Professional Documents
Culture Documents
1 Begripsafbakening
1.1 Het weer
o Definitie weer
De toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats
2 Weerselementen
2.1 Temperatuur
o Eenheden en weergave
Er is een verschil tussen de effectieve temperatuur en de gevoelstemperatuur. De wind
kan ervoor zorgen dat het kouder aanvoelt = chill factor
Op een kaart wordt gewerkt met isothermen (lijnen die punten met dezelfde temperatuur
met elkaar verbinden)
o Meetinstrumenten
Vloeistofthermometers gevuld met alcohol of kwik het uitzetten en krimpen
Opletten:
- Zorg dat de cijfers duidelijk leesbaar zijn en bij voorkeur de eenheid in graden Celsius
uitdrukken
- De thermometer moet op een objectieve manier meten. Hang het niet in volle zon en
beschut tegen invloeden van de wind.
- Pas de thermometer aan, aan de klas (1ste leerjaar werken met tekens ipv cijfers)
o Neerslag meten
Hygrometer legt de relatieve vochtigheid vat op een strook papier
Pluviometer is een grote trechter in een fles dat regen meet per vierkante meter
Sneeuw meet je best door een meetlat in de sneeuw te duwen tot je de bodem voelt
Luchtdruk wordt gemeten met een barometer en wordt uitgedrukt in hectopascal hPa
> 1013 hPa is hoge luchtdruk
< 1013 hPa is lage luchtdruk
Het wordt beïnvloed door de hoogte
Op het ogenblik dat lucht zich gaat verplaatsen van een gebied met hoge druk naar een
gebied met lage druk, spreken we van wind
Wind wordt weergegeven in Beaufort, km/h, m/s of in knopen en vernoemd naar richting
Bij een stilstaande aarde: permanent LDG evenaar en permanent HDG aan polen
In werkelijkheid is het anders:
- De draaiing van de aarde veroorzaakt een afwijking van de winden (corioliskracht)
- Dezelfde draaiing van de aarde zorgt ervoor dat er geen circulatie mogelijk is over heel
het halfrond, wel per zonde van ongeveer 30 breedtegraden
- De gevolgen zijn: permante lagedrukgebied rond de evenaar
Permanente hogedrukgebieden rond de polen, het polaire maximum
Hogedrukgebieden rond de keerkringen (tropisch front)
Lagedrukgebieden rond de poolcirkel (polair front)
o Plaatselijke winden
Bergwind (koud en ’s nachts naar dal) en dalwind (warm en overdag bergopwaarts)
Landwind (’s nachts warmere zeelucht) en zeewind (overdag warmer op land)
3 Klimaat
3.1 Een klimatogram opstellen, lezen en determineren
o Vaak voorkomende fouten bij het maken van een klimatogram
De neerslag wordt ook ingekleurd onder 0
De verhouding tussen temperatuur en neerslag is niet juist (temperatuur x2 = neerslag)
Foutieve aanduiding van de temperatuur
4.2 Ga op stap
o Naar waar?
Verschillende weerstations in Vlaanderen
Volkssterrenwachten kunnen bezocht worden
o Tweede leerjaar
Tekeningen vervangen door woorden of tekening met bijhorende woorden
o Verklaring
De zon belicht de aarde dag op de belichte helft, nacht op de schaduwhelft
De aarde draait om haar as, dus komen we afwisselend in zonlicht en in de schaduw
o Een jaarlijkse cyclus: de lengte van dag/ nacht en de culminatiehoogte van de zon
veranderen in de loop van een vaste cyclus (een jaar)
o Schrikkeldag
Om één revolutie uit te voeren, heeft de aarde 365 dagen, 5h en 48 min nodig (6u te kort)
Maangestalten
Nieuwe maan (geen maan zichtbaar)
Eerste kwartier (enkel rechterhelft zichtbaar)
Volle maan (volledige maan is zichtbaar)
Laatste kwartier (enkel linkerhelft is zichtbaar)
4 Verduisteringen
4.1 Maansverduistering: de maan komt in de schaduw van de aarde
o Volledige maansverduistering
Wanneer de zon, de aarde en de maan op één lijn liggen (de aarde tussenin) en kan enkel
optreden bij volle maan
Op het ‘uiteinde van de rugbybal’ die naar de maan gericht is hoopt het water zich op en is
het hoogwater aan de andere kant van de rugbybal is het laagwater
o Springtij
Als de zon, aarde en maan op één lijn staan (dus bij nieuwe en volle maan), werken zon en
maan samen extra hoog hoogtij en een extra laag laagtij = springtij
o Doodtij
Bij eerste en laatste kwartier werken de zon en de maan elkaar tegen verschil hoogtij
en laagtij is geringst (geen hoog hoogtij en geen laag laagtij)
Afspraken, regels en wetten mensen- en kinderrechten instellingen
1 Afspraken, regels en wetten
1.1 Afspraken
o Om goed te kunnen samenwerken, moet men afspraken maken
Wanneer iedereen de gemaakte afspraken naleeft komt met tot een beter resultaat
Hierbij is communicatie noodzakelijk
1.2 Regels
o Het nut van regels
We hebben nood aan uniforme afspraken (die altijd een overal gelden) met als doel om
goed en georganiseerd samen te leven nuttig om regels te noteren
Verdrag van Lissabon 27 lidstaten EU, wijzigingen van het verdrag betreffende de EU en
het verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap, 2007
Laatste jaren beschouwt men lln als dragers van mensenrechten kunnen participeren
o De kinderrechten
- Alle kinderen hebben recht op zorg en liefde
- Alle kinderen zijn gelijk
- Ieder kind heeft recht op genoeg en gezond eten
- Ieder kind heeft recht om naar school te gaan
- Ieder kind heeft recht op gezondheid
- Ieder kind heeft recht om te spelen
- Geen enkel kind hoeft te werken
- Geen enkel kind mag mishandeld worden
- Geen enkel kind mag slachtoffer worden van oorlog
- Geen enkel kind mag slachtoffer worden van seks
- Kinderen mogen hun mening zeggen
- Kinderen mogen hun eigen geloof hebben
- Kinderen mogen bij elkaar komen met wie ze willen
- Kinderen hebben recht op informatie
- Er is voorrang voor kinderen zonder familie
- Er is voorrang voor kinderen die vluchteling zijn
- Er is voorrang voor kinderen met een handicap
- Er is voorrang oor kinderen in conflict met de wet
o Controlerende instellingen
Politie, onderwijsinspectie, FAVV, …
lijstje is niet limitatief
1.4 Kaartgebruik
Op een kaart kan heel veel info staan, maar: alles op een kaart is onmogelijk
Hulpmiddel atlas gebruiken
1.7 De kaartvaardigheden
Productie: informatie verwerken met een nieuwe kaart als eindresultaat
Selecteren: kies de juiste kaart
Lezen: zoek op waar iets ligt
Analyseren: beschrijf en interpreteer kaarten
2 Foto’s
2.1 De foto
Draagt bij tot de opbouw van een wereldbeeld, actuele weergave, vertaalt de leerinhoud en
sluit aan, is ook een werkinstrument, heeft een functie en een daadwerkelijke bijdrage
3.2 Selectiecriteria
Uitdagingen: cartoon is tijdgebonden, moeilijk als de achtergrond ontbreekt, kan uitvergroting
van stereotypen inhouden
Belangrijke voorwaarden: verband met je les/ inhoud, verband met je doelgroep, zorg dat jij
als lkr en de lln genoeg kennis hebben om dit te kaderen
4 Grafieken en diagrammen
4.1 Grafieken selecteren
Grafieken: kunnen tekst vervangen, laten trends zien en kan je actief en passief gebruiken
Selecteer op basis van je doelgroep en hun vermogen om de grafiek te kunnen ‘lezen’
Kies grafieken ‘zonder leugens’ (schaal, vervorming, bewerkte gegevens, …)
5 Film
5.1 Selecteren
We zijn 2018 beeldcultuur ook bij kinderen (wereld wordt kleiner, sneller een wereldbeeld)
Bevorderlijk voor inlevingsvermogen
Selecteer goede fragmenten in plaats van lange of volledige films
Leer je lln gericht kijken en kijk zelf ook gericht
6 Verhalen
6.1 Selecteren
Een verhaal: geeft betekenis aan kennis, geeft extra info, kan lln zich laten identificeren, is een
weloverwogen keuze van de lkr selecteer je verhaal op basis van een leerdoel
7.2 Selecteren
Selecteer op basis van je inhouden en je doelgroep, bewerk je artikels en met bronvermelding