You are on page 1of 29

Formularium Analyse

Formularium. Mag gebruikt worden tijdens schriftelijke examens


Oefeningen Analyse, 1ste bachelor Ingenieurswetenschappen, Fysica en Sterrekunde, Wiskunde. 2015
Hoofdstuk 1

Wiskundig formularium

1.1 Logaritmische en exponentiële functie

loga x =a log x = y ⇐⇒ x = ay (a ∈ R+ 0 \ {1}) e = limx→∞ (1 + 1/x)x ≈ 2, 72


loga (xy) = loga x + loga y x
e = exp(x)
loga xy = loga x − loga y ln x = loge x
loga (xn ) = n loga x ax+y = ax ay
loga b logb c = loga c axy = (ax )y

1.2 Trigoniometrische functies


sin α cos α 1
tg α = tan α = cos α ; cotg α = cot α = sin α = tan α
1 1
sec α = cos α ; cosec α = sin α
bgsin x = arcsin x, (|x| ≤ 1)
tgα
bgcos x = arccos x, (|x| ≤ 1)
bgtg x = arctg x = arctan x; bgcot x = arccot x cotgα
bgsec x = arcsec x, (|x| ≥ 1) 1
sin α
bgcosec x = arccosec x (|x| ≥ 1)
sin2 α + cos2 α = 1; tan2 α + 1 = sec 2 α; 1 + cot2 α = cosec 2 α
α
cos(α ± β) = cos α cos β ∓ sin α sin β 0 cos α 1
sin(α ± β) = sin α cos β ± cos α sin β
tan(α ± β) = (tan α ± tan β)/(1 ∓ tan α tan β)
2 tan α
sin 2α = 2 sin α cos α = 1+tan 2α
1−tan2 α
cos 2α = cos2 α − sin2 α = 1 − 2 sin2 α = 2 cos2 α − 1 = 1+tan2 α
2 tan α
tan 2α = 1−tan 2α

sin α + sin β = 2 sin α+β α−β α−β α+β


2 cos 2 ; sin α − sin β = 2 sin 2 cos 2

cos α + cos β = 2 cos α+β α−β α+β α−β


2 cos 2 ; cos α − cos β = −2 sin 2 sin 2

2 sin α cos β = sin(α + β) + sin(α − β)


2 cos α cos β = cos(α + β) + cos(α − β)
−2 sin α sin β = cos(α + β) − cos(α − β)

1
1.3 Sinus-en cosinusregel in een
driehoek α
c b
a b c γ
= = β
sin α sin β sin γ a

c2 = a2 + b2 − 2ab cos γ

1.4 Verzamelingenleer

A ∪ B is de verzameling van alle elementen die tot A of tot B behoren.


T
A B is de verzameling van alle elementen die tot A en tot B behoren.
A \ B is de verzameling van alle elementen die tot A maar niet tot B behoren.
A ⊂ B als alle elementen van A ook tot B behoren.

1.5 Afstanden en hoeken in het vlak en in de ruimte

(cartesiaans assenstelsel)
Afstand tussen twee punten p1 (x1 , y1 ) en p2 (x2 , y2 ) in het vlak:
p
|p1 p2 | = (x2 − x1 )2 + (y2 − y1 )2 .

Afstand van het punt p(x0 , y0 ) tot de rechte L ↔ ax + by + c = 0 in het vlak:

|ax0 + by0 + c|
d(p, L) = √ .
a2 + b2

Hoek α tussen twee vectoren ~u(x1 , y1 ) en ~v (x2 , y2 ) in het vlak:

~u · ~v x1 x2 + y1 y2
cos α = =p 2 p .
k~uk k~uk x1 + y12 x22 + y22

Afstand tussen twee punten p1 (x1 , y1 , z1 ) en p2 (x2 , y2 , z2 ) in de ruimte:


p
|p1 p2 | = (x2 − x1 )2 + (y2 − y1 )2 + (z2 − z1 )2 .

Afstand van het punt p(x0 , y0 , z0 ) tot het vlak γ ↔ ax + by + cz + d = 0 in de ruimte:

|ax0 + by0 + cz0 + d|


d(p, γ) = √ .
a2 + b2 + c2

Hoek α tussen twee vectoren ~u(x1 , y1 , z1 ) en ~v (x2 , y2 , z2 ) in de ruimte:

~u · ~v x1 x2 + y1 y2 + z1 z2
cos α = =p 2 p .
k~uk k~uk x1 + y12 + z12 x22 + y22 + z22

2
1.6 Tweedegraadsvergelijkingen met reële coëfficiënten

ax2 + bx + c = 0, a 6= 0
D = b2 − 4ac

−b± D
Als D > 0; x1,2 = 2a ; ax2 + bx + c = a(x − x1 )(x − x2 )
−b
Als D = 0, x1 = x2 = 2a ; ax2 + bx + c = a(x − x1 )2
Als D < 0, geen reële oplossingen.

1.7 Afgeleiden

f (x) f 0 (x) f (x) f 0 (x)

g(x) ± h(x) g 0 (x) ± h0 (x) g(h(x)) g 0 (h(x))h0 (x)


1
g(x)h(x) g 0 (x)h(x) + g(x)h0 (x) g −1 (x)(inverse) 0 −1
g (g (x))
g(x) g 0 (x)h(x) − g(x)h0 (x)
1
h(x) (h(x))2 ln x
x
xq , q ∈ Q qxq−1 a 1
log x
xln a
x x 1
e e
bgsin x √ (|x| < 1)
x x 1 − x2
a a ln a
1
bgcos x −√ (|x| < 1)
sin x cos x 1 − x2
1
cos x − sin x bgtg x
1 + x2
1
tan x sec 2 x bgcot x −
1 + x2
cot x −cosec 2 x √
1
bgsec x , (|x| > 1)
|x| x2 − 1
sec x tan x sec x
1
bgcosec x − √ , (|x| > 1)
cosec x − cot x cosec x |x| x2 − 1

