Professional Documents
Culture Documents
INHOUD
1. Inleiding
1.1 Algemeenheden
1.2 Beg ri psbepali ng
o
CO
0>
,...
"ID
"'C
C
as
as
E
Q)
"i::
Cl
3
3
3
2. Draag.struktuur
2.1 Daktimmerwerk. Grondvlak en dakhelling
2.2 Materialen
2.3 Uitvoering
2.4 Bescherming tijdens de werken
2.5 Hygrotermisch gedrag
2.51 Algemeenheden
2.52 Isolatie in de zoldervloer
2.53 Isolatie in het dak
7
7
8
9
12
12
12
12
13
3. Onderlaag en onderdak
3.1 Materialen
3.2 Uitvoering
14
14
14
4. Uitvoering
4.1 Materialen
4.11 Asfaltleien
4.12 Bevestiging
4.2 Tracering
4.3 Uitvoering van de vlakke delen
4.31 Aanzet van de lagen
4.32 Opeenvolging van de lagen en overlapping
4.4 Uitvoering van de details
4.41 Goten
4.42 Randen
4.43 Nokken en hoekkepers
4.44 Killen
4.45 Doorbouwingen
4.46 Verluchtingsopeningen
4.47 Buisdoorvoeringen
4.48 Dakramen
16
16
16
16
17
18
18
28
28
28
28
31
33
35
18
19
19
20
21
22
25
26
27
27
de heer
Leden:
Sekretarisde heer
verslaggever:
de heer
F. Louwers
Leden:
de heer
F. Heynderickx
Leden:
Juni 1980
WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF
1. INLEIDING
1.1 ALGEMEENHEDEN
Het zichtvlak van asfaltleien is bedekt met minerale korrels of schilfers, het ondervlak met een
anti-hechtende bezanding.
Asfaltleien kunnen worden gedefinieerd als zijnde dakbedekkingselementen voor hellende daken
of voor bebordingen, met een over het algemeen
rechthoekige vorm en met als meest voorkomende afmetingen ongeveer 1 m op 0,30 m. Ze
zijn samengesteld uit een met bitumen omhulde
inlage.
Afb. 1.
De in dit dokument vermelde cijfers moeten worden beschouwd als nominale waarden, waarop
een beperkte tolerantie is toegestaan.
1.2
BEGRIPSBEPALING
Breuklijn : horizontale snijlijn van twee opeenvolgende schilden bij een mansardekap (afb. 7, 3).
Afb. 2 -
Afdak (lessenaarsdak).
1. zijrand
2. bovenrand
3. aansluiting
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Afb. 5.
doorbouwing
dakvenster
wang
dakraam
daklantaarn, toegangsluik
verluchtingsopening (luchtgat)
randoverstek
3
Afb. 3 - Zadeldak,
1. druiplijn
2. nok
3. bebording
4. puntgevel
Afb. 4 - Wolfsdak.
1. hoekkeper
2. eindschild
3. langsschild
o
4
Afb. 6.
1. kil
Afb.
1.
2.
3.
7 - Mansardedak.
onerschtld
bovenschild
breuklijn
Mansardedak: dak bestaande uit een opeenvolging van twee of meer dakschilden met verschillende hellingen.
Zijrand: lijn die de zijde van een dakschild begrenst; bij uitbreiding, het werk dat met die lijn
overeenstemt (afb. 2, 1).
Afb. 10 -
Afb. 8 -
Afb. 9 1.
2.
3.
4.
Afb. 12 -
2. DRAAGSTRUKTUUR
2.1
DAKTIMMERWERK. GRONDVLAK EN
DAKHELLING
Het daktimmerwerk moet derwijze worden ontworpen en uitgevoerd dat een vlakke dakvloer
wordt bekomen, rekening houdend met de normale belastingen.
Vr het leggen van de dakbedekking of van de
eventuele onderlaag (hoofdstuk 3, blz. 14) moet
men er zich van vergewissen dat het bovenvlak
van de draagstruktuur goed vlak is. Gebreken, die
het uitzicht van de dakbedekking kunnen schaden, moeten door de timmerman worden hersteld. Het estetisch uitzicht van een dak wordt
geschaad door niet verbeterde gebreken. Het
hoogteverschil tussen twee aangrenzende elementen van de draagstruktuur mag nooit meer
dan 2 mm bedragen.
