Professional Documents
Culture Documents
B,
\yZ
383
li i
lil
in i
ii i ,
h a a
HANDLEIDING VOOR
HET BOKSEN
DOOR
J.STUY
LEERAAR AAN DE GYMNASTIEK- EN
SPORTSCHOOL DER KONINKL. MARINE
M E T E E N INLEIDING V A N
W . P. H U B E R T V A N BLIJENBURGH
E N M E T 38 A F B E E L D I N G E N
N A A R FOTOGRAFIEN
R O T T E R D A M J919
W . L . <S J. BRUSSE'S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ
INHOUD.
Bladz.
INLEIDING . . . "
L BOKSEN
1 5
Vecht- en spelboksen
Het trefvlak
Destelling
De beenbewegingen (voetwerk)
De rompbewegingen
De armbewegingen
De afstand
1*
1 5
1 6
17
19
19
20
21
23
24
25
26
26
De verdedigingsbewegingen
Dekken
Blokken
Weren: slaan en schuiven
Ontwijken en ontduiken
Dubbeldekkingen
27
27
27
28
29
29
Devooraanval
De tegenaanval
Na-aanvallen
Invechten
Vastgrijpen
Losbreken
Schijnaanvallen
Lokken
30
30
31
33
34
34
35
36
."'
Bladz.
0. VECHT- EN WEDSTRIJDBOKSEN
37
38
50
52
54
Algemeene beginselen
Hulpmiddelen bij het onderwijs
Opstelling der klasse
Wenken voor den onderwijzer
Lesprogramma's
Lijst van Engelsche uitdrukkingen
54
55
56
56
57
62
INLEIDING.
Evenals de andere zoogenaamde verdedigingssporten, zooals
schermen en worstelen, is ook boksen ontstaan uit vechten.
Evenals het schermen oorspronkelijk uitsluitend beteekenis had
als voorbereiding voor het tweegevecht met het blanke wapen*
zoo had ook boksen aanvankelijk slechts beteekenis als vooroefening voor het vuistgevecht.
Doch al spoedig bleek, dat beide oefeningen, behalve dat zij
dus van practisch nut waren, tevens een aangenaam tijdverdrijf
vormden; het wedijveren der beide tegenstanders in vlugheid,
in behendigheid, in het juist beoordeelen van den steeds veranderenden toestand, het daarbij ten toon spreiden van verschillende lichamelijke en geestelijke eigenschappen, dat alles gaf
den beoefenaars een zoodanige voldoening, dat het schermen,
het boksen, enz., al spoedig beoefend werd door velen, die niet
van plan waren zich ooit van het blanke wapen of van de vuisten
te bedienen voor minder onschuldige doeleinden.
Maar bovendien zal het duidelijk zijn, dat, waar het lichaam
bij dergelijke oefeningen zoo sterk in actie komt, waar zooveel
spierarbeid vereischt wordt,ook de organen voor bloedsomloop,
ademhaling en spijsvertering en het zenuwstelsel den invloed
van die oefeningen moeten ondergaan en tot verhoogde werking
worden gebracht. Een aanzienlijke verbetering van den voedingstoestand van het geheele lichaam is daarvan het gevolg.
Aan deze omstandigheid ontleenen schermen, boksen en worstelen hunne beteekenis als lichaamsoefening. Zoo verkregen
dus deze oefeningen een plaats onder die vormen van lichaamsoefening, die men tegenwoordig als sport aanduidt.
Er zij hier dan ook uitdrukkelijk op gewezen, dat het schermen, het boksen en het worstelen hier te lande niet zijn ingevoerd
als voorbereiding voor het tweegevecht in welken vorm dan ook*
doch uitsluitend als sport, als oefening dus, die, terwijl zij bij
gematigde oefening een gunstigen invloed kan hebben op de
lichaamsontwikkeling,den beoefenaars voldoening en genoegen
schenkt; eene voldoening en een genoegen, welke steeds het
deel zijn van hen, die zich met anderen meten in eerlijken
strijd.
9
ontegenzeggelijk aan het boksen zijn verbonden, tegen de nadeden opwegen en dit zal in het bijzonder het geval zijn voor
hen, die deel uitmaken van de Weermacht. Zoolang we nog niet
in een ideaal-wereld leven zullen er geschillen zijn tusschen verschillende volkeren, rassen, enz. en zullen die geschillen in
hoogste instantie moeten worden beslecht, doordat een der partijen zijne zienswijze desnoods met den sterken arm kan doordrijven. Is ook niet in de plannen voor een Volkerenbond sprake
van een Weermacht, die desnoods de eventueel onwilligen zal
dwingen, zich aan de uitspraak van de gedachte internationale
rechtbank te onderwerpen ? En juist voor Leger en Vloot is het
boksen, als sport, van groote beteekenis, omdat het eigenschappen ontwikkelt welke den militair juist als zoodanig te pas
komen. Reeds merkten wij op, dat het uithoudingsvermogen,
voor zoover dit berust op het goed functioneeren van het hart
en de longen, in sterke mate wordt ontwikkeld. En het zal wel
geen betoog meer behoeven dat dit een der voornaamste eigenschappen van een goed militair, hij zij soldaat of generaal, is.
Ook werd reeds vermeld, dat het zelfvertrouwen wordt ontwikkeld, juist in die omstandigheden, waarin de militair zich
door den aard van zijn beroep zoo dikwijls zal bevinden. En dit
bewustzijn, zich den vijand met de vuisten van het lijf te kunnen
houden, zal oorzaak zijn, dat hij in het gevecht van man tegen
man kalmer blijft; hij zal zijn tegenwoordigheid van geest behouden. En dit zal hem weer in staat stellen den toestand, waarin
hij zich bevindt, juist te beoordeelen en dienovereenkomstig te
handelen. Bij de beoefening van het boksen zal hij herhaaldelijk
hebben verkeerd in omstandigheden, waarin hij in het handgemeen zal kunnen komen; hij zal zoodoende bij ondervinding
weten, op welke wijze hij het beste zal kunnen weren; kortom,
zijn besluitvaardigheid in het handgemeen zal door de beoefening van het boksen worden vermeerderd.