3
1.8 Primitieven

Z Z
f (x) f (x)dx f (x) f (x)dx

g 0 (x) g(x) + c sin x − cos x + c


1
x, x 6= 0 ln |x| + c cos x sin x + c

ln x x ln x − x + c sh x ch x + c
xa+1
xa a+1 +c (a 6= −1) ch x sh x + c
1
x ln |x| + c sec 2 x tg x + c

ex ex + c cosec 2 x −cotg x + c
ax
ax ln a +c (a 6= 1 en a > 0) tg xsec x sec x + c
1 cotg xcosec x −cosec x + c
1+x2
= bgtg x + c

1
x2 −a2
,a 6= 0 1 x−a
2a ln x+a + c
sech 2 x thx + c

√ 1 bgsin xk + c cosech 2 x − coth x + c


k2 −x2
√ thxsech x −sech x + c
√ 1 argsh xk + c = ln |x +k 2 + x2 | + c
k2 +x2
√ coth xcosech x −cosech x + c
√ 1 argch x + c = ln (x + x2 − 1) + c (|x| > 1)
x2 −1

√1 bgsec x + c = −bgcosec x + d (|x| > 1)


x x2 −1

1−x2
√1
x 1−x2
−argsech x + c = −ln 1+ |x| +c (|x| < 1)

1+x2
√1
x 1+x2
−argcosech x + c = −ln 1+ |x| + c

f (g(x))g 0 (x) dx = f (u) du


R R
Substitutie:
Partiële integratie: u(x)v 0 (x) dx = u(x)v(x) − v(x)u0 (x) dx
R R

4
Hoofdstuk 2

Analyse 1

2.1 De formule van Taylor

Stelling 2.1.1 (stelling van Taylor) Onderstel dat de functie f een eindige n + 1-de afgeleide bezit op
een open interval dat a en x bevat. Dan bestaat een ξ ∈ (a, x) zodat
n
X f (i) (a)
f (x) = (x − a)i + rn (x) (2.1)
i!
i=0

met
f (n+1) (ξ)
rn (x) = (x − a)n+1 .
(n + 1)!

We noemen
f (n+1) (ξ)
rn (x) = (x − a)n+1
(n + 1)!
de restterm van Lagrange. We kunnen rn nog herschrijven op de volgende manier: schrijf de formule van
Taylor opnieuw op, maar nu met restterm rn−1 :
n−1
X f (i) (a)
f (x) = (x − a)i + rn−1 (x). (2.2)
i!
i=0

met
f (n) (ξ)
rn−1 (x) = (x − a)n .
n!
Aangezien f (n) differentieerbaar en dus continu is geldt

lim f (n) (ξ) = f (n) (a)


x→a

zodat we kunnen schrijven dat


f (n) (ξ) = f (n) (a) + λ(x)
met
lim λ(x) = 0.
x→a
We kunnen dus schrijven:
f (n) (a) λ(x)
rn−1 (x) = (x − a)n + (x − a)n .
n! n!

5
Dit substitueren we in (2.2):
n−1 n
X f (i) (a) f (n) (a) λ(x) X f (i) (a) λ(x)
f (x) = (x − a)i + (x − a)n + (x − a)n = (x − a)i + (x − a)n .
i! n! n! i! n!
i=0 i=0

Als we deze laatste formule vergelijken met (2.1) vinden we

(x − a)n
rn (x) = λ(x)
n!
met
lim λ(x) = 0.
x→a

De restterm in deze vorm geschreven noemen we de restterm van Liouville.

Indien we de formule van Taylor opschrijven voor a = 0, dan noemen we de verkregen formule soms de
formule van McLaurin:
n
X f (i) (0) i f (n+1) (θx) n+1
f (x) = x + x
i! (n + 1)!
i=0

met 0 < θ < 1 zodat θx ∈ (0, x).

2.2 Differentieerbare functies

Definitie 2.2.1 Een functie f : Rn → R die gedefinieerd is op een omgeving van ~a ∈ Rn noemen we
~ ∈ Rn bestaat zodanig dat
differentieerbaar in ~a indien er een vector m

f (~a + ~h) = f (~a) + m.


~ ~h + e(~h)k~hk

met
lim e(~h) = 0.
~h→~0

De vector m
~ noemen we de gradiënt van f in ~a. Notatie:

m ~ (~a).
~ = gradf (~a) = ∇f

De vergelijking van het raakvlak in het punt (a1 , a2 , f (a1 , a2 )) aan het oppervlak met vergelijking z = f (x, y)
wordt dan gegeven door
y = f (~a) + m.(~~ x − ~a).

Stelling 2.2.2 Onderstel dat een functie f differentieerbaar is in ~a. Dan bestaan alle richtingsafgeleiden
van f in ~a, en bovendien geldt voor elke vector ~u 6= ~0:
~ (~a).~u.
D~u f (~a) = ∇f

Hieruit volgt onder meer dat


n
~ (~a) =
X ∂f
∇f (~a)~ui .
∂xi
i=1

6
2.3 De formule van Taylor

Stelling 2.3.1 Onderstel dat f : Rm → R continue partiële afgeleiden bezit tot op orde n + 1 op een
omgeving van (a1 , a2 , · · · , am ) die het punt (a1 + h1 , a2 + h2 , · · · , am + hm ) bevat. Dan bestaat een θ ∈ (0, 1)
zodat

f (a1 + h1 , a2 + h2 , · · · , am + hm )
n
X 1 ∂ ∂ (i)
= h1 + · · · + hm f (a1 , a2 , · · · , am )
i! ∂x1 ∂xm
i=0
1 ∂ ∂ (n+1)
+ h1 + · · · + hm f (a1 + θh1 , a2 + θh2 , · · · , am + θhm )
(n + 1)! ∂x1 ∂xm