Tabel 1 -
Het is tenzeerste aan te raden de definitieve voltooiing te eisen van de werken die boven het dak
zijn gelegen (schoorsteenkap, opvoegen van de
schoorsteen of van andere muren, enz.) vooraleer
de dakbedekking wordt gelegd.
Het afschot van de dakbedekking moet tenminste
30 % bedragen, d.w.z. een hoek vormen van
16,7 op de horizontale.
Een kleiner afschot wordt niettemin toegelaten
voor kleinere delen van de dakbedekking, op
voorwaarde dat als onderlaag een waterdichte
bedekking wordt voorzien (*). Op een onderbroken grondvlak is een onderdak verplicht voor een
afschot van 20 tot 30 %. Voor een kleiner afschot
moet een doorlopend grondvlak worden voorzien. Het afschot heeft een invloed op de overdekking van de leien (zie tabel 1).
(0)
> 45 %
: overdekking
(%)
> 5,5
>11,0
>16,5
~11,0
~16,5
~30,0
> 5,5
>11,0
>16,5
~11,0
~16,5
~30,0
;> 50 mm
t-t ...
t-Cj010
'2. Lr.0 0 0
,<b'"
l Solo
,~'3 ..'3
a>24,2
a>45
50
50
50
50
50
50
50
50
21,8< a <24,2
40<a<45
50
50
50
100
50
50
50
100
19,3<a<21,8
35<a<40
50
50
80
(**)
50
80
100
(**)
16,7<a<19,3
30<a<35
50
80
(**)
(**)
80
(**)
(**)
(**)
a<16,7
a<30
(**)
(**)
(**)
(**)
(**)
(**)
(**)
(**)
Blootgestelde omgeving :
- in de kuststrook van 5 km diep
- in het binnenland, smalle valleien, sterk blootgestelde hoogten, hoogten van meer dan 500 m en in de nabijheid
van hoge gebouwen.
(**) Waterdichte bedekking overdekt met asfaltleien.
2.2
MATERIALEN
Draagstruktuur
Dakbeschot
doorlopend
grondvlak
Panelen
multiplexpanelen
sandwichpanelen
samengesteld uit
meerdere op
elkaar gelijmde lagen
hout met gekruiste vezelrichting
door lijmen
samengesteld uit:
- dubbel
blad muitiplex met
een dikte
>: 10 mm
- stijve
isolerende
binnenlaag
- eventuee-I
dampscherm
buitenkwaliteit
WBP of X
voor daken
buitenkwaliteit
van multiplex
WBP of X
onderbroken
grondvlak
Cellenbetonelementen
Asbestcementplaten
Andere
materialen
volle platen
met een volumemassa
~ 900 kg/m 3 ;
ze moeten
nagelbaar
zijn
moeten een
technische
goedkeuring
van de BUtgb
dragen
1. Kwaliteit
of samenstelling
2. Bescherming
schimmel- en
insektenwerend
volle
gewapende
cellenbetonelementen;
droge volumemassa
zonder
wapening
~ 600 kg/m 3
3. Afmetingen:
- breedte
- lengte
- dikte
50 tot 225 mm
< 6.000mm
>:18mm
< 1.720 mm
< 6.000 mm < 3.050 mm
>: 60mm
>:12mm
(haken of
nieten)
>:16mm
< 1.200 mm
<:
2.400 mm
te bepalen
met de
fabrikant
< 1.255 mm
<:
3.005 mm
18 en 22 mm
10 0/ 0
>: 60mm
>:18mm
(nagels)
4. Diversen
dikte van
de isoie..
rende kern
bepaald
rekening
houdend
met de
hygrotermische
aspekten
verbinding
tussen panelen: zie
plaatsing
de nage-Is
voor de
bevestiging
moeten
verenigbaar
zijn met de
cellenbetonelementen
uitzetting
van de droge
naar de
verzadigdestaat:
1,5 mm/m :
/ / met de
vezels
2 mm/m :
.1 op de
vezels
Afb. 13 -
IOmm
Afb. 14 -
2.24 Voorschriften
Het gebruik van dakbeschot en multiplexpanelen
wordt gereglementeerd door de STS 31-32 (*).
