waarbij, vaak de meest draagkrachtige, ondernemers op zoek gaan
naar nieuwe ruimte. Op den duur zal dit uitmonden in leegloop en
1 Dit zijn bedrijven die hun keuze voor een verloedering van het terrein. Een analyse van een aantal
vestigingsplaats niet hoofdzakelijk van het lokaal en
regionaal bevolkingsdraagvlak af laten hangen.
2 CPB (2001), Veroudering van bedrijventerreinen. Een
structuur voor herstructurering, Den Haag.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
herstructureringsprojecten bevestigt de spin-off effecten en
stimulerende werking op de omgeving en omringende bedrijvigheid3.
Met alleen herstructurering kunnen we echter niet voldoen aan de
structurele vraag naar bedrijventerreinen. Sterker nog: alleen als 9
we ook nieuwe terreinen aanleggen kunnen we aan de toekomstige
vraag voldoen. Bovendien zijn nieuwe terreinen nodig om de
herstructurering van terreinen te kunnen realiseren (de zogeheten
schuifruimte).

1.3 Nieuwe ruimte blijft nodig

Het belang van nieuw te ontwikkelen ruimte wordt nogmaals


onderstreept door onderzoek van MKB-Nederland4: “Eén op de vijf
ondernemers ervaart onvoldoende ruimte voor bedrijfsvestigingen,
dan wel uitbreidingsmogelijkheden in de eigen bedrijfsomgeving als
een probleem”.
Tot en met het jaar 2020 is nog ruim 23.000 hectare bruto
nieuwe bedrijventerreinen nodig. Het is belangrijk om over de
conjunctuurgolven heen te kijken: nu achterover leunen, betekent
onherroepelijk een tekort bij een aantrekkende conjunctuur.

1.4 Bedrijventerreinen zaak van lange adem

Het (her)ontwikkelen van bedrijventerreinen is een uiterst complex


proces. Ondanks alle inspanningen van alle partijen en vorderingen
die de laatste jaren zijn gemaakt om het proces te versnellen. In de
praktijk blijft men nog steeds tal van knelpunten tegenkomen.
Dat ingewikkelde proces rond bedrijventerreinen betekent dat vaak
meer dan acht jaar zit tussen start en realisatie van een project. Tijdig
starten met de voorbereiding van nieuwe werklocaties is dus van
groot belang. Een vuistregel hiervoor is dat twee maal de gemiddelde
jaarlijkse vraag direct voor uitgifte beschikbaar moet zijn. Zes maal
de gemiddelde jaarlijkse behoefte moet in bestemmingsplannen
beschikbaar zijn om het direct uitgeefbare aanbod snel te kunnen
aanvullen. Om deze gewenste voorraad te kunnen garanderen moet
er zoveel zachte plancapaciteit aanwezig zijn, dat zeer ruim in de
behoefte tot aan het eind van de gehanteerde planperiode kan worden
voorzien. Veel van deze zachte plannen halen de eindstreep namelijk
niet5.

3 RIGO (2001), Herstructurering van


bedrijventerreinen in beeld, evaluatie van
5 projecten, Amsterdam
4 NIPO-enquête in opdracht van MKB-Nederland
onder 4.000 ondernemers, maart 2003.
5 Zie onder andere het artikel in PropertyNLforecast
(januari 2002), Krapte op Nederlandse
bedrijventerreinen dreigt op korte termijn.
1
Waarom een Actieplan Bedrijventerreien?

Figuur 1.1 Bruto voorraad bedrijventerreinen (inclusief zeehaven-


terreinen) in de periode 1994 tot en met 2003
�����
10

�����

����

����

����
���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����

������ ��������

�������� �����������

���� �������� �����������

Bron: IBIS

De totale voorraad aan ruimte voor bedrijventerreinen vertoont sinds


1996 een dalende trend (figuur 1.1). De totale voorraad is tussen 1996
en 2003 met ongeveer 15 procent gedaald tot 11.000 hectare. Verder
is het aandeel van het direct beschikbare aanbod gedaald. Dit zijn
zorgelijke ontwikkelingen, ook al vertoont de uitgifte de laatste jaren
eveneens een dalende tendens.

Vergelijking met buitenland Figuur 1.2 Bruto voorraad uitgeefbare bedrijventerreinen (exclusief zee-
In vergelijking met het buitenland heeft Nederland haventerreinen) per provincie per 1 januari 2003
een relatieve grote schaarste aan ruimte. Meer dan ����
in andere landen om ons heen heeft Nederland
ook een hoog tekort aan bedrijventerreinen. Dit
���
gecombineerd met een ingewikkelde planningspraktijk,
lange procedures en uitvoerige overlegcultuur maakt
Nederland niet tot de internationale koploper op het ���

gebied van bedrijventerreinen. Een uitzondering hierop


vormen duurzaamheid en zorgvuldig ruimtegebruik. Op ���
deze thema’s loopt Nederland met zijn ideeën voorop.


Benchmark bedrijventerreinen

��



��
��� �


��

��

��
��

��
��

���

���
���
���

��

��

�� �
��
���

���

��
�� � � �

���
��

��
���
��

��

��
��

��
��

��
��

��

��

��

��
��

��

��
��
��

��

��

Beschikbaarheid Kwaliteit
��

1. Duitsland 1. Duitsland ���� �������� �����������


�������� �����������
2. Frankrijk 2. Frankrijk
�� ���������� ���������� ��������
3. Nederland 3. België �� ���������� ���������� ��������
4. Engeland 4. Nederland
5. België 5. Engeland Bron: IBIS

Bron: NEI, (2001), Internationale benchmark regionaal


investeringsklimaat
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Figuur 1.2 laat zien dat de uitgeefbare voorraad in een aantal
provincies krap is. Een voldoende en gevarieerd aanbod van
bedrijventerreinen, ook op de langere termijn, is een noodzakelijke
voorwaarde om een duurzame economische groei mogelijk te maken. 11

1.5 Toezegging aan Tweede Kamer

Het Actieplan Bedrijventerreinen is een uitwerkingsnotitie van de


nota Ruimte. Hiermee wordt bovendien invulling gegeven aan
toezeggingen van de Staatssecretaris van Economische Zaken (EZ)
aan de Tweede Kamer om met een actieplan voor bedrijventerreinen
te komen.
Voor de betrokkenen bij het (her)ontwikkelen van een bedrijventerrein
geeft dit actieplan weer wat zij van het Rijk, en in het bijzonder EZ,
kunnen verwachten. Ook is aangegeven wat het Rijk van haar kant van
deze partijen verwacht.

1.6 Inzet Rijk noodzakelijk

Wanneer herstructurering bij verouderde terreinen achterwege


blijft zal het functioneren van deze terreinen ernstig worden
belemmerd door bijvoorbeeld leegstand, bodemvervuiling en
congestieproblemen. Het (her)ontwikkelen van bedrijventerreinen
komt daarnaast te traag van de grond. Omdat herstructurering
doorgaans complex is en veel geld kost zullen private partijen dit niet
vanzelf oppakken.
Voor een duurzame economische groei heeft ons land tijdig voldoende
geherstructureerde en nieuwe terreinen van de juiste kwaliteit nodig.
Om de gewenste versnelling te kunnen realiseren is ook een actieve
inzet van het Rijk nodig. Redenen hiervoor zijn:
• de regionaal overschrijdende economische en maatschappelijke
baten;
• de versnelling van het (her)ontwikkelen van bedrijventerreinen en
daarmee de versterking ondernemingsklimaat en economische
vitaliteit steden;
• de regionale concentratie van de herstructureringsopgave en de
behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen;
• de schaalvoordelen door het efficiënter en effectiever organiseren
van generiek beleid, bijvoorbeeld door kennisontwikkeling, op
rijksniveau.

1.7 Nieuwe inzet van EZ

EZ is voor bedrijventerreinen het coördinerende departement binnen


het Rijk. Gemeenten, provincies en het locale bedrijfsleven zijn echter
de partijen die de bedrijventerreinen in de praktijk moeten realiseren.
1
Waarom een Actieplan Bedrijventerreien?

Kenmerkend voor het opereren van het Rijk, en dus ook EZ, bij het
Gebiedsgerichte Economische Perspectieven
tot op heden gevoerde bedrijventerreinenbeleid was dat zij geen
Gebiedsgerichte Economische Perspectieven (GEP)
specifieke keuzes over de locatie en kwaliteit van bedrijventerreinen
is een beleidsnotitie die ingaat op het afwegingskader
12 maakte. Het beleid was generiek en ondersteunend van aard en de
dat EZ gebruikt voor gebiedsgerichte economische
vraagstukken en de conclusies die zij daaruit trekt. De gelden uit de specifieke subsidieregelingen voor bedrijventerreinen
Staatssecretaris van EZ zal deze brief medio 2004 aan werden dan ook generiek ingezet. Bovendien valt op dat EZ de
de Tweede Kamer sturen. afgelopen jaren op afstand bij de uitvoering van projecten betrokken
was. Dit beleid past bij de situatie van toen.
De economische analyse en uitgangspunten uit GEP Inmiddels is het thema bedrijventerreinen goed op de agenda van de
zijn op hoofdlijnen ingebracht en verankerd in de nota betrokken partijen gekomen en is er veel kennis ontwikkeld. Om deze
Ruimte en de daarmee samenhangende nota Mobiliteit positief ingezette ontwikkeling vast te houden, zal de Staatssecretaris
en Agenda Vitaal Platteland. Daarnaast vormt deze van EZ het generieke beleid voor bedrijventerreinen voortzetten. Extra
notitie het overkoepelende kader voor specifieke EZ- aandacht wordt besteed aan het zoeken van werkbare oplossingen
beleidslijnen zoals de Vernieuwde Toeristische Agenda,
voor de meer algemene knelpunten. De beperkte beschikbare
het Actieplan Bedrijventerreinen en de economische
middelen in de komende kabinetsperiode voor bedrijventerreinen
pijler van het Grote Steden Beleid. GEP heeft geen
dwingen echter tot een scherpe keuze voor de aanpak van de meest
eigen uitvoeringsagenda. Wel biedt het hoofdstuk
Landsdelige Perspectieven een overzicht van relevante prangende knelpunten. Het gaat hierbij onder andere om thema’s
gebiedsgerichte acties van EZ. als de Vogel- en Habitatrichtlijn, parkmanagement, criminaliteit,
bereikbaarheid, zonering en kennisverspreiding. In hoofdstuk 4 is het
De uitgangspunten van GEP zijn: generieke beleid nader uitgewerkt.
• Nationale economische groei vergt het benutten van EZ wordt nu meer dan in het verleden afgerekend op concrete
regionale groeipotenties. resultaten. Om deze resultaten te kunnen boeken zijn veel middelen
• Het benutten van regionale groeipotenties vergt inzet nodig. Dit betekent dat dit departement haar rol bij bedrijventerreinen
op economische kansen. specifieker moet invullen. Alleen dan kan zij een groter rendement
• Het Rijk moet selectief inzetten op deze kansen op haar inspanningen halen. Daarbij slaat het ministerie een nieuwe
vanuit een nationaal perspectief, namelijk daar waar
weg in, en wel die van het expliciet kiezen en het concentreren van
het nationaal economisch rendement het grootst is.
de menskracht en middelen op die terreinen die een maximale
• Het Rijk doet met deze notitie een voorzet voor de
keuze van deze kansen.
meerwaarde hebben voor de economie. EZ heeft hierbij onder
• Bij overeenstemming pakken het Rijk en de regio andere gebruik gemaakt van de beleidsverkenning Gebiedsgerichte
deze kansen samen op. Economische Perspectieven.
Het specifieke beleid voor de zogeheten Topprojecten houdt in
GEP schets op basis van een sterkte-zwakte analyse dat EZ partner wil zijn bij het concreet realiseren van bepaalde
van de regio perspectieven voor toekomstige bedrijventerreinen. Net zoals een gemeente een specifieke rol heeft
ontwikkeling. De uitwerking daarvan is primair een bij het waarborgen van de lokale economie, heeft EZ een specifieke
zaak van lokale en provinciale overheden en het rol voor de nationale economie. Bij bedrijventerreinen gaat het om
bedrijfsleven. Dat is een logisch uitvloeisel van het complex te realiseren grootschalige terreinen met een bovenregionale
motto ‘decentraal wat decentraal kan, centraal wat
functie. Terreinen waarmee we belangrijke kansen kunnen verzilveren
centraal moet’. De rol van het rijk bestaat allereerst
voor de nationale economie, de zogenaamde Topprojecten.
uit het aanpassen van het nationale ruimtelijke beleid
Dit specifieke beleid richt zich op bijna 50 projecten. Dit is maar een
en het bereikbaarheidsbeleid, zodat knelpunten op
die terreinen voor economische groei zoveel mogelijk
klein deel van de 3.600 bedrijventerreinen die er in Nederland zijn.
worden weggenomen. Het Rijk stelt zich daarnaast op Hoofdstuk 5 gaat nader op de Topprojecten in.
als partner en facilitator voor projecten van nationaal
belang. Het formuleren van de precieze rol die het rijk Wat is nieuw in het Actieplan Bedrijventerreinen?
daarbij kan spelen is een kwestie van maatwerk. Dit • Het is een actieplan over herstructurering én nieuwe terreinen.
kan uiteen lopen van het wegnemen van knellende • EZ zal via partnership bijdragen aan de realisatie van concrete
regelgeving, het inbrengen van economische expertise, projecten.
het voeren van de procesregie tot het geven van • EZ maakt daarom expliciete keuzes.
financiële steun. • EZ beperkt investeringssubsidies tot herstructurering.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
13
2
Resultaten
huidige beleid
2
Resultaten huidge beleid

Resultaten huidige beleid


De afgelopen jaren zijn er flinke vorderingen gemaakt op het gebied
van bedrijventerreinen. Toch zijn de knelpunten nog niet weg. De
praktijk ervaart nog steeds knelpunten bij organisatie, financiering,
16 wet- en regelgeving en kennis.
Publiek-private samenwerking bij De lange doorlooptijd van meer dan acht jaar voor het
gebiedsontwikkeling (her)ontwikkelen van een bedrijventerrein is niet alleen te
wijten aan deze knelpunten. Doorslaggevend zijn vaak de
Een betere samenwerking tussen overheden
belangentegenstellingen die met de realisering van bedrijventerreinen
onderling en met private partijen kan de dynamiek van
gebiedsgerichte projecten verbeteren. Een overgang
zijn gemoeid. In de Nederlandse cultuur van het bereiken
naar een rijksoverheid die actief met regiopartijen van consensus tussen partijen vergt het overbruggen van die
meedenkt is noodzakelijk om een positieve impuls te tegenstellingen veel tijd en energie. Dat speelt met name bij terreinen
geven aan gebiedsontwikkeling. met bedrijven uit de hogere milieucategorieën of terreinen die
moeilijk landschappelijk en stedelijk zijn in te passen. Meer recente
De minister van Financiën heeft hiervoor aan de Tweede hete hangijzers zijn daarbij de externe veiligheid (bijvoorbeeld opslag
Kamer de volgende aanbevelingen gedaan: gevaarlijke gassen) en criminaliteit.
• Aanwijzen van een coördinerend minister per project.
• Een overlegstructuur op hoog niveau en tussen
ministeries waarin zo nodig knopen worden
2.1 Knelpunten
doorgehakt over de vaststelling van het gezamenlijke
rijksdoel bij een project en het eventuele bijstellen
2.1.1 Organisatie
van prioriteiten van projecten.
• Soepeler procedures voor de inzet van
Een knelpunt is een gebrekkige organisatie en procesmatige aanpak.
investeringsbudgetten en subsidieregelingen om Dit uit zich doorgaans in:
maatwerk voor projecten mogelijk te maken. • de afwezigheid van een gebiedsgerichte (strategische) visie;
• Een actiever grondbeheer, waarbij onder meer de • een onvoldoende regionale afstemming en samenwerking;
waardevermeerdering van rijksgrond (vaker) als • de lage organisatiegraad onder bedrijven;
financieringsbron in projecten kan worden gebruikt. • het probleem van de free-riders bij parkmanagement;
• Regierol moet in beginsel liggen bij de meest • een gebrekkig overleg tussen gemeente en bedrijfsleven;
betrokken (decentrale) overheid. Het Rijk zal • een sterk versnipperd beheer.
pro-actief meedenken met initiatiefnemers over
planvorming.
2.1.2 Financiering
• Er kan aanleiding zijn voor een verdergaande
Met name de financiering van herstructurering is een groot probleem.
actievere rol van het Rijk als regisseur of
Knelpunten daarbij zijn onder andere:
risicodragende participant in het project. Het Rijk
moet hiervoor een afwegingskader uitwerken. • de hoge kosten van bodemsanering, ontsluiting en
• Bundeling van kennis en ervaring. bedrijfsverplaatsing;
• de niet altijd optimale benutting van alternatieve kostendragers;
Dit kader is een verkorte weergave van de brief van • het gebrek aan verevening tussen nieuwe en te herstructureren
de minister van Financiën aan de Tweede Kamer van terreinen6;
10 juli 2003 (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2002-2003, • dat de uitgifte nieuwe terreinen veelal een hogere prioriteit bij
Kamerstuk 28753, nr. 3) over het Actieplan publiek- gemeentebestuurders heeft dan het structureel onderhoud en
private samenwerking bij gebiedsontwikkeling. beheren van bestaande terreinen;
• de medefinanciering door private partijen;
• de structurele financiering van parkmanagement.

