You are on page 1of 4

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

Faculteit Wiskunde en Informatica


Toets Rekenvaardigheden Werktuigbouwkunde, september 2006

Lees zorgvuldig onderstaande punten door

• Deze toets is bedoeld om een idee te krijgen van uw parate kennis en uw beheersing
van enkele basisvaardigheden van de wiskunde op het huidige moment.

• Het gebruik van een rekenmachine of een formulekaart is niet toegestaan.

• De toets bestaat uit 22 meerkeuzevragen. Bij iedere vraag is één van de vier mo-
gelijkheden goed.

• De tijdsduur van de toets is één uur.

• Ga als volgt te werk. Nadat u op een kladpapier de berekeningen hebt uitgevoerd,


omcirkel het juiste antwoord. Als u een verkeerde keuze gemaakt heeft, geef dan
duidelijk aan wat u wel kiest.

Naam en initialen

Profiel (VWO-examen 2006)

Identiteitsnummer

OGO-groep, OGO-nummer

z.o.z.

1
Toets Rekenvaardigheden Werktuigbouwkunde, september 2006

1. Een van de volgende beweringen is goed. Welke is goed?

10 √ 1 1 5 1
a. = 10 3 b. 16 3/2 = 64 c. (6+ )2 = 36 d. 1 =2
3−2 3 9 2
2

a1/3
2. De uitdrukking is gelijk aan
a1/5

3
√ √
5

15
a. a5 b. 15 a c. a3 d. a2
8 2 1
3. Vereenvoudig de uitdrukking − + zoveel mogelijk.
21 7 14
1 7 1 1
a. b. c. d.
42 14 6 2
x x
4. De uitdrukking + is gelijk aan
x+1 x−1
2x 2 x2 2 x2 2x
a. b. c. d.
2x − 2 x2 − 1 1 − x2 x2 − 1
5. Hoeveel reële oplossingen heeft de vergelijking 32 x5 − 18 x = 0 ?

a. 3 b. 4 c. 5 d. 1

6. Als N = A1/3 K 2/3 , dan is A gelijk aan

3 √3
a. N − K 2/3 b. N 3 K 9/2 N 3 K −2
c. d. N 3 K2
3 2
7. Substitueer a = −2 en b = −1 in − a2 b − 2 a b2 . Het antwoord is

a. 72 b. −72 c. 48 d. 56
r
1 1√
8. De volledige oplossing van de vergelijking = x is
x x
a. x = 1 c. Alle kwadraten van de posi-
tieve gehele getallen
b. x = 1 en x = 4 d. Alle x > 0
zie de volgende pagina

2
Toets Rekenvaardigheden Werktuigbouwkunde, september 2006

9. De oplossing van de vergelijking e2 x = 16 is


2
ln(4)
a. ln(4) b. ln(8) c. d. ln(64)
2
x2 + 8 x + 16
10. Hoeveel reële oplossingen heeft de vergelijking =0?
x2 − 16

a. 0 b. 1 c. 2 d. 4

11. De vergelijking a2 x2 + a x + 2 = 0 heeft voor ieder reëel getal a

a. twee reële oplossingen voor x c. geen reële oplossing voor x

b. één reële oplossing voor x d. een aantal reële oplossingen


voor x dat van a afhangt
12. Gegeven is het stelsel

x2 + 2 x y + y 2 = 25
x+y = 5

met onbekenden x en y. Het aantal oplossingen (x, y) is

a. 1 b. 2 c. 0 d. oneindig groot

13. Gegeven zijn de functies f (x) = 2 x2 + 3 x − 2 en g(x) = −x2 − 3 x + 7 .


De volledige oplossing van de ongelijkheid f (x) ≥ g(x) is

a. x ≤ −3 c. x≤1
b. x ≤ −3 of x ≥ 1 d. −3 ≤ x ≤ 1
14. Een van onderstaande gelijkheden is fout. Welke is fout?

1
a. ln( ) = −2 ln(|a|) c. ln(e2 − e) = 1
a2
2
b. ln(e2 − e) = 1 + ln(e − 1) d. ln(64) = ln(16)
3
3x − 2
15. De afgeleide van de functie f (x) = is gelijk aan
x2
−3 x + 4 3 −3 x − 4 3x − 4
a. b. c. d.
x3 2x x3 x3
z.o.z.

3
Toets Rekenvaardigheden Werktuigbouwkunde, september 2006

16. De afgeleide van de functie f (x) = ln(cos(x)) is gelijk aan

sin(x) sin(x) −1 − sin(x)


a. − b. c. d.
cos(x) cos(x) sin(x) x

17. De afgeleide van de functie f (x) = sin2 (x) is gelijk aan

a. 2 cos(x) b. 2 sin(x) c. cos2 (x) d. sin(2 x)


Z b
1
18. Voor b > a > 0 is dx te herleiden tot
a 2x
p √
a. ln(b/a) b. ln( b/a ) c. ln( (b/a)2 ) d. ln( b − a )
3
19. Een primitieve van de functie f (x) = √ is
2 x
√ 3 √ 1 √
a. 3 x ln( x) b. ln( x) c. − √ d. 3 x
2 x x
Z 2  2
1
20. De integraal dx is gelijk aan
1 x
1 3 1 7
a. ln (2) b. ln(2) c. d.
3 2 24
2
21. Voor alle reële x is de uitdrukking sin(2 x) + cos(2 x) gelijk aan

a. 1 + sin(4 x) b. 4 c. 1 d. 1 + 2 sin(4 x)
1√
22. Als voor de hoek α geldt dat cos(α) = − 5, dan is sin(α) gelijk aan
3
2 2 2
a. c. of −
3 3 3
2 1√ 1√
b. − d. −1 + 5 of 1 − 5
3 3 3

You might also like