Voor andere materialen die voor daken worden
gebruikt bestaan geen officile voorschriften.
Afb. 15 -
2.3
Afb. 16 - Vertikale voeg van 1,5 tot 2 mm (speling voorgeschreven in tabel 3) tussen multiplexpanelen. Horizontale
voeg zonder speling (vlakheid van het grondvlak rnoqelljk
niet verzekerd).
Kleine elementen, die slechts op twee steunpunten rusten, mogen ook worden gebruikt op voorwaarde dat ze maximaal 5 % van de dakbedekking vertegenwoordigen en verdeeld over het
dakvlak.
Tabel 3 -
-L
Dakbeschot
Panelen
Cellenbetonelementen (*)
Asbestcementplaten
doorlopend
draagstruktuur
onderbroken
draagstruktuur
multiplexpanelen
ja
ja
ja
ja
neen
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
>3
>3
>3
>3
>3
> 40mm
> 25mm
> 20mm
> 40 mm
> 25 mm
> 20 mm
> 40mm
> 25mm
> 20mm
> 40mm
> 25mm
> 20mm
> 110 mm
> 50 mm
> 70mm
> 50 mm
> 35 mm
1. Algemeen
- verspringend plaatsen
van de elementen
loodrecht op de steunen
plaatsen
- aantal steunen per
element
sandwichpanelen
2. Steunbreedte
-rr1
A
A
B
3. Maatvoering
- afstand tussen de
steunassen
- dikte
- overstek
4. Bevestiging van de
elementen
- typen van bevestiging
- afstand tussen de
bevestigingspunten
- aan de rand
- andere
- afstand tussen de
bevestigingspunten
en de rand
5. Voegen tussen
elementen
- in de breedte
- in de lengte
- hoogteverschil
langsbevestiging tussen
elementen
I
haken
< SOOmm
12mm
x de
asafstand
18mm
< 0,25 x
18mm
de asafstand
> 15 mm
> 15 mm
1 tot 10 mm
1 tot 10 mm
2mm
1 tot 10 mm
-
<
eventueel
mm
mm
100 mm 150 mm
<2
asafstand
asafstand
<
< 500mm
mm
200 mm
800 mm
18 tot 22 mm
indien afschot
25'0
0,3 X de asafstand
18 mm
<
X de dikte
I
roestvrije nagels
of nieten
< 1.200 mm
> SOmm
< 0,25 X de
< soa mm
> 16 mm
< 0,25 x de
18 mm
< 0,25
nagels of
nieten
<
roestvrije nagels
of nieten
speciale elementen
150 mm
300 mm
150 mm
300 mm
zie voorschriften
van de fabri kant
150 mm
300 mm
> 10 mm
> 10mm
1 tot 2 mm
2 tot 4 mm
2mm
1 tot 2 mm
2 tot 4 mm
2mm
bevestiging met
isolerende messing
roestvrije nagels
of nieten
<
eventueel
<
> 25 mm
gewapende voeg
gewapende voeg
2mm
<
gewapende voeg
1 tot 3 mm
1 tot 3 mm
2mm
<
(*) De nodige voorzorgen moeten worden getroffen om te voorkomen dat de uitzettings- en krimpbewegingen van. de cellenbetonelementen een invloed hebben op de onderliggende draagstruktuur (gevaar van scheurvorming).
2.32 Steunbreedte
De steunbreedte wordt bepaald rekening houdend met het gedrag van de bevestiging in de
kepers (druksterkte, treksterkte, schuifsterkte)
en door de toleranties van de elementen. Ze worden gegeven in tabel 3.
De waarden, die in tabel 3 worden gegeven voor
cellenbeton- en van asbest-cementelementen,
gelden slechts als aanduiding. Voor een nadere
bepaling moeten de voorschriften van de fabrikant worden gevolgd.
11
2.4
2.51 Algemeenheden
Zoals voor ieder dak, geschiedt de bescherming
tegen warmte en koude door middel van warmteisolatiematerialen.
Het hygrotermische gedrag van een dak moet
van bij het ontwerp worden bestudeerd om kondensatie te voorkomen, waardoor de duurzaamheid van het dak in gevaar wordt gebracht.