Voor wat de Marine betreft komt hier nog de bijzondere omstandigheid bij, dat deze sport zich, door de betrekkelijk geringe
ruimte, die er voor noodig is, evenals het worstelen, in het bijzonder leent voor de beoefening aan boord. Ook het feit, dat twee
paar stevige bokshandschoenen voldoende zijn is een gunstige
factor.
13
Moge dit boekje dan ook krachtig bijdragen tot eene meerdere
beoefening van het boksen in ons land en in het bijzonder in
Leger en Vloot.
Maart 1919.
14
I.
BOKSEN.
HET TREFVLAK.
Trefvlak is het lichaam boven den gordel en het hoofd, uitgezonderd rug, nek en achterhoofd.
15
DE STELLING.
De stelling moet zoodanig zijn, dat ze een vasten stand, een
goed evenwicht, waarborgt en den tegenstander een zoo klein
mogelijk doel biedt, zonder de bewegelijkheid van het geheele
lichaam en van de armen in het bijzonder te verminderen.
Overigens is zij zoo los en vrij mogelijk en bij geoefende boksers zal de stelling dan ook afhangen van bouw en inzichten van
den bokser.
De meest algemeene stelling en daarom die, waarvan in deze
handleiding steeds zal worden uitgegaan is de volgende (zie
fig. 1 en 2):
Het linkerbeen voor, lichtgebogen, de punt van den voet in
de richting van den tegenstander, de hiel gewoonlijk op den
grond, doch ook wel geheven.
Het rechterbeen achter en iets buitenwaarts ten opzichte
van het linkerbeen en sterker gebogen. De hiel is gewoonlijk
geheven.
De hoek tusschen de beide voeten is eene natuurlijke, als in
den gewonen gang; de afstand, afhankelijk van de lengte der
beenen, gemiddeld ongeveer 40 c.M.
De romp is wat naar rechts gedraaid, zoodat de linkerschouder naar voren komt en helt iets naar voren. Het lichaamsgewicht rust meestal wat meer op den linker-, dan op den rechtervoet; dit verandert echter door rompbewegingen steeds.
De linkerschouder is opgetrokken, ter dekking van de kin,
de linkerarm wijst in de richting van den tegenstander, is flauw
gebogen, de elleboog ongedwongen naar binnen gebracht en
ter hoogte van den linkerborst of iets lager.
De rechterarm ligt los en bewegelijk tegen den borstwand,
de elleboog ter hoogte van de maagstreek, de rechtervuist voor
de kin of de linkerborst
De rugzijde van de vuist is naar buiten gekeerd. Bij de nietof dunbekleede vuist zijn de vingers stijf in de hand gesloten en
ligt de duim er overheen, bij de bekleede vuist is de duim zooveel mogelijk aan of in de handschoen gesloten om verstuikingen te voorkomen.
16
17
weging in volkomen harmonie is met de romp- en beenbewegingen. Het eischt zeer veel oefening om de voor een bepaalden
stoot noodige samenwerking van alle spieren te verkrijgen.
Een stoot moet juist zijn, d. w. z., wanneer bij het stooten de
bedoeling voorzit een bepaalde plaats te treffen, moet die plaats
ook getroffen worden. Men stoote niet in het wilde weg, alleen
maar met het doel om te stooten, dus in de lucht of naar gedekte
plaatsen van den tegenstander. Dit is nutteloos en kan zelfs
nadeelig zijn.
Een juiste stoot moet snel zijn. Een tegenstander zal, door de
beweging van zijn armen, hoofd en romp, meermalen, doch
slechts een oogenblik, op een of andere plaats ongedekt zijn.
Wil men daarvan gebruik maken, dan moet de aanval ook met
alle snelheid, waarover men beschikt worden doorgezet. Alleen
dan is er kans, dat de tegenstander geen tijd meer heeft zich te
verdedigen en getroffen wordt. Langzame, aarzelend uitgevoerde
aanvallen zijn voor den aanvaller het gevaarlijkst.
In de wijze van treffen treedt een verschil tusschen vecht- en
spelboksen op. Bij het vechtboksen moet de stoot niet alleen
juist en snel doch ook krachtig zijn. Een stoot in het algemeen
bestaat uit een arm-, schouder-, romp- (heup-) en beenbeweging. Arm- en schouderbeweging geven in hoofdzaak richting
aan den stoot, de snelheid ontstaat door de combinatie van de
vier genoemde bewegingen. De kracht van den stoot bij het
vechtboksen ontstaat nu hierdoor, dat men, door op het oogenblik van treffen van stootarm en -schouder een stijf geheel te
maken, het geheele door romp- en beenbewegingen aan het
lichaam meegedeelde arbeidsvermogen in den stoot tot uiting
doet komen. De stoot kan dan een kracht krijgen, die in staat is
den aanvaller neer te werpen, hem het bewustzijn te doen verliezen of ernstig te kwetsen.
Dit is bij het spelboksen niet de bedoeling. De stoot moet wel
juist en snel zijn, doch op het oogenblik van treffen wordt zij
ingehouden, zoodat de vuist ten slotte den tegenstander alleen
raakt, niet kwetst. Overigens verminderen de dikbekleede handschoenen de kans op kwetsen reeds belangrijk en behoeft men
dus niet te bang te zijn voor een flinken stoot.
Is het na een stoot mogelijk een tweeden toe te brengen, dan
22
voert men dien onmiddellijk na den eersten uit. Daarna of, zoo
het niet meer mogelijk is, na den eersten stoot, neemt men dadelijk weer de stelling aan, zoo noodig met een pas of sprong
achterwaarts om buiten het bereik van den tegenstander te komen.
Terwijl men met n vuist stoot moet de andere hoofd en
lichaam dekken en klaar zijn om een tegenaanval te weren. Men
brengt daartoe bij een linkschen stoot den rechterarm wat hooger, naar de linkerkaakzijde, met de palm van de hand naar buiten, bij een rechtschen stoot, waarbij de linkerkant van lichaam
en hoofd het meest zijn blootgesteld, brengt men de linkerhand
links voor het hoofd, zoodat onder- en bovenarm het lichaam
dekken.
