You are on page 1of 12

Early

Journal Content on JSTOR, Free to Anyone in the World


This article is one of nearly 500,000 scholarly works digitized and made freely available to everyone in
the world by JSTOR.
Known as the Early Journal Content, this set of works include research articles, news, letters, and other
writings published in more than 200 of the oldest leading academic journals. The works date from the
mid-seventeenth to the early twentieth centuries.
We encourage people to read and share the Early Journal Content openly and to tell others that this
resource exists. People may post this content online or redistribute in any way for non-commercial
purposes.
Read more about Early Journal Content at http://about.jstor.org/participate-jstor/individuals/early-
journal-content.








JSTOR is a digital library of academic journals, books, and primary source objects. JSTOR helps people
discover, use, and build upon a wide range of content through a powerful research and teaching
platform, and preserves this content for future generations. JSTOR is part of ITHAKA, a not-for-profit
organization that also includes Ithaka S+R and Portico. For more information about JSTOR, please
contact support@jstor.org.

UIT

EXTEACT
NAAR

HET

GELEGEN

BE

BESCHRIJVING

TTJSSCHEN

INFANTERIE
GENERALEN

F.

G.

NAME

DER

SCHEN

PALEMBANG

GEDETACHEERD

STECK,

STAF,

TOENMAALS

BELAST

ONAFHANKELIJKE
EN

LEBONG,

DOOR DEN KAPITEIN

ONDERNOMEN

REIS

PALEMBANG

LANDSCHAP

ONAFHANKELIJKE

IN 1857

EN

BENKOELEN

EENER

MET

DER

BIJ

DEN

DE

OP

DISTRICTEN

TUS

BENKOELEN.

van Benkoelen de
noodige
en
aan
de
de passirahs van Lebong ge
maatregelen genomen
zondene lioofden naar Lais teruggekeerd waren, met de verze

Nadat

door den Adsistent-Resident

kering, dat ik aldaar wel ontvangen zoude worden, begaf ik


mij den 2den November 1857 van uit Lais naar dit landschap,
begeleid door den depattie van Auer Gading, den depattie van
Aijer Koto, den Eadja Leila van Talang Lemba, den Pengawa
Kassan van Perbo en zes gewapende politiedienaren.
De weg voert van Lais over Talang Rassau, waar men de
rivier Lais,
over

doesson

over Padang Kala,


Baroe,

vervob'ens door

waar

men

onbewoonde

waar men de rivier


Padang,

de

rivier

Bentoenan

wildernis naar Atas

passeert,

en
en

Tebin.2:, de
eerste Lebongsche kampong.
Deze weg is een gewoon, echter zeer sterk begaan
voetpad,
dat weinig moeijelijkheden oplevert en zeer goed in eenen flin

ken rijweg zoude kunnen veranderd worden. Ofschoon vier


van dit
dagen tot het afleggen
traject verliepen, zoude die weg,
eventuele
bij
verbetering, gemakkelijk in drie, en met spoed
zelfs
in twee dagen kunnen
reizende,
afgelegd worden.
De top van den Boekiet
Sakipat wordt als grensscheiding
tusschen Lais en Lebong aangenomen,
zoodanig, dat al de

32

EXTRACT UIT DE BESCHRIJVING EENER REIS,

wateren, welke van dien top tot aan den top van den Goe
noeng Dauw noordelijk afvloeijen, om zich met de rivier Ke
en die
taun te vereenigen, tot het grondgebied van Lebong,

wateren, welke zuid en zuid-westelijk naar zee loopen,


van Lais behooren.

tot dat

den Boekiet Sakipat werd ik door eenige proatins, welke


door
de passirahs te gemoet waren gezonden, ontvangen
mij
en door hen naar de kampong Danouw, hoofdplaats derMarga
en verblijf van den passirah dier marga,
Seloepoe
depattie
Op

Tiang Alam, geleid.


Alles was hier tot mijne

ontvangst behoorlijk voorbereid en


het
zich
gerucht verspreid had, dat ik met honderd
aangezien
man soldaten en honderd volgelingen en koelies zoude komen,
was zelfs eene loods tot kazernering der troepen opgeslagen en
eene groote hoeveelheid rijst, hoenders,
vensmiddelen verzameld.

geiten

en andere le

hier uit schreef ik eene algemeene vergadering der hoof


den uit, op den 8sten October te Aman, hoofdplaats derMarga
Yan

Toebaij.
Den 7denNovember

ging ik naar die plaats, alwaar even als


alles behoorlijk tot mijne ontvangst voorbereid en
ook eene loods voor de troepen opgeslagen was.
te Danouw

?smorgens om 11 uren opende ik de ver


welke
tegenwoordig waren:
gadering, bij
De twee passirahs der Marga Toebaij, Eadja Soetan en Eadin
Den

8steuNovember

Koemala, Eadja met hunne wakils Alam Eadja en Merassoen.


De passirah der Marga Seloepoe, depattie Tiang Alam en des
zelfs wakil Eadja Leila.
Soekoe Aman, het hoofd van Kali
koet, Lebong Tengah, Toengang, Batoe Blah, Dauw, Soekoe
Simalakka, Loeboe Gedang, Talang Lia en Oedjong Tandjong,
Van

de Marga

Toebaij,

van de Marga Seloepoe alle hoofden.


De passirahs en hoofden der Marga's

Bermanie

en

Djoerkal
en
te
de
afstand
konden
daar
de com
niet
komen,
groot
lang
municatie waarschijnlijk door de zware banjers in de rivierKe

DOOR

F.

G-. STECK.

33

taun gestremd was, vermits deze hoofden echter min of meer


Soekoe
afhankelijk zijn van den passirah der marga Toebaij,
Simalakka, zoo nam deze op zich:
1?. Hen alles, wat verhandeld zoude worden, getrouw over
te brengen, en
2?. Borg te spreken, dat deze passirahs en hoofden alles,
waarmede zij genoegen zouden nemen, getrouw zouden nakomen.
Eindelijk waren nog aanwezig verscheidene mindere hoofden
en een
groot gedeelte der mannelijke bevolking uit de omlig

gende kampongs,
Omdat almede een gerucht in omloop was, dat ik kwam om
namens het Gouvernement, in bezit te
het landschap Lebong,

zoo begon ik met aan de verzamelde hoofden mede te


deelen, dat zulks geenszins het geval was; dat echter, het Gou
vernement hun land nader willende leeren kennen, mij de last

nemen,

was om, geholpen door nog een Europeaan, dit land


geworden
te doorreizen en dat ik hen thans afvroeg of zij daar niets tegen
hadden en of zij aan mij of mijnen zendeling alien mogelijken
bij stand wilden verleenen.
De Depattie van Kalikoet,

die als spreker voor de passirahs

optrad, antwoordde daarop:


Dat de passirahs en hoofden niets daartegen hadden, en het
zelfs gaarne zien zouden. Dat wij in het Lebongsche volstrekt
niets te vreezen hadden, en dat in het geval er misschien roovers

uit de Eedjang of Passumah kwamen, zij ons waarschuwen zouden


ten einde de wijk te nemen, aangezien, wanneer deze in grooten

waren hen te weren.


getale opkwamen, zij dan niet bij magte
Ik maakte hen opmerkzaam, dat, wanneer op Lebongsch grond
aan mij of mijnen zendeling een ongeluk overkwam, het
gebied
zeker wraak zoude nemen, en dat ik of mijn zen
elke
marga door den passirah of zijnen plaatsvervan
deling in
ger moest begeleid worden, en dat behalve dezen ook al de hoof

Gouvernement

in 't algemeen, en het hoofd der kampong, waar


in 't bijzonder voor ons, ons leven en ei
wij ons ophielden,
zouden zijn.
gendommen aansprakelijk
den der marga

TV. (VIII.)

EXTRACT UIT DE BESCHRIJVING EENER REIS,

34

Ik liet al de hoofden een voor een vragen of zij dit verstaan


en of
en er was
zij zich daarmede vereenigen konden,

hadden

geen hunner die eenige bedenkingen opperde.


Alsnu werd verder uitgemaakt dat zij mij of mijnen
ling overal brengen zouden.

zende

van koeliediensten bij hen geen


zij, ofschoon het doen
voor dit werk werd opgeroepen
en
die
ieder
man,
gebruik was,
het verzoek van zijn hoofd inwilligeri, dan wel weigeren kon,
Dat

zij toch trachten zouden ook hierin mijnen wensch te voldoen,


dat het ecliter onmogelijk was eenen vasten prijs te bepalen,
daar bet te verrigten werk en de te vorderen betaling daarvoor

alleen van den goeden wil hunner anak boea's afhing.


De Depattie van Kalikoet eindelijk, een zeer geschikt en in
vloedrijk hoofd, beloofde mijnen zendeling in persoon overal te

en borg te spreken voor eene goede ontvangst.


ik aan de passirahs en aanwezige proatins
overreikte
Hierop
de medegenomene geschenken, belovende ik dat de thans niet
begeleiden

naar
aanwezige hoofden dezelven later zouden bekomen,
gelang
de
Alleen
hen
kwam.
geschenken voor
mijn plaatsvervanger bij
de passirahs van Tes en Djoerkallang
gaf ik ter verdere over
aan den passirah van Simalakka.
reiking
De depattie van Kalikoet nam nu andermaal het woord op,

namens de aanwezige passirah's en hoofden. Hij begon met de


verzekering dat de Lebongers niets meer wenschten, dan in
vrede en goed verkeer met de bevolking van Lais en Ketaun
te leven. Dat de hoofden als een teeken, hoe gaarne zij de
contracten naleefden er op heenwezen, dat zij nog onlangs drie

van Tebing-Tingie weggeloopene pradjoerits met namen Pa As


san, Teng en Maas Agoes Saleh hadden weggejaagd en thans
slechts nog een man van Tebing-Tingie
bij hen was, en wel
zekere Abdoel Karim, alias Djoeragan, dat zij hem echter, indien
zulks mijn verlangen was, aan mij zouden uitleveren.
Dat zij niet altijd bij magte waren om slecht volk, dat uit
het District Oeloe Moessie of de Passumah kwam, af te weren
en dat
zij dierhalve zoo zeer gewenscht hadden onder het be

DOOR

F.

G.

STECK.

te komen, omdat zij alsdan met meer aan


dergelijke invail en zouden blootgesteld zijn, dat mij dan ook
verzocht werd om nogmaals dezen wensch aan het Gouverne
stuur van Benkoelen

ment bekend te willen maken.


Ik antwoordde hierop, dat ik gaarne aan hunnen wensch in
zooverre voldoen zoude, dat ik denzelven aan den Adsistent
overbrengen, dat, aangaande het
uitdrijven der gevlugte pradjoerits, dit zeker met welgevallen
door het bestuur te Benkoelen zoude opgenomen worden, en dat

Resident

te Benkoelen

zoude

wat betrof Djoeragan


ik niet gekomen was om weggeloopene
menschen op te vatten, echter den raad gaf, zich vrijwillig bij
het bestuur te Lais of Benkoelen te stellen.
was de
vergadering afgeloopen.
en de
afloop derzelve kwamen de maagden van Aman
naastbijgelegen kampongs hare opwachting maken en mij si
Hiermede
Na

rih, sigaren en vruchten aanbieden.


Ook dit moet beschouwd worden
van

teeken

als een eerbewijs en een

vertrouwen.

Ik deelde onder haar eenige kleine geschenken uit als pare


len, spiegels, klatergoud enz. enz., dat geene geringe vreugde
verwekte.

nu ter
passirahs wilden
mijner eere nog een karbouw
ik
bedankte
echter
daarvoor
uithoofde de weinige kar
slagten;
men
te
die
heeft.
bouwen,
Lebong
Den anderen dag kwam de passirah van Aman met Djoera
gan bij mij en vroeg vergiffenis voor dien man, die nu sedert
ruim zes maanden in zijne kampong woonde, getrouwd was,
sawah's aangelegd had en thans
was om een huis te
bezig
De

bouwen en met wiens gedrag hij zeer tevreden was, zoodat hij
wel wenschte hem als bewoner zijner kampong temogen behouden.
Ik

zeide hem,

gevraagde
zoek aan

dat ik niet bij magte was, vergiffenis of de


toestemming te schenken, dat ik echter ook dit ver
den Adsistent-Resident

van Benkoelen

zoude over

brengen.