Een onoordeelkundige uitvoering van de isolatie
kan vochtigheidsproblemen veroorzaken, die het
dak geheel kunnen beschadigen.
In funktie van de hygrotermische voorwaarden in
de onderliggende vertrekken, moet worden gewaakt over de luchtdichtheid van het plafond en
met eventueel onder de isolatie een dampscherm
worden voorzien. De maatstaven voor de keuze
van deze materialen zullen worden bepaald in de
nieuwe uitgave van de Aflevering 12 van het Algemeen bestek voor de uitvoering van priv-bouwwerken (**).
Bij een wijziging in de bestemming van de vertrekken moet het hygrotermisch evenwicht van
de betrokken dakdelen opnieuw worden herzien.
De onder de isolatie gelegen vertrekken moeten
vooral goed worden verlucht.
Een dak kan op verschillende manieren worden
gesoleerd, naargelang de bestemming van de
zolderruimte en het type van draagstruktuur van
het dak.
De voornaamste mogelijkheden voor de isolatie
van hellende daken zijn de volgende:
- isolatie aangebracht in de zoldervloer van de
zolderruimte
- isolatie aangebracht in het dakkompleks.
(*) Overgenomen met de toelating van Cahiers techniques du Moniteur (zie literatuurlijst nr. 1).
(**) De publikatie van de 2de uitgave van de Aflevering 12 is voorzien voor 1981.
12
Afb. 19 -
Afb. 20 -
13
3. ONDERLAAG EN ONDERDAK
3.1
Afb. 21 -
MATERIALEN
3.2
UITVOERING
14
Afb. 22
Het onderdak wordt gelegd volgens de traditionele plaatsingstechnieken voor stijve of soepele
onderdaken, waarbij erover wordt gewaakt dat
het water op ieder punt gemakkelijk naar de
goten kan afvloeien.
Over het algemeen wordt aangeraden ribben te
gebruiken; dit is verplicht wanneer de asfaltleien
met haken worden bevestigd.
Afb. 24 -
Afb. 23 -
15
4. UITVOERING
4.1
MATERIALEN
de wapening:
- op basis van vilt
- op basis van een enkel glasvlies
- op basis van een dubbel glasvlies
de bedekking van het zichtbare vlak : minerale korrels of schilfers van verschillende
kleur
16
,.1
/
./
-.iJ .......:11.
1:<:-:;
Afb. 29 -
Afb. 28 -
17
E
E~"""""""'--~---I
o
S2~LJ:----J----l:..:.~~~':::":':::':'~=z~~~~i::::E~~
I~
Afb. 31
..I...
../
Rechte lijn.
Afb. 32 -
druipband
verdubbelingsband
eerste rij leien
tweede rij leien
nend aan de rechte lijn (rechts of links) evenwijdig met de horizontale basislijn (afb. 29, 1);
de leien van deze rij worden niet volledig
aaneensluitend gelegd (1 mm tussenruimte
bij voorbeeld)
5. men trekt de evenwijdige lijnen met de rechte
lijn op de plaats van twee leien (afb. 29, 2
en 5)
6. men legt de tweede rij leien met overlapping
op de eerste rij en verspringing van een halve
leirok. Men trekt een reeks evenwijdingen met
de rechte lijn op de plaats van iedere van de
twee leien (afb. 29, 6).
Het bekomen ruitenpatroon is vanzelfsprekend
erg sumier, maar niettemin is het een goede vertrekbasis voor het leggen van de asfaltleien.
4.3
De nagels voor de bevestiging van de verdubbelingsband en de eerste rij leien moeten de druipband niet doorboren. De verdubbelingsband
moet volop de druipband worden gelijmd.
De druipband, de verdubbelingsband en de eerste rij leien worden op identieke manier gelegd
op een doorlopend en een onderbroken grondvlak.
4.32 Opeenvolging van de lagen en overlapping
4.32.1 Doorlopend grondvlak
De leien worden rij na rij gelegd met een verspringing van een halve leirok teneinde het effekt van verspringend gelegde leien te bekomen;
de afstand tussen iedere rij leien is gelijk aan
het vrijvlak (afb. 9, blz. 6).