2.4 Extreme waarden

Stelling 2.4.1 Onderstel dat de functie f een stationair punt (a, b) heeft, en dat f continue partiële afge-
leiden heeft tot op orde minstens drie op een omgeving van (a, b). Met de volgende notaties


 ∂2f

 r = (a, b)
∂x2




∂2f

s = (a, b)


 ∂x∂y

∂2f


t = (a, b)


∂y 2
hebben we dan:

s2 − rt > 0 ⇒ f bereikt geen extremum in (a, b)


2
s − rt < 0 en r > 0 (t > 0) ⇒ f bereikt een minimum in (a, b)
2
s − rt < 0 en r < 0 (t < 0) ⇒ f bereikt een maximum in (a, b)
2
s − rt = 0 ⇒ geen besluit

2.5 Impliciete functies

Stelling 2.5.1 Onderstel dat een functie f~ : Rn+m → Rm als componentfuncties f1 , · · · , fm heeft, en
gedefinieerd is op een omgeving van (a1 , · · · , an , b1 , · · · , bm ) = (~a, ~b). Als voldaan is aan de volgende voor-
waarden:

• alle fj zijn continu op een omgeving V van (~a, ~b);

• fj (~a, ~b) = 0, voor elke j;

• elke fj bezit continue partiële afgeleiden op V ;

• de volgende Jacobiaanse determinant is niet nul:

∂(f1 , · · · , fm ) ~
(~a, b) 6= 0
∂(y1 , · · · , ym )

7
dan bestaat er een unieke functie

~g = (g1 , · · · , gm ) : W ⊂ Rn → Rm

gedefinieerd op een open verzameling W die ~a = (a1 , · · · , an ) bevat zodat

1. voor elke ~x ∈ W :
f~(~x, ~g (~x)) = ~0
of, m.a.w., 





f1 (x1 , · · · , xn , g1 (x1 , · · · , xn ), · · · , gm (x1 , · · · , xn )) = 0




f (x , · · · , x , g (x , · · · , x ), · · · , g (x , · · · , x )) = 0
2 1 n 1 1 n m 1 n





···




fm (x1 , · · · , xn , g1 (x1 , · · · , xn ), · · · , gm (x1 , · · · , xn )) = 0

2. ~g (~a) = ~b, of m.a.w.


gj (a1 , · · · , an ) = bj

3. de functies gj zijn continu en bezitten continue partiële afgeleiden op W .

De vergelijking van de raaklijn en het raakvlak

Beschouw de niveaukromme
f (x, y) = f (x0 , y0 ).
De vergelijking van de raaklijn in (x0 , y0 ) wordt gegeven door de formule

∂f ∂f
(x0 , y0 )(x − x0 ) + (x0 , y0 )(y − y0 ) = 0.
∂x ∂y
Voor het niveauoppervlak
f (x, y, z) = f (x0 , y0 , z0 )
hebben we dat de vergelijking van het raakvlak in (x0 , y0 , z0 ) wordt gegeven door de formule

∂f ∂f ∂f
(x0 , y0 , z0 )(x − x0 ) + (x0 , y0 , z0 )(y − y0 ) + (x0 , y0 , z0 )(z − z0 ) = 0.
∂x ∂y ∂z

2.6 Booglengte

Stelling 2.6.1 Onderstel dat AB


d een continue boog is, bepaald door de vectorfunctie

f~ : [a, b] → R3 : t 7→ f~(t).
~
Als ddtf bestaat en continu is over [a, b], dan is de boog AB
d rectificeerbaar, en dan wordt de lengte van AB
d
gegeven door de integraal
Z b ~
df
`AB
d = dt.
a dt

8
In componenten uitgeschreven wordt deze formule:
Z bq
`AB
d = f10 (t)2 + f20 (t)2 + f30 (t)2 dt.
a

Voor een vlakke kromme krijgen we (stel f3 = 0) :


Z bq
`AB
d = f10 (t)2 + f20 (t)2 dt.
a

Vlakke kromme gegeven in de vorm y = f (x)


dx
Voldoende is x als parameter te kiezen. Omdat = 1 vindt men voor de booglengte
dx
Z bp
`= 1 + y 02 dx.
a

Vlakke kromme gegeven in poolcoördinaten

Onderstel dat de kromme gegeven is in de vorm





ρ = ρ(t)


θ = θ(t)

waarbij ρ en θ poolcoördinaten zijn. De formule voor booglengte wordt


Z b r 
dρ 2  dθ 2
`= + ρ2 dt.
a dt dt

Als onze kromme gegeven is in de vorm ρ = ρ(θ), dan kiezen we θ als parameter, en dan is de booglengte
van de volgende vorm:
Z b r 
dρ 2
`= + ρ2 dθ.
a dθ

2.7 Massa, dichtheid, middelpunt

Onderstel nu dat de boog AB


d “massief” is, met een massadichtheid ρ(s), die (continu) afhangt van de plaats
op de boog. De massadichtheid ρ is dan gegeven in eenheid van massa per eenheid van lengte (bijvoorbeeld
kg/m).
De massa M van AB
d kunnen we als volgt bepalen:

b b df~

ds
Z Z
M= ρ(s(t)) dt = ρ(s(t))
dt dt.

a dt a

We kunnen nu ook de gemiddelde dichtheid van AB


d berekenen. Dit is de constante dichteid die AB
d moet
hebben om dezelfde massa te hebben:
Rb df~
M a ρ(s(t))k dt kdt
ρ= = R b df~ .
l k kdt a dt