Gaarne

had

ik langs eenen anderen weg en wel over Skan


3*

30

EXTRACT UIT DE BESCHRIJVING EENER REIS,

douw en Moeara

Jantan naar Benkoelen

terug willen gaan; door


de aanhoudende regens en sterke banjers in de rivier Ketaun
werd zulks echter onmogelijk.

Ik moest dus besluiten om mijne terugreis langs denzelfden


weg, welken ik gekomen was, te nemen.
Ik werd door de passirah's tot Danouw en door den depattie
en nog eenige hoofden tot aan de rivier
Menga
of Baroeng Pitjar, reeds op Benkoelsch gebied liggend,

van Kalikoet

niouw

begeleid.
Uit dit alles zal blijken, dat ik redenen heb, om met de
mij
en
ten
tevreden
te
te
mogen
geworden ontvangst
zijn
hoogste

dat de verdere opriame van bet onafhankelijke


landschap Lebong zal kunnen geschieden, zoncler de vrees te
moeten koesteren, dat aldaar door hoofden of bevolking moei
veronderstellen,

jelijkheden in den weg zullen gelegd worden.


Wat
het landschap Lebong betreft, zoo is het eene vallei
tusschen twee uitloopers van het Barissan-gebergte gelegen, ter

breedte van 4 a 5 en ter lengte van 18 a 20 palen, in zijn


De bodem
geheele lengte doorsneden door de rivier Ketaun.
dezer vallei vormt eene vlakte van
2 palen breedte, en biedt
eene heerlijke gelegenheid aan tot het
aanleggen van uitge

strekte sawah-velden, waartoe zij thans gedeeltelijk gebezigd


wordt. De vruchtbaarheid van den grond van Lebong, zoowel
in deze vlakte als op deze omringende bergen, is alom bekend
en eigent zich deze streek vooral voor koffij- en tabakscultuur,
die dan ook door de bewoners met vrucht bedreven wordt. In

rivieren wordt goud, zilver en lood gewasschen en op


eenige bergen wordt zwavei gevonden.
De Lebongers rekenen hunne afstamming van Pagarroejong.
Radja Djoengoer, welke van Menang Kabouw uitweek, was
eenige

de eerste, die zich in het landschap Lebong vestigde en aldaar


de kampong Kota Baroe aan de rivier Santan stichtte.

Nog bij zijn leven verdeeldehij zijn rijk in tweedeelen,

waarvan hij het eene, en wel het


grootste deel, aan zijnen oud
sten zoon gaf, die hoofd van de Soekoe Simalakka werd, ter

DOOR

F.

G.

STECK.

37

een aangehuwden zoon werd gege


wijl het andere gedeelte aan
van
Aman werd. Later werd Aman
de
Soekoe
die
hoofd
ven,
weder in twee deelen gesplitst en ontving het onderdeel den
naam van
Seloepoe, terwijl ook Simalakka in twee onderdeelen

naam van Bermanie en


gesplitst werd onder den
Djoerkalang.
Deze verdeeling bestaat thans nog, zoodat Lebong vier marga's
heeft, 1?. Toebaij, met de Soekoe's Simalakka en Aman, 2?. Se

en 4?.
Djoerkalang.
loepoe, 3?. Bermanie
Over iedere marga, en in Toebaij in iedere soekoe is het
ofschoon deze passirah's als kleine
opperste hoofd de Passirah,
kunnen worden, zoo bestaat
vorsten
beschouwd
onafhankelijke
toch eene onderlinge afhankelijkheid, die volgens het oude ge
bruik bij gewigtige aangelegenheden in acht wordt genomen.
De Marga Seloepoe is afhankelijk van de Soekoe Aman en
deze weder van Simalakka.
De

Marga's
Simalakka.
Van
enkele

Bermanie

lieverlede

ieder regtstreeks van

land sterker bevolkt werd,


en
vestigden zich in het Lais'sche

dat het

familien uit

en Djoerkalang

weken
aan de

rivier Bentoenan, waar zij 'Skiouw en Kota Donok bouwden,


aan de rivier Padang, waar al de aan die rivier gelegen kam

zijn gebouwd, aan de


pongs door de bevolking van Lebong
en Langar A gong
waar
Loeboe
Loeboe
rivier Telatang
zij
eene
sterke volksverhuizing naar
In lateren tijd had
bouwden.
en zijn de Ampat Petoelaij en de kampong
de Eedjang
plaats
van Lebongsehen oorsprong,
de
in
Loeboe Poeding
Ampat Lawang
weder menschen verhuis
terwijl eindelijk uit de Ampat Petoelaij
den en zich vestigden aan de rivier Pallie, waar zij de kam
en Minjakka
stichtteu.
pongs Auer Gading, Doesson Tingie

en verhuizingen over en
familiebetrekkingen, huwelijken
en
die nog voortdurend plaats hebben, zijn al deze kam
weder
van Lebong en heb
pongs innig vermaagschapt met de marga's
b. v. de depattie
zoo
als
ben onderscheidene hunner hoofden,
Door

van Auer Gading, zeer grooten invloed in het Lebongsche.


Zooveel ik bij benadering heb kunnen nagaan, heeft Lebong

EXTRACT

38

LIT

DE

BESCHRIJVING

EENER

REIS,

zielen gehad,
vroeger eene bevolking van 25,000 a 30,000
thans is het echter schaars bevolkt en bedraagt het geheele
zielental welligt naauwelijks 4,000.
De

verschrikkelijke verwoestingen aldaar aan


aan deze ziekte
geheele kampongs zijn
uitge

cholera moet

gerigt hebben;
storven.

zwaarste slag werd echter aan dat landschap toegebragt


door eene expeditie, die, tijdens Benkoelen onder het Engel
sche bestuur stond, aldaar plaats gevonden heeft, en waarvan
de indruk nog niet is uitgewischt en de gevolgen heden nog te
De

bespeuren zijn.
De Lebonger

is een sterk gebouwd, gezond slag van volk,


echter even als de overige bevolking van Zuid-Sumatra in den

voor het heden zorgende, onbe


hoogsten graad indolent, slecbts
kommerd omtrent het morgen.
De uiterst vruchtbare bodem en de vischrijke rivieren geven
overvloed van voedsel, hunne vrouwen zorgen voor de kleeding

zij geheel van bamboe, die daar in


groote hoeveelheid gevonden wordt. Het overvloedige product,
maar vooral tabak, koffij en ook wat goud, wordt naar Lais en
Ketaun afgevoerd en daar verruild tegen zout, kains, ijzerwa
en hunne huizen bouwen

ren en amfioen, of ook wel tegen contanten verkocht ten einde


dit geld hunne zucht tot hanenvechten en andere dobbel

met

spelen te kunnen botvieren.


in een
De Lebongers staan bij de bevolking van Benkoelen
kwaden reuk, maar ik geloof, dat hun, even als aan den zon
denbok, menig kwaad op de schouders geladen wordt, waar zij

zoo
gemakkelijk om
part noch deel aan hebben. Het is immers
te zeggen: "orang Lebong poenja
bij eene gepleegde misdaad
kardja-an."

en slecht gebouwd, daar de Lebon


kampongs zijn klein
in
meestal
verstrooid
gers
talangs leven, die zij in de nabijheid
hunner sawah's en ladangs aanleggen.
De

daar ook, dat de talangs veel beter aangelegd zijn en ik


daar zelis eenige houten huizen, met idjoe gedekt, gevonden beb.
Van

DOOR

F.

G.