De asfaltleien worden bevestigd op de lijmpunten door middel van nagels of nieten ( 4.12.1,
blz. 16). Voor leien met drie rokken, bedraagt het
aantal nagels minstens vier per asfaltlei (afb. 34) :
(*) Overgenomen met de toelating van Centre Scientique et Technique du Btiment (zie literatuurlijst nr. 12).
18
4.4
De
-
Afb. 34 -
Afb. 36 -
Afb. 35 -
Op de plaats van kepers en ribben, moeten punthaken in plaats van klemhaken worden gebruikt.
Het leggen met haken alleen kan worden toegepast tot 45 (100 % afschot). Voor een afschot
van 20 tot 30 %, is een dakbeschot verplicht; het
vrijvlak mag echter niet worden gewijzigd.
Voor een steiler afschot, worden de asfaltleien
gelegd met haken en versterkt met nagels of
nieten naar rata van drie nagels of nieten op de
bovenrand van de asfaltlei.
Voor het nagelen of nieten, zie 4.32.1.
Afb. 37
19
4.42 Randen
Wij geven hier een beschrijving van de zijranden,
de zijranden met stootvlak en de bovenranden.
De zijranden kunnen op verschillende manieren
worden uitgevoerd.
De meest voorkomende uitvoeringen zijn de volgende:
Afb. 40 -
Afb. 38. -
Afb. 41 1.
2.
3.
4.
Afb. 39 -
20
Afb. 42.
Afb. 45.
Afb. 43.
Deze delen worden schrijlings over de nok gebogen waardoor de vorstwordt gevormd. Het is aan
te raden de leien vr het plooien te verwarmen.
Afb. 46 -
Afb. 44.
De nokken van n enkel dakschild kunnen worden uitgevoerd zoals randen of zoals aangegeven
in afbeelding 45.
De bevestiging geschiedt door nagelen : minstens 1 nagel aan weerszijden van de noklijn
(afb. 48, blz. 22).
21
Afb. 50 -
Hoekkeper voltooid.
Afb. 48 -
Afb. 52 -
4.44 Killen
Ongeacht het type van kil en wanneer de hoek
van de dakvlakken kleiner is dan 135, is het
noodzakelijk de hoek te breken. De breuk kan
worden bekomen door een plank plat op de bodem van de kil te nagelen.
22
De killen worden uitgevoerd door middel van metalen bladen of afdichtingsmembranen of door
asfaltleien.
4.44.1 Metalen killen
De asfaltleien worden schuin gesneden evenwijdig met de as van de kil. Teneinde beschadiging
van de onderliggende elementen te voorkomen,
moeten alle insnijdingen worden uitgevoerd vr
de plaatsing van de leien.
Bij gesneden asfaltleien die de kilbladen overdekken hoort tenminste een volledige slab worden geplaatst.
De breedte van de overlapping van de leien op
het metaal moet minstens 150 mm bedragen. De
leien worden aan elkaar en op het metaal gelijmd.
Wanneer de kil verborgen is, worden de leien
schuin gesneden en moeten ze elkaar raken op
de killijn. De bevestiging geschiedt door volledig
verlijmen op alle bedekte kildelen.
4.44.2 Killen met waterdicht membraan
23
Afb. 55
Afb. 57 -
Afb. 56 -
B mrn.
(*) Overgenomen met de toelating van Centre Scientique et Technique du Btiment (zie literatuurlijst nr. 12).
24
mm
4.45 Doorbouwingen
Wanneer de dakschilden een zelfde afschot hebben (afb. 58), dan vormen de leien van een van
de dakschilden de kilbodem en lopen ze tegen
het andere dakschild op over een hoogte van
minstens 120 mm, loodrecht gemeten op de kilas
waarop ze mechanisch worden bevestigd. De
leien van het andere dakschild overdekken deze
en worden gesneden in de as van de kil.
Indien het afschot van de dakschilden verschilt,
dan vormen de leien van het dakschild met de
kleinste helling de bodem van de kil. De leien van
het dakschild met het grootste afschot overdekken deze in dezelfde voorwaarden als in het
voorgaande geval.
4.44.33 Kruiskil (afb. 59)
Afb. 60 - Plaatsing van een afdichtingsband op de borstzijde van de schoorsteen. Het loket is reeds aangebracht.