9
In plaats van massadichtheid kunnen we ook andere grootheden integreren. Zo is het middelpunt van AB
d
het punt met coördinaten (x, y, z), waarbij
l l l
1 1 1
Z Z Z
x= xds, y = yds, z = zds.
l 0 l 0 l 0

10
Hoofdstuk 3

Analyse 2

3.1 Berekening van inhoud

y
d
y = j2(x)

a b
x

y = j1(x)

Figuur 3.1: Berekenen van inhoud met gewone integralen: grondvlak G

Definieer V : [a, b] → R als volgt : V (x) is het volume van het lichaam begrensd door het xy-vlak, de twee
vlakken evenwijdig met het yz-vlak gaande door de punten (a, 0, 0) en (x, 0, 0), het oppervlak z = f (x, y)
en de cilindermantel met beschrijvenden evenwijdig met de z-as en steunende op de krommen y = ϕ1 (x) en
y = ϕ2 (x) in het xy-vlak. Het volume V (x) wordt dan gegeven door de formule
Z x0 Z ϕ2 (x)
V (x0 ) = dx f (x, y)dy.
a ϕ1 (x)

Voorbeeld 1: Inhoud van een omwentelingslichaam

Onderstel dat een kromme in het xy-vlak met vergelijking y = f (x), met x gelegen tussen a en b rond de
x-as gewenteld wordt. Het volume is gelijk aan
Z b
V =π f (x)2 dx.
a

11
z

f(x)

y
0
a

G
y = f(x)
b

Figuur 3.2: Inhoud van een omwentelingslichaam

Voorbeeld 2: Inhoud van een regeloppervlak

In het xy-vlak beschouwen we een kromme met vergelijking y = f1 (x), waarbij x varieert van a tot b. In
het xz-vlak beschouwen we een kromme met vergelijking z = f2 (x), met a ≤ x ≤ b.
Het oppervlak S dat beschreven wordt door de rechten die de punten (x, f1 (x), 0) en (x, 0, f2 (x)) verbinden
noemen we een regeloppervlak. Het volume begrensd door dit oppervlak, het xy-vlak, het xz-vlak en de
vlakken x = a en x = b kunnen we uitdrukken door een enkele integraal. Immers, in dit geval is g(x) =
1
2 f1 (x)f2 (x), zodat
1 b
Z
V = f1 (x)f2 (x)dx.
2 a

z = f2(x) y

a
y = f1(x)

Figuur 3.3: Inhoud van een regeloppervlak

12
3.2 De formule van Green-Riemann

Stelling 3.2.1 (Formule van Green-Riemann) Onderstel dat G een enkelvoudig samenhangend gebied
is, ingesloten door de kromme C. Indien P, Q : G → R zo zijn dat P continue partiële afgeleiden bezit naar
y, en Q continue partiële afgeleiden bezit naar x over G, dan geldt :
∂Q ∂P 
I ZZ
P (x, y)dx + Q(x, y)dy = − dO.
C+ G ∂x ∂y

De formule van Green-Riemann maakt het mogelijk om oppervlakten te berekenen met behulp van een
lijnintegraal:

Stelling 3.2.2 Onderstel dat een enkelvoudig samenhangend gebied G wordt omsloten door een gesloten
kromme C. Dan geldt:
1
I I I
Opp(G) = xdy = − ydx = xdy − ydx.
C+ C+ 2 C+

Speciaal geval

Bekijk een gebied G, ingesloten tussen twee voerstralen en een boog Γ, zoals geschetst in Figuur 3.4.
y

B
G

x
0

Figuur 3.4: G is ingesloten tussen twee voerstralen en een boog Γ


Dan geldt:
1
Z
Opp(G) = xdy − ydx.
2 ABd

Onderstel dat de boog AB


d gegeven is in poolcoördinaten:

ρ = ρ(θ).
Dan geldt:
θ2
1
Z
Opp(G) = ρ2 (θ)dθ.
2 θ1

3.3 De stelling van Stokes

Differentiaaloperatoren

Beschouw een differentieerbare functie


f : R3 → R

13
en een differentieerbaar vectorveld

~v = vx ~u1 + vy ~u2 + vz ~u3 : R3 → R3 .

De gradiënt van f wordt definieerd door:


∂f ∂f ∂f
grad f = ~u1 + ~u2 + ~u3 .
∂x ∂y ∂z

De divergentie van ~v wordt gedefinieerd door


∂vx ∂vy ∂vz
div ~v = + + .
∂x ∂y ∂z

De rotatie van ~v wordt gedefinieerd door

 ∂v
z ∂vy   ∂v
x ∂vz   ∂v
y ∂vx 
rot ~v = − ~u1 + − ~u2 + − ~u3 .
∂y ∂z ∂z ∂x ∂x ∂y
Men kan deze drie begrippen ook nog als volgt onthouden. Voer de formele vector

~ = ∂ ~u1 + ∂ ~u2 + ∂ ~u3



∂x ∂y ∂z

~ is geen echte vector, want de componenten zijn geen getallen of functies, maar wel operatoren.
in, deze ∇
Als we dit even vergeten, en met ∇~ rekenen alsof het een gewone vector was, dan krijgen we de volgende
formules:
grad f = ∇f~
~ v
div ~v = ∇.~


~u ~u ~u3
1 2
~

rot ~v = ∇ × ~v = ∂
∂ ∂
∂x ∂y ∂z

vx vy vz

De formule van Stokes

Zij S een geöriënteerd oppervlak, met continue normaal ~n, begrensd door een gesloten kromme C. Op C
leggen we een omloopszin vast met de regel van de kurketrekker : indien men een kurketrekker laat draaien
langs de omlooprichting van C, dan beweegt de as van de kurketrekker zich in de richting van ~n.

