You are on page 1of 67

SR 6

DE ACUTE
ZORGVRAGER
HFDSTK3: anatomie en fysiologie van het hart- en vaatstelsel
Couvin Freya
Schooljaar 2016-2017
STUDIEROUTE

STUDIEROUTE
INLEIDING

WAAROM DIT VAK?


Je leert de delen en de functie van het bloedvatenstelsel.
ETYMOLOGIE

Je leert de samenstelling van het bloed.


Je leert de definitie van de begrippen vene, arterie en capillaire en leert de
verschillen tussen venen en arterin
OEFENINGEN

Je leert de bouw en de functie van het hart.


Je leert de kleine- en de grote bloedsomloop naar functie en kringloop.
Je leert de medische terminologie i.v.m. bloedvatenstelsel.
Je hanteert medische terminologie i.v.m. bloedvatenstelsel
GOA
STUDIEROUTE

STUDIEROUTE
INLEIDING

EVALUATIE
Hoe gevalueerd: schriftelijk
ETYMOLOGIE

Soorten vragen: meerkeuze vragen, aanduiden op tekening en open vragen


OEFENINGEN

Beperking: 1 lesuur om de evaluatie in te vullen.

Wanneer: vrijdag 12 mei


GOA
STUDIEROUTE

1. INLEIDING
INLEIDING
FUNCTIE

Wat weten jullie over het hart en de bloedvaten?


ANATOMIE
FYSIOLOGIE
1. INLEIDING
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

2. FUNCTIE
INLEIDING

Het hart- en bloedvatenstelsel heeft 5 functies

zuurstofopname ter hoogte van de longen,


FUNCTIE

opname van voedingstoffen ter hoogte van het spijsverteringsstelsel en de lever,


afgifte van zuurstof en voedingsstoffen ter hoogte van elke cel in ons lichaam,
ANATOMIE

opname van koolzuurgas en afvalstoffen uit de cellen van ons lichaam,


uitscheiding van afvalstoffen ter hoogte van de nieren en koolzuurgas ter hoogte van
de longen.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

2. FUNCTIE
INLEIDING

Schematisch gezien kunnen we dit systeem indelen in:

de grote circulatie of lichaamscirculatie,


FUNCTIE

de kleine circulatie of longcirculatie.


ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.1 LIGGING EN UITWENDIGE BOUW VAN HET HART


het hart ligt in de thoraxhol-te in het mediastinum (dit is de
centrale ruimte in de borstkas tussen de beide longen);
FUNCTIE

ligt achter het sternum of borstbeen. Dit noemt men


retrosternaal;
is gelegen in een zak van bindweefsel of hartzakje;
ANATOMIE

is een gespierd hol orgaan;


FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.1 LIGGING EN UITWENDIGE BOUW VAN HET HART


heeft ongeveer de grootte van een gebalde vuist;
weegt ongeveer 300g;
FUNCTIE

bestaat uit een basis: dit is het bovenste deel van het hart, waar
de slagaders bevestigd zijn. De basis en het begin van de
slagaders noemt men de vaatsteel;
ANATOMIE

bestaat uit een apex: dit is de hartpunt gelegen aan de


onderkant, ongeveer 8 cm van de middellijn, ter hoogte van de
vijfde en zesde intercostale ruimte.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.2 BOUW VAN DE


HARTWAND
De hartwand bestaat uit
FUNCTIE

drie weefsellagen:
endocard,
myocard (of hartspier) en
pericard (of hartzakje).
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.2.1 ENDOCARD
Bestaat uit een dunne laag endotheel (afgeplatte epitheelcellen)
Vormt de gladde binnenbekleding van de hartwand.
FUNCTIE

Maakt een soepele doorstroming van bloed mogelijk.


De hartkleppen zijn te beschouwen als plooien van het endocard.
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.2.2 MYOCARD
Dit is het dikste deel van de hartwand.
Bestaat uit dwarsgestreept maar onwillekeurig
FUNCTIE

spierweefsel dat alleen in het hart voorkomt. Het myocard


is het dikst bij de hartpunt en wordt dunner naar de basis
toe.
ANATOMIE

Het linker ventrikel is dikker dan het rechterventrikel: dit is


omdat er een grotere kracht nodig is om het bloed in de
aorta te pompen, dan dat er nodig is om het bloed in de
longslagaders te pompen.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.2.3 PERICARD
Het pericard (hartzakje) is een vezelachtig dubbelvlies dat het hart losjes omgeeft. Het
bestaat uit de volgende drie delen:
FUNCTIE

het viscerale pericard: het binnenste vlies dat direct om het hart zit en ermee
vergroeid is; ook epicard genoemd;
de pericardholte: de ruimte tussen de twee lagen van het dubbelvlies, die met
ANATOMIE

vloeistof gevuld is. Dit vochtlaagje doet dienst als glijspleet zodat het hart, vrijwel
zonder wrijving kan verschuiven;
het paritale pericard: de buitenste laag van het dubbelvlies, die ondoordringbaar en
zeer stevig is.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.3 INWENDIGE BOUW VAN HET HART


3.3.1 ALGEMEEN
Het hart is in feite een grote holle spier die je kunt verdelen in twee harthelften (rechts
FUNCTIE

en links) of in vier compartimenten (in iedere helft twee compartimenten):


rechteratrium, rechtervoorkamer of rechterboezem,
rechterventrikel of rechterkamer,
ANATOMIE

linkeratrium, linkervoorkamer of linkerboezem,


linkerventrikel of linkerkamer.
FYSIOLOGIE

De linker- en rechterhelft worden van elkaar gescheiden door een tussenschot of


septum cordis*
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.3.2 KLEPPEN
Het hart bevat 4 kleppen:
2 atrioventriculaire kleppen: tricuspidalisklep
FUNCTIE

en mitralisklep.
2 arterile kleppen: aortaklep en
pulmonalisklep,
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.3.2.1 De atrioventriculaire kleppen .


Tussen de voorkamers en de zitten de atrioventriculaire kleppen of AV-kleppen
genoemd. Deze kleppen liggen in de annulus fibrosus, een fibreuze ring die de atria
FUNCTIE

van de ventrikels scheidt:


de tricuspidalis klep ligt tussen de rechtervoorkamer en de rechterkamer en is een
3-potige klep;
de mitralisklep ligt tussen de linkervoorkamer en de linkerkamer en is een 2-potige
ANATOMIE

klep.
de peeskoordjes of chordae tendiniae. voorkomen dat de kleppen overslaan.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.3.2.2 De arterile kleppen.


Arterile kleppen bevinden zich tussen de ventrikels en de slagaders:
pulmonalisklep bevindt zich aan het begin van de truncus pulmonalis. Deze zorgt
FUNCTIE

ervoor dat het zuurstofarme bloed niet terugvloeit in het rechterventrikel;


aortaklep bevindt zich aan het begin van de aorta. Deze zorgt ervoor dat het
zuurstofrijke bloed niet terugstroomt in het linkerventrikel.
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.3.3 VENTRIKELS & ATRIA


Diverse bloedvaten beginnen en eindigen in het hart:
aorta of hoofdslagader,
FUNCTIE

truncus pulmonalis of longslagader,


vena cava superior of bovenste holle ader,
vena cava inferior of onderste holle ader,
ANATOMIE

vier venae pulmonales of longaders


(2 linkerlongaders en 2 rechterlongaders).
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.3.3.1 Rechteratrium, -voorkamer of -boezem .


Hierin komt het zuurstofarme bloed toe vanuit de grote bloedsomloop via de bovenste
holle ader of vena cava superior en de onderste holle ader of vena cava inferior;
FUNCTIE

hier mondt ook de sinus coronarius uit. Dit is het verzamelvat van de kransaders of
venae coronaria (zie de bloedvoorziening van het hart).
3.3.3.2 Rechterventrikel of -kamer .
ANATOMIE

Uit de rechterkamer vertrekt de truncus pulmonalis, deze vertakt zich in een linker en
een rechter longslagader of arteria pulmonalis. De longslagaders voeren het zuur-
stofarme bloed naar de longen en maken deel uit van de kleine bloedsomloop.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.3.3.3 Linkeratrium, -voorkamer of -boezem .


Hierin monden de 4 longaders of venae pulmonales uit. Deze longaders vervoeren het
zuurstofrijke bloed van de longen naar het hart en maken deel uit van de kleine
FUNCTIE

bloedsomloop.

3.3.3.4 Linkerventrikel of- kamer .


ANATOMIE

Uit de linkerkamer vertrekt de aorta of hoofdslagader. De aorta en zijn vertakkingen


zorgen voor de verdeling van het zuurstofrijke bloed over het lichaam.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
3. ANATOMIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.4 BLOEDVOORZIENING VAN HET HART


3.4.1 DE CORONAIRE ARTERIN OF KRANSSLAGADERS
FUNCTIE

De kransslag-aders of arteriae coronariae ontspringen boven de aortaklep.