STECK.

iiianneii zijn armoedig gekleed, de vrouwen eenigzins be


sterk behangen met gouden en zilveren sieraden,
die echter meestal het kenmerk dragen overblijfselen van vroe
De

ter en ook

geren rijkdom te zijn.


De godsdienst is de JV^ohammedaansche en overigens zijn
hunne wetten en gebruiken, zooveel ik heb kunnen nagaan, over
met die der bevolking van Lais en de ommelanden
eenkomstig
van Benkoelen.

Djoedjoer

en wang
bangon

zijn

ook

bij hen

in gebruik.
De rijst bouwen zij in sawah's, de tabak planten zij tusschen
de rijst in de ladangs, en de koffij rondom de kampongs en
talangs.

veeteelt is van geene beduiding.


Het klimaat is frisch en gezond en gedurende mijn kort
aanwezen had ik eene gemiddelde temperatunr van:
De

'smorgens 72?, F.
'smiddags 81?. F.
'savonds
Het

bestuur

75?. I\

is het bij den Maleijer

gebruikelijke

soekoe

bestuur.

De hoofden hebben echter weinig magt over hunne bevolking


en eene der voornaamste beweegredenen, waarom zij zoo gaarne
onder een geregeld bestuur zouden willen komen, mag juist in
de hoop te zoeken zijn, dat zij alsdan meer magt over hunne
onderdanen zullen bekomen.

INDEELING-STA

MARGA HOOPDEN.

I. Toebaij.

A.

Soekoe

KAMPONGS.

Simalakka.

Simalakka,

Passirah
Radin

Koemala

Loeboe
Radja.

Gedang.

Karang

Dapo.
Lia.

Talang
Oedjong
Pagar
B.

Radja

Soekoe

A'

Tanjong.

Agoeng.

Aman.

Aman,

Passirali

Kalikoet.

Soetan.

Leboog

Tengah.

Toengang.
Batoe Bla.
_

(Betangoer,
<
(Daauw.
Taba

Tengah.

Talang

Pinang.

Amboeng.
Pintjong.
Siapang.
II.

Passirah

Bermanie.
Radja

Tes.

Tiang Alam.

Passo.
Oeloe

III.

Djoerkalang.

Passirah
depatti Radja

Lili.

Tapoes.
Bezaar.

Kota Donok.
Teloe Doerian.

IV.

Seloepoe.

Passirah
depatti Tiang

Danauw.
Alam.

Atas Tebing.
Si Baijam.

en)

> twee Soekoes.


)

C VAN

LEBON

G.

KAMPONGSHOOFDEN.

Radin Koemala
Radin Malio

Koetan.

Radja

Pengawa Patang.
Anak dalam Meralam.
depattie, Kadjie.

Radja

Boedjang,

Radja

Bezaar,

Depattie,

Radja

depattie, Roedan.

Radja

Leila,

Radja

Leila,

Radja

Alam,

Wakil

Sigar.
//

welke

Sikan.

Baijam

Radja

dezen

soekoe

is

van Aman.

Angar.

Radja Bezaar,
Depattie, Risim.
Radja depattie, Tado.
Depattie

Tiang Alam,

Depattie,

Soembaij.
Gadjawanie,

in de marga

Seloepoe

gesticht

Wakil

van

den Passirah

is depattie

den Passirah

is depattie

van Passo.

Depattie Tige.
Anak dalam Inang.

Depattie

van depattie Gadja Wanie,


thans een nieuwe doessoen Si

heeft.

Djoeman.

Tiang Alam,

Depattie

Ratoe.

Sando.

Radja

Depattie

Koemala

van
Vroeger Passirah
Wakil van den Passirah

Djadie.

Doealis.

Radja

isMerassoen,

van den vroegeren Passirah,

Singam.

Depattie Radja Barab.


Depattie, Doem.
Koemala benar Tjiboen.
Pengawa

van den Passirah

Wakil
de zoon

Koenan.

Radja

AANMERKINGEN.

Slamo.

Singam.
Kloerat.

Wakil

van

van Atas Tebing.


Tevens hoofd van Taba Tengah
marga Toebaij.

in de

You might also like