2.1.3 Wet- en regelgeving


Veel projecten ondervinden vertraging door de stapeling van, soms
strijdige, regels en (kwaliteits)eisen met als gevolg lange procedures,
oplopende kosten en onzekerheid voor gemeenten en private
6 Het inzetten van batig saldo uit de exploitatie
van nieuwe terreinen voor een te herstructureren investeerders.
terrein.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Te denken valt aan de stapeling van sectorale afwegingen (zoals de
water-, mobiliteits-, habitat- en archeologische toets). Dit maakt de
ruimtelijke planning voor gemeenten zeer ingewikkeld waardoor
de kans op procedurefouten en overschrijding van proceduretijden 17
toenemen. Een integrale afweging en goede coördinatie ontbreken.
Daarnaast gaat het ook om de praktische toepassing van wet- en
regelgeving. Vaak biedt een wet best de nodige flexibiliteit om
maatwerk te kunnen leveren, maar benutten gemeenten die ruimte
onvoldoende.

2.1.4 Kennis
Het is niet altijd het gebrek aan kennis, maar met name de slechte
ontsluiting van kennis die menig project fnuikt. Vele malen wordt het
wiel opnieuw uitgevonden. Een goed vehikel om de nieuw opgedane
ervaringen onder een breed publiek uit te dragen bestaat nog
onvoldoende.

2.2 Lopende en afgeronde acties

De afgelopen jaren heeft EZ, vaak in samenwerking met andere


partijen, al veel ondernomen om algemene knelpunten bij
bedrijventerreinen weg te nemen.
Criminaliteit kost bedrijfsleven
Op dit moment is er bij veel gemeenten, provincies en op rijksniveau
€ 1,9 miljard per jaar
een duidelijk beleid voor bedrijventerreinen. Herstructurering van
verouderde terreinen staat hoog op de agenda. Uit een eerste verkenning van EZ blijkt dat de helft van
de bedrijven elk jaar het slachtoffer is van criminaliteit.
Dit is twee maal zo vaak als bij burgers. Het gaat
2.2.1 Organisatie
met name om inbraak en diefstal. Het bedrijfsleven
Om veroudering op termijn te voorkomen is een goed beheer
ervaart geweld en agressie als het grootste probleem.
nodig. De handreiking Kwaliteit wint terrein7 beschrijft een achttal Criminaliteit kost het bedrijfsleven naar schatting
stappen om tot goed parkmanagement te komen. Per stap schetst minimaal € 1,9 miljard per jaar.
de handreiking welke activiteiten moeten worden ondernomen, wie Belangrijkste knelpunten zijn een slechte samenwerking
daarbij betrokken zijn en wat het beoogde resultaat is. De stappen tussen bedrijven en overheden, het ontbreken van
zijn gekoppeld aan de verschillende fasen van besluitvorming rond of contra productieve lokale aanpak, het ontbreken
de (her)ontwikkeling van een bedrijventerrein. Dan zijn er immers de van opsporing en vervolging door politie en justitie.
beste kansen. Oplossingen zijn o.a. collectieve beveiliging,
De interdepartementale taskforce Gebiedsontwikkeling en Publiek- gezamenlijke afspraken met gemeente en politie over
Private Samenwerking heeft aanbevelingen gedaan voor het de aanpak (repressie en preventie) en het Keurmerk
Veilig Ondernemen. Van belang hierbij is dat partijen
verbeteren van de samenwerking tussen overheden onderling
heldere afspraken maken over verantwoordelijkheden
en met private partijen. In het voorjaar van 2004 zal het Rijk deze
en over de bereidheid hier samen aan te werken.
aanbevelingen (zie ook kader op pagina 16) uitwerken en in een aantal Ook op bedrijventerreinen zijn preventieve maatregelen
geselecteerde pilotprojecten beproeven. te nemen. Via een veiligheidsanalyse zijn deze in beeld
Op een aantal bedrijventerreinen is de sociale veiligheid een groot te brengen.
knelpunt. EZ heeft begin 2003 de knelpunten rond criminaliteit
geïnventariseerd en mogelijke oplossingsrichtingen in beeld gebracht.
De oplossingen liggen voor een groot deel op het gebied van
organisatie. 7 De handreiking Parkmanagement, kwaliteit
wint terrein is aan te vragen via www.ez.nl
onder ‘publicaties’ of door te bellen naar
Publieksvoorlichting van EZ 0800-646 3951.
2
Resultaten huidge beleid

Bedrijventerreinen kerntaak voor Regionale


2.2.2 Financiering
Ontwikkelings Maatschappijen
Vooral bij herstructurering is het rond krijgen van de financiering
De Regionale Ontwikkelings Maatschappijen hebben er lastig. EZ heeft de afgelopen jaren deels met procesgeld
18
in het jaar 2000 een vierde kerntaak bij gekregen voor
(stimuleringsprogramma Duurzame Bedrijventerreinen), en deels met
bedrijventerreinen. EZ is, samen met de betreffende
investeringsgeld (Stimuleringsregeling Ruimte voor Economische
provincie, aandeelhouder van de ontwikkelings-
maatschappijen: LIOF, BOM, NOM en Oost NV. Deze
Activiteit, Tender Investeringsprogramma’s Provincies, Kompas voor
maatschappijen hebben sinds twee jaar de mogelijkheid het Noorden; Grotestedenbeleid, cofinanciering EU-structuurfondsen)
om maximaal 20% van hun participatiekapitaal in een bijdrage geleverd aan het oplossen van een aantal financiële
bedrijventerreinen te investeren. knelpunten. De regelingen TIPP en DBT eindigden eind 2003. EZ heeft
In Limburg is het LIOF al vijf jaar actief op het gebied deze regelingen en de regeling StiREA, de voorganger van de TIPP,
van bedrijventerreinen. Bij deze organisatie is de geëvalueerd.
vierde kerntaak dan ook het meest ontwikkeld. De
BOM is momenteel samen met de provincie Noord- 2.2.3 Wet- en regelgeving
Brabant de oprichting van een herstructurerings- Op het gebied van regelgeving is een wetsontwerp voor de
maatschappij voor verouderde bedrijventerreinen aan
fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
het onderzoeken. Het streven is deze maatschappij in
in behandeling bij de Tweede Kamer. Daarin verankert het Rijk
het jaar 2004 op te starten. Ook bij de Oost NV is men
projectenprocedures op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau met
ondertussen voorzichtig begonnen op het gebied van
bedrijventerreinen.
als doel snellere en efficiëntere planningsprocedures.
Verder is medio 2003 een Interdepartementaal Beleidsonderzoek
naar de Vogel- en Habitatrichtlijn afgerond. In dit onderzoek zijn
knelpunten geïnventariseerd en mogelijke oplossingen aangedragen.
Fundamentele herziening Wet op de De knelpunten van de toepassing van de richtlijnen betreffen onder
Ruimtelijke Ordening andere de uitvoering.
Belangrijke nieuwe zaken in het wetsvoorstel voor
een nieuwe Wet ruimtelijke ordening, die voor de 2.2.4 Kennis
ontwikkeling van bedrijventerreinen van belang kunnen Specifieke kennis ten aanzien van parkmanagement (handreiking en
zijn: voorbeeldovereenkomsten) en planning (globaal bestemmen) is door
• een versnelde procedure bestemmingsplan, naast EZ voor derden ontsloten via publicaties8. Daarnaast heeft EZ kennis
een gemeentelijke projectprocedure; ontwikkeld op het gebied van zorgvuldig ruimtegebruik. Ook is door
• de mogelijkheid tot wijziging van een bestemmings- het programma Duurzame Bedrijventerreinen, dat Novem voor EZ
plan op aanvraag;
uitvoert, belangrijke kennis toegankelijk gemaakt.
• de provinciale projectenprocedure voor projecten
Op het gebied van kennis heeft het interdepartementale project
van provinciaal belang, in navolging van de
Architectuur en bedrijventerreinen een belangrijke start gemaakt
Rijksprojectenprocedure (Staatsblad 2003/519);
• de gemeentelijke coördinatieprocedure voor parallelle met het vergroten van het besef van het belang van architectuur op
behandeling van vergunningen, desgewenst in bedrijventerreinen. Daarbij gaat het niet alleen om de architectuur van
combinatie met projectbesluit of wijziging van het de gebouwen zelf maar ook om de inpassing van de terreinen in hun
bestemmingsplan; omgeving9.
• de vernieuwing van de planschaderegeling.

8 Zie ook www.bedrijventerreinen.EZ.nl


9 Zie ook www.werklandschappen.info
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
19
3
Nationale en
EZ-doelstellingen
3
Nationale en EZ-doelstellingen

Nationale en EZ-doelstellingen
3.1 Nationale doelstellingen

3.1.1 Herstructurering bedrijventerreinen


22 Ruim 20% van het areaal aan bedrijventerreinen is verouderd. In
figuur 3.1 is de oppervlakte herstructurering nationaal en per provincie
weergegeven. In het jaar 2003 is voor de tweede keer in de zogeheten
IBIS-enquête een vraag over herstucturering gesteld. De respons
van gemeenten lag op bijna 80%. De ervaring leert dat deze cijfers
robuuster worden als de vraag langer in deze enquête meeloopt.
De gemiddelde doorlooptijd van plan tot en met realisatie van een
project herstructurering is 10 jaar. Het streven is dit uiterlijk in het jaar
2020 met 20% te verkorten.

Nationale doelstelling herstructurering bedrijventerreinen:


• gemiddelde doorlooptijd van 10 jaar met 20% te verkorten.

Figuur 3.1 Nationale opgave herstructurering bedrijventerreinen in


bruto hectare per provincie in het jaar 2003

������������� ����� �� ������� ����� ��


������������ ����� �� ��������� ����� ��
������������� ����� �� ������� ����� ��
���������� ����� �� ������� ��� ��
������� ����� �� ��������� ��� ��
���������� ����� �� ��������� ��� ��

��������� ������ ��

Bron: ETIN Adviseurs, IBIS-enquête, 2003; ETIN Adviseurs, Herstructureringsopgave in


de G-30 gemeenten, 2003 (gecorrigeerde cijfers; categorie B, C en D; de ETIN-studie heeft
geleerd dat herstructurering in de praktijk betrekking heeft op gemiddeld 75% van de
totale oppervlakte).
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Figuur 3.2 Doelstelling nieuwe bedrijventerreinen in bruto hectare per
provincie voor de periode 1998 tot en met 2020

23

������������� ����� �� ��������� ����� ��


������������ ����� �� ��������� ����� ��
������������� ����� �� ��������� ����� ��
���������� ����� �� ������� ����� ��
���������� ����� �� ������� ����� ��
������� ����� �� ������� ����� ��
��������� ������ ��

Bron: CPB (1999), Bedrijfslocatiemonitor (BLM)


- Opgave inclusief zeehaventerreinen.
- Voor berekening van de bruto ruimtebehoefte zijn de oorspronkelijke BLM-cijfers netto
behoefte opgehoogd met 30% i.v.m. ruimte voor interne infrastructuur, groen- en
leidingzones, inwaartse milieucontouren, etc.
- De hectares zijn gebaseerd op de verwachte ruimtevraag in hoge ruimtedrukscenario
Global Competition.
- Cijfers zijn beleidsneutraal, dat wil zeggen dat ze geen ophoging bevatten voor
schuifruimte, ijzeren voorraad, onttrekkingen etc.
- Deze opgave betreft zogenaamde formele werklocaties, opgave informele werklocaties
(in de Vijfde Nota deel 3 geraamd op ongeveer 13.000 hectare tot het jaar 2030) zijn
niet meegenomen.
- Deze opgave is exclusief de ruimte voor kantoorlocaties tot het jaar 2030. Uitgaande
van de BLM, vertaald naar hectare, en rekening houdend met een Floor Space Index
van 3, komt deze opgave voor kantoorlocaties neer op ongeveer 500 hectare landelijk.

3.1.2 Nieuwe bedrijventerreinen

De nationale en provinciale doelstelling voor nieuwe terreinen voor


de periode tussen de jaren 1998 tot en met 2020 zijn in figuur 3.2
weergegeven. Ondertussen is een gedeelte van deze ruimtebehoefte
gerealiseerd. In de jaren 1998 tot en met 2003 is bijna 9.000 bruto
hectare aan nieuwe terreinen uitgegeven10. Dit betekent dat vanaf
2004 nog ruim 23.000 hectare bruto nieuwe bedrijventerreinen nodig
is. Eind 2004 zal de Staatssecretaris van EZ zonodig de doelstelling 10 ETIN, IBIS-enquête 2003, inclusief
zeehaventerreinen.
3
Nationale en EZ-doelstellingen

voor nieuwe bedrijventerreinen aan de hand van de nieuwe


economische scenario’s en berekeningen van het CPB actualiseren
(actie 1).
24 Een zeer groot deel van de nationale behoefte voor nieuwe ruimte kan
alleen worden ingevuld met het aanleggen van nieuwe terreinen. De
ervaring leert namelijk dat herstructurering maar zeer beperkt extra
terreinwinst oplevert. Ruimtewinst is ook niet primair het doel van
herstructurering. Dit is vooral nodig om kwaliteitsverval te voorkomen
en een flinke bijdrage aan een vitale stadseconomie te leveren.
Wel voorkomt herstructurering gedeeltelijk de vraag naar nieuwe
terreinen.
De gemiddelde doorlooptijd van plan tot en met een uit te geven
nieuw terrein is 8 jaar. Het streven is dit uiterlijk in het jaar 2020 met
20% te verkorten.

Nationale doelstelling nieuwe bedrijventerreinen:


• gemiddelde doorlooptijd van 8 jaar met 20% te verkorten.