Afb. 61 -
(*) Overgenomen met de toelating van Centre Scientique et Technique du Btiment (zie literatuurlijst nr. 12).
25
4.45.12 Zalingszijde
Men maakt een metalen goot (afb. 62). Wanneer
de breedte van de goot groter is dan 1 m, dan
wordt een zaalgoot uitgevoerd met een dubbele
helling teneinde het water aan weerszijden van
de doorbouwing te laten aflopen.
Afb. 63 -
Afb. 62 -
Afb. 64 -
Afb. 65 -
Beklede verluchtingspijp.
Afb. 67.
De leien van de dakbedekking moeten deze voetplaat naar boven toe dekken over tenminste
100 mm en ze worden er op gelijmd over tenminste 80 mmo
Naar beneden toe moet de voetplaat de leien
overdekken.
Op de voetplaat wordt een loden kraag gelast met
een opstand van 20 mm en een plat gedeelte
van tenminste 150 mmo
De opstand van de kraag wordt bedekt met een
mof van 300 mm hoogte die door middel van een
beugel aan de buis wordt vastgebout.
......--5
........- - - 6
4---""'"--
J 3_
,.,1J
- - - - - i.....
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Afb. 66 (*).
voetplaat
kraag
mof
beugel
lijm
omgeslagen rand
Afb. 68 -
Afb. 69 -
(*) Overgenomen met de toelating van Centre Scientique et Tecllnique du Btirnent (zie literatuurlijst nr. 12).
27
5.1
ONDERHOUD
De aanbevelingen voor het onderhoud van dakbedekkingen van asfaltleien werden gebazeerd
op de norm NBN B 46-401 (*).
Evenals elke andere dakbedekking vergt een
dakbedekking van asfaltleien een periodiek onderhoud ten laste van de eigenaar en op diens
verzoek.
Dit onderhoud, dat jaarlijks na de winter moet
gebeuren, moet betrekking hebben op de volgende punten:
-
Bij een regelmatige keuring van de dakbedekking zal blijken of buiten het jaarlijkse onderhoud
dat hierboven werd beschreven, nog bepaalde
herstellingen moeten worden verricht.
(*) Zie literatuurlijst nr. 10.
28
TOEGANKELIJKHEID
SCHADEGEVALLEN
De voornaamste gevallen van schade aan dakbedekkingen van asfaltleien worden hierna beschreven.
5.31 Plooien terplaatse van de voegen tussen
delen van het grondvlak (afb. 70)
Oorzaak: voegbeweging tussen de delen van het
grondvlak ten gevolge van mechanische vervormingen van deze delen of van de onderliggende
delen of tengevolge van temperatuur- en vochtigheidsschommelingen van de delen die gevoelig zijn voor dergelijke schommelingen; voorts
vochtigheid die is ingesloten onder de waterdichte afdekking.
5.32 Blaasvorming
Oorzaak : ophoping van vochtigheid tussen de
onderlaag en de leien.
Afb. 72 Afb. 70 -
Afb. 73 -
Puistvorming op de leien.
29
Afb. 74 -
Afb. 75 -
'.
,"
..,
Afb. 76.
BIJLAGE
04.1
TIMMERHOUT
04.10 Alg,emeen
Onder timmerhout verstaat men het hout dat onderworpen wordt aan spanningen en waarvan de
dimensionering der stukken bepaald wordt door
de regels van de weerstand van materialen.
04.11 Vochtigheid en spleten
04.13 So'orten
De volgende tabel vermeldt de houtsoorten die
als timmerhout mogen gebruikt worden, alsmede
de vereiste minimale massa per volume.
Genormalizeerde
benaming
NBN
199 (*)
nr.
Minimale
massa
per volume
bij een
vochtigheid
van 20 10
(kq/rn:')
101-401
104-409
-421
222
219
107
400
400
400
400
400
450
-414
108
-416
105-411
106
450
450
450
450
450
voor het ruim in al zijn delen verluchte timmerwerk lager zijn dan 23 oio (**)
voor het niet ruim verluchte binnentimmerwerk, zoals bintwerk, lager zijn dan 18 oio (**).