Bij het toebrengen van een stoot draaie men den overeenkomstigen hiel een weinig naar buiten, waardoor de draaiing van den
romp wordt bevorderd. Vooral wake men tegen het van den
grond lichten van den achtersten voet, een fout, die door beginnelingen zeer veel wordt gemaakt.
Verder make men zich een goede beweging van de vuist
eigen (zie blz. 26). Een met een foutief gehouden vuist toegebrachte stoot kan voor den stooter onaangename gevolgen
hebben.
De rechte stooten.
Bij de rechte stooten beweegt de vuist zich, door het krachtig
strekken van den arm, in een rechte lijn naar dat punt van het
tref vlak, dat men raken wil. Hierbij kan men de vuist bewegen
vanaf de plaats, waar 'zij zich op het oogenblik bevindt (korte
stooten) of wel haar eerst terughalen en vanaf den schouder uitstooten (lange stooten).
De korte rechte stooten zijn de snelste stooten, omdat zij een
rechte lijn naar het doel volgen en onder deze is de linksche
stoot de allersnelste, omdat de linkervuist zich het dichtst bij
het lichaam van den tegenstander bevindt. De laatste zal dan
ook verreweg het meest worden toegepast en gedurende een
partij zij men er steeds op bedacht. Tevens volgt hieruit, dat
het van veel belang is in de eerste plaats het stooten met den,
aanvankelijk ongeoefenden, linkerarm te beoefenen, voor men
daarnaast den rechter voor aanvallen gebruikt.
23
1. De rechte stoot links naar het hoofd. Met een voorwaartschen uitval (waarbij dus rechterbeen en voet krachtig worden
gestrekt, zie bldz. 18) den linkerschouder naar voren brengen,
door den romp naar voren te brengen en naar rechts te draaien
en den linkerarm krachtig strekken in de richting van het hoofd
van den tegenstander (zie fig. 3 en 4). Bij het treffen den rechtervoet met de punt vlak langs den grond bijtrekken.
2. De rechte stoot links naar het lichaam. Wordt uitgevoerd
als de voorgaande. Men kan bij dezen stoot wat doorbuigen in de
knien om zoo den weg naar het lager gelegen doel te verkorten
(ziefig.5).
3. De rechte stoot rechts naar het hoofd. De romp wordt
door krachtig strekken van rechtervoet en rechterbeen naar voren
gebracht en tevens naar links gedraaid, zoodat de rechterschouder naar voren komt. Tegelijkertijd wordt de rechterarm snel in de
richting van het hoofd van den tegenstander gestrekt (ziefig.6).
Bij het treffen komt de rechtervoet weer dicht langs den grond
naar voren.
4. De rechte stoot rechts naar het lichaam. Als de voorgaande. Ook hierbij kan men weer wat doorbuigen in de knien.
De halfarmstooten.
Wordt gedurende het gevecht de afstand tot den tegenstander
kleiner (door instappen b.v.) dan gebruikt men de halfarmstooten. Het kenmerk van deze stooten is, dat de armen gebogen
blijven bij het toebrengen. De snelheid van den stoot moet verkregen worden door beweging van den gebogen arm en door
draaiing van romp en beenen.
Bijzondere vormen van halfarmstooten zijn de hoek- en opstooten.
1. De llnksche halfarmstooten.
Den bovenarm vanuit de houding in de stelling naar het
lichaam toetrekken en den onderarm er zveel op buigen, dat
de vuist, zonder verdere beweging van den onderarm t.o.v. den
bovenarm, het doel kan treffen door draaiing van romp en beenen
en eenige beweging van den bovenarm in het schoudergewricht.
Hierbij wordt de bovenarm meer of minder geheven en worden
24
rechts hoofd
naar het hoofd
n
n
lichaam
.,. ,
t rechte stoot rechts naar hoofd
rechte stoot links
\
. . .
,. .
i zwaaistoot
naar lichaam
{ halfarmstoot r. naar hoofd of lichaam
Zij kunnen zeer nuttig zijn tegen een langzaam of zorgeloos
tegenstander. Het is veilig met een linkschen stoot te beginnen,
omdat men dan met den linkerschouder het hoofd dekt tegen een
rechtschen stoot.
De vuisthouding.
Men moet trachten alle stooten toe te brengen met de knokkels
tusschen middenhandsbeentjes en eerste vingerkootjes of met
de voorvlakte van de vuist, gevormd door de eerste vingerkootjes.
Bij de rechte stooten is hiertoe geen bijzondere beweging van
de vuist noodig, alleen kan men haar een weinig op den onderarm buigen.
Bij de halfarmstooten (uitgezonderd de opstooten) draait men
de vuist zoodanig, dat de handrug naar boven wijst; bij de opstooten is de handrug naar den tegenstander gekeerd en de
vuist een weinig op den onderarm gebogen. Bij de zwaaistooten
tenslotte is de handrug gedraaid in de richting van den tegenstander en de vuist eenigszins overstrekt (de handrug gebogen
naar den onderarm).
Zorgvuldig make men zich bij de beoefening der stooten
26
II. Weren.
a. doorslaan.
De aanvallende arm wordt uit de richting geslagen met linkerof rechterhand of onderarm naar links of rechts, soms tevens
iets naar boven of beneden.
Zoo kan men een linkschen rechten stoot naar het hoofd
weren door:
P. den linkerarm van den tegenstander met den rechterarm
naar buiten (rechts) te slaan. Dit is de snelste wering (fig. 14);
2 . dien arm met den rechterarm naar links te slaan; wanneer
deze wering voldoende krachtig wordt uitgevoerd brengt zij den
aanvaller in een gunstige positie voor een na-aanval;
3 . dien arm met den linkerarm naar links te slaan. De linkerarm is gewoonlijk niet in een gunstige positie voor deze
wering;
4". dien arm met den linkerarm naar rechts te slaan. Deze is
de ongunstigste, omdat men in een voor een rechtschen aanval
van den tegenstander gunstige positie komt en zelf moeilijk kan
nastooten (fig. 16).
e
29
DE VORAANVAL.
