You are on page 1of 15

SAMENVATTING VWO WISKUNDE A

Claire Stramrood
De achter de onderwerpen vermelde codes zijn de hoofdstukken zoals opgenomen in
‘Getal & Ruimte 5/6 V’

STATISTIEK (A1-3)
Verschillende manieren om gegevens te verwerken
»staafdiagram : volgorde niet van belang
» lijndiagram : tijd horizontaal
» cirkeldiagram : relatief, hoek α: p% · 360°
100
» histogram : frequentieverdeling in klassen (±8)
cumulatieve frequentie: aantal ‘groter dan’

# frequentiepolygoon: verbindingslijn:door midden v.d. klassen snijdt x-as


#cum.” “: rechts en boven-as

• klassengrenzen : 20-<25, 20 & 25


klassenmidden : 20 + 25 = 22 ½
2
relatieve frequentie : frequentie van klasse · 100%
frequentie totaal
gemiddelde : Σ f·x
Σf
met rekenmachine: zet op SD (mode ·), gemiddelde van 9 9 7 3 3 3
9x2 /M+/ 7x1 /M+/ 3x3 / M+/ x gem. = 5,67
mediaan : frequentie oneven aantal: hoeveelheid van middelste getal
vb: 57 getallen, 29 middelste getal, 29e getal
is 6: mediaan is 6
frequentie even aantal: hoeveelheid van de 2 middelste getallen
modus : waarnemingsgetal met grootste frequentie
»vb: 9 9 7 3 3 3 : 3 komt het vaakst voor: modus = 3
modale klasse : van elke klasse het klassenmidden bepalen, dan modale klasse bepalen

• STANDAARDAFWIJKING : s = √ Σf (x-xgem)²
Σf
»met rekenmachine: zet op SD: getal x f /M+/ getal x f /M+/ etc. : σn
»standaarddeviatie : x – xgem
KANSEN (A1-4)
frequentie van G
• Kans op gebeurtenis G: P(G)= _______________
totale frequentie

aantal gunstige uitkomsten


P(G)= _______________________ (La place)
aantal mogelijke uitkomsten
• SOMREGEL
Bij 2 onafhankelijke gebeurtenissen:
Kans op gebeurtenissen G1 en G2: P(G1 en G2)= P(G1) · P(G2)
G1 of G2: P(G1 of G2)= P(G1) + P(G2)
»NB: als G1 en G2 gemeenschappelijke uitkomsten hebben, dan P(G1 of G2)=
P(G1) + P(G2) – P(G1 en G2)

• COMPLEMENTREGEL
De kans op gebeurtenis G is 1- de kans op de complement-gebeurtenis van G
P(G)= 1 – P(complement G)
»vb:kans dat aantal rode knikkers is kleiner dan 4 =1–kans dat aantal rode knikkers 4 of meer
»gebruiken als je de woorden niet, hoogstens, minstens of minder dan tegenkomt

• Aantal mogelijke uitkomsten / manieren bij het combineren van gebeurtenissen:


vermenigvuldigen van aantal manieren van de afzonderlijke gebeurtenissen
N = n1 · n2 · n3 …….
»vb: aantal manieren voor het gooien met 1 dobbelsteen en 2 geldstukken:
6 x 2 x 2 = 24 mogelijke uitkomsten

• kruistabel: tabel waarin je het voorkomen van 2 of meer kenmerken beschrijft, bij 2
verschillende groepen
»vb: haarkleur bij mannen en vrouwen: blond, bruin of rood
/ blond bruin rood /___
man / 16 12 7 / 35
vrouw / 20 10 5 / 35
36 22 12 / 70
»NB: kans op man met blond haar : 16/70
kans dat man heeft blond haar 16/35 (er is al één feit gegeven (persoon is man)
alle vrouwen moeten dus buiten beschouwing worden gelaten

• Mate van afhankelijkheid (in kruistabel): 15 155 15: 5 = 75% : 25% 86-75=11
5 25 155: 25= 86% : 14%
• AANTAL MOGELIJKE UITKOMSTEN
permutaties: rangschikkingen 123≠ 321 volgorde wel van belang
combinaties: 123=321 volgorde niet van belang
»”3 uit 7” betekent: uit bv. 7 snoepjes 3 kiezen

3 uit 7 7 uit7
permutaties geen herhaling 7·6·5 7!
wel herhaling 7·7·7 (7³) 7⁷
combinaties geen herhaling 7! 1
3!·4!

• Bij aantal manieren en combineren van gebeurtenissen: vermenigvuldigen


»vb: 8 rode en 5 witte knikkers, op hoeveel manieren kun 2 rode en 2 witte knikkers trekken?
(8) X (5)
(2) (2)

• Als er staat (8) dan houdt dat in: van het totale aantal knikkers van 8, trek je er 2
(2) (8) = 8! 8! = 8x7x6x5x4x3x2x1
(2) 6!·2!

• DE KANS OP…….
Met terugleggen : kansen steeds gelijk binomiaal of produktregel
Zonder terugleggen: kansen veranderen hypergeometrisch combinaties

»VB: Je hebt een totaal van 5 knikkers, 3 witte en 2 rode. Je gaat 3 knikkers trekken.
Hoe groot is de kans dat je 2 witte en 1 rode knikker trekt?

Zonder terugleggen: combinaties (3) · (2) of P(wwr)+P(wrw)+P(rww) = 3 x P(wwr) =


(2) (1) 3 · 2 · 2 · (3)
(5) 5 4 3 (2)
(3)
Met terugleggen: binomiaal (X=aantal wit) of P(wwr)+P(wrw)+P(rww) = 3 x P(wwr)=
3 · 3 · 2 · (3)
5 5 5 (2)
KANSVERDELINGEN EN STOCHASTEN (A2-4)
• Bij een kansexperiment voegt een stochast aan elke uitkomst een getal toe
Een stochast wordt geschreven met een hoofdletter
Als je een stochast gebruikt moet je altijd omschrijven waar hij voor staat
»vb: X= aantal rode knikkers.
• De kansverdeling van een stochast is een tabel waarin alle mogelijke waarden met
bijbehorende kansen vermeld staan
• De kansverdeling is BINOMIAAL:
Een binomