You are on page 1of 4

Voor een duurzame economie en duurzame werkgelegenheid

Tekst vakcentrales bij de vaststelling van het SER advies Meer werken aan
duurzame groei 21/05/10

Voorzitter en leden van de raad

Geen business-as-usual: duurzame groei topprioriteit

Business-as-usual is in het licht van alle crisissen die we in de afgelopen paar jaar
over ons heen hebben gekregen, niet meer aan de orde. Structurele
veranderingen zijn noodzakelijk. Duurzaamheid moet topprioriteit zijn en daar
moeten we meer werk van maken. Deze openingszinnen uit het SER advies zijn
ons uit het hart gegrepen.

We zullen goedschiks of kwaadschiks ons model van groei, van transport, van het
produceren en consumeren grondig moeten heroverwegen en ons gedrag
veranderen. Met alleen technologische aanpassingen kunnen we nog niet
spreken van een meer duurzame ontwikkeling.

De dominante positie van ons huidig economisch denken mag wat ons betreft
meer ter discussie worden gesteld. Een scherpere afweging tussen diverse
deelbelangen vraagt om een sterke leidende rol van een overheid, die keuzes
durft te maken in een duurzame richting. Dat betekent ook dat niet louter
indicatoren als nationaal inkomen en economische groei als onderbouwing van
het sociaaleconomische beleid gehanteerd moeten worden. Wij zijn blij zijn met
de SER aanbeveling om ook andere indicatoren mee te nemen voor het
vaststellen en doorrekenen van beleidsvoornemens.

Duurzame ontwikkeling vraagt niet alleen op nationaal niveau, maar ook


internationaal om andere governance. Toegang tot voldoende, schone,
betaalbare energie bijvoorbeeld is een publiek goed dat ook publiek geborgd
moet worden en dat recht behoort iedereen wereldwijd toe te komen. Duurzame
ontwikkeling is daarmee tegelijk werken aan sociale verandering. Denk aan anti-
armoedebeleid, landgebruik en eigendom, internationale handel, respect voor de
fundamentele arbeidsnormen van de ILO, toegang tot nieuwe technologie en
overdracht van kennis. Daarom heeft duurzame ontwikkeling en duurzame
economische groei alles te maken met maatschappelijk verantwoord
ondernemen

Diverse belangen

Voor de P van Profit gaat het om gezond eigen belang: de keus voor nieuwe
economische kansen en business, voor nieuwe economische ontwikkeling,
nieuwe banen en een positieve weg uit de crisis.
Voor de P van Planet gaat het om onze morele verantwoordelijkheid om
toekomstige generaties niet op te zadelen met onze rotzooi en een leefbare
wereld na te laten. Dat vraagt ook om het stellen van grenzen aan economische
groei. Niet gemakkelijk omdat je jezelf op de korte termijn beperkingen oplegt,
maar voor de lange termijn is het wel de enig houdbare weg.

Voor de P van People gaat het om het besef dat werknemers en hun belangen
betrokken moeten worden bij verandering. Werknemers vormen namelijk een
deel van de oplossing. Sociale aspecten moeten een volwaardige rol gaan spelen.
Dat is nu volstrekt onvoldoende het geval. Ik kom daar zo nog op terug.

En de vierde P van Politiek of Proces is een dringende oproep aan de politiek: durf
te kiezen voor duurzaam en handel daar naar.

Onvoldoende vooruitgang in Nederland

Want het gaat nog lang niet goed genoeg in Nederland

Voor 2020 en verder halen wij onze reductiedoelstellingen nog bij lange na niet.
En ook op het gebied van eco-innovatie en nieuwe technologie lopen we
helemaal niet voorop. Daar dreigen de opkomende economieën ons te
overtroeven. Straks leert China ons hoe we windmolens moeten bouwen, kopen
we onze zonnepanelen eveneens op verre markten in en missen we nieuwe
kansen.

We delen met werkgevers dan ook de opvatting dat een eco-innovatiestrategie


en investeringsagenda een belangrijk instrument is voor een nationale
duurzaamheidstrategie. Innovatie, sociale innovatie, moet zorgen voor
maakindustrie en diensten die niet draait om lage lonen, maar om vakmensen en
slimme technieken in de richting van kansrijke, duurzame economische
activiteiten. Daar zit het toekomstperspectief voor de Nederlandse economie.

Duurzame ontwikkeling en de P van People.

Verschillende keren wordt in het advies terecht geconstateerd dat sociale


aspecten in de transitie en bij het denken over duurzame ontwikkeling
onderbelicht blijven; een integrale benadering en structurele inbedding
ontbreekt. Bij sociale aspecten gaat het vooral om aandacht voor
werkgelegenheid-en arbeidsmarkteffecten, de kwaliteit van arbeid en
arbeidsverhoudingen en de werknemer als stakeholder.