De bedoeling van den vooraanval isdentegenstandereenstoot
toe te brengen op het oogenblik, dat hij een begin van uitvoering
gaat geven aan een aanval. Daartoe is noodig, datmenwetectof,
hoe en waar de tegenstander zal trachten zijn stoot toe te brengen,
dat men snel kan beraden hoe en waar men den voor- (stop-) stoot
zal plaatsen en dat deze stoot doeltreft vr dien van den tegenstander. Voor beraad en uitvoering van den stoot is slechts
weinig tijd beschikbaar en snel waarnemen, snel denken, snel
besluiten en snel handelen zijn dan ook vereischten. Van hem,
die deze eigenschappen niet van nature bezit, vergt de stopstoot
zeer veel oefening.
De stopstoot bij uitnemendheid is de linksche rechte (korte)
stoot naar het hoofd, waarbij men den linkerschouder sterk
naar voren brengt, het onderlichaam eenigszins intrekt (tegen
lage stooten) en met den vrijen rechterarm het hoofd dekt (tegen
hooge stooten) (ziefig.25 en 38).
Men kan den stopstoot ook toebrengen op bovenarm of
schouder van den aanvallenden arm. Zoo toegepast kan de
stopstoot, die anders vooral voor langere boksers voordeelig is,
ook door kleinere te gebruiken zijn.
DE TEGENAANVAL.
Bij een tegenaanval (tijdstoot) weert of ontwijkt men den stoot
van den aanvaller en stoot tegelijkertijd, is men dus op hetzelfde
oogenblik verdediger en aanvaller.
Brengt men tegen een linkschen rechten stoot naar het hoofd
het hoofd een weinig naar rechts en stoot men tegelijkertijd links
30
naar het hoofd van den tegenstander, dan heeft men een tijdstoot
toegebracht (fig. 26) *)
Een bijzondere vorm van tijdstooten zijn de kruisstooten. Men
onderscheidt binnen- en buitenkruisstooten.
Brengt men, tegen een hoogen aanval met een linkschen
rechten stoot het hoofd een weinig naar links, zoodat de aanvallende arm juist over den rechter schouder en naast het hoofd
voorbijschiet en brengt men den aanvaller met de rechtervuist
buiten zijn arm om een stoot naar het hoofd toe, dan noemt men
dit een rechtschen buitenkruisstoot (fig. 27). Fig. 30 laat zien, dat
het goed optrekken van den linkerschouder bij een aanval met
een linkschen rechten stoot het toebrengen van den buitenkruisstoot onmogelijk maakt.
Brengt men het hoofd wat verder naar linksen stoot men rechts,
z, dat de rechterarm tegelijkertijd den aanvallenden arm naar
buiten drukt, dan heeft men een rechtschen binnenkruisstoot toegebracht (fig. 28). Bij den laatsten zij men er op bedacht, dat men
in een gunstige positie komt voor een stoot met de rechtervuist
van den tegenstander, waartegen men zich dan ook met de vrije
linkervuist moet dekken.
Op een rechtschen stoot is de beste tegenaanval de linksche
btnnen-krulsstoot, waarbij men er weer om denke tegen de
linkervuist van den tegenstander te dekken.
NA-AANVALLEN.
De verdediger zal het bij een eenvoudige verdediging zelden
laten, omdat verdediging alleen nooit kan leiden tot de overwinning en hij door een goede verdedigingsbeweging gewoonlijk in een gunstige positie komt om aan te vallen.
De vorm van den na-aanval hangt grootendeels af van den
vorm van den aanval en van dien van de verdediging tegen dien
aanval. Heeft men, ter verdediging, een grooten sprong achterwaarts gemaakt, dan zal het niet mogelijk zijn den aanvaller
onmiddellijk daarna een stoot toe te brengen. Overigens kan op
elke verdediging een nastoot volgen.
') Om het verschil te demonstreeren tusschen een tijdstoot en een gewone wering met nastoot isfig.29 opgenomen, waarop de aangevallene
de linksche rechte stoot naar het hoofd eerst weerde en thans nastoot.
31
Na-aanval.
P. Dekken of blokken.
32
33
36
37
Bij het wedstrijdboksen is men aan zeer bepaalde regels gebonden en heeft ook de eindstoot minder, hebben de overige
stooten en het spel in het algemeen meer waarde dan bij het
vechtboksen. De regels, die den bokser in wedstrijden in Nederland binden, zijn vastgelegd in het hierna volgende reglement
van den Nederlandschen Boksbond.
WEDSTRIJDREGLEMENT.
Artikel 1. Alle wedstrijden en demonstraties in boksen, uitgeschreven door clubs, vereenigingen, bonden, exploitanten,
particulieren of wie ook, moeten worden gehouden volgens de
voorschriften en onder goedkeuring van den N. B. B.
Art. 2. Het is leden van den N . B . B . en leden van bij hem
aangesloten vereenigingen verboden uit te komen in, of mede
te werken aan wedstrijden of demonstraties, welke gehouden
worden buiten toestemming van den N. B. B. op straffe van een
schorsing van ten hoogste 12 maanden.
Art. 3. Leden van den bond of leden bij hem aangesloten
vereenigingen mogen geen wedstrijden uitschrijven zonder
goedkeuring van den bond, op straffe van een schorsing van
ten hoogste 12 maanden.
Art. 4. Het bestuur stelt juryleden en tijdwaarnemers aan,
uit welke bij wedstrijden referees en tijdwaarnemers worden
gekozen. Zij alleen hebben het recht als zoodanig in Nederland
op te treden.
Om tot jurylid te worden toegelaten, moet men lid zijn van
den N. B.B. en voor een commissie van ten minste drie bondsjuryleden bewijs hebben gegeven het wedstrijdreglement en zijn
uitlegging te kennen en te kunnen toepassen, ook bij het constateeren van verboden handelingen. De eerste drie commissieleden worden door het bestuur benoemd.
Een leeraar, welke benoemd wordt tot referee, mag deze
functie niet uitoefenen in een wedstrijd waar een of meer zijner
leerlingen uitkomen.
Het bestuur stelt bedoelde commissie samen, wanneer het
zulks noodig acht.
38
niet meer aanwezig is, verbiedt de referee den door- of voortgang van de wedstrijden, terwijl het bestuur van den N. B. B. de
uitschrijver(ster) een boete kan opleggen van ten hoogste 50.
Het boksen in aldus verboden wedstrijden of met door den
geneeskundige geweigerde boksers wordt gestraft met de boete
en disqualificatie genoemd in art. 10 (wedstrijdreglement).
Dezelfde straffen en boeten gelden voor boksers, die weigeren
zich te laten onderzoeken of wegen.
Art. 9. Bij wedstrijden gehouden onder goedkeuring van
den N.B.B. is alle wedden verboden. Bezoekers niet-leden
van den N. B. B. welke wedden, worden uit de zaal verwijderd, leden eveneens en bovendien voor een maand geschorst
als lid. Amateurs, welke wedden, houden op amateur te zijn.
Beroepsboksers, welke in verband met hun eigen match weddenschappen hebbenloopen of sluiten.wordengedisqualificeerd
van 1 jaar tot levenslang.
Art. 10. Boksen op wedstrijden tusschen beroeps- en amateurboksers is verboden, tenzij het geschiedt met toestemming
van den N. B. B., op straffe van disqualificatie voor den tijd van
ten hoogste 12 maanden, wat betreft den amateur, en een boete
van ten hoogste 25. wat betreft den beroepsbokser.
Art. 11, Het voeren van schuilnamen is verboden, zoowel
voor amateurs als voor beroepsboksers, tenzij de naam aan den
bond wordt opgegeven en door hem wordt goedgekeurd. De
drager moet dan in het loopende seizoen in wedstrijden steeds
dienzelfden naam voeren, tenzij hij weder bokst onder eigen
naam en afstand doet van het pseudoniem.
Art 12. Bij niet openbare wedstrijden van bij den bond
aangesloten vereenigingen kan de referee ontheffing verleenen
van verschillende bepalingen van het wedstrijdreglement
Art 13. De bond erkent kampioenschappen en wel:
a. plaatselijke kampioenschappen.
b. districtskampioenschappen.
c. kampioenschappen van Nederland.
Een en ander in verschillende gewichten, welke elders in dit
reglement worden genoemd.
40
Art 14. De plaatselijke kampioenschappen worden verwerkt onder de bewoners van elke plaats (postdistrict).
Art. 15. Voor de districtskampioenschappen wordt het land
verdeeld in twee districten: District A, omvattende deprovincis
Noord-Holland, Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel en
Gelderland en district B, omvattende de provincies Zuid-Holland, Utrecht, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.
Art. 16. De wedstrijden om de kampioenschappen van
Nederland zijn open voor alle Nederlanders en voor vreemdelingen, die minstens zes maanden, onmiddellijk aan de wedstrijden voorafgaande, in Nederland hebben gewoond.
Art. 17. Ieder, die in een wedstrijd uitkomt, moet lid van
den N. B. B. wezen.
Art. 18. Elk jaar zal om het kampioenschap van Nederland
worden gebokst.
Art. 19. Wanneer de bond zelf geen wedstrijd uitschrijft
waaraan een kampioenschap is verbonden, kan dit geschieden
door een vereeniging, een persoon of een combinatie.
Deze doet daartoe onder nadere aanduiding van den aard
van het kampioenschap schriftelijk aanvrage bij den l
secretaris van den bond. Zoo noodig in overleg met het bestuur
van andere vereenigingen en de belangen van den bond niet
uit het oog verliezend zal hierover worden beslist.
8 t e n
den
Art. 24.De N. B. B. regelt de wedstrijden tusschen beroepsboksers in Nederland. Alle daaraan deelnemende boksers worden
geacht de reglementen van den N. B. B. te kennen en moeten zich
eraan onderwerpen. Zij zijn voor zoo verre Hollander verplicht bondslid te wezen.
Art. 25. Vereenigingen, maatschappijen,firma'sof particulieren, die wedstrijden uitschrijven en daarvoor toestemming
van den bond verlangen, zenden aan den l
secretaris van
den bond:
a. Ingeval de wedstrijden worden uitgeschreven door een
handelsvennootschap: naam, nummer van de Staatscourant,
waarin akte van oprichting en koninklijke goedkeuring, verder
namen en adressen van directie en commissarissen.
6. Ingeval de wedstrijden worden uitgeschreven door een
vereeniging, een exemplaar van statuten en huishoudelijk reglement alsmede namen en adressen der bestuursleden.
s t e n
42
43
Art. 32. De referee heeft het recht een boete tot een maximum van 25 en een schorsing van hoogstens 8 dagen op te
leggen. Reclames moeten uiterlijk binnen drie dagen na oplegging bij het bondsbestuur zijn ingebracht.
Art. 33. De ring moet zijn vierkant, minstens groot 6 X 6 M.,
hoogstens 7.50 M . X 7.50 M . en worden afgesloten, indien hij
gelijk is met den gewonen vloer door twee stijfgespannen koorden van minstens 2 cM. doorsnee elk en geplaatst, het laagste
op 60, het hoogste op 120 cM. van den grond, bevestigd aan
vier palen van 1.30 M . hoogte elk. Indien de ring boven den
gewonen vloer ligt, door drie stijfgespannen koorden, het laagste
op 40 cM., het middelste op 80 cM. en het hoogste op 120 cM.
van den grond, bevestigd aan 8 palen van 1.30 M. hoogte elk.