Stelling 3.3.1 (Stokes) Onderstel dat ~v een continu differentieerbaar vectorveld is, dat ten minste gedefi-
nieerd is op het oppervlak S. Dan geldt, met conventies als hierboven:
ZZ I
(rot ~v .~n)dO = ~v (~r) · d~r.
S C

14
3.4 De formule van Ostrogradsky

Stelling 3.4.1 (Formule van Ostrogradsky) Onderstel dat G een gebied is in R3 dat begrensd wordt
door een gesloten oppervlak S dat bestaat uit een aaneenschakeling van oppervlakken met continue normaal.
Beschouw een vectorveld
~v = v1 ~u1 + v2 ~u2 + v3 ~u3
waarbij
∂v1 ∂v2 ∂v3
, ,
∂x ∂y ∂z
continu zijn in G. Dan geldt ZZ ZZZ
(~v .~n)dO = div~v dv
S G
Hierbij is ~n de naar buiten gerichte eenheidsnormaal op het oppervlak S.

3.5 Differentiaalvergelijkingen

3.5.1 Vergelijkingen die te herleiden zijn tot homogene vergelijkingen

We bekijken differentiaalvergelijkingen van de vorm


 ax + by + c 
y0 = f
a0 x + b0 y + c0
Deze vergelijking is te herleiden tot een homogene vergelijking. We beschouwen de rechten l : ax+by +c = 0
en l0 : a0 x + b0 y + c0 = 0

eerste geval: l en l0 snijden elkaar in het punt (x0 , y0 ). We voeren de volgende coördinatentransformatie uit:


x = t + x0


 y =u+y
0

We zien gemakkelijk in dat

ax + by + c = ax + by + c − (ax0 + by0 + c) = at + bu

en
a0 x + b0 y + c0 = a0 t + b0 u
en de differentiaalvergelijking wordt
du  at + bu 
=f 0
dt a t + b0 u
en deze vergelijking is homogeen.

tweede geval: l en l0 zijn evenwijdig. Dan is

a0 b0
= =λ
a b

15
en de vergelijking is van de vorm
 ax + by + c 
y0 = f
λ(ax + by) + c0
Stel u = ax + by, dan wordt de vergelijking
u0 − a  u+c 
=f
b λu + c0
of
du
  = dx
u+c
a + bf λu+c 0

en dit is een differentiaalvergelijking met gescheiden veranderlijken.

3.5.2 Differentiaalvergelijkingen van 1ste orde en willekeurige graad

In deze oefeningenreeks beschouwen we differentiaalvergelijkingen van het type F (x, y, y 0 ) = 0. Enkel in


speciale gevallen kunnen deze geı̈ntegreerd worden.

De vergelijking kan ontbonden worden

Onderstel dat de functie F kan ontbonden worden:

F (x, y, y 0 ) = (y 0 − f1 (x, y))(y 0 − f2 (x, y)) · · · (y 0 − fn (x, y)) = 0

F (x, y, y 0 ) = 0 als voor tenminste een i geldt dat

y 0 = fi (x, y)

De oplossing is van de vorm


Gi (x, y, ci ) = 0
De algemene integraal van de differentiaalvergelijking is dan

G1 (x, y, ci )G2 (x, y, ci ) · · · Gn (x, y, ci ) = 0

Voorbeeld 1
2
yy 0 − (xy + 1)y 0 + x = 0
(y 0 − x)(yy 0 − 1) − 0
y 0 = x geeft als oplossing: y = x2 /2 + c1
yy 0 = 1 geeft als oplossing: y 2 /2 = x + c2
De algemene integraal van de differentiaalvergelijking is dus

(y − x2 /2 − c1 )(y 2 /2 − x − c2 ) = 0

Voorbeeld 2
F (y 0 ) = 0
Als α een wortel is van de vergelijking F (α) = 0, dan kan men de vergelijking schrijven onder de vorm

(y 0 − α)F1 (y 0 ) = 0

en y = αx + c is een oplossing van de vergelijking.

16
Overgang naar parametervorm: als y ontbreekt in de vergelijking

De vergelijking is van de vorm F (x, y 0 ) = 0. We herschrijven de vergelijking in parametervorm:




x = φ(t)

 y 0 = ψ(t)

Uit de tweede vergelijking volgt:


dy = ψ(t)dx
en uit de eerste, na differentiatie
dx = φ0 (t)dt
en
dy = ψ(t)φ0 (t)dt
Integreren geeft Z
y= ψ(t)φ0 (t)dt

en we hebben een stel parametervergelijkingen van de integraal van de differentiaalvergelijking:




x = φ(t)

 y = R ψ(t)φ0 (t)dt

Voorbeeld 3
3
x4 = y 0 − x2 y 0
Stel t = y 0 /x. Dan is x4 = t3 x3 − x3 t, en we krijgen volgend stel parametervergelijkingen:

x = t3 − t

 y 0 = xt = t4 − t2

We vinden

dy = (t4 − t2 )dx
= (t4 − t2 )(3t2 − 1)dt
= (3t6 − 4t4 + t2 )dt

en de algemene integraal in parametervorm:



x = t3 − t

 y = 3t7 /7 − 4t5 /5 + t3 /3 + c

17
Overgang naar parametervorm: als x ontbreekt in de vergelijking

De vergelijking is van de vorm


F (y, y 0 ) = 0
We schrijven deze weer in parametervorm:


y = φ(t)

 y 0 = ψ(t)

Uit de tweede vergelijking volgt:


dy = ψ(t)dx
en uit de eerste
dy = φ0 (t)dt
zodat
φ0 (t)
dx = dt
ψ(t)
en de algemene integraal in parametervorm is

 x = R φ0 (t) dt

ψ(t)

y = φ(t)