3.1.3 Kwaliteit is maatwerk


Kwaliteit van bedrijventerreinen is maatwerk. Het heeft geen zin
om algemene landelijke kwaliteitsnormen vast te leggen. Een
logistiek bedrijventerrein stelt nu eenmaal andere eisen aan de
kwaliteit dan een terrein met veel productiebedrijven. Het Rijk zal
daarom geen algemene nationale eisen stellen aan de kwaliteit van
bedrijventerreinen. Het kabinet geeft hiermee bovendien invulling aan
het streven om met minder regels te komen.
Een uitzondering hierop vormt het beheer van een bedrijventerrein.
Om snelle veroudering te voorkomen dient bij elk nieuw en geherstruc-
tureerd bedrijventerrein parkmanagement adequaat te zijn geregeld.

3.2 EZ-doelstellingen

EZ wil als partner in Topprojecten een bijdrage leveren aan het


realiseren van een gedeelte van de nationale opgave. Op dat gedeelte
van het totaal is de Staatssecretaris van EZ aanspreekbaar. Naast
kwantitatieve doelstellingen streeft EZ naar de juiste kwaliteit van deze
bedrijventerreinen.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Figuur 3.3 Nationale en EZ-doelstellingen

����� �� 25

������ ��

������ ��

������ �� ����� ��

��������� ������������������
�� ��������������� ������������������
�� ������������ ��������������� ����
����� �� ����������� ������������������
�� ������������ ������ ������������������ ����

3.2.1 Herstructurering bedrijventerreinen


EZ heeft op basis van eigen inzichten en externe consultaties een lijst
met Topprojecten opgesteld (zie ook hoofdstuk 5 en bijlage 1). De
realisering van herstructureringsprojecten uit dat overzicht is voor een
groot deel afhankelijk van het beschikbare budget. Op grond van het
huidige beschikbare EZ-budget voor bedrijventerreinen ( 100 miljoen
tussen de jaren 2004-2008) en uitgaande van de gemiddelde bijdrage
van dit departement aan projecten zoals in het verleden, kan naar
schatting 3.500 hectare worden geherstructureerd.
Deze doelstelling is gebaseerd op de aanname dat naast de
€ 100 miljoen voor het eigen financiële instrument, ook circa
2/3 deel van het budget voor het beleidsonderdeel Economie binnen
het Grotestedenbeleid (GSB, totaal ongeveer € 160 miljoen voor
2005-2010) door de steden zal worden ingezet voor herstructu-
reringsprojecten. Deze aanname is gebaseerd op de ervaringen uit
de huidige convenantperiode binnen het GSB en is niet bedoeld als
voorschrift richting steden voor de besteding van de GSB-middelen.
Inzet van de GSB-middelen zal op voorstel van de steden en in overleg
tussen steden en EZ worden vastgelegd bij het sluiten van de GSB-
convenanten begin 2005. De EZ-doelstelling voor herstructurering zal
daarom begin 2005 aan de hand van de definitieve GSB-inzet zo nodig
worden geactualiseerd (actie 2). Voor de periode tussen de jaren 2008
3
Nationale en EZ-doelstellingen

en 2012 is verder verondersteld dat de jaarlijkse reële budgettaire


ruimte gelijk is aan die in de jaren tot en met 2008.
De daadwerkelijke realisatie van Topprojecten hangt uiteraard ook nog
26 af van de financiële draagkracht van de andere partijen. Een hogere
ambitie voor het herstructureren van bedrijventerreinen is alleen
mogelijk als een (substantieel) hoger budget ter beschikking komt bij
de overheid en private partijen.
Meer dan 40% van de Topprojecten had in het jaar 2004 nog geen
concrete plannen. EZ streeft naar een plan van aanpak bij 90% van de
Topprojecten in het jaar 2006.

EZ-doelstelling Topprojecten herstructurering:


• 90% heeft een plan van aanpak in het jaar 2006;
• 3.500 hectare in het jaar 2012;
• een gemiddelde doorlooptijd deelprojecten van 8 jaar.

3.2.2 Nieuwe bedrijventerreinen


EZ zal zich als partner bij Topprojecten sterk maken voor het realiseren
van 7.000 hectare nieuwe bedrijventerreinen voor de periode tussen
de jaren 2004 en 2012. Deze doelstelling is gebaseerd op de nieuwe
terreinen uit de lijst met Topprojecten (zie ook hoofdstuk 5 en bijlage
1A en B).
Meer dan 40% van de Topprojecten had in het jaar 2004 nog geen
concrete plannen. De Staatssecretaris van EZ streeft naar een plan van
aanpak bij 90% van de Topprojecten in het jaar 2006.

EZ-doelstelling Topprojecten nieuw:


• 90% heeft een plan van aanpak in het jaar 2006;
• 7.000 hectare in het jaar 2012;
• een gemiddelde doorlooptijd van 7 jaar.

3.2.3 Kwaliteit Topprojecten maatwerk


De Staatssecretaris van EZ maakt zich sterk voor de juiste kwaliteit
van een individueel Topproject. Ook hier is dit maatwerk, per project
zullen de thema’s immers verschillen. Het kan hierbij onder andere
gaan om: voorkomen criminaliteit, parkmanagement, externe
veiligheid, bereikbaarheid, zorgvuldig ruimtegebruik, architectuur en
landschappelijke inpassing. Per Topproject zullen afspraken over de
kwaliteit worden gemaakt.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
27
4
Generieke acties
4
Generieke acties

Generieke acties
In heel Nederland ervaren projectleiders dagelijks knelpunten bij de
ontwikkeling en herstructurering van bedrijventerreinen. Om hen te
ondersteunen bij het aanpakken van de belangrijkste en algemeen
30 voorkomende knelpunten heeft het kabinet de in dit hoofdstuk
genoemde acties geformuleerd. De aanpak is beschreven aan de hand
van de knelpunten: organisatie, financiering, wet- en regelgeving en
kennis.
De afgelopen jaren lag het accent op het genereren van kennis. Deze
kabinetsperiode staat het opdoen van kennis in de praktijk en het
ontsluiten van beschikbare kennis centraal. Voor de in dit hoofdstuk
genoemde acties heeft de Staatssecretaris van EZ de komende jaren
ongeveer € 7,5 miljoen gereserveerd11.

4.1 Aanpak organisatorische knelpunten

4.1.1 Verbreding programma Duurzame


Bedrijventerreinen
De algemene filosofie achter het programma Duurzame
Bedrijventerreinen (DBT)12 is de aandacht voor het proces. Het
verbeteren van de proceskant bij herstructurering en ontwikkeling van
bedrijventerreinen is breder toe te passen dan alleen voor het thema
duurzaamheid. Om innovatieve (aanpak van) bedrijventerreinen te
stimuleren zal de Staatssecretaris van EZ eind 2004 komen met een
nieuwe bredere regeling (actie 3). Voor deze regeling zal EZ in totaal
een budget van € 6 miljoen vrij maken. De regeling krijgt een looptijd
van 4 jaar en zal in principe openstaan voor alle bedrijventerreinen.

4.1.2 Veiligheid structureel verhogen


Op bedrijventerreinen is criminaliteit een groot probleem.
Bedrijventerreinen zijn vaak geïsoleerde eenheden binnen de stad.
Buiten kantooruren is het terrein uitgestorven. De bebouwing, ieder
op zijn eigen kavel en onderling onsamenhangend, versterkt het
gevoel van onveiligheid: “Je wordt niet gezien en gehoord.”
Medio 2004 start een pilot om de veiligheid op bedrijventerreinen
structureel te verhogen (actie 4). Onderzocht zal worden op welke
wijze mogelijke oplossingen samen met de betrokken partners zijn
te realiseren. Begin 2005 zal de pilot de eerste resultaten opleveren.
Deze pilot sluit aan bij het actieplan Veilig Ondernemen dat door de
ministers van Justitie en van BZK op 20 januari 2004 naar de Tweede
Kamer is gestuurd13. De centrale doelstelling van dit actieplan is de
criminaliteit en overlast met minimaal 20% te verminderen in het
jaar 2008. Voor de periode 2004 tot en met 2008 is het streven om
jaarlijks met 20 KVO-projecten voor bestaande bedrijventerreinen en
10 KVO-projecten voor nieuwe bedrijventerreinen of winkelgebieden
11 Zie bijlage 3 voor de meerjarenbegroting. te starten.
12 Zie ook www.dbt.novem.nl
13 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2003-2004, Kamerstuk
28684, nr. 24.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Verder kunnen de G30 gemeenten in het kader van GSB III
Collectieve beveiliging op
outputafspraken maken voor de periode 2005-2009 over het
bedrijventerreinen loont
verminderen van criminaliteit.
Een KVO-keurmerk (Keurmerk Veilig Ondernemen) is
31
een manier om op een bedrijventerrein aan preventie
4.1.3 Praktijkervaring publiek-private en
van criminaliteit te doen. Dit keurmerk wordt uitgereikt
gebiedsgerichte samenwerking
aan bedrijventerreinen waar bedrijven structureel
Ontwikkelingsplanologie is een belangrijke nieuwe ontwikkeling. De samenwerken om criminaliteit aan te pakken. Een
pilot in Moerdijkse Hoek sluit hierbij aan door ervaring in de praktijk collectieve aanpak blijkt zeer goed te werken. De
op te doen met samenwerking tussen publiek en private partijen bij criminaliteit neemt in de eerste jaren na de start met
het ontwikkelen van een bedrijventerrein (actie 5). 60 tot 70 procent af. Vaak blijkt dat de inspanningen
Het gaat bij Moerdijkse Hoek om de ontwikkeling van een groot van de individuele bedrijven op het terrein niet goed
bedrijventerrein met een bovenregionale functie. Bij de realisering op elkaar zijn afgestemd. Ook zijn de wensen van
van dit terrein spelen verschillende, deels tegenstrijdige, belangen. gemeente, politie en brandweer niet goed met elkaar
Om snelheid te maken is het noodzakelijk dat overheidspartijen elkaar te verenigen. Door hierover goede afspraken te maken,
kunnen vinden in de planning en financiering. Van rijkszijde staat daalt de criminaliteit en neemt de aantrekkelijkheid van
het terrein toe. Directe baten die bij de ondernemer
de onderlinge afstemming en een hechtere samenwerking met de
neerslaan, zijn onder andere lagere schadekosten,
provincie en regio centraal. Daarmee krijgt de realisatie een impuls.
lagere verzekeringspremies en een hogere waarde van
Bovendien komen mogelijkheden van publiek-private samenwerking
het pand als gevolg van een betere uitstraling.
in beeld. Deze pilot is in het jaar 2003 gestart en zal medio 2004 de
eerste resultaten opleveren. Zie ook www.ministerievanjustitie.nl/b_organ/npc/veiligon/

4.1.4 Aangevulde Wet gemeenschappelijke


regelingen
Het kabinet heeft in april 2004 het wetsvoorstel ‘Wijzigingswet
Wet gemeenschappelijke regelingen’ (Wgr-plus)14 ingediend. Dit
wetsvoorstel biedt een nieuwe grondslag voor de verplichte regionale
samenwerking rond grote steden.
Het wetsvoorstel is bedoeld voor het versterken en minder vrijblijvend
maken van de regionale samenwerking tussen gemeenten en
maakt het mogelijk dat meer dan alleen de huidige zeven regio’s,
die nu samenwerken op basis van de tijdelijke Kaderwet bestuur
in verandering, samenwerken. De samenwerking zal primair
betrekking hebben op de ruimtelijke problematiek. Het takenpakket
van de ‘plusregio’s’ stuurt de visievorming van de samenwerkende
gemeenten op de economische ontwikkeling in hun regio. In de
uitwerking biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid tot maatwerk.
Het streven is deze wet na advisering door de Raad van State en
parlementaire behandeling per 1 januari 2005 in werking te laten
treden.

14 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2003-2004,


Kamerstuk 29532, nr. 1
4
Generieke acties

4.1.5 Bereikbaarheid bedrijventerreinen in kaart


Ruimtelijke ontwikkelingen hebben direct invloed op verkeer en
vervoer. Bij de planvorming van bedrijventerreinen worden deze
32 effecten vaak onvoldoende meegenomen. Voor een deel heeft dit te
maken met het feit dat verkeers- en vervoereffecten zich pas voordoen
als de plannen zijn gerealiseerd. Een andere oorzaak is dat beheerders
van de omliggende infrastructuur slecht betrokken worden bij de
planvorming.
Om dit te verbeteren heeft Rijkswaterstaat medio 2003 voor Zuid-
Holland een onderzoek uitgevoerd naar de vervoerseffecten van
nieuwe bedrijvigheid voor de komende 20 jaar. V&W heeft besloten
om dit onderzoek ook uit te voeren voor de andere regio’s.
De studie moet een landelijke kaart opleveren met:
• de grootste nieuwe en te herstructureren bedrijventerreinen;
• de te verwachten extra vervoersvraag van deze terreinen;
Bereikbaarheid economisch knelpunt • de effecten op het hoofdwegennet;
Bereikbaarheid is een cruciale voorwaarde voor een • mogelijke beïnvloedingsstrategieën om gewenste ontwikkelingen
soepel functionerende economie. Door de toenemende vast te leggen, dan wel ongewenste ontwikkelingen te beïnvloeden.
files staat de bereikbaarheid van onze economische Het onderzoek zal medio 2004 worden opgeleverd en toegevoegd
centra steeds meer onder druk. In de toekomst zal worden aan de mobiliteitstoets15. Deze toets bevat een aantal hulp-
bereikbaarheid bij strategische beslissingen van het middelen om de te verwachtte vervoerstromen in kaart te brengen.
bedrijfsleven een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Verder kunnen de G30 gemeenten bij GSB III outputafspraken maken
Multinationals besluiten, vanwege de files, steeds
voor de periode 2005-2009 over het verbeteren van de bereikbaarheid.
vaker hun nieuwe investeringen in andere landen dan
Nederland te doen*. In dit opzicht werkt congestie
als een sluipmoordenaar: de economische gevolgen
4.2 Aanpak financiële knelpunten
worden pas zichtbaar als het te laat is. Ook bestaande
ondernemingen lijden onder de congestie.
Bij het voorkomen van files moet ook worden 4.2.1 Bedrijfsverplaatsing
geanticipeerd op toekomstige mobiliteitsgroei. Vooral Bedrijfsverplaatsing blijkt een lastig en kostbaar knelpunt te zijn.
daar waar omvangrijke werk- en woonlocaties zijn Vaak zijn deze oorspronkelijk goed gevestigde bedrijven in de knel
gepland zal de noodzaak bestaan om ook te investeren gekomen door ontwikkelingen in de omgeving. Ze zijn als het ware
in infrastructuur. ‘ingehaald’ door bijvoorbeeld oprukkende woningbouw of kantoren
bij naastgelegen bedrijven. Uitbreiding op de huidige locatie is voor
* Raad voor Verkeer en Waterstaat (maart 2003), Voorstudie
het bedrijf vaak onmogelijk. Voor sommige bedrijven is de situatie
Integraal logistiek beleid als sleutel voor economische groei en
zo lastig dat het huidige functioneren onder druk staat, waardoor ze
duurzaamheid
suboptimaal opereren en mogelijk naar het buitenland verhuizen. Ook
kan zo’n bedrijf veel hinder en verkeersoverlast voor de omgeving
opleveren.
EZ krijgt regelmatig verzoeken om een ruimtelijk scheefgegroeide
situatie op te lossen. Uit een eerste inventarisatie van het Ministerie
van EZ blijkt dat het om meer dan 150 grotere gevallen gaat. Per geval
gaat het om vele miljoenen euro’s.
Voor het verplaatsen van bedrijven bestaan geen passende
regelingen. En mocht men in aanmerking komen voor een bijdrage
van het Rijk dan gaat het vaak om een beperkt bedrag en een
onderdeel van de problematiek, bijvoorbeeld bodemsanering of
schadevergoeding Wet milieubeheer. EZ zal in het jaar 2004 de
problematiek van bedrijfsverplaatsing en mogelijke oplossingen in
15 Zie ook www.rws-avv.nl onder ‘mobiliteitstoets’. kaart brengen (actie 6).
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
4.2.2 Op naar een meer private markt
Het kabinet streeft naar een prominentere rol van marktpartijen op de
markt voor bedrijventerreinen om te komen tot een betere aansluiting
van vraag en aanbod, betere kwaliteit, beheer en een efficiënter 33
ruimtegebruik. Het uiteindelijk doel is een markt voor bedrijfsruimte
met een betere prijs-kwaliteit verhouding voor de ondernemer waarbij
de ontwikkeling, exploitatie en beheer van bedrijventerreinen in
private handen is. De (gemeentelijke) overheid stelt in die situatie de
publieke voorwaarden.
Het rendement op ontwikkeling van bedrijfsruimte is in vergelijking
met andere sectoren relatief goed. Dit leidt tot een toenemende
interesse van ontwikkelaars en beleggers voor bedrijventerreinen,
vooral voor specifieke marktsegmenten zoals multi-verhuurbare
bedijfspanden, hoogwaardige of logistieke terreinen. Voor
herstructurering is nog weinig interesse. Een belangrijke opgave
ligt hier in het bewerkstelligen van een betere rendement-
risicoverhouding.
EZ is gestart met het inventariseren van kansen en belemmeringen
voor het privaat ontwikkelen en beheren van bedrijventerreinen
(actie 7). Op basis van deze verkenning zal EZ zonodig acties uitvoeren
om deze kansen te verzilveren en belemmeringen, waar mogelijk, weg
te nemen (actie 8).