De ringvloer moet gemaakt zijn van goed gevoegd, goed geschaafd hout, zooveel mogelijk stroef gemaakt en mag geen
ijzeren ringen, bevestigingen, holten of wat ook bevatten. Hij
mag niet zwiepen en als de ring hooger dan de gewone vloer
ligt, moet hij aan alle zijden minstens 50 cM. buiten de koorden
uitsteken. Voldoet de ring niet, dan verleent de bond geen goedkeuring tot den wedstrijd en verbeurt de uitschrijver(ster) eene
boete van 100. In bizondere gevallen kan door het bestuur van
den bond geheele of gedeeltelijke ontheffing van deze bepalingen
worden verleend.
Voor de beide boksers moeten stoelen aanwezig zijn.
44
45
Art. 36. Elke bokser mag zich doen verzorgen door hoogstens twee helpers, welke bondslid moeten wezen. De helpers
moeten den ring verlaten op het teeken van den tijdwaarnemer,
10 seconden voor den aanvang van de volgende ronde (commando : Helpers weg!") en mogen niet weer in den ring treden
voor het einde van de ronde. Zij moeten zorgen voor het tijdig
wegnemen en plaatsen van de stoel van hun bokser. Het is hun
verboden door teekens, raad, inlichtingen, aanwijzingen, aanmoedigingen of wat ook, te trachten invloed uit te oefenen op
den wedstrijd of met water of andere verfrisschende middelen
naar hun principalen te werpen gedurende de ronden of de handschoenen te vervormen. Helpers, die zich niet overeenkomstig
de voorschriften gedragen, kunnen door den referee worden gewaarschuwd en daarna verwijderd.
Art. 37. Op het teeken, dat de ronde is afgeloopen, moeten
de boksers terstond het boksen staken en naar de hun aangewezen hoeken teruggaan. Op het teeken, dat de ronde aanvangt,
moeten zij terstond hunne plaatsen verlaten en boksen.
Art. 38. De tijden worden opgenomen door een tijdwaarnemer.
Hij neemt op:
P. het uit den ring gaan van de helpers.
2*. de ronden.
3 . het buiten gevecht zijn van de deelnemers.
4 . de rusten.
5 . de eventueele onderbrekingen.
e
referee hem het teeken geeft het boksen te hervatten. Een man
wordt geacht te liggen, ook al staat hij met n of beide voeten
op den grond, indien tevens eenig ander lichaamsdeel den grond
aanraakt. Zoodra een bokser valt, begint de referee luid tot tien
te tellen, zorgdragend ongeveer n seconde te laten verloopen
tusschen den aanvang van elke twee tellen. Is, na 't afroepen
van de laatste tel, de gevallene nog niet geheel overeind en
gereed het gevecht te hernemen, dan is de partij geindigd. De
gevallene ontvangt dan 0, z'n tegenstander 5, of, als 't in de
laatste ronde geschiedt, 7 punten voor die ronde.
Is een ronde ten einde, terwijl een bokser neerligt, dan wacht
de tijdwaarnemer met het geven van het eindteeken totdat f de
gevallene weer overeind, of de tiende tel afgeroepen is. Is de
laatste ronde ten einde terwijl een bokser neerligt, dan wordt
gewoon op het juiste oogenblik het einde aangekondigd.
Boksers, die niet binnen tien seconden na het afroepen van
het begin van de ronde hun hoek verlaten en den strijd hervat
hebben, worden geacht de partij te hebben verloren. In het algemeen worden boksers, die gedurende een wedstrijd 10 seconden
achtereen onttrokken zijn geweest aan den strijd, behandeld alsof zij gedurende dien tijd buiten gevecht gesteld waren geweest.
Art. 47. De referee kan een wedstrijd doen staken als hij de
partijen te ongelijk acht, onvoldoende getraind, of nietvoldoende
op de hoogte van de sport.
Hij is tot staking verplicht, wanneer een der partijen een zoo
groot voordeel heeft behaald, dat de andere dit niet meer kan
inhalen of als, naar het oordeel van den referee, voortzetting van
den strijd te afmattend of om andere reden gevaarlijk zou worden
voor een der partijen. De andere partij is dan overwinnaar.
Art 48. Indien om een of andere reden de referee tijdens
een ronde de partij tijdelijk doet staken, wordt na zijn bevel tot
voortzetting nog zoolang gebokst, totdat de volle tijd van de
ronde verstreken is. Daarna gaat de partij gewoon door.
Bij onvermijdelijke inmenging, leidend tot staking eener partij,
wordt deze zoo spoedig mogelijk voleindigd.
49
door schijnbewegingen in actie, tracht hem tot groote bewegingen te dwingen. Een voorname zorg in verband hiermee moet
zijn, dat men het midden van den ring houdt. De tegenstander
moet dan bij zijn bewegingen den grootsten weg afleggen.
Bij het bewegen om den tegenstander heen bewege men zich
bij voorkeur naar rechts, omdat men, naar links gaande, hem
het stooten met den rechterarm gemakkelijker maakt en zich
zelf meer bloot geeft.
Op blz. 36 werd reeds gezegd, dat een goed geoefend, snel,
krachtig en taai bokser den wedstrijd nog niet behoeft te winnen,
wanneer hij zijn hersens niet gebruikt. Bijna elke nieuwe tegenstander vergt een andere wijze van aanpakken en het nauwkeurig
waarnemen van zijn bewegingen (zoo mogelijk vr, doch
anders in het begin van den strijd) en zorgvuldig verwerken tot
een plan van het waargenomene is zuiver verstandswerk. Tracht
bij het begin van de tweede ronde een aanvalsplan klaar te
hebben, zoowel wat de bewegingen zelf, als wat de leiding van
van den geheelen strijd gedurende de ronden betreft.
In verband hiermede zij men niet zorgeloos in het kiezen van
zijn helpers. Zij toch zijn, vaak beter dan de bokser zelf, in de
gelegenheid gedurende de ronden het spel van zijn tegenstander,
zijn fouten en eigenaardigheden te bestudeeren en kunnen hem
in de pauzen tusschen de ronden in verband daarmede voor hem
belangrijke aanwijzingen geven.
Art. 42 van het wedstrijdreglement laat bij overigens gelijke
partijen dengene winnen, die het meeste aanviel, een voordeel
dus boven het moreele overwicht, dat de aanvaller reeds heeft.