Voorbeeld 4
2
y = y 0 + 2ln y 0
Stel t = y 0 . We krijgen volgend stel parametervergelijkingen:

y = t2 + 2ln t

 y0 = t

We vinden
dy 1 2 2
dx = = (2t + dt = (2 + 2 ) dt
t t t t
en 
x = 2t − 2t + c

 y = t2 + 2ln t

Overgang naar parametervorm: homogeen in x en y

Tenslotte bekijken we het geval waarin x, y en y 0 in de vergelijking optreden, en waar de vergelijking


homogeen is in x en y. Door te delen door een geschikte macht van x kunnen we de vergelijking schrijven
onder de vorm y 
F , y0 = 0
x
In parametervorm krijgen we 

y/x = φ(t)

 y 0 = ψ(t)

18
y/x

y'

Figuur 3.5: Voorbeeld 5

De eerste vergelijking geeft


y = xφ(t)
en
dy = φ(t)dx + xφ0 (t)dt
en de tweede vergelijking geeft
dy = ψ(t)dx
en dus
ψ(t)dx = φ(t)dx + xφ0 (t)dt
of
dx φ0 (t)
= dt
x ψ(t) − φ(t)
Na integratie
φ0 (t)
Z
x = c exp dt
ψ(t) − φ(t)
samen met
y = xφ(t)
een stel parametervergelijkingen van de algemene integraal.

Voorbeeld 5
2
x2 y 0 − 2x2 y 0 + y 2 = 0
of
2
y 0 − 2y 0 + (y/x)2 = 0
Dit is de vergelijking van een cirkel in het (y 0 , y/x)-vlak, met middelpunt (1, 0) en straal 1. We kiezen
t = tg θ als parameter. We vinden 
 y0 = 2 = 2

1+tg 2 θ 1+t2

 y/x = 2tg θ 2t
1+tg 2 θ
= 1+t2

19
en
(t2 − 1)dt
Z
x = c exp
(1 + t2 )(t − 1)
(t + 1)dt
Z
= c exp
(1 + t2 )
 1 
= c exp bgtg t + ln (1 + t2 )
p 2
= c t2 + 1 exp bgtg t

Een stel parametervergelijkingen van de oplossing is dan



 √
x = c t2 + 1 exp bgtg t

 y = 2xt/(1 + t2 )

De methode van afleiding en eliminatie

Onderstel dat de differentiaalvergelijking


F (x, y, y 0 ) = 0
kan opgelost worden naar y, dus geschreven kan worden onder de vorm

y = φ(x, y 0 )

We voeren een hulpveranderlijke p = y 0 in en schrijven

y = φ(x, p)

hierin is p een functie van x. Afleiden naar x geeft


∂φ ∂φ 0
y0 = + p
∂x ∂p
of
∂φ ∂φ 0
p= + p
∂x ∂p
Dit is een vergelijking van eerste orde en eerste graad met onbekende functie p. Onderstel dat we deze
kunnen integreren:
G(x, p, c) = 0
We hebben dan een stel parametervergelijkingen voor de oplossing:


y = φ(x, p)


 G(x, p, c) = 0

met p als parameter.


Opmerkingen 1) Gekomen bij de vergelijking G(x, p, c) = 0, zou men terug p = y 0 kunnen stellen en
opnieuw integreren. Dit is fout omdat G(x, p, c) = 0 niet equivalent is met de oorspronkelijke vergelijking.
Het zou trouwens een oplossing afhankelijk van twee constanten opleveren.
2) Als de vergelijking niet oplosbaar is naar y, maar wel naar x, dan beschouwen we x als een functie van

20
y, en nemen y als onafhankelijke veranderlijke.

Voorbeeld 6
2 3
y = y0 + y0
Stel y 0 = p. We krijgen y = p2 + p3 , en, na afleiding
p = 2pp0 + 3p2 p
of
p((2 + 3p)p0 − 1) = 0
a) (2 + 3p)p0 = 1 geeft de oplossing 
x = 2p + 3p2 /2 + c

 y = p2 + p3

b) p = 0 geeft de singuliere oplossing y = 0.

De vergelijking van Lagrange

Dit is een vergelijking van de vorm


y = xφ(y 0 ) + ψ(y 0 )
De methode van afleiding en eliminatie kan steeds worden toegepast:
y = xφ(p) + ψ(p)
p = φ(p) + (xφ0 (p) + ψ 0 (p))p0
dx
(p − φ(p)) − φ0 (p)x = ψ 0 (p)
dp
Dit is een lineaire differentiaalvergelijking, met veranderlijke p en onbekende functie x.

Voorbeeld 7
2 2
y = y0 x + y0
y = xp2 + p2
p = p2 + 2xpp0 + 2pp0
p = 0 of 2(x + 1)p0 + p = 1
De vergelijking
2(x + 1)p0 + p = 1
heeft als oplossing (controleer zelf)
c(1 − p)2 (1 + x) = 1
en dus vinden we als algemene integraal van de differentiaalvergelijking

c(1 − p)2 (1 + x) = 1

y = p2 (1 + x)

Eliminatie van p geeft √


y = ( 1 + x − d)2
p = 0 levert de singuliere oplossing y = 0.