Figuur 4.1 Rendement bedrijfsruimte


��

��
��������� �� �

��


���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� � ��

������ ���������
������������������

Bron: ROZ/IPD vastgoedindex, www.rozindex.nl


4
Generieke acties

4.2.3 Inventarisatie oplossingen problematiek


free-riders
Om een snelle veroudering van bedrijventerreinen te voorkomen is
34 goed onderhoud nodig. Dit vraagt om een structurele financiering
van het beheer van een terrein. In de praktijk ontbreekt het hier
vooral bij bestaande terreinen nogal eens aan. Dit komt onder andere
door het niet meedoen van een aantal gebruikers, de zogenaamde
free-riders. Deze bedrijven ondermijnen het financieel draagvlak van
het beheer en daarmee de kwaliteit van het bedrijventerreinen. Om
deze problematiek aan te pakken zal EZ in het jaar 2004 mogelijke
oplossingen inventariseren (actie 9). Te denken valt bijvoorbeeld aan
lokale ‘schappen’ voor bedrijventerreinen, een aanschrijvingsbevoegd-
heid Woningwet of een vereniging van eigenaren.

4.2.4 Bedrijventerreinen en EU-structuurfondsen


Een deel van de voor Nederland beschikbare middelen uit de
Europese structuurfondsen gaat met cofinanciering van EZ naar
bedrijventerreinen16. Dit betreft met name het Europese Fonds voor
Regionale Ontwikkeling. Uit dit fonds ontvangen Flevoland, gebieden
in het Noorden, Oosten en Zuiden van Nederland en 9 grote steden17
Europees geld. Het huidige programma loopt van het jaar 2000
tot en met 2006. In het najaar van 2003 heeft EZ tussenevaluaties
over de uitvoering van de regionale programma’s afgerond. De
Staatssecretaris van EZ streeft naar het, daar waar mogelijk, verhogen
van het aandeel voor bedrijventerreinen in de tweede helft van dit
programma.
Naast structuurfondsen zijn ook nog de Interreg en thematische
subsidies van de Europese Unie te benutten.
Fiscale aspecten van de (her)ontwikkeling
4.2.5 Kennis over creatieve financiële constructies
van bedrijventerreinen
verspreiden
Bij het uitgeven van een vrijgekomen locatie bij
Het Rijk zal extra alert zijn op goede suggesties en ervaringen uit
het herontwikkelen van een bedrijventerrein kan,
de praktijk om financiële knelpunten op te lossen. De nieuwsbrief
zij het door verschillende partijen, meerdere malen
overdrachtsbelasting verschuldigd zijn. Het vermijden
Bedrijventerreinen zal hier extra aandacht aan besteden. Goede
van heffing van overdrachtsbelasting bij elke transactie, voorbeelden zijn de ROM-Drechtsteden, Parkstad Limburg en de
scoort dan ook hoog als knelpunt in een onderzoek Brabantse Herstructureringsmaatschappij18.
van EZ naar fiscale aspecten bij (her)ontwikkelen
van bedrijventerreinen. In dit rapport worden
verder enkele opties geschetst voor vrijstelling van
overdrachtsbelasting

Zie voor rapport: www.bedrijventerreinen.EZ.nl onder


‘documenten’

16 Zie ook www.structuurfondsen.EZ.nl


17 Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht,
Maastricht, Eindhoven, Nijmegen, Arnhem en
Enschede.
18 Meer informatie is te vinden op www.parkstad-
limburg.nl, www.rom-d.nl en www.bom.nl
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
4.3 Aanpak knelpunten in wet - en regelgeving

4.3.1 Oplossen knelpunten Vogel- en


Habitatrichtlijn 35
De rugstreeppad of zandhagedis weet het aanleggen van
een bedrijventerrein vaak flink te bemoeilijken. De Vogel- en
Habitatrichtlijn is bedoeld voor bescherming van zeldzame
vogels, dier- en plantensoorten. Hoewel alle betrokken partijen
de doelstellingen van de richtlijnen onderschrijven, constateren
veel betrokkenen ook dat de toepassing van deze richtlijnen
knelpunten oplevert voor onder andere het bedrijfsleven. Een veel
gehoorde klacht hierbij is dat Nederland ‘op slot gaat’ en dat de
implementatie van de richtlijnen er toe leidt dat ‘niets meer kan’.
De natuurregelgeving kan leiden tot een sterke vertraging van
bouwprojecten.
Begin 2003 is er een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO)
over de knelpunten en mogelijke oplossingen rond de Vogel- en
Habitatrichtlijn uitgevoerd. In de zomer van 2003 is deze studie
afgerond. Het kabinet streeft er naar om de knelpunten snel op te
lossen en is daarom in september 2003 met een reactie op het IBO-
rapport gekomen. Dit standpunt is met het IBO-rapport aan de Tweede
Kamer gestuurd19.
Het kabinet onderschrijft de conclusies van het IBO dat de
uitvoering van de natuurbeschermingsregelgeving op punten kan
verbeteren. Dit is ook van groot belang voor het draagvlak voor de
natuurbescherming. Het kabinet erkent daarbij dat uitvoering van
de richtlijnen consequenties en soms beperkingen kan hebben voor
maatschappelijke en economische activiteiten. Het onderstreept
daarbij dat de Nederlandse invulling aansluit bij de Europese vereisten
en hiermee ook niet uit de pas loopt. Het kabinet onderschrijft de
voorgestelde drie fasen aanpak uit het IBO-rapport en zal zich in
eerste instantie vooral richten op verbetering van de uitvoering. Het
gaat hierbij onder meer om het helder en open communiceren via
een overlegplatform, versterking van de gegevensvoorziening en
facilitering van de uitvoering.
Naast de verbetering van de uitvoering zal de minister van LNV op
twee punten de nationale wet- en regelgeving aanpassen (vaststelling
wetsvoorstel wijziging Natuurbeschermingswet) en aanvullen
(wijziging besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
Flora- en Faunawet). In de komende tijd zal blijken of de knelpunten
binnen de kaders van de richtlijnen kunnen worden opgelost.
Bovendien heeft de Europese Commissie aangegeven de richtlijnen
niet eerder dan in het jaar 2007 te willen evalueren. Daarom is de
derde fase (aanpassing van de Europese richtlijnen) nog niet aan de
orde. Indien uit een nationale evaluatie van de voortgang van het
verbeteringstraject blijkt dat de eerste twee fasen onvoldoende de
gesignaleerde knelpunten wegnemen, zal het kabinet zich richten op
19 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2002-2003, Kamerstuk
29043, nr. 1
4
Generieke acties

een internationale dialoog die kan leiden tot aanpassing van de EU-
richtlijnen.
Het kabinet gaat er van uit dat met deze gefaseerde en gezamenlijke
36 aanpak de implementatie van de Europese richtlijnen effectiever en
efficiënter zal zijn.

4.3.2 Inventariseren strijdige regelgeving


Om strijdige regels op te sporen heeft de Staatssecretaris
van EZ in samenwerking met MKB-Nederland het meldpunt
www.strijdigeregels.nl gestart. Het meldpunt maakt inzichtelijk
welke strijdigheden ondernemers in de dagelijkse praktijk ervaren.
Bij de sluiting op 1 oktober 2003 zijn bijna 800 knelpunten gemeld.
Dit betreft onder andere het thema bouw en ruimtelijke ordening.
Op basis van deze meldingen heeft de Staatssecretaris van EZ
sectorgerichte werkgroepen, waarin betrokken partijen deelnemen,
ingesteld. Deze werkgroepen richten zich op het vinden en direct in
praktijk toetsen van praktische oplossingen. EZ zal ook een werkgroep
bedrijventerreinen opzetten (actie 10). Hierover zal de Staatssecretaris
van EZ najaar 2004 een besluit nemen.
Het kabinet zal zich verder blijven inspannen om de milieuregelgeving
doorzichtiger te maken, te stroomlijnen en te concentreren. Dit laatste
om de toegankelijkheid te vergroten en de administratieve lasten te
verlagen. Zo zal VROM de Wet geluidhinder vereenvoudigen.

4.3.3 Stroomlijning RO-toetsen


Een actie uit het actieprogramma Andere Overheid20 is het
stroomlijnen en reduceren van toetsen in de ruimtelijke ordening.
Voor het reserveren van ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen
moeten vele toetsen21 worden doorlopen. Deze stapeling van toetsen
schiet zijn doel voorbij en belemmert de gewenste voortgang. LNV
trekt deze interdepartementale actie.

4.3.4 Meer ruimte voor NIMBY-bedrijven


Voor de economie is het belangrijk dat ook de industrie die moeilijk is
in te passen (vanwege hinder, gevaar of beeldkwaliteit) ruimte krijgt.
Gemeenten dienen bedrijventerreinen in eerste instantie vooral uit te
geven voor deze zogeheten NIMBY-bedrijven. Bedrijven die weinig
overlast veroorzaken zijn prima met andere functies te mengen en in
te passen buiten bedrijventerreinen (het stedelijk gebied). Te denken
valt aan kantoren, deze zijn goed met woningbouw te combineren.
Er bestaat veel maatschappelijke weerstand tegen NIMBY-bedrijven.
Iedereen weet dat ze nodig zijn, maar niemand wil ze in de buurt
hebben. De overheid is zich bewust van deze weerstand. Zij wil in de
praktijk via een pilot leren hoe verschillende belanghebbenden op een
constructieve manier kunnen samenwerken zodat oplossingen worden
20 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2003-2004, Kamerstuk gevonden.
29362, nr. 1.
21 In het totaal gaat het om meer dan 10
In juni 2002 heeft de provincie Gelderland het project Inpassing Zware
toetsen, bijvoorbeeld de habitat-, mobiliteits-, Industrie (IZI) gestart. Voor het succesvol inpassen of verplaatsen van
archeologische en watertoets.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
milieuhinderlijke en risicovolle bedrijven wil het project IZI inzicht
krijgen in de factoren en actoren die een rol spelen bij deze processen.
De tweede fase van IZI, waar ook EZ in zal deelnemen, is gestart in
het najaar van 2003 en zal in de zomer van 2004 de eerste resultaten 37
opleveren (actie 11).

Figuur 4.2 Uitgeefbare bedrijventerreinen milieucategorie 5 en 6 in


hectare (exclusief zeehaventerreinen) per 1 januari 2003
���

���

���

���

���



��

��� ��


��


��

��

��

��
��

���
���

���

���
��

��

��
���

��
��

��
���

���

��
��

��

���
��

��
��

��
��

��
��

��
��

��
��

��
��
��
��

��
��
��

��
��
��

Bron: ETIN, 2003, Werklocaties 2003, met bewerking door EZ

4.3.5 Betere zonering


De (toepassing van) milieuregelgeving is vaak een knelpunt bij
bedrijventerreinen. Daarbij gaat het vooral om zonering op grond van
geluidhinder, stof, geur en van externe veiligheid. De regelgeving voor
geluid is ingewikkeld en ondoorzichtig. De regelgeving voor externe
veiligheid is technocratisch, complex en werkt onvoldoende door in
bestemmingsplannen.
Om te voorkomen dat de omwonenden en de bedrijven onderling
hinder van elkaar ondervinden, is zonering ingesteld. De zonering
staat regelmatig, door interne en/of externe invloeden, onder druk. Het
is in het belang van burgers én bedrijven dat er een goede zonering
is en dat de bevoegde gezagen deze handhaven. Alleen dan is er een
garantie voor een optimaal ondernemings- en woonklimaat.
Eind 2004 zal een pilot starten om de mogelijkheden te inventariseren
om beter met zonering om te gaan (actie 12). Het kabinet haakt
hiermee ook in op het pleidooi van de Stichting Natuur en Milieu
en vier provinciale Milieufederaties voor een nieuwe methode van
zonering voor bedrijventerreinen en categorisering bedrijven22. Eind
2005 zal de pilot de eerste resultaten opleveren. De latere start maakt
het mogelijk om ook de resultaten van de NIMBY-pilot (zie paragraaf
4.3.4) mee te nemen.

22 Zie voor het rapport ‘Meer bedrijven, minder ruimte’:


www.snm.nl/docs/rapport_mbmrwebsite3.pdf.
4
Generieke acties

4.3.6 Geen belemmeringen regelgeving zorgvuldig


ruimtegebruik
De MDW23-werkgroep Intensief Ruimtegebruik Bedrijventerreinen
38 concludeert dat de wet- en regelgeving niet echt belemmerend is voor
intensief ruimtegebruik op bedrijventerreinen24.
In juni 2001 is dit MDW-traject gestart om te onderzoeken in hoeverre
wet- en regelgeving intensivering belemmert. Daarnaast heeft de
werkgroep bekeken welke andere prikkels gegeven kunnen worden
om intensivering te bevorderen. De werkgroep concludeert dat de
rijkswet- en regelgeving niet echt belemmerend is voor intensief
ruimtegebruik. Wel noemt ze de cumulatie van regelgeving en de
wijze waarop gemeenten hiermee omgaan als een probleem. Verder
kan de informatie-voorziening over mogelijkheden voor intensief
ruimtegebruik beter. Het kabinet onderschrijft de bevindingen van
de werkgroep. De aanbevelingen van de MDW-werkgroep zijn in dit
actieplan verwerkt (zie ook bijlage 4).

4.4 Aanpak knelpunten bij kennis

4.4.1 De kracht van kennis


In ieder gesprek over (mogelijke) oplossingen voor knelpunten op
bedrijventerreinen, valt op hoe inventief partijen zijn. Ogenschijnlijk
onhaalbare processen gaan sneller wanneer partijen de schouders
eronder zetten en creatief omgaan met de knelpunten. Bedreigingen
worden kansen. Kennis versnelt het proces van het realiseren of
herstructureren van bedrijventerreinen.
Het gaat bij de kennisacties om het bundelen en transparant maken
van kennis, het op maat maken van kennis voor de verschillende
doelgroepen, het opdoen van ervaring in de praktijk en het invullen
van hiaten in kennis.