Men wachte dus niet te lang met den aanval en trachte zoo mogelijk reeds in de eerste helft van de eerste ronde voldoende op
de hoogte van de techniek van den tegenstander te komen om in
de tweede helft den aanval te kunnen openen. Tracht hem door
lokken en schijnbewegingen te verleiden tot het verraden van
zijn tactiek en blijkt hij al even voorzichtig te zijn, wacht geduldig af, maak zoo noodig de schijnaanvallen wat dreigender of val
voorzichtig aan. Doe in het begin geen heftige aanvallen, laat ze
aan den tegenstander over, vertrouwend op de eigen snelheid
om er aan te ontkomen.
Uit art. 42 blijkt bovendien, dat voor een eindstoot aan den51
geen, die hem toebrengt het maximum aantal punten, aan den
verslagene voor die ronde 0 wordt gegeven. Wie dus belangrijk
voor is in punten zal trachten dat voordeel te behouden en niet
te veel wagen, degeen, die achter is, moet trachten door een
eindstoot zijn aantal punten te vergrooten.
In verband met de verhouding der lichaamslengten zij er op
gewezen, dat men tegen een langer tegenstander hoofdzakelijk
stooten naar het lichaam moet toebrengen, hem door ontwijkingen en nastooten uitputten en veel invechten.Tegen een korteren
tegenstander stop- en tijdstooten toepassen, op grooten afstand
veel gebruik maken van stooten naar het hoofd en in het algemeen
van zijn grootere reik-wijdte profiteeren.
In verband met het karakter spreekt wel vanzelf dat men tegenover een voorzichtig tegenstander anders moet optreden dan
tegen een heethoofdige, tegen een wat angstige anders dan tegen
een stoutmoedige. De omvang van dit werkje laat niet toe hierop
nader in te gaan.
Stap na een geslaagden aanval niet terug, doch tracht het
succes te vergrooten door in te stappen en eenige halfarmstooten
toe te brengen. Vergeet ook niet, dat stooten op het lichaam
(maag enribben)op den duur meer uitputten dan stooten op het
hoofd, terwijl het trefvlak grooter is. Heeft men in de eerste
ronden het lichaam van den tegenstander bewerkt, dan wordt
in de laatste ronden de kans op het toebrengen van een eindstoot
tegen den kaak grooter.
TRAINING.
De algemeene regels voor training, wat betreft de speciale
zorgen voor het lichaam, reinheid, voeding en rust mogen we bekend veronderstellen.
De training van den bokser stelt eenige bijzondere eischen.
In de eerste plaats moet hij goed bekend zijn met en geoefend
zijn in de verschillende bewegingen die bij het boksen voorkomen. In zijn trainingstijd zal hij dus veel moeten spelboksen
en zoo nu en dan wedstrijdboksen met verschillende tegenstanders, dit zoo lang mogelijk volhoudend, terwijl de tegenstanders elkaar aflossen, zoodat steeds een maximum van inspanning
vereischt wordt
52
53
geen, die hem toebrengt het maximum aantal punten, aan den
verslagene voor die ronde 0 wordt gegeven. Wie dus belangrijk
voor is in punten zal trachten dat voordeel te behouden en niet
te veel wagen, degeen, die achter is, moet trachten door een
eindstoot zijn aantal punten te vergrooten.
In verband met de verhouding der lichaamslengten zij er op
gewezen, dat men tegen een langer tegenstander hoofdzakelijk
stooten naar het lichaam moet toebrengen, hem door ontwijkingen en nastooten uitputten en veel invechten. Tegen een korteren
tegenstander stop- en tijdstooten toepassen, op grooten afstand
veel gebruik maken van stooten naar het hoofden in het algemeen
van zijn grootere reik-wijdte profiteeren.
In verband met het karakter spreekt wel vanzelf dat men tegenover een voorzichtig tegenstander anders moet optreden dan
tegen een heethoofdige, tegen een wat angstige anders dan tegen
een stoutmoedige. De omvang van dit werkje laat niet toe hierop
nader in te gaan.
Stap na een geslaagden aanval niet terug, doch tracht het
succes te vergrooten door in te stappen en eenige halfarmstooten
toe te brengen. Vergeet ook niet, dat stooten op het lichaam
(maag en ribben) op den duur meer uitputten dan stooten op het
hoofd, terwijl het trefvlak grooter is. Heeft men in de eerste
ronden het lichaam van den tegenstander bewerkt, dan wordt
in de laatste ronden de kans op het toebrengen van een eindstoot
tegen den kaak grooter.
TRAINING.
De algemeene regels voor training, wat betreft de speciale
zorgen voor het lichaam, reinheid, voeding en rust mogen we bekend veronderstellen.
De training van den bokser stelt eenige bijzondere eischen.
In de eerste plaats moet hij goed bekend zijn met en geoefend
zijn in de verschillende bewegingen die bij het boksen voorkomen. In zijn trainingstijd zal hij dus veel moeten spelboksen
en zoo nu en dan wedstrijdboksen met verschillende tegenstanders, dit zoo lang mogelijk volhoudend,terwijl de tegenstanders elkaar aflossen, zoodat steeds een maximum van inspanning
vereischt wordt.
52
53
IA. H E T ONDERWIJS.
ALGEMEENE BEGINSELEN.
Aanvals- en verdedigingsbewegingen zijn reactie's op de
houdingen of bewegingen van den tegenstander, die men met de
oogen heeft waargenomen of op een gegeven oogenblik waarneemt.
Wat het onderwijs in boksen betreft volgt hieruit onmiddellijk,
dat de onderwijzer niet op het gehoor, door middel van commando's moet laten werken, doch op het gezicht. De leerlingen
leeren daardoor waarnemen en, op aanwijzing van den onderwijzer, op hetgeen zij waarnemen op de juiste wijze reageeren.
Waarneming en reactie beide zijn gevolgen van zenuwwerking.