Voor een goede afweging tussen diverse soms strijdige belangen is dialoog
tussen de belangrijkste stakeholders, waaronder werknemers, noodzakelijk om
vooruit te komen. Werknemersvertegenwoordigingen zijn echter nauwelijks
betrokken bij de diverse transities.

De transitie naar een Co2 arme economie betekent een omslag voor alle
sectoren. Er zullen verschuivingen binnen en tussen sectoren en in de keten
plaatsvinden. Soms gaan banen verloren, er ontstaan nieuwe banen, functies
veranderen. Er zullen andere kwalificaties en vaardigheden van werknemers
worden gevraagd in het omgaan met nieuwe technologieën. Er zijn
koopkrachteffecten. Een succesvolle transitie vraagt om deze veranderingen
goed in beeld te hebben en te monitoren, om tijdig werknemers mee te nemen in
de verandering en kansen te bieden in de ‘nieuwe economie’. Onderzoek op deze
terreinen, zeker sectoraal, staat nog in de kinderschoenen. Daarom zouden
criteria van werkgelegenheid/arbeidsmarkt- en inkomenseffecten voor elk
transitieprogramma als voorwaarde moeten worden gesteld.

Een groene economie kan voor duizenden nieuwe banen zorgen bv in duurzame
energie en in energiebesparingprogramma’s. Die kansen moeten we benutten.
Maar is daarmee ook vanzelfsprekend geregeld dat nieuwe groene banen ook
kwalitatief “gewoon goed werk” opleveren? Ik dacht het niet: kijk naar de
recyclage-industrie of de afvalverwerking. Of naar de waardering van de
schoonmaaksector in Nederland.

Naast aandacht voor een veilige en gezonde werkomgeving is het zaak om ook
bewustwording m.b.t. een schone en zuinige werkplek te vergroten. En
vervolgens ook ander gedrag te stimuleren. Het (beroeps) onderwijs heeft hier
een belangrijke rol te vervullen.

Daarom pleit de internationale vakbeweging voor een Just Transition en Decent


Work (Gewoon goed werk, in het Nederlands). Dat staat voor een rechtvaardige
transitie waar aandacht is voor dialoog met stakeholders; voor kwaliteit van
banen ook in groene sectoren met eerlijke lonen, eerlijke prijzen, veilige en
gezonde arbeidsomstandigheden en een behoorlijke werkzekerheid.
Duurzaamheid en Decent Work zijn twee begrippen die met elkaar
samenhangen.

Tot slot

Voorzitter, tot slot: wij gaan voor een duurzame economie en duurzame
werkgelegenheid

Wij willen als Nederlandse vakbeweging in 2025 een economie en een beleid
waar groen de norm is, en waar het principe van de vervuiler betaalt in de prijs
van onze producten is meegenomen. Fiscale vergroening is een mechanisme
waar de lasten op milieu toenemen ten gunste van de lasten op arbeid. En dat is
volgens ons precies de beweging die we nodig hebben.

In het SER advies wordt een oproep en handreiking gedaan aan het volgende
kabinet om met elkaar ambitieuze afspraken te maken over verdere
verduurzaming in sectoren en in ketens”. Want: er gebeurt weliswaar al een en
ander, er zijn koplopers die hun ‘license to operate’ met duurzaam produceren al
aardig waar maken. Maar het aantal is niet voldoende en het tempo is te traag.

De evaluatie van het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig en de


duurzaamheidconvenanten die met werkgevers zijn gesloten verwoordt het zo:
“het heeft weliswaar het nodige in beweging gezet (daarvoor applaus), maar het
is niet automatisch voldoende voorwaarde voor het bereiken van onze
doelstellingen.”
Wij zijn graag bereid om de handschoen uit het SER advies op te pakken en
daarmee ons deel van de verantwoordelijkheid te nemen. Wij rekenen daarbij op
de samenwerking met werkgevers en met natuur-en milieuorganisaties.

Laten we daarom hier vandaag met elkaar afspreken dat we samen verdere
stappen zetten op weg naar een duurzame economie. We kunnen nadrukkelijk dit
advies aanbevelen aan een nieuw kabinet. We kunnen nu al beginnen door
samen een oproep te doen serieus werk te maken van een eco-innovatieve
investeringsagenda. En we kunnen de dialoog met de belangrijkste stakeholders
in sectoren op nationaal niveau en in Europees verband stimuleren.

Voor ons zal dit een avontuur zijn, want wij weten niet precies waar we uitkomen,
hoe het einde zal zijn en welke vrienden, vijanden we onderweg tegen komen.
Maar dat risico moeten we dan maar nemen. Nee, sterker nog. Dat is precies de
uitdaging waar we met elkaar voor staan.

Voorzitter. Ik denk dat voor iedereen hier duidelijk is dat wij volledig achter dit
SER advies staan.

You might also like