4.4.2 Actueel op www.bedrijventerreinen.EZ.nl


De website www.bedrijventerreinen.EZ.nl houdt zijn bezoekers
kort en krachtig op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen
rond bedrijventerreinen. De website is een startpagina voor
bedrijventerreinen met daarop links naar de belangrijkste
kennisbronnen (organisaties, websites, brochures). De site maakt
de kennis bij het Rijk en EZ transparant, inspireert met goede
voorbeelden, archiveert de nieuwsbrieven Bedrijventerreinen en
interessante publicaties en houdt een agenda met cursussen en
congressen bij.
Verder zal EZ in de toekomst op deze site achtergrondinformatie geven
over de Topprojecten, de resultaten van de acties en ontwikkelingen
rond onderwerpen zoals parkmanagement (actie 13).

23 Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit.


24 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2001-2002, Kamerstuk
24036, nr. 253.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
4.4.3 Nieuwsbrief Bedrijventerreinen: actueel en
inspireren
Hiaten in kennis oplossen samen met andere
partijen
De digitale EZ-nieuwsbrief Bedrijventerreinen is feitelijk het actieve
zusje van de website. Kennis wordt actief verspreid onder de lezers. Aansluitend op de handreiking Parkmanagement heeft
39
EZ samen met Projecten Innovatie Team, Novem en de
Daarnaast besteedt de nieuwsbrief aandacht aan inspirerende cases
Kamer van Koophandel Veluwe en Twente een vervolg
uit het land. Kort en bondig worden successen en knelpunten onder de
op deze brochure ontwikkeld. In Parkmanagement,
aandacht van partijen gebracht die betrokken zijn bij de ontwikkeling kwaliteit wint terrein..... en dat zetten we op papier
en herstructurering van bedrijventerreinen. Per onderwerp vermelden krijgt de lezer aan de hand van voorbeelden, antwoord
de samenstellers waar meer informatie te krijgen is25 (actie 14). op praktische vragen over het nut en de noodzaak van
het sluiten van overeenkomsten bij Parkmanagement.
4.4.4 Kennisplatform: kennis van en voor iedereen Deze aanpak is een voorbeeld van hoe het platform
In het laatste jaar van het programma Duurzame Bedrijventerreinen Bedrijventerreinen in de toekomst hiaten in kennis
is extra aandacht besteed aan het ontsluiten van reeds beschikbare zou moeten oppakken en invullen: samen met andere
kennis over duurzame bedrijventerreinen. Deze actie voorzag duidelijk partijen.
in een behoefte en is een succes dat in een bredere context navolging
verdient. Het MDW-rapport over Zorgvuldig ruimtegebruik26 signaleert
ook dat veel kennis aanwezig is, maar dat zij doorgaans onzichtbaar
en ontoegankelijk voor gemeenten en ondernemers is.
De enorme behoefte aan het ontsluiten van ervaringskennis heeft
in de praktijk een aantal kennisplatforms opgeleverd. Belangrijke
initiatieven als het herstructureringsplatform van de G26,
Kenniscentrum Publiek-Private Samenwerking, Kenniscentrum
Stedelijke Vernieuwing, Habiforum, Projecten Innovatie Team,
platform Agrologistiek en NIROV voorzien reeds in een bepaalde
behoefte. Toch is de kennis hiermee nog niet voldoende ontsloten. De
Staatssecretaris van EZ zal daarom aanvullend op deze initiatieven
een kennisplatform bedrijventerreinen initiëren in het jaar 2004
en dat gedurende twee jaar financieel ondersteunen (actie 15).
EZ verwacht dat er in het jaar 2006 voldoende initiatieven zijn om
kennis transparant en op maat te verspreiden en dat een door EZ
gefinancierd platform overbodig is geworden.
Het zal een onafhankelijk platform worden voor en door de praktijk.
Het kennisplatform maakt:
• praktijkkennis en informatie over bedrijventerreinen toegankelijk;
• levert kennis op maat aan bij de verschillende doelgroepen;
• signaleert hiaten en activeert partijen om deze in te vullen.
De vorm van kennisoverdracht verschilt per onderwerp, doel en
behoefte van de doelgroep. Soms kan het organiseren van een
themabijeenkomst het gepaste middel zijn, soms excursies of het
ontwikkelen van een praktijkgerichte handleiding.

25 EZ is met de nieuwsbrief Bedrijventerreinen gestart


in mei 2002. Begin 2004 waren er al 1.800 lezers.
Een derde van de lezers werkt bij een provincie of
gemeente. Het primaire bedrijfsleven is goed voor
25% van de oplage. Ook de adviesbureaus blijken
de nieuwsbrief goed te lezen (18% oplage). U kunt
zich abonneren door een e-mail te sturen naar
bedrijventerreinen@minez.nl
26 Zie ook bijlage 4.
4
Generieke acties

4.4.5 Pragmatisch omgaan met zorgvuldig


ruimtegebruik
De afgelopen jaren is de kennis over zorgvuldig ruimtegebruik via
40 verschillende EZ-acties vergroot27. Naast het ontwikkelen van kennis,
heeft EZ een MDW-project naar intensief ruimtegebruik geïnitieerd
en in onderlinge samenwerking met het Algemeen Verbond van
Bouwbedrijven (AVBB) de commerciële (on)mogelijkheden en
oplossingen bij zorgvuldig ruimtegebruik verkend.
In de pilot zorgvuldig ruimtegebruik van EZ en de AVBB is gekeken
hoe de relatie tussen opdrachtgever, opdrachtnemer en de gemeente
te verbeteren is. Een goed vertrekpunt voor zorgvuldig ruimtegebruik
is het gezamenlijk vaststellen van het programma van eisen.
Wederzijds vertrouwen is hierbij onmisbaar. De professionaliteit
van de opdrachtgever en de opdrachtnemer is bepalend voor het
slagen van het project. Dit geldt zeker bij een complex(er) project met
bijvoorbeeld zorgvuldig ruimtegebruik. Bij opdrachtverlening is het
van belang dat de opdrachtgever aan de bouwer ruimte geeft om met
eigen (betere) ideeën te komen. Tot slot biedt samenwerking tussen
bedrijven kansen voor andere oplossingen.
Eind 2004 zal de Staatssecretaris van EZ een pilot zorgvuldig
ruimtegebruik starten (actie 16). Deze pilot bouwt voort op de
reeds bestaande kennis en inzichten. Verder staat nogmaals het
ondernemersperspectief centraal. Ook ondernemers zien steeds
meer in zorgvuldig ruimtegebruik. Niet alleen om ruimte te besparen,
maar ook als lange termijninvestering (verhogen vastgoedwaarde) of
bijvoorbeeld het besparen van (verhuis)kosten. Gemeenten hebben
hoge beleidsambities met zorgvuldig ruimtegebruik, maar kennen ook
veel regels die het in de praktijk voor een enthousiaste ondernemer
erg lastig maken. Pragmatisch omgaan met regels is het eerste
thema in deze pilot. Daarnaast draait het om samenwerking: tussen
gemeentelijke diensten, ondernemers onderling en gemeente en
ondernemers. De eerste resultaten worden in het jaar 2005 verwacht.

27 Zie www.bedrijventerreinen.EZ.nl onder


‘documenten’.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
4.4.6 Kwaliteit in landschap, stedenbouw en
architectuur
Bedrijventerreinen verraden soms een soort cowboymentaliteit.
Als los zand strijken bedrijven neer op een kale vlakte. Als pioniers 41
zetten ze er één voor één een eigen gebouw neer. Ooit functioneel
ingericht, maar daarna ‘vergeten’ te onderhouden. Het resultaat is
een geschakeerd, onsamenhangend palet van losstaande gebouwen,
zonder enige uitstraling. Zowel naar binnen als naar buiten
functioneren bedrijven dan wel het bedrijventerrein als een solitaire
eenheid binnen een stad. Een stadje op zich eigenlijk.
De vraag is hoe je zonder regels toch de kwaliteit van de individuele
bebouwing kan verhogen. Het interdepartementale project
Bedrijventerreinen & Architectuur heeft een belangrijke aanzet
gegeven in het beter begrijpen van mechanismen die hier achter
zitten. Eind 2004 zal de Staatssecretaris van EZ in overleg met de
ministers van OCW en VROM een pilot architectuur starten die hierop
aan zal sluiten (actie 17).
Deze pilot begint op stedenbouwkundig niveau, de inrichting van
het terrein in zijn totaal. Dit levert informatie op over de proceskant
van het ontwikkelen van een aantrekkelijk landschappelijk en
stedenbouwkundig verantwoord terrein. De pilot streeft naar een goed
plan van aanpak met voorwaarden en oplossingen voor knelpunten.
De eerste resultaten worden eind 2005 verwacht.
5
Topprojecten
5
Topprojecten

Topprojecten
Het specifieke beleid van EZ voor bedrijventerreinen komt in feite
neer op het selecteren en gericht ondersteunen van een beperkt
aantal nationaal belangrijke bedrijventerreinen, de Topprojecten. Dit
44 hoofdstuk beschrijft wat Topprojecten zijn, wat de werkwijze is en de
eventuele financiering vanuit het Rijk.

5.1 Wat zijn Topprojecten bedrijventerreinen?

Het specifieke beleid voor de zogeheten Topprojecten houdt in dat EZ


partner wil zijn bij het concreet realiseren van bepaalde bedrijven-
terreinen. Het gaat dan om terreinen waarmee we belangrijke kansen
kunnen verzilveren, de Topprojecten. Het effect van deze bedrijven-
terreinen is niet alleen op regionaal maar op nationale schaal voelbaar.
Realisatie van deze terreinen levert een belangrijke bijdrage aan de
versterking van de Nederlandse economie en dus werkgelegenheid.
Om tot de lijst met Topprojecten (bijlage 1) te komen heeft de
Staatssecretaris van EZ de onderstaande criteria gebruikt. Het
bedrijventerrein:
• heeft een bovenregionaal karakter;
• is een ruimtelijk aaneengesloten terrein met een omvang van
minstens 150 bruto hectare;
• biedt voldoende ruimte voor vestiging van bedrijven in
milieucategorie 4 of hoger;
• indien sprake is van een nieuw terrein ligt het binnen de
economische kerngebieden van de nota Ruimte;
• ligt in een gebied waar nieuwe bedrijventerreinen relatief schaars
zijn;
• en ligt in een regio met een grote opgave voor herstructurering.
Een bedrijventerrein is bovenregionaal als stuwende bedrijvigheid
aanwezig is. Naast de hiervoor genoemde criteria is bij Topprojecten
Kenmerken Topprojecten nog gekeken naar de economisch toegevoegde waarde, fase van het
project, bereikbaarheid en of het mogelijk is om een bedrijven van
• 49 projecten in 38 gemeenten (in totaal zijn er
3.600 bedrijventerreinen in Nederland); milieucategorie 5 of 6 te vestigen.
• 60% is herstructurering, 40% betreft nieuwe
terreinen; De lijst met Topprojecten is afgestemd met de betrokken departe-
• bij 90% is de gemeente de trekker van het project; menten. Daarbij is met deze departementen specifiek gekeken in
• 60% ligt in de 30 grote steden; hoeverre de projecten aansluiten op stedelijke netwerken, op
• bijna 70% van de projecten liggen in provincies met vervoersassen en op kennis- dan wel industriële clusters. Vervolgens is
een grote opgave (Noord-Brabant, Zuid-Holland, de lijst besproken met andere partijen. Opvallend is dat veel partijen de
Gelderland en Noord-Holland); projecten herkennen en vooral met extra projecten kwamen. Bij een te
• gemiddelde omvang van een Topproject is lange lijst met Topprojecten versnipperen de middelen. Om de omvang
360 hectare (een gemiddeld bedrijventerrein is
van de lijst toch nog enigszins beperkt te houden is aan de hand van
26 hectare);
bijlage 1 het aantal projecten, dat van nationaal belang is, gesteld op
• bij 80% is milieucategorie 5 toegelaten;
maximaal 49. EZ is overigens niet bij al deze projecten intensief
• 65% valt op door een goede bereikbaarheid;
• bij meer dan 40% zijn er nog geen concrete plannen; betrokken. Ze zal Topprojecten die goed lopen alleen monitoren.
• de helft komt in aanmerking voor EU- In figuur 5.1 is aangegeven waar globaal de Topprojecten liggen in
structuurfondsen. Nederland. Om de drie jaar zal de Staatssecretaris van EZ de lijst met
Topprojecten herijken (actie 18).
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Figuur 5.1 Globale ligging Topprojecten in Nederland

45
5
Topprojecten

5.2 Topprojecten realiseren, hoe doen we dat?


How getting things done?
EZ heeft de afgelopen jaren op kleine schaal
5.2.1 Verkenning samenwerking
ervaringen opgedaan met projectbemiddeling. De
46 De Topprojecten zijn projecten die bij gemeenten, provincies en
resultaten zijn veelbelovend. Het ministerie ziet dan
ook mogelijkheden om met bemiddeling vastgelopen bedrijfsleven vaak ook een hoge prioriteit hebben. Zij hebben, vanuit
Topprojecten weer op gang te krijgen. Ook elders, hun verantwoordelijkheid vaak al veel tijd, geld en energie gestopt
bijvoorbeeld bij het Projecten Innovatie Team in in het van de grond trekken van deze projecten. Het etiket Topproject
Noord-Brabant, zijn goede ervaringen met bemiddeling verandert niets aan die verantwoordelijkheid. EZ zal niet op de stoel
opgedaan. gaan zitten van die partijen. Wat wel verandert, is de betrokkenheid van
Bemiddeling heeft veel kenmerken van goede dit departement bij de Topprojecten.
omgangsvormen en een open mind. Deze Het uitgangspunt is dat gemeenten, provincies, bedrijfsleven en
bemiddelingstechniek kan onverwachte win-win- EZ een gezamenlijk belang hebben bij spoedige realisering van de
effecten opleveren. Belangrijk is het tonen van Topprojecten. De samenwerking kan afhankelijk van de aard van
betrokkenheid bij het proces. Commitment moet
het project en de fase waarin het verkeert verschillende vormen en
worden gevoeld en gedeeld. Verder is het belangrijk
intensiteit aannemen. Bij sommige projecten heeft EZ misschien
om de belangen, zo letterlijk mogelijk, in kaart te
helemaal geen toegevoegde waarde, bij andere projecten werkt zij
brengen. Ieders belang is legitiem. De partijen zullen
vervolgens gezamenlijk deze belangen moeten intensief met de andere partijen aan oplossingen.
checken. Een volgende stap is het in kaart brengen EZ heeft in het voorjaar van 2004 het initiatief genomen voor
van wat er gebeurt indien betrokkenen niet met elkaar een gesprek met de trekkers en direct betrokken partijen van de
in overleg gaan. In geval van een patstelling kan het Topprojecten. De voortgang, de gezamenlijke belangen en de mogelijke
helpen om de ‘taart’ te vergroten. Het gaat er dan om toegevoegde waarde van dit ministerie zijn onderwerpen van dit
creatief alle mogelijke belangen te betrekken bij het gesprek. Doorgaans loopt dit overleg al met de regiokantoren van EZ,
project. De ervaring van EZ is dat het verkennen van alleen zal dit nu selectiever en intensiever worden.
de oplossingsrichtingen vooral een zaak is die door de De kerntaak voor bedrijventerreinen van de Regionale Ontwikkelings
spelers moet gebeuren. Als een extern bureau dit doet, Maatschappijen waarvan EZ aandeelhouder28 is, zal in overleg met de
dan vereenzelvigt geen van de partijen zich ermee en is
provincies, zoveel mogelijk worden ingezet voor de Topprojecten.
de kans op succes kleiner. Vervolgens dienen partijen
gezamenlijk voorkeursvarianten uit te werken en een
5.2.2 Concrete afspraken
overeenkomst af te sluiten.
Na een eerste verkenning zullen de trekker, EZ en overige betrokkenen
inventariseren wat nodig is om het project te verwezenlijken en welke
knelpunten er zijn. De partijen geven vervolgens per knelpunt aan welke
inspanning of bijdrage ze kunnen leveren om tot een oplossing te komen.
Ook zal in deze fase de toegevoegde waarde van EZ worden bepaald.
Die toegevoegde waarde van dit departement kan bijvoorbeeld
bestaan uit: projectbemiddeling, EZ als bemiddelende partij binnen
de rijksoverheid (EZ-interventie richting V&W, VROM, BZK, Justitie of
LNV), het leveren van kennis en/of menskracht, het meefinancieren
van een studie en - in het geval van herstructurering - mogelijk
daadwerkelijke financiële ondersteuning.
Wanneer er sprake is van een meerwaarde maken EZ en de betrokken
partijen concrete afspraken over het proces. Partijen leggen vast welke
bijdrage ieder afzonderlijk levert om het project binnen de vastgestelde
tijd te realiseren (actie 19).