Zilverdennen
Vuren
Hemlock (Western)
Canadapopulieren
Abeel
Europees grenen
Noords Grenen
(PNG)
Douglas
Oregon
Zwart grenen
Corsikaans grenen
(*) Zie literatuurlijst nr. 4.
Het naaldhout wordt gezaagd op de nominale afmetingen die in NBN 219.02 (****) voor het Belgisch naaldhout en in NBN 219.03 (****.X) voor het
ingevoerd Noords naaldhout aangeduid zijn. De
van de afmetingen en de krimp van het naaldhout
toegelaten afwijkingen komen voor in NBN
219.04 (******).
31
04.14.5 Draadhelling
Toegelaten.
04.14.3 Spint
04.14.2 Hart
Toegelaten.
04.14.4 Wankanten
schrijdt. De beperking geldt niet voor het Douglas- en Oregonhout (NBN 199, nr. 108-416) (*).
Het hout wordt meskant gezaagd. Buiten de verbindingszones zijn lichte wankanten toegelaten
binnen volgende grenzen:
32
Literatuurlijst
1....
Le bardeau bitum. Principales caractristiques et conditions de mise en ceuvre, Paris, Cahiers Techniques du
Moniteur, nr. 19, oktober 1978.
11....
Bouwconstructies gezien door een thermo-hygrische
bril. Deventer-Antwerpen, Kluwer Technische Boeken,
Stichting Bouwresearch, nr. 61, 1978.
16....
Regeln fr Deckungen mit Bitumendachschindeln. Berlin, Helmut Gros Fachverlag, 1977.
33
SAMENVATTING
__ 1'1@@liirag vanasfaltleien of daken
dak wordt na de inleiding zeer gedetailleerd behandeld : daktimmerwerk, materialen, uitvoering,
de werken en hygrotermisch gedrag.
VAlrvnllnl=~n~ worden de onderlaag en de onderdakplaat (dakbeschot) bestudeerd.
Het belangrijkste hoofdstuk is gewijd aan asfaltleien en hun plaatsing : bevestiging, tracering en uitvoering van de verschillende strekkende delen. De uitvoering van de details wordt duidelijk gellustreerd.
Het laatste hoofdstuk is gewijd aan het onderhoud, de toegankelijkheid en de patologie.
RESU-ME
130 - La pose des bardeaux bitums en toiture
lments porteurs de la toiture font I'objet d'un long chapltre trs dtaill : charpente, matriaux, pose, protection en
de travaux, comportement hygrothermique.
~nIIS-lr;(]IICnIH et la sous-toiture sont tudies ensuite.
\.1110.1..111 ... v
Ie plus important est consacr aux bardeaux bitums et leur mise en ceuvre : fixation, traage, excutlon
dittrentes parties courantes. L'excution des dtails est clairement illustre.
ErE~htl~etien_ I'accessibilit et la pathologie font I'objet du dernier chapitre.
SUMMARY
i ....E!ChniClBI Information Note 130 - Placing strip slate roofs
load-bearing elements of the roof structure are dealt with in detail in a long chapter : truss, materiais, placing, protecduring the work, hygrothermal behaviour.
<[llnrt.ol"h~\I~ and roof boards are then considered.
most important chapter deals with strip slates (a.s, = asphalt shingles) and their placing : anchorage, setting-out and
execution of the various parts normally met. Details of the placing procedures are clearly illustrated.
Maintenance, accessibility and pathology are then dealt with in the final chapter.
ZUSAMMENFASSUNG
N.I.T. 130 Das Decken von Dchen mil Bilumendachschindeln
Die tragendenTeiledes Oacheswerdenimeinem langen Kapitel sehr ausfhrlich besprochen : Dachstuhl, Baustoffe, Mon...
lage, Wetterschutz whrenciderArbeiten,hygrothermisches Verhalten.
Ansch Iiessend werden die DeckunterlageunddieN'ordeckung.besprochen.
Das wichtigste Kapitel befasstsichmltdenBitumendachschindeln und lhrer Verlegung : Befestigung, Anrelssen, Ausfh ...
rung der verschiedenen laufendenGebinde. Die Ausfhrung der Dachdetails wlrd durch Skizzen klar erlutert.
Das letzte Kapitel handelt von derPUege, der Zugnglichkeit und der Pathologie.
35