21
De vergelijking van Clairaut

Dit is een vergelijking van de vorm


y = xy 0 + ψ(y 0 )
m.a.w. een vergelijking van Lagrange met φ(p) = p. Door te werk te gaan als hierboven vinden we

dp
(x + ψ 0 (p)) =0
dx
a) Integreren van
dp
=0
dx
geeft p = c, en de algemene integraal is
y = cx + ψ(c)
Dit is een familie rechten.
b) De vergelijking x + ψ 0 (p) geeft een singuliere oplossing in parametervorm:

x = −ψ 0 (p)



 y = px + ψ(p)

Meetkundige toepassing: orthogonale baankrommen

We beschouwen een familie krommen met vergelijking

F (x, y, α) = 0

Voor elke waarde van de parameter α hebben we een kromme van de familie. Een kromme met vergelijking
G(x, y) = 0 wordt orthogonale baankromme genoemd, als ze elke kromme uit de familie orthogonaal snijdt.
Gevraagd wordt om alle orthogonale baankrommen te bepalen.
We stellen eerst de differentiaalvergelijking van de gegeven familie krommen op: elimineer α uit


 F (x, y, α) = 0

∂F
∂x (x, y, α) + y 0 ∂F
∂y (x, y, α) = 0

We krijgen
f (x, y, y 0 ) = 0
Neem nu een orthogonale baankromme
K : y = y(x)
en een kromme L uit de gegeven familie met vergelijking

L : y = y1 (x)

en onderstel dat K en L mekaar snijden in het punt (x0 , y0 ). De raaklijnen aan K en L in het punt (x0 , y0 )
zijn orthogonaal, en dus is het product van hun richtingscoëfficiënten gelijk aan −1:

y 0 (x0 )y10 (x0 ) = −1

22
De vergelijking van L voldoet aan de differentiaalvergelijking. In het bijzonder geldt
f (x0 , y0 = y1 (x0 ), y10 (x0 )) = 0
en dus
1
f (x0 , y0 = y(x0 ), − )=0
y 0 (x 0)
Door elk punt (x0 , y0 ) van K gaat een kromme uit de familie, en dus geldt deze betrekking in elk punt
(x0 , y0 ) van K. Dit betekent dat K voldoet aan de differentiaalvergelijking
f (x, y, −1/y 0 ) = 0
Oplossing van deze differentiaalvergelijking levert alle orthogonale baankrommen.

Voorbeeld 8 We bepalen de orthogonale baankrommen van de familie hyperbolen


y 2 − x2 = α
Afleiden naar x geeft de differentiaalvergelijking van deze familie:
2yy 0 − 2x = 0
De differentiaalvergelijking van de familie orthogonale baankrommen is
y
−2 0 − 2x = 0
y
of
dy dx
+ =0
y x
en, na integratie,
xy = c
Dit is weer een familie hyperbolen.

Poolcoördinaten

Onderstel nu dat de vergelijking van een familie krommen gegeven is in poolcoördinaten. Wat zijn de
orthogonale baankrommen?
Eerst lossen we het volgend probleem op: twee krommen ρ = ρ1 (θ) en ρ = ρ2 (θ) snijden mekaar in een punt
(ρ0 , θ0 ). Wanneer snijden ze orthogonaal?
We hebben
dyi ρi cos θ + ρ0i sin θ
=
dx −ρi sin θ + ρ0i cos θ
en dus snijden de krommen mekaar orthogonaal als
ρ0 cos θ0 + ρ01 (θ0 ) sin θ0 ρ0 cos θ0 + ρ02 (θ0 ) sin θ0
= −1
−ρ0 sin θ0 + ρ01 cos θ0 −ρ0 sin θ0 + ρ02 cos θ0
of, na vereenvoudiging
ρ2
ρ01 = −
ρ02
Zoals hierboven verkrijgen we dus: als f (θ, ρ, ρ0 ) = 0 de differentiaalvergelijking in poolcoördinaten is van
een familie krommen, dan is de differentiaalvergelijking voor de orthogonale baankrommen:
ρ2
f (θ, ρ, − )=0
ρ0

23
Meetkundige toepassing: omhullende van een familie krommen

We beschouwen weer een familie krommen

F (x, y, α) = 0

Neem twee verschillende leden van de familie, en zoek de snijpunten. We moeten dan het stelsel


F (x, y, α) = 0

 F (x, y, α0 ) = 0

oplossen. Het stelsel 



F (x, y, α) = 0

 F (x,y,α0 )−F (x,y,α)

α−α0 =0
is equivalent. In de limiet α0 → α vinden we het stelsel


F (x, y, α) = 0

 ∂F (x, y, α) = 0

∂α

Elimineer - indien mogelijk - α uit dit stelsel; dit geeft een kromme

f (x, y) = 0

We noemen deze kromme de omhullende van de familie F (x, y, α) = 0.

Eigenschap 1 De omhullende raakt aan elk lid van de familie krommen.

Bewijs Los α op uit de vergelijking


∂F
(x, y, α) = 0
∂α
Dit geeft α = X(x, y). Subsitutie in de eerste vergelijking levert

F (x, y, X(x, y)) = 0

en dit is dan de vergelijking van de omhullende. De richtingscoëfficiënt y 0 van de raaklijn in een punt (x, y)
op de omhullende voldoet aan de vergelijking
∂F ∂F 0 ∂F ∂X ∂F ∂X 0
+ y + + y =0
∂x ∂y ∂α ∂x ∂α ∂y
of
∂F ∂F ∂X
+
y 0 = − ∂F
∂x ∂α
∂F
∂x
∂X
∂y + ∂α ∂y
In een punt van de omhullende geldt
∂F
=0
∂α
zodat
∂F
y 0 = − ∂F
∂x

∂y

24
maar dit is ook de richtingscoëfficiënt van de raaklijn van een kromme van de familie F (x, y, α) = 0.

Eigenschap 2 De omhullende is een (singuliere) oplossing van de differentiaalvergelijking van de familie


oppervlakken.

Bewijs Stel dat de differentiaalvergelijking

f (x, y, y 0 ) = 0

is, en neem een punt (x0 , y0 ) op de omhullende. Neem y = y1 (x) een kromme van de familie die door (x0 , y0 )
gaat. Dan geldt
f (x0 , y0 , y10 (x0 )) = 0
Als y = y2 (x) de vergelijking van de omhullende is, dan hebben we, vanwege eigenschap 1:

y20 (x0 ) = y10 (x0 )

en dus
f (x0 , y0 , y20 (x0 )) = 0
Dit geldt in elk punt van de omhullende, en dus is de vergelijking van de omhullende een oplossing van de
differentiaalvergelijking.