28 EZ is, samen met de betreffende provincie,


aandeelhouder van de ontwikkelings-
maatschappijen: LIOF, BOM, NOM en Oost NV.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
5.2.3 Projectuitvoering
Het gemeenschappelijk belang van alle partijen (inclusief EZ) is het
succesvol realiseren van het Topproject. EZ gaat er vanuit dat alle
betrokken partners belang hebben bij het oplossen van de knelpunten. 47
Via constructief overleg, stimulerende interventie of bemiddeling
tussen partijen moet er onderling uit te komen zijn.
Blijft de voortgang echter stokken dan moeten betrokkenen bepalen
of het wel zinvol is om door te gaan. Mocht dit zo zijn dan zal het
Rijk ook zijn verantwoordelijkheid voor het Topproject nemen. Mocht
echter iedereen het er over eens zijn dat het project niet haalbaar is,
dan moeten alternatieve hectaren worden gezocht. De nationale en EZ
doelstelling blijven immers overeind.

Wat te doen bij stagnerende projecten?


• Projectbemiddeling
• Bij wanprestatie toegezegde subsidies terugvorderen.
• Een aanwijzing op grond van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening door de provincie.

5.2.4 Champagne
Het streven is projecten in een zo kort mogelijke tijd te realiseren. De
champagne is verdiend wanneer het project tijdig gereed is. Tijdig wil
zeggen afgerond binnen 8 jaar voor herstructurering en 6,5 jaar voor
nieuwe terreinen.
EZ zal de voortgang van de Topprojecten monitoren en daarover via
de website www.bedrijventerreinen.EZ.nl en aan de Tweede Kamer
rapporteren (zie ook hoofdstuk 6).

5.3 Financiering Topprojecten

5.3.1 Nieuwe rol EZ vraagt andere regeling


De regelingen StiREA en TIPP bevatten een aantal goede elementen,
zoals een regionale visie op de projecten en verrekening met andere
kostendragers. Deze zullen ook binnen het nieuwe beleid behouden
blijven. Naast deze positieve elementen zijn er de afgelopen periode
klachten geweest over de administratieve last en de complexiteit van
de TIPP-regeling. De middelen kwamen voorheen via een getrapte
constructie via provincies bij de gemeenten terecht. Aanvragers
van subsidie ervaarden dit als zeer omslachtig. Een veelgehoorde
klacht daarnaast was het gebrek aan stroomlijning tussen diverse
rijksregelingen.
EZ constateert ook dat, hoewel inherent aan het toen geldende beleid,
veel van de TIPP-gelden zijn versnipperd en overwegend zijn ingezet
op meer lokale en kleine terreinen.
5
Topprojecten

Uit figuur 5.2 blijkt dat 2/3 deel van de middelen van de
subsidiestromen StiREA, TIPP en DBT zijn terechtgekomen in
provincies met de hoogste ruimtedruk (Zuid-Holland, Noord-Brabant,
48 Noord-Holland en Utrecht). Een goede ontwikkeling omdat daar de
belangrijkste knelpunten liggen. Het merendeel van de projecten
ligt weliswaar in provincies met de hoogste ruimtedruk, maar de
gesubsidieerde projecten liggen behoorlijk verspreid.
Uit een interne EZ-analyse van de gehonoreerde TIPP-projecten blijkt
dat slechts een kwart van de TIPP-projecten nu zou vallen onder de
definitie van een Topproject.

Begin 2003 heeft EZ het veld uitvoerig geconsulteerd over de


vormgeving van het nieuwe financiële instrumentarium. Zowel
gemeenten en provincies, maar ook private partijen als adviesbureaus
hebben hiervan gebruik gemaakt. De resultaten van deze consultatie
zijn verwerkt in de in dit hoofdstuk genoemde voorstellen.
Op basis van deze inzichten en op basis van de toekomstige specifieke
rol van EZ bij de Topprojecten, constateert EZ dat het anders moet. EZ
wil haar geldmiddelen in de toekomst gerichter inzetten door:
• te streven naar afstemming in de tijd van rijksgeldstromen;
• binnen het GSB bij het thema bedrijventerreinen te focussen op de
Topprojecten met herstructurering;
• het EZ-budget voor het nieuwe instrument bedrijventerreinen te
focussen op de Topprojecten met herstructurering;
• dit nieuwe instrument aanvullend op het GSB te positioneren;
• het nieuwe instrument toe te snijden op de nieuwe rol van EZ bij
Topprojecten;
• in de nieuwe regeling de benutting van overige geldstromen zwaar
mee te laten wegen bij de toekenning van subsidies29.
Een argument om investeringssubsidies te beperken tot
herstructurering is dat nieuwe terreinen door regionale partijen
rendabel te exploiteren (moeten) zijn. Ook stimuleert dit het
zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte en voorkomt het een
verdere versplintering van schaarse middelen. Tijdens de hiervoor
genoemde consultatie begin 2003 bleek er veel draagvlak te zijn voor
een focus van EZ-middelen op herstructurering.

29 Zoals bijvoorbeeld verevening, EU-


structuurfondsen, provinciefonds, fiscaal of het
maken van packagedeals.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Figuur 5.2 Omvang StiREA, TIPP en DBT-gelden per provincie in miljoen euro

49
5
Topprojecten

5.3.2 Afstemming geldstromen van het Rijk


Door als rijksoverheid haar investeringen rond bedrijventerreinen
goed op elkaar af te stemmen is veel winst te behalen zonder
50 dat dit extra geld kost. Als EZ bijvoorbeeld in het jaar 2005 een
herstructureringsproject in een gemeente subsidieert is het efficiënt
als het Ministerie van V&W dit ook doet voor de bereikbaarheid en
het Ministerie van VROM voor bodemsanering. Pas als al het rijksgeld
op het juiste moment op de juiste plaats is kan een herstructurering
van een bedrijventerrein goed van de grond komen. In feite komt dit
neer op het harmoniseren van de investeringsagenda’s in de tijd. De
effectiviteit van de besteding van rijksmiddelen neemt zo toe.
In het Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling30 dat de minister
van VROM op 16 juli 2003 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd is dit
voornemen ook genoemd. EZ zal de regie voor de afstemming van
rijksgeldstromen voor Topprojecten op zich nemen.

5.3.3 Binnen Grotestedenbeleid focus op


Topprojecten
Naast de opvolger van de TIPP wordt via het GSB beleidsonderdeel
Economie ook een fors EZ-bedrag uitgekeerd aan de steden. Het totale
budget voor de nieuwe convenantperiode GSB 2005-2010 bedraagt
naar verwachting ongeveer € 160 miljoen. Dit dient te worden ingezet
voor versterking van de stedelijke economie, bijvoorbeeld door het
verbeteren van de veiligheid voor ondernemers en het verbeteren van
de dienstverlening. Het zorgen voor kwalitatief voldoende ruimte voor
bedrijvigheid is daarbij ook een belangrijk thema.
In de huidige convenantsperiode (2000-2005) is 2/3 deel van het
budget door steden ingezet op het thema herstructurering. Daarmee
gaven de steden dit thema, net als het kabinet, een hoge prioriteit.
Voor de nieuwe convenantsperiode 2005-2010 ontwikkelde EZ een
zogenaamd beleidskader Stadseconomie31. In april 2004 heeft het
kabinet het overkoepelende GSB-beleidskader vastgesteld. Het
beleidskader is de leidraad voor de door steden te ontwikkelen
Meerjarige Ontwikkelingsprogramma’s. Steden dienen deze
programma’s in 2004 in bij het Rijk. Begin 2005 zullen dan de GSB-
convenanten worden gesloten.
Kernbegrippen voor deze nieuwe convenantsperiode zijn: maatwerk,
partnership en toegevoegde waarde. Deze passen uitstekend bij
de ingezette lijn in dit actieprogramma. De Staatssecretaris van
EZ wil met de GSB-steden afspraken maken over onderwerpen
die daadwerkelijk hun stedelijke economie een impuls geven,
afgestemd op de individuele situatie in steden. Hoewel in de visie
van EZ de herstructurering van bedrijventerreinen voor bijna alle
steden een belangrijk thema is, en het dus ook is opgenomen in
het nieuwe beleidskader, zal het belang dat hieraan wordt gehecht
30 Nationale Deel Actieprogramma duurzame binnen het GSB afhangen van de individuele stedelijke situatie.
ontwikkeling ‘Duurzame Daadkracht’ (bijlage bij
VROM 30480)
EZ zal als GSB-partner in de loop van 2004 met steden in gesprek
31 Zie ook www.stadseconomie.EZ.nl gaan over hun beleidsopgaven op de verschillende thema’s uit
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
het beleidskader en de daarin te maken keuzes. Vanuit nationaal
perspectief zal EZ in die gesprekken de prioriteiten op tafel leggen.
Deze zijn nadrukkelijk bedoeld als aanzet voor de discussie en dus
geen exclusief en dwingend voorschrift vanuit EZ. Wat betreft het 51
thema bedrijventerreinen, zullen de prioriteiten natuurlijk bestaan
uit de Topprojecten. Ook deze zijn nadrukkelijk bedoeld als start voor
discussie.
De tweede helft van 2004 zal worden gebruikt voor de definitieve
onderhandelingen over het Meerjarige Ontwikkelingsprogramma,
waaronder de specifieke afspraken over het thema bedrijventerreinen
binnen het GSB. Dit kunnen wat EZ betreft ook procesafspraken zijn
over nieuwe Topprojecten. EZ zal deze programma’s ook toetsen op de
intergemeentelijke afstemming met andere spelers in de betreffende
regio.

5.3.4 EZ-budget bedrijventerreinen aanvullend


inzetten op het Grotestedenbeleid
Er is voor gekozen om het EZ-budget bedrijventerreinen aanvullend
in te zetten op het Grote stedenbeleid. Onder andere omdat ruim
30% van het areaal te herstructureren Topprojecten buiten de 30
grote steden ligt. Daarnaast kan het GSB-budget van een stad niet in
verhouding staan tot de opgave voor herstucturering. Dit zou kunnen
spelen bij middelgrote steden met omvangrijke Topprojecten. Voor
deze gevallen kan het EZ-budget indien nodig aanvullend worden
ingezet. Verder speelt nog mee dat lang niet alle Topprojecten
investeringsrijp zijn en er de komende jaren nog mee- en tegenvallers
kunnen opduiken. Door de middelen niet voor een lange periode vast
te leggen is via de aanvullende EZ-regeling hier op in te spelen.
Ondanks de forse bezuinigingen heeft de Staatssecretaris van EZ
er voor gekozen het volledige budget voor bedrijventerreinen te
handhaven. Dit onderstreept het belang dat de Staatssecretaris
van EZ hecht aan het herstructureren van bedrijventerreinen. Op
de meerjarenbegroting van EZ is voor bedrijventerreinen voor de
periode 2004-2008 een bedrag van ongeveer € 20 miljoen per jaar
gereserveerd voor de aanvullende financiële regeling. Daarnaast is
er nog bijna € 5 miljoen in deze begrotingsperiode beschikbaar om
bijvoorbeeld studies voor Topprojecten (mede) te financieren32.
Goede elementen van de TIPP zal EZ in de nieuwe regeling opnemen.

32 Zie ook bijlage 3 voor de meerjarenbegroting.


5
Topprojecten

De kenmerken van de nieuwe regeling zijn in het kader hieronder


weergegeven. In de regeling zullen de criteria voor de Topprojecten
herstructurering verder worden uitgewerkt. De in bijlage 1 genoemde
52 Topprojecten herstructurering zijn voor deze regeling als een
indicatieve lijst te beschouwen. Verder zal gestreefd worden naar een
regeling met een lage administratieve lastendruk. Met het oog op een
goede afstemming van de geldstromen van het Rijk zal dit instrument
daar waar mogelijk beleidsmatig en in procedurele zin gekoppeld
worden aan het GSB. EZ verwacht de nieuwe regeling najaar 2004
gereed te hebben (actie 20).

Tabel 5.1 Kenmerken nieuwe financiële regeling bedrijventerreinen


Wat wordt er anders? Wat blijft?
• Geen getrapte constructie meer, de • Aandacht voor regionale
middelen zullen rechtstreeks naar de samenwerking
aanvrager, doorgaans een gemeente, • Projecttrekker blijft
gaan eerstverantwoordelijke
• Het nieuwe financiële voor uitvoering (meestal de
instrumentarium richt zich uitsluitend gemeente)
op herstructurering • Alleen publieke aanvragers*
• Specifieke regeling met focus op
Topprojecten
• Niet langer programma’s maar
individuele projecten
• Subsidie kan pas verkregen worden
als aangetoond is dat andere
financiële mogelijkheden zijn uitgeput
• Waar mogelijk beleidsmatige en
procedurele koppeling met het GSB
• ‘Eerst komt eerst maalt’ regeling
• Thema’s parkmanagement en
preventie criminaliteit wegen zwaar
mee bij beoordeling

*
Dit heeft te maken met de Europese regels voor bedrijfssteun. Wanneer overheidsgelden
rechtstreeks naar individuele bedrijven of privaat-publieke constructies gaan, kan er sprake
zijn van concurrentievervalsing, hetgeen volgens Europese regels verboden is.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
5.4 Kennisintensieve bedrijventerreinen