De indruk van een beweging van den tegenstander komt door
middel van de oogen, via de oogzenuwen op een bepaalde plaats
in de hersenen. Vandaar moet een prikkel langs bepaalde banen
naar een andere plaats in de hersenen geleid worden, van
waaruit de spieren, die de reactie-beweging tot stand brengen,
worden aangezet
Het zijn die banen in de hersenen, die in de bokslessen voor
elke specifieke beweging gevormd moeten worden. Worden ze
niet van den aanvang af op de juiste wijze aangelegd, dan heeft
dit foutieve bewegingen tengevolge, die later zeer moeilijk te
corrigeeren zijn.
Hieruit volgt een tweede, voor den onderwijzer belangrijke
conclusie en wel, dat elke nieuwe beweging eerst langzaam en
correct moet worden uitgevoerd. De banen worden dan juist
aangelegd en, door herhaling, z vastgelegd, dat ook bij snellere
uitvoering de beweging correct blijft. Zijn de bewegingen eenmaal bekend, dan is het eenvoudig een kwestie van herhaalde
uitvoering, om ze ook met een maximum van snelheid te leeren
volbrengen, doch tot een snelle beweging worde nietovergegaan,
voordat zij, langzaam, geheel correct wordt uitgevoerd.
Ten derde beginne de onderwijzer met enkelvoudige bewegingen, voor hij zijn leerlingen de samengestelde laat uitvoeren.
Hebben de leerlingen zich de grondvormen van aanvals- en verdedigingsbewegingen goed eigen gemaakt, dan leeren zij de
54
10 min. voetwerk.
Als 2b en c.
Ontwijken van den linkschen rechten stoot
Stootoefeningen met linkerarm.
Rug- en buikspieroefeningen. Ademhalingsoefeningen.
VIERDE PROGRAMMA.
a. 5 a 10 min. voetwerk.
b. Als 36 en c.
c. Zwaaistoot links naar hoofd en lichaam.
Dekken, weren en ontwijken van dien stoot.
d. Stootoefeningen met linkerarm.
Rug- en buikspieroefeningen. Ademhalingsoefeningen.
VIJFDE PROGRAMMA.
a. 5 a 10 min. voetwerk.
b. Als 4b en c.
Linksche hoekstoot naar hoofd en lichaam.
Verdediging tegen die stooten.
d. Stootoefeningen met linkerarm.
Rug- en buikspieroefeningen. Ademhalingsoefeningen.
ZESDE PROGRAMMA.
a. 5 a 10 min. voetwerk.
b. Als 56 en c.
59
ELFDE PROGRAMMA.
a. 5 a 10 min. voetwerk.
b. Als 6 en nastooten.
c. Onderling of met onderwijzer boksen (3 ronden van 2 min;).
d. Stootoefeningen.
Rug- en buikspieroefeningen. Ademhalingsoefeningen.
TWAALFDE PROGRAMMA.
a. 5 a 10 min. voetwerk.
b. Partijboksen onderling en met onderwijzer (3 ronden van
2 minuten).
c. Rug- en buikspieroefeningen. Ademhalingsoefeningen.
61
aanval.
ball-punching
blocking
breaking
bal-stooten.
blokken,
losbreken.
checking
clinching
counter(ing)
covering
cross-counter
crouch(ing)
defence
drawing
duck(ing)
verdediging,
lokken.
ontduiken.
feint-(ing)
fighting
f ootwork
fouls
schijnaanval.
vechtboksen.
voetwerk,
verboden stooten.
glove
guard
handschoen,
wering.
halfarmhits
hook
halfarmstooten.
hoekstoot.
in fighting
invechten.
jumping (back)
sprong achterwaarts.
knock-out
eindstoot.
lead
lunge
rechte stoot,
uitval.
position
stelling.
safety-block
shoving
side-step(ping)
dubbeldekking.
schuiven.
zijwaarts stappen.
62
slipping
ontwijken.
stepping in ( back) in- (terug-) stappen.
stop(ping)
stopstoot.
straight to point(to jaw) rechte stoot (naar de kaak).
tobody(tomark)
naar het lichaam, de maag.
swing
zwaaistoot.
tim(ing)
tijdstoot.
uppercut
opstoot.
63
A C H T E N D E R T I G AFRF.tPfMyyftfc
BEHOORENDE BIJ
HANDLEIDING
VOOR
HET BOKSEN
DOOR J. STUY
. R O T T E R D A M 1919
W . L. & j . B R U S S E ' S
UITGEVERSMAATSCHAPPIJ
Fig. 5. Linksche rechte stoot naar het lichaam. Ontwijking van een linkschen rechten stoot naar het hoofd.
HANDLEIDING V O O R H E T B O K S E N D O O R J. S T U Y
3
H E T B O K S E N D O O R J. S T U Y
ACHT E N DERTIG
A F B E E L D I N G E N B E H O O R E N D E BIJ
HANDLEIDING
VOOR
H E T B O K S E N D O O R J. S T U Y
11
A C H T E N D E R T I G A F B E E L D I N G E N B E H O O R E N D E BIJ
HANDLEIDING
12
VOOR
H E T B O K S E N D O O R J. S T U T
A C H T E N D E R T I G A F B E E L D I N G E N B E H O O R E N D E BIJ
HANDLEIDING VOOR
14
H E T B O K S E N D O O R J. S T U Y
HANDLEIDING V O O R H E T B O K S E N DOOR J. S T U Y
15
ACHT EN DERTIG
AFBEELDINGEN
BEHOORENDE
BIJ
HET BOKSEN
D O O R J. S T U Y
ACHT E N DERTIG
A F B E E L D I N G E N B E H O O R E N D E BIJ
HANDLEIDING VOOR
H E T B O K S E N D O O R J. S T U Y
17
Fig. 37.
Fig. 36 en 37. Schijnstoot rechts naar het lichaam
gevolgd door linkschen rechten stoot naar het hoofd.
ACHT E N DERTIG
A F B E E L D I N G E N B E H O O R E N D E BIJ
HANDLEIDING
20
V O O R H E T B O K S E N D O O R J. S T U Y