3.5.3 Differentiaalvergelijkingen van hogere orde

Willekeurige vergelijkingen

In sommige gevallen kan men de orde van de differentiaalvergelijking verlagen. Als we ze kunnen terugbren-
gen tot een vergelijking van orde 1, dan kunnen we de methodes uit de vorige sectie gebruiken.

1) De vergelijking bevat slechts x en één afgeleide


De vergelijking is dan van de vorm
y (n) = f (x)
We hebben Z
(n−1)
y (x) = f (x)dx + c1

Nogmaal integreren geeft y (n−2) , y (n−3) , enz.

2) Vergelijkingen waarin y ontbreekt


De vergelijking is van de vorm
F (x, y 0 , y 00 , · · · , y (n) ) = 0
Stel z = y 0 . De vergelijking wordt
F (x, z, z 0 , · · · , z (n−1) ) = 0
De orde is verlaagd. Als we z kunnen bepalen, dan vinden we y na integratie van z.

Voorbeeld 1
xy 00 + y 0 = 0

25
Stel y 0 = z
xz 0 + z = 0
xz = c1
c1
y0 =
x
y = c1 ln |x| + c2

3) Vergelijkingen waarin x ontbreekt


De vergelijking is van de vorm
F (y, y 0 , y 00 , · · · , y (n) ) = 0
We nemen x als onbekende functie en y als argument. Dan is
1 x00
y0 = ; y 00 = − ;···
x0 x0 3
en de vergelijking wordt van de vorm

G(y, x0 , x00 , · · · , x(n) ) = 0

en we zijn herleid tot het vorige geval.

Voorbeeld 2
1
y 00 = −
2y 3
x00 1
− 0 3 = − 2y 3
x
Stel x0 = z
dz dy
3
= 3
z 2y
1 1 c1
− 2 =− 2 −
2z 4y 4
1 1 + c1 y 2
=
z2 2y 2

0 2y
x =z= p
1 + c1 y 2

2p
x= 1 + c1 y 2 + c2
c1
(c1 x − c1 c2 )2 = 2 + 2c1 y 2

4) Vergelijkingen die homogeen zijn in y, y 0 , · · · , y (n)


De orde wordt met een eenheid verlaagd door z = y 0 /y als nieuwe onbekende functie te nemen. Immers

y 0 = yz

en dus
y 00 = y 0 z + yz 0 = y(z 2 + z 0 )
en
y 000 = y 0 (z 2 + z 0 ) + y(2zz 0 + z 00 ) = y(z 3 + 3zz 0 + z 00 )

26
enz.

Voorbeeld 3
2
xyy 00 − xy 0 + yy 0 = 0
xy 2 (z 2 + z 0 ) − xy 2 z 2 + zy 2 = 0
y = 0 is een singuliere oplossing.
x(z 2 + z 0 ) − xz 2 + z = 0
xz 0 + z = 0
y0 c1
=z=
y x
ln y = c1 ln x + ln c2
y = c2 xc1

3.6 Taylorreeksen

Stelling 3.6.1 (formule van Taylor) Onderstel dat f : (a−r, a+r) → R een onbeperkt afleidbare functie
is en dat x ∈ (a − r, a + r). Voor elke n ∈ N bestaat een ξn (x) ∈ (a, x) zodanig dat f (x) = sn (x) + rn (x) met
n
X f (i) (a)
sn (x) = (x − a)i
i!
i=0

met
f (n+1) (ξn (x))
rn (x) = (x − a)n+1 .
(n + 1)!

De som sn (x) is de n-de partiële som van de machtreeks



X f (n) (a)
(x − a)n .
n!
n=0

De machtreeks uit voorgaande stelling noemt men de Taylorreeks van f in het punt a. Als

lim rn (x) = 0
n→∞

dan is
lim sn (x) = f (x)
n→∞

of

X f (n) (a)
f (x) = (x − a)n
n!
n=0

en in dit geval kan f (x) geschreven worden als een machtreeks. Indien de Taylorreeks van de functie f
convergeert naar f (x) voor x in een omgeving van het punt a, dan zeggen we dat f analytisch is in het punt
a.

27
De Taylorreeks voor enkele belangrijke functies


1 X
= 1 + x + x2 + x3 + · · · = xn (−1 ≤ x < 1)
1−x
n=0

x2 x3 x4 X (−1)n+1 xn
ln (1 + x) = x − + − + ··· = (−1 < x ≤ 1)
2 3 4 n
n=1

x2 x3 X nx
ex = 1 + x + + + ··· = (x ∈ R)
2! 3! n!
n=0

x3 x5 X x2n+1
sh x = x + + + ··· = (x ∈ R)
3! 5! (2n + 1)!
n=0

x2 x4 X x2n
ch x = 1 + + + ··· = (x ∈ R)
2 4! (2n)!
n=0

x3 x5 X (−1)n x2n+1
sin x = x − + − ··· = (x ∈ R)
3! 5! (2n + 1)!
n=0

x2 x4 (−1)n x2nX
cos x = 1 − + − ··· = (x ∈ R)
2 4! (2n)!
n=0
∞ 
X m 
(1 + x)m = xn (−1 < x < 1)
n
n=0

3.7 Fourrierreeksen

Stel f een periodieke functies met periode T , stuksgewijs continu over het interval [c, c + T [.
Dan is de Fourierreeks is dan van de vorm:
∞     
a0 X 2nπt 2nπt
+ an cos + bn sin .
2 T T
n=1

De coëfficiënten an en bn worden gegeven door de formules


c+T  
2 2nπx
Z
an = f (x) cos dx
T c T
c+T  
2 2nπx
Z
bn = f (x) sin dx.
T c T

28

You might also like