Naast de Topprojecten zal de Staatssecretaris van EZ ook nog een


extra inspanning plegen voor de volgende ruimtelijke speerpunten 53
van het innovatiebeleid:
• Technopolis/Schieveen in Delft/Rotterdam;
• Kennispark Twente in Enschede;
• Bio Sciencepark Leeuwenhoek/Rijnfront in Leiden/Oegstgeest.
Doordat deze kennisintensieve bedrijventerreinen doorgaans
kleiner zijn dan 150 hectare vallen ze niet onder de criteria voor Agrobedrijventerreinen
Topprojecten. De overige criteria van Topprojecten gelden ook voor De Visie Agrologistiek is in het jaar 2002 aangenomen
de kennisintensieve bedrijventerreinen. Daarnaast moet er sprake zijn door de Tweede Kamer (Vergaderjaar 2001-2002,
van complexe ruimtelijke knelpunten. Kamerstuk II, 28141, nr.3). Belangrijke aandachtspunten
in deze visie zijn het clusteren van activiteiten, het slim
Kenmerkend voor deze kennisintensieve bedrijventerreinen is
verbinden van de clusters en de regie hiervan.
dat ze inhoudelijk én geografisch aansluiten bij een universiteit.
Clustering kan zijn weerslag vinden in grote en
Verder zijn deze terreinen gelegen in een regio waar al de nodige complexe agrarische terreinen. De nota Ruimte
kennisintensieve bedrijven en instellingen zijn gevestigd. Dit brengt zal een aantal van de belangrijkste agroclusters
een unieke combinatie bij elkaar van onderwijs, onderzoek, hoog er uitlichten. Deze zogeheten greenports zijn van
geschoold personeel en hoogwaardige, vaak R&D, bedrijven. Hierdoor internationaal belang. Door de ontwikkeling van een
scoren deze relatief kleine terreinen ook internationaal zeer hoog. hoogwaardige productie, hetgeen wordt versterkt door
Deze locaties zijn niet inwisselbaar voor andere locaties en bieden de ontwikkeling van de Rotterdamse haven en van de
een unieke kans voor de Nederlandse (kennis)economie. Dit is de luchthaven Schiphol, is de Nederlandse tuinbouwsector
reden voor een extra inspanning van EZ om deze kennisintensieve uitgegroeid tot een speler van wereldformaat. De
bedrijventerreinen samen met de betrokkenen van de grond te krijgen. greenports betreffen:
• Aalsmeer;
• Zuid-Hollands glasdistrict (Westland en Oostland);
• bollenstreek voor de bollenteelt;
• Boskoop voor de bomenteelt;
• agrologistiek cluster Venlo.
Op rijksniveau is LNV het eerste aanspreekpunt voor de
greenports. De greenport Venlo maakt deel uit van een
Topproject.
6
Monitoring,
evaluatie en
rapportage
6
Monitoring, evaluatie en rapportage

Monitoring, evaluatie en rapportage


6.1 Monitoring

De provincies zijn als eerste verantwoordelijk voor het monitoren van


56 de voortgang van het (her)ontwikkelen van bedrijventerreinen in hun
provincie (zie hoofdstuk 3). EZ zal deze rapportages bundelen.
EZ zal de voortgang van de Topprojecten nauwkeurig in het oog
houden. Voor de Topprojecten zal het ministerie een eigen systeem
van monitoring opzetten en ieder project afzonderlijk volgen.
Evaluatie StiREA, TIPP en DBT Daarnaast zal EZ ook de totale voortgang van de Topprojecten,
In opdracht van EZ heeft het adviesbureau Berenschot
de EZ-doelstelling uit hoofdstuk 3, bijhouden. De voortgang van
de regelingen StiREA, TIPP en DBT geëvalueerd. de Topprojecten zijn verder een onderwerp bij de jaarlijkse GSB-
De belangrijkste conclusies zijn: stadsgesprekken.
• Elk instrument heeft weliswaar een positieve
werking gehad, maar effecten komen aanzienlijk
langzamer dan verwacht. De oorzaak hiervan zijn 6.2 Rapportage
knelpunten bij de start van de projecten.
• Zonder EZ-subsidie waren de projecten doorgaans EZ zal eens in de drie jaar de voortgang van dit actieplan aan de
later of in kleinere vorm uitgevoerd. Tweede Kamer rapporteren (actie 21). Daarnaast zal ze jaarlijks op
• Bij de TIPP kwam de nadruk meer te liggen op de
de gebruikelijke manier de stand van zaken weergegeven in haar
regierol van provincies. De grote steden vonden dit
begroting en jaarverslag.
een nadeel, de kleinere gemeenten waren hierover
De voortgang van het actieplan op onderdelen is voorts continu
positief.
• De indieningsprocedure van de TIPP werd als lastig
te volgen via www.bedrijventerreinen.EZ.nl en de nieuwsbrief
ervaren. De administratieve lasten van DBT werden Bedrijventerreinen.
als hoog ervaren. In het jaar 2007 zal EZ over de voortgang van het GSB-
• De instrumenten TIPP en DBT zijn complementair in beleidsonderdeel Economie rapporteren aan de Tweede Kamer. Deze
theorie, in de praktijk is dit niet het geval. midterm-review kan aanleiding zijn tot herijking van de afspraken met
de G30 (actie 22).
De belangrijkste aanbevelingen van de onderzoekers
aan EZ zijn:
• Formuleer als EZ meer realistische doelstellingen. 6.3 Evaluatie
• Breng als EZ meer focus aan bij de selectie van
bedrijventerreinen. Focus op herstructurering en
De regelingen TIPP en DBT eindigden eind 2003. EZ heeft deze
beperkt aantal projecten.
regelingen en de regeling StiREA, de voorganger van de TIPP,
• Leg bij de selectie van projecten een duidelijke
verbinding met het EZ-beleid. geëvalueerd. De resultaten zijn gebruikt bij het vormgeven van het
• Ga in de nieuwe EZ-regeling uit van een nieuwe financiële instrumentarium.
‘tweetrapsraket’. De evaluatie heeft geleerd dat veel
projecten vertragen doordat zij op het moment van Verder is in het jaar 2003 het convenant Samenwerking in de Regio
honorering nog niet uitvoeringsklaar zijn. Maak een geëvalueerd. In het jaar 1999 is dit convenant gesloten door de
scherp onderscheid tussen de voorbereidings- en Ministeries van EZ, V&W, de VNG en de provincies. Het Ministerie van
uitvoeringsfase bij de nieuwe regeling. VROM heeft zich in het jaar 2001 aangesloten bij deze afspraken.
• Zorg voor een goede regionale inbedding van 40 van de 70 afspraken gaan over bedrijventerreinen. Daarnaast bevat
projecten. het convenant afspraken over regionaal en lokaal economisch beleid,
• Behoud als EZ en uitvoerder zicht op de effecten van
innovatie en marktwerking.
het beleid.
Conclusies van de evaluatie zijn dat het convenant Samenwerking
• Speel als EZ waar nodig en mogelijk een
in de Regio met name agendazettend heeft gewerkt en dat de
bemiddelende rol.
• Laat de uitvoerder van de regeling tijdens de samenwerking tussen de partners van het convenant is verbeterd.
uitvoering rechtstreeks zaken doen met de Op het gebied van concrete uitvoering van acties heeft het convenant
gemeenten. minder opgeleverd. Ongeveer de helft van de afspraken zijn
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
uitgevoerd. Op het gebied van bedrijventerreinen is een aanzienlijk
deel van de afspraken nagekomen. De rol van het convenant hierin
is echter niet exact vast te stellen, omdat een deel van de afspraken
wellicht ook zonder het convenant tot stand zou zijn gekomen. In de 57
tweede helft van 2004 zullen de partners van het convenant besluiten
hoe zij hun samenwerking in de toekomst zullen vormgeven (actie 23).
Bijlagen
Bijlagen

Bijlage 1A Lijst Topprojecten per provincie

N = nieuw; H = herstructurering
Provincie Gemeente Topprojecten
Drenthe Emmen Bargermeer H
60
Flevoland Almere A6-A27 N
Gelderland Arnhem-Duitse grens KAN A12-zone, bedrijfschap A12 N
Gelderland Ede-Veenendaal A12-A30 N
Gelderland Nijmegen/Wijchen A73-zone: H
Westkanaaldijk/Noord- en Oost
Kanaalhaven/Wijchen-Oost
Gelderland Nijmegen-West KAN A73-zone (Beuningscheveld) N
Gelderland Overbetuwe, KAN A15-zone N
Valburg/Elst
Gelderland Zutphen De Mars H
Groningen Delfzijl Oosterhorn H
Groningen Groningen Westpoort N
Groningen Groningen Meerstad met Zuidoost-Groningen H+N
Limburg Beek Luchthaven Oost H+N
Limburg Maastricht Beatrixhaven/Zinkwit H
Limburg Sittard/Geleen Chemelot Noord/ H
Kampstraat/Kerensheide
Limburg Venlo Logistiek terrein Tradeport Noord/ N
Logistiek terrein Tradeport Oost
(greenport)
Limburg Venlo Venlo Tradeport H
Noord-Brabant Breda Krogten/Emer/ Hintelaken H
Noord-Brabant Eindhoven De Hurk/Ekkersrijt/De Kade H
Noord-Brabant Etten-Leur Vosdonk H
Noord-Brabant Helmond Hoogeind H
Noord-Brabant Moerdijk Moerdijkse Hoek N
Noord-Brabant Roosendaal Borchwerf N+H
Noord-Brabant Roosendaal Majoppeveld H
Noord-Brabant ‘s Hertogenbosch Kloosterstraat N
Noord-Brabant ‘s Hertogenbosch Rietvelden/De Vutter/Ertveld H
Noord-Brabant Tilburg Loven/Kanaalzone/Kraaiven H
Noord-Brabant Waalwijk Haven Waalwijk H
Noord-Holland Amsterdam Westrandzone N
Noord-Holland Amsterdam Havengebied: H
Coen- en Vlothaven
Noord-Holland Beverwijk, Velsen IJmond-Noord H
Noord-Holland Haarlemmermeer Zoekgebied Haarlemmermeer N
Noord-Holland Haarlem Waarderpolder H
Noord-Holland Zaanstad Kanaaloeverzone H+N
Noord-Holland Zaanstad, Beverwijk Wijkermeerpolder N
Overijssel Almelo Regionaal Bedrijventerrein N
Twente
Overijssel Enschede Havengebied Enschede H
Overijssel Hengelo Twentekanaal H
Overijssel Kampen Haatland 1-6 H
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Utrecht Utrecht Lage Weide H
Zeeland Vlissingen, Terneuzen Kanaalzone, Sloehaven H+N
Zuid-Holland Binnenmaas Hoeksche Waard N
Zuid-Holland Dordrecht Zeehaven Dordrecht H 61
Zuid-Holland Leiden, Alphen a/d Rijn Oude Rijnzone H
Zuid-Holland Rotterdam Tweede Maasvlakte N
Zuid-Holland Rotterdam Bestaand Rotterdams Gebied H
Zuid-Holland Rotterdam Spaanse Polder H
Zuid-Holland Rotterdam Stadshavens Rotterdam H
Zuid-Holland Rotterdam, Zoetermeer, Gouda Zuidplas (A12 en A20) N
Zuid-Holland Schiedam, Vlaardingen Rechter Maasoever H
Bijlagen

Bijlage 1B Lijst Topprojecten naar gemeente

N = nieuw; H = herstructurering
Gemeente Provincie Topprojecten
Almelo Overijssel Regionaal Bedrijventerrein Twente N
62
Almere Flevoland A6-A27 N
Amsterdam Noord-Holland Westrandzone N
Amsterdam Noord-Holland Havengebied: H
Coen- en Vlothaven
Arnhem-Duitse grens Gelderland KAN A12-zone, bedrijfschap A12 N
Beek Limburg Luchthaven Oost H+N
Beverwijk, Velsen Noord-Holland IJmond-Noord H
Binnenmaas Zuid-Holland Hoeksche Waard N
Breda Noord-Brabant Krogten/Emer/Hintelaken H
Delfzijl Groningen Oosterhorn H
Dordrecht Zuid-Holland Zeehaven Dordrecht H
Ede-Veenendaal Gelderland A12-A30 N
Eindhoven Noord-Brabant De Hurk/Ekkersrijt/De Kade H
Emmen Drenthe Baggermeer H
Enschede Overijssel Havengebied Enschede H
Etten-Leur Noord-Brabant Vosdonk H
Groningen Groningen Westpoort N
Groningen Groningen Meerstad met Zuidoost-Groningen H+N
Haarlemmermeer Noord-Holland Zoekgebied Haarlemmermeer N
Haarlem Noord-Holland Waarderpolder H
Helmond Noord-Brabant Hoogeind H
Hengelo Overijssel Twentekanaal H
‘s Hertogenbosch Noord-Brabant Kloosterstraat N
‘s Hertogenbosch Noord-Brabant Rietvelden/De Vutter/Ertveld H
Kampen Overijssel Haatland 1-6 H
Leiden, Alphen a/d Rijn Zuid-Holland Oude Rijnzone H
Maastricht Limburg Beatrixhaven/Zinkwit H
Moerdijk Noord-Brabant Moerdijkse Hoek N
Nijmegen/Wijchen Gelderland A73-zone: H
Westkanaaldijk/Noord- en Oost
Kanaalhaven/Wijchen-Oost
Nijmegen-West Gelderland KAN A73-zone (Beuningscheveld) N
Overbetuwe, Gelderland KAN A15-zone N
Valburg/Elst
Roosendaal Noord-Brabant Borchwerf N+H
Roosendaal Noord-Brabant Majoppeveld H
Rotterdam Zuid-Holland Tweede Maasvlakte N
Rotterdam Zuid-Holland Bestaand Rotterdams Gebied H
Rotterdam Zuid-Holland Spaanse Polder H
Rotterdam Zuid-Holland Stadshavens Rotterdam H
Rotterdam, Zoetermeer, Zuid-Holland Zuidplas (A12 en A20) N
Gouda
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Schiedam, Vlaardingen Zuid-Holland Rechter Maasoever H
Sittard/Geleen Limburg Chemelot Noord/Kampstraat/Kerensheide H
Tilburg Noord-Brabant Loven/Kanaalzone/Kraaiven H
Utrecht Utrecht Lage Weide H 63
Venlo Limburg Logistiek terrein Tradeport N
Noord/Logistiek terrein Tradeport Oost
(greenport)
Venlo Limburg Venlo Tradeport H
Vlissingen, Terneuzen Zeeland Kanaalzone, Sloehaven H+N
Waalwijk Noord-Brabant Haven Waalwijk H
Zaanstad Noord-Holland Kanaaloeverzone H+N
Zaanstad, Beverwijk Noord-Holland Wijkermeerpolder N
Zutphen Gelderland De Mars H
Bijlagen

Bijlage 2 Overzicht EZ-acties

nr actie paragraaf start (eerste)


resultaten
1 Actualiseren nationale doelstelling nieuwe 3.1.2 najaar 2004 eind 2004
64 bedrijventerreinen a.d.h.v. nieuwe berekeningen CPB
2 EZ-doelstelling herstructurering herijken aan de 3.2.1 najaar 2004 begin 2005
hand van de definitieve inzet GSB-middelen
3 Stimuleringsregeling innovatieve bedrijventerreinen 4.1.1 begin 2004 eind 2004
4 Pilot preventie criminaliteit 4.1.2 medio 2004 begin 2005
5 Pilot publiek-private en gebiedsgerichte 4.1.3 zomer 2003 medio 2004
samenwerking
6 Onderzoek bedrijfsverplaatsing 4.2.1 medio 2004 eind 2004
7 Onderzoek naar meer private markt 4.2.2 eind 2003 medio 2004
8 Vervolgactie private markt naar aanleiding van 4.2.2 eind 2004 2005
onderzoek (actie 7)
9 Inventarisatie oplossingen problematiek free-riders 4.2.3 2004 najaar 2004
10 Besluit over werkgroep strijdige regelgeving 4.3.2 medio 2004 najaar 2004
bedrijventerreinen
11 Pilot NIMBY-bedrijven (IZI-project) 4.3.4 eind 2003 zomer 2004
12 Pilot zonering 4.3.5 eind 2004 eind 2005
13 www.bedrijventerreinen.EZ.nl 4.4.2 medio 2002 -
14 Nieuwsbrief Bedrijventerreinen 4.4.3 medio 2002 -
15 Kennisplatform 4.4.4 begin 2004 2004/2005
16 Pilot zorgvuldig ruimtegebruik 4.4.5 eind 2004 eind 2005
17 Pilot architectuur 4.4.6 eind 2004 eind 2005
18 Herijking lijst Topprojecten 5.2.1 najaar 2006 begin 2007
19 Vaststellen toegevoegde waarde EZ per Topproject 5.2.2 medio 2004 medio 2004
20 Nieuwe EZ-regeling herstructurering 5.3.4 najaar 2003 najaar 2004
21 Eerste rapportage voortgang actieplan aan de 6.2 2007 2007
Tweede Kamer
22 Midterm-review GSB-beleidsonderdeel Economie 6.2 2007 2007
23 Besluit over al dan niet voortzetten convenant 6.3 zomer 2004 najaar 2004
Samenwerking in de Regio
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Bijlage 3 Meerjarenbegroting bedrijventerreinen 2004 - 2008
(verplichtingen)
jaar (x € 1.000) actie** 2004 2005 2006 2007 2008
Beschikbaar
- bedrijventerreinen (artikel 03.10.100) 22.878 22.887 23.112 22.876 22.876
65
- GSB niet fysieke stadseconomie (artikel 03.10.510) 154.100 2.000 2.000 2.000
Totaal 22.878 176.987 25.112 24.876 24.876