Deze voorzien de hartspier van bloed.
ANATOMIE

Twee vertakkingen: de linker en rechter arteria coronaria.


zijtakken en vertakken zich tot haarvaten of capillairen
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.4.2 DE CORONAIRE VENEN OF KRANSADERS

Het bloed keert terug via de venae coronariae of kransaders.


FUNCTIE

Vloeien samen aan de dorsale zijde of rugzijde in de sinus coronarius (dit is de grootste
ader van het hart).
De sinus coronarius mondt uit in het rechteratrium.
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
3. ANATOMIE
OEFENING
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
halfmaanvormige
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
4. FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

4.1 INLEIDING
Het hart is samengesteld uit een linker- en rechterdeel, die synchroon werken.
Elke harthelft heeft twee pompen, een kleine (het atrium) en een grote (het ventrikel).
FUNCTIE

Het verloop van een hartcontractie noemt men de hartcyclus.


De hartcyclus verloopt in twee tijden: de diastole of rusttoestand en de systole of
hartcontractie.
ANATOMIE

Deze hartcyclus gebeurt automatisch via een nodaal systeem.


FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

4.2 DE HARTFUNCTIE: POMPWERKING


Bij de hartwerking onderscheiden we twee fasen: systole (contractiefase) en diastole
(rusttoestand), deze fasen wisselen elkaar af
FUNCTIE
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

Systolische fase of contractiefase (systole)


Tijdens deze fase:
trekken de ventrikels zich samen
FUNCTIE

het bloed stroomt naar de aorta (links)


en de truncus pulmonalis (rechts)
De atria ontspannen en zuigen ze bloed aan;
ANATOMIE

De AV-kleppen zijn (atrioventriculaire kleppen) gesloten om het terugstromen van


bloed te voorkomen;
zijn de arterile kleppen (aortaklep en de pulmonalisklep) geopend;
FYSIOLOGIE

Het sluiten van de AV-kleppen veroorzaakt de eerste harttoon.


STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

Diastolische fase of vullingsfase (diastole)


Tijdens deze fase:
De zijn ventrikels ontspannen,
FUNCTIE

Het bloed stroomt van de atria naar de ventrikels


De zijn atria minder wijd,
ANATOMIE

De zijn AV-kleppen geopend,


De zijn aortaklep en pulmonalisklep gesloten,
Het sluiten van de aorta- en pulmonalisklep veroorzaakt de tweede harttoon.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

Slagvolume en hartminuutvolume
slagvolume: de hoeveelheid bloed die het hart per hartcyclus wegpompt,
dit bedraagt ongeveer 60-70 ml;
FUNCTIE

hartminuutvolume: de hoeveelheid bloed die iedere kamer per minuut wegpompt,


hartminuutvolume in rust = slagvolume x hartslagfrequentie =
60ml x 75 = 4500ml = 4,5 liter;
ANATOMIE

hartminuutvolume bij optimale activiteit = slagvolume x


hartslagfrequentie =
150ml x150 = 22 500 ml = 22,5 liter/min.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

Oefeningen
Bij het nemen van de parameters op dienst wordt je gevraagd om het
hartminuutvolume te bereken bij meneer de Block. De hartslag van meneer bedraagt
FUNCTIE

80/min. Zijn slagvolume is 70ml


ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

Oefeningen
Bij het nemen van de parameters op dienst wordt je gevraagd om het
hartminuutvolume te bereken bij meneer de Block. De hartslag van meneer bedraagt
FUNCTIE

80/min. Zijn slagvolume is 70ml

hartminuutvolume: de hoeveelheid bloed die iedere kamer per minuut wegpompt


ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

Oefeningen
Bij het nemen van de parameters op dienst wordt je gevraagd om het
hartminuutvolume te bereken bij meneer de Block. De hartslag van meneer bedraagt
FUNCTIE

80/min. Zijn slagvolume is 70ml

hartminuutvolume: de hoeveelheid bloed die iedere kamer per minuut wegpompt


ANATOMIE

hartminuutvolume in rust = slagvolume x hartslagfrequentie =


70ml x 80 = 5600ml = 5,6 liter/min
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

Oefeningen
Bij het nemen van de parameters op dienst wordt je gevraagd om het
hartminuutvolume te bereken bij mevrouw De Wit. De hartslag van mevrouw bedraagt
FUNCTIE

30/15 sec. Haar slagvolume is 60ml

hartminuutvolume: de hoeveelheid bloed die iedere kamer per minuut wegpompt


ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

Oefeningen
Bij het nemen van de parameters op dienst wordt je gevraagd om het
hartminuutvolume te bereken bij mevrouw De Wit. De hartslag van mevrouw bedraagt
FUNCTIE

30/15 sec. Haar slagvolume is 60ml

hartminuutvolume: de hoeveelheid bloed die iedere kamer per minuut wegpompt


ANATOMIE

hartminuutvolume in rust = slagvolume x hartslagfrequentie =


60ml x 120 = 7200ml = 7,2 liter/min
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.4.3 DE BLOEDVATEN
Het hart pompt het bloed naar vaten met een verschillende structuur en functie.
Er bestaan verschillende soorten bloedvaten: arterin of slagaders, arteriolen,
FUNCTIE

capillairen of haarvaten, venulen en venen of aders.


De wanden van de arterin en de venen zijn ongeveer op dezelfde wijze opgebouwd.
Ze bestaan uit 3 weefsellagen, van binnen naar buiten:
ANATOMIE

tunica intima of binnenlaag van plavei-epitheel of endotheel;


tunica media of middenlaag bestaande uit glad spierweefsel en elastisch weefsel;
tunica externa (adventitia) of buitenste laag bestaat uit een stevige bindweefsel-laag.
FYSIOLOGIE


STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

De wanden van de arterin en de venen zijn ongeveer op


dezelfde wijze opgebouwd. Ze bestaan uit 3 weefsellagen,
van binnen naar buiten:
FUNCTIE

tunica intima of binnenlaag van plavei-epitheel of


endotheel;
tunica media of middenlaag bestaande uit glad
ANATOMIE

spierweefsel en elastisch weefsel;


tunica externa (adventitia) of buitenste laag bestaat uit
een stevige bindweefsellaag.
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.4.3.1 Arterin en arteriolen .


Voeren het bloed weg van het hart;
Bezitten een dikke wand;
FUNCTIE

Bij de grote arterin of elastische slagaders bevat de tunica media meer elastisch
weefsel en minder glad spierweefsel. Druk opvangen van de hartslag.
In de arteriolen of musculaire arterin bestaat de tunica media bijna volledig uit glad
ANATOMIE

spierweefsel;
arteriolen kunnen hierdoor de diameter van de vaten en dus ook de druk hierin
reguleren. Men noemt dit vaatverwijding (vasodilatatie) en vaatvernauwing (vasocon-
FYSIOLOGIE

strictie).
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.4.3.2 Venen en venulen .


voeren het bloed onder lage druk terug naar het
hart;
FUNCTIE

hun wanden bestaan uit dezelfde drie lagen als


die van de slagaders maar zijn dunner;
de tunica media bevat minder spier- en elastisch
ANATOMIE

bindweefsel omdat de druk in de aders lager is.


Het elastisch bindweefsel is bovendien losser
van structuur;
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

sommige aders hebben kleppen (valvae) vooral aanwezig in de onderste ledematen,


Bevatten het grootste deel van de bloedvoorraad (namelijk 2/3 van al het lichaamsbloed).
Hierdoor kunnen plotse veranderingen in het bloedvolume, zoals een bloeding
FUNCTIE

geabsorbeerd worden;
veren terug en helpen een plotse bloeddrukdaling voorkomen;
de kleinste venen, gelegen het dichtst bij de haarvaten noemt men venulen.
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.4.3.3 Capillairen of haarvaatjes .


de kleinste arteriolen vertakken zich tot haarvaten of capillairen;
de capillairwanden bestaan uit n laag endotheelcellen en
FUNCTIE

vormen een groot netwerk van vaatjes die de kleinste arteriolen


en venulen met elkaar verbinden;
ANATOMIE

de capillairen bezitten een semipermeabele wand waardoor kleine


moleculen (zoals zuurstof, koolstofdioxide, glucose, aminozuren,
vetzuren, glycerol, vitaminen, minerale zouten en water) kunnen
stromen naar het weefselvocht
FYSIOLOGIE

Grote moleculen (plasma-eiwitten en bloedcellen) blijven in het


bloed achter.
3. ANATOMIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.5 DE BLOEDSOMLOOP
3.5.1 DE GROTE BLOEDSOMLOOP OF LICHAAMSCIRCULATIE
aorta ascendens: het stijgende deel van de aorta;
FUNCTIE

arcus aorta: aortaboog;


aorta descendens: het dalende deel van de aorta.
ANATOMIE

aorta abdominalis: onder het diafragma


FYSIOLOGIE
3. ANATOMIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
3. ANATOMIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
3. ANATOMIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
3. ANATOMIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

De veneuze circulatie:
voert het zuurstofarm bloed terug naar het hart;
loopt grotendeels parallel met het arterile systeem. Een arterie wordt steeds
FUNCTIE

vergezeld door 2 of meerdere venen. Meestal hebben die aders dan ook dezelfde
naam als de slagaders;
men maakt wel onderscheid in de oppervlakkige venen en diepe venen. De
ANATOMIE

oppervlakkige venen liggen heel dicht onder de huid, vandaar hun belang in
verband met venapuncties (IV-inspuitingen, infusen DVC);
FYSIOLOGIE
3. ANATOMIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
3. ANATOMIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

Het poortaderstelsel
De vena porta of poortader wordt gevormd door het samenkomen van de aders
uit de dunne en dikke darm en de milt, namelijk de vena mesenterica superior
FUNCTIE

(dunne darm en eerste helft van de dikke darm) en vena mesenterica inferior
(rest van de dikke darm) en de vena lienalis (miltader).
Via de vena porta komt het veneus bloed in de lever. Daar wordt een capillair
netwerk gevormd waar de voedingsstoffen uit het bloed gehaald worden en
ANATOMIE

verwerkt of opgestapeld worden in de lever. Het bloed verlaat de lever via de vena
hepatica om uit te monden in de vena cava inferior.
Belangrijk voor orale medicatie zie VB
FYSIOLOGIE
3. ANATOMIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.5.2 DE KLEINE BLOEDSOMLOOP OF LONGCIRCULATIE.


Bestaat uit de arteria pulmonalis of longslagader die zuurstofarm bloed van het
rechter-ventrikel naar de longen brengt, waar het voorzien wordt van zuurstof en
FUNCTIE

ontdaan van koolstofdioxide (CO).


Daarna keert het bloed terug met zuurstofrijk bloed naar het linkeratrium via de
venae pulmonales of longaders.
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

Arteriel gedeelte:
Bevat zuurstofarm bloed. De kleine bloedsomloop begint bij de truncus
pulmonalis uit de rechterkamer. Deze splitst zich in twee takken, n tak naar
FUNCTIE

elke long (linker en rechter arteria pulmonalis).


Daarna monden de arteriolen uit in haarvaten waar de uitwisseling van CO
(koolstof-dioxide) en O (zuurstof) plaatsvindt.
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

Veneus gedeelte:
Bevat zuurstofrijk bloed. De haarvaten in de longen verenigen zich tot aders die
zuurstofrijk bloed bevatten. Deze aders vormen vier longaders (venae
FUNCTIE

pulmonales), twee per long.


Deze longaders monden uit in het linkeratrium en stromen dan in het
linkerventrikel om zo in de grote bloedsomloop terecht te komen.
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE

3. ANATOMIE
INLEIDING

3.5.3 SAMENSTELLING EN FUNCTIE VAN HET BLOED.


Het bloed bedraagt ongeveer 7% van het lichaamsgewicht (5-6 liter voor een
volwassene).
FUNCTIE

Het bloed vervult drie belangrijke functies:


transportfunctie: gassen, voedingsstoffen, hormonen, excretieproducten;
handhaven constant inwendig milieu: de samenstelling van bloedbestanddelen,
ANATOMIE

de temperatuur, de osmotische waarde en zuurtegraad (pH) van het bloed moet


constant zijn;
beschermende functie: tegen ziekteverwekkers en andere lichaamsvreemde
FYSIOLOGIE

stoffen.
STUDIEROUTE

4. FYSIOLOGIE
INLEIDING

4.3 DE BLOEDDRUK
De bloeddruk (tensie) is de druk die door het bloed wordt uitgeoefend tegen de wand
van het bloedvat.
FUNCTIE

Bovendruk = arterile druk


Onderdruk = veneuze druk
ANATOMIE
FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE
4. FYSIOLOGIE
STUDIEROUTE INLEIDING FUNCTIE ANATOMIE FYSIOLOGIE

You might also like