Begroot
Generiek beleid
- regeling innovatieve bedrijventerreinen (par. 4.1.1) 3 1.500 1.500 1.500 1.500
- overige acties (hoofdstuk 4) 4 t/m 10, 12, 800 700
15 t/m 17
Topprojecten (par. 5.3.4)
- EZ subsidieregeling 20 21.000 19.600 20.600 20.500 20.500
- proces 19 1.078 1.087 1.012 876 876
subtotaal 22.878 22.887 23.112 22.876 22.876

GSB 2005-2010: EZ beleidsonderdeel Economie* 154.100 2.000 2.000 2.000


(par. 5.3.3)
Totaal 22.878 176.987 25.112 24.876 24.876
* Bedrag voor gehele GSB-convenant voor de periode 2005-2009. Het aandeel bedrijventerreinen is nog niet bekend. In de huidige convenantsperiode
2000-2005 is ongeveer 2/3 deel van het budget voor bedrijventerreinen ingezet door de GSB-steden.
** Zie bijlage 2 voor beschrijving EZ-acties.
Bijlagen

Bijlage 4 Zorgvuldig ruimtegebruik, implementatie


MDW-rapport
In juni 2001 is de MDW-werkgroep Intensief Ruimtegebruik
Nog beperkte ervaringen met dimensie ‘tijd’
Bedrijventerreinen gestart met het onderzoek naar de mate waarin
op bedrijventerreinen
wet- en regelgeving zorgvuldig ruimtegebruik belemmert. Ook heeft
Zorgvuldig ruimtegebruik kan plaatsvinden in vier de werkgroep bekeken welke andere prikkels intensivering kunnen
66
dimensies:
bevorderen. In mei 2002 heeft het kabinet haar standpunt inzake het
• intensiveren van ruimtegebruik / verdichten;
MDW-rapport Verzameld Werk 33 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het
• functiemenging;
• verticaal bouwen, de hoogte of de diepte in;
kabinet gaf daarbij aan met een implementatieplan te zullen komen.
• tijd. In augustus 2002 heeft de Staatssecretaris van EZ aangegeven het
Naar de verschillende mogelijkheden van de eerste implementatieplan voor het MDW-rapport integraal op te nemen in
drie dimensies is al veel onderzoek verricht. Een nog het actieplan Bedrijventerreinen. Deze bijlage beschrijft hoe het MDW-
veel minder onderzocht thema is het doelmatiger advies integraal is verwerkt in het voorliggende actieplan.
gebruik van ruimte in de tijd. Dit wordt ook wel de
‘vierde dimensie’ van ruimtegebruik genoemd. Veel Zorgvuldig ruimtegebruik integraal onderdeel
bedrijventerreinen hebben op dit moment alleen een actieplan
functie overdag, tijdens kantooruren. ’s Avonds zijn veel
bedrijventerreinen uitgestorven.
De MDW-werkgroep stelt vast dat intensief ruimtegebruik een niet
Uit oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik is het
op zichzelf staand doel is. Het is een thema dat vaak eng verweven
van belang, om na te gaan of en in hoeverre men
is met andere onderwerpen als herstructurering, duurzaamheid,
bedrijventerreinen ook buiten de reguliere werktijden
kan benutten. Dit zou voor dezelfde, maar ook voor
parkmanagement, criminaliteitsbestrijding en architectuur. Die
heel andere functies kunnen zijn. Enerzijds kunnen verwevenheid kan overigens zowel positieve als negatief uitwerken.
werkgevers bijvoorbeeld werktijden verlengen door Intensief ruimtegebruik kan bijvoorbeeld haaks staan op een ruime
het uitbreiden van kantoortijden. Aan de andere kant zonering die verlangd wordt bij externe veiligheid. Zorgvuldig
zouden bedrijventerreinen in de avonduren ook voor ruimtegebruik is daarom integraal opgenomen in dit actieplan.
heel andere functies, zoals recreatie, kunnen dienen.
Uit onderzoek* van EZ blijkt dat er zeker mogelijkheden Samenwerking het sleutelwoord
zijn om bedrijventerreinen buiten kantooruren beter
te benutten. Een eenvoudig toe te passen maatregel Een advies uit het MDW-rapport is het inzetten op bovengemeentelijke
is het delen van parkeerplaatsen met nabij gelegen
samenwerking. Deze samenwerking moet zich niet alleen
recreatievoorzieningen. Voor veel partijen is de vierde
concentreren op het bouwproces en de inrichting van het terrein
dimensie nog een onbekend thema. In de toekomst
en omgeving, maar ook op het voortraject van planvorming en
zal de aandacht vooral op kennisontwikkeling en
verspreiding moeten liggen. ontwerp. Dit sluit aan bij de gevolgde strategie in dit actieplan waarbij
samenwerking het sleutelwoord is.
*) zie www.bedrijventerreinen.EZ.nl onder ‘documenten” de Ook in de pilot zorgvuldig ruimtegebruik van EZ en de AVBB is
publicatie: ‘Meervoudig ruimtegebruik in de tijd. Het beter gekeken hoe de relatie tussen opdrachtgever, opdrachtnemer en de
benutten van bedrijventerreinen buiten reguliere kantooruren’ gemeente te verbeteren is.

Aanpak cumulatie van regelgeving

Het MDW-rapport concludeert dat de rijkswet- en regelgeving niet echt


belemmerend is voor intensief ruimtegebruik op bedrijventerreinen.
Wel noemt het rapport de cumulatie van regelgeving als een
probleem. De acties rond wet- en regelgeving uit paragraaf 4.3 haken
hierop in.

Transparant maken van kennis

Veel van de bestaande kennis is volgens het MDW-rapport


33 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2001-2002, Kamerstuk onzichtbaar en ontoegankelijk. Deze kennis dient te worden vertaald
24036, nr. 253.
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
naar praktische op de werkvloer toe te passen kennis. Dit actieplan
Meer flexibiliteit verlengt
signaleert dit knelpunt ook voor andere onderwerpen. Het platform
houdbaarheidsdatum bedrijventerrein
Bedrijventerreinen zal een bijdrage leveren aan het oplossen van dit
knelpunt (paragraaf 4.4.4). Daarnaast sluiten andere kennisacties uit De kans bestaat dat een vandaag gerealiseerd
67
bedrijventerrein het probleemterrein van morgen
het plan ook goed aan bij de knelpunten op dit gebied uit het MDW-
is. De oplossing is: flexibiliteit in combinatie met
rapport.
een verbeterde regie op met name terreinniveau.
Intensiever of ander ruimtegebruik in een latere fase
Rol gemeenten in de levenscyclus van een terrein zou op voorhand
mogelijk moeten zijn.
De MDW-werkgroep constateert dat het niet zozeer de wet- en
regelgeving als zodanig is die belemmerend werkt voor intensief
ruimtegebruik, maar dat het veel meer de wijze is waarop gemeenten
met die regelgeving omgaan. Het actieplan stelt op dit specifieke
punt een pilot Zorgvuldig ruimtegebruik voor waarin het pragmatisch
omgaan met regels één van de kernthema’s is (zie paragraaf 4.4.5). De
eerste resultaten van deze pilot worden eind 2005 verwacht.

Fysieke belemmeringen

Tot slot noemt het MDW-rapport nog een aantal fysieke


belemmeringen. Te denken valt aan beperkingen door het
bedrijfsproces of de reeds bestaande bouwconstructie. Het MDW-
rapport formuleert geen aanbevelingen om deze belemmeringen op te
lossen. In dit actieplan worden mogelijke oplossingen verkend, onder
andere via de pilot Zorgvuldig ruimtegebruik en het EZ-onderzoek
naar een betere benutting van de dimensie tijd van het ruimtegebruik.
Bijlagen

Bijlage 5 Afkortingenlijst

AVBB Algemeen Verbond van Bouwbedrijven


BLM Bedrijfslocatiemonitor (CPB)
BOM Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij
68
BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CPB Centraal Planbureau
DBT stimuleringsprogramma Duurzame Bedrijventerreinen (Novem)
EU Europese Unie
EZ Ministerie van Economische Zaken
GEP Gebiedsgerichte Economische Perspectieven
GSB Grotestedenbeleid
IBIS Integraal Bedrijventerreinen Informatie Systeem
IBO Interdepartementaal Beleidsonderzoek
IZI project Inpassing Zware Industrie (provincie Gelderland)
LIOF Limburgse Ontwikkelingsmaatschappij
LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MDW Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit
MKB Nederland Midden- en Kleinbedrijf Nederland
NIMBY Not In My Back Yard
NOM Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland
Novem Nederlandse organisatie voor energie en milieu
OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Oost NV Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland NV
StiREA Stimuleringsregeling Ruimte voor Economische Activiteit
RPB Ruimtelijk Planbureau
TIPP Tender Investerings Programma’s Provincies (Senter)
V&W Ministerie van Verkeer en Waterstaat
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VROM Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
WGR-plus aanvulling Wet gemeenschappelijke regelingen over verplichtende regionale
samenwerking rond grote steden
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
Bijlage 6 Definities

bedrijventerrein = een terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door een of meer
bedrijven uit de sectoren industrie, handel, nijverheid en/of commerciële
en niet-commerciële dienstverlening, daaronder niet begrepen een
terrein dat in overwegende mate bestemd is voor kantoren, detailhandel 69
of horeca.
duurzaam bedrijventerrein = een bedrijventerrein dat zich kenmerkt door het voortdurend
gezamenlijk streven invulling te geven aan kansrijke milieuthema’s.
Dit zijn thema’s waarbij een gezamenlijke actie op het bedrijventerrein
kan leiden tot besparing op energie, water, afvalstoffen of grond- en
hulpstoffen, optimalisering van verkeer en vervoer, of intensivering van
het ruimtegebruik, en waarbij bij betrokkenen bereidheid bestaat tot
gezamenlijke uitwerking.
herstructurering = een samenhangend geheel van activiteiten, zijnde alle eenmalige
ingrepen in het bedrijventerrein die niet onder reguliere onderhoud
vallen, gericht op de verbetering van het vestigingsklimaat op een
bestaand bedrijventerreinen.
kwaliteit bedrijventerrein = de mate waarin de prestaties van een bedrijventerrein op functioneel
(technisch, economisch) en maatschappelijk (milieuhygiënisch, ruimtelijk,
sociaal) gebied aansluiten bij de wensen van alle betrokken partijen.
Wanneer de prestaties goed aansluiten bij genoemde wensen is sprake
van een optimale kwaliteit.
parkmanagement = het in een publiek-private samenwerking, sturen van vorm, voorzieningen
en beheer van een bedrijventerrein, met als doel het structureel
vasthouden van het gewenste kwaliteitsniveau van de bedrijfsomgeving.
ruimtelijke ordening = de integrale afweging van, vaak tegenstrijdige, ruimtelijke belangen,
zoals wonen, werken, water, natuur, recreatie, landbouw en
infrastructuur.
stuwende bedrijvigheid = bedrijven die hun keuze voor een vestigingsplaats niet hoofdzakelijk van
het lokaal en regionaal bevolkingsdraagvlak af laten hangen.
Topproject = bedrijventerreinen waarmee we belangrijke economische kansen kunnen
verzilveren, die niet alleen regionaal maar ook op nationale schaal
voelbaar zijn.
zorgvuldig ruimtegebruik = het zodanig benutten van grond en opstallen dat het grondbeslag per
eenheid economische activiteit of werknemer wordt beperkt en de
bedrijfseconomische positie en de kwaliteit van het bedrijventerrein gelijk
blijft of verbetert.

verevening = inzetten van batig saldo uit exploitatie nieuwe terreinen voor een te
herstructureren terrein.
Bijlagen

Bijlage 7 Trefwoordenregister

trefwoord paragraaf pagina


acties lopende en afgeronde 2.2 17

70 afkortingen bijlage 5 68
architectuur 4.4.6 41
bedrijfsverplaatsing 4.2.1 32
begroting bijlage 3 65
beleidsdoelen EZ 3.2 24
beleidsdoelen nationaal 3.1 22
bereikbaarheid 4.1.5 32
beveiliging 4.1.2 30
criminaliteitspreventie 4.1.2 30
definities bijlage 6 69
Duurzame Bedrijventerreinen programma 4.1.1 30
EU-structuurfondsen 4.2.4 34
evaluatie 6.3 56
EZ-acties overzicht bijlage 2 64
free-riders 4.2.3 34
generieke acties 4. 30
intensief ruimtegebruik 4.3.6, 4.4.5, bijlage 4 38, 40, 66
kennis 4.4 38
kennisintensieve bedrijventerreinen 5.4 53
kennisplatform 4.4.4 39
knelpunten bedrijventerreinen 2.1 16
monitoring 6.1 56
nieuwsbrief Bedrijventerreinen 4.4.3 39
NIMBY 4.3.4 36
private markt bedrijventerreinen 4.2.2 33
rapportage 6.2 56
regeling innovatieve bedrijventerreinen 4.1.1 30
samenwerking gebiedsgericht 4.1.3 31
samenwerking publiek-privaat 4.1.3 31
strijdige regelgeving 4.3.2 36
stroomlijning RO-toetsen 4.3.3 36
Actieplan Bedrijventerreinen 2004 - 2008
TIPP opvolger 5.3.4 51
Topprojecten 5. 44
Topprojecten criteria 5.1 44 71
Topprojecten en GSB 5.3.3 50
Topprojecten EZ-regeling 5.3.4 51
Topprojecten financiering 5.3 47
Topprojecten lijst bijlage 1A, 1B 60 - 63
Vogel- en Habitatrichtlijn 4.3.1 35
Wet gemeenschappelijke regelingen (aangevulde) 4.1.4 31
www.bedrijventerreinen.EZ.nl 4.4.2 38
zonering 4.3.5 37
zorgvuldig ruimtegebruik 4.3.6, 4.4.5, bijlage 4 38, 40, 66
colofon

72

Colofon

Uitgave
Dit is een uitgave van het Ministerie van Economische Zaken
Directie Ruimtelijk Economisch Beleid

Tekstredactie
Ministerie van Economische Zaken

Foto’s
• Claudia Schutte en Hans Bongers, Den Haag
• Foto’s ter beschikking gesteld door NOVEM en de Kamer van
Koophandel Twente

Vormgeving en druk
PGF, IZ, Ministerie van Economische Zaken

Meer exemplaren zijn te bestellen bij het Ministerie van Economische


Zaken, via:
• 0800 - 646 3951 (vanuit Nederland) of +31 (0)70 308 1986 (vanuit
het buitenland);
• ezinfo@postbus51.nl;
• www.EZ.nl (kies uit het menu aan de rechterbovenzijde ‘publicaties’
en zoek op titel).

Voor meer informatie van EZ over bedrijventerreinen kunt u terecht op


www.bedrijventerreinen.EZ.nl

Den Haag, mei 2004


Publicatienummer: 03O13

Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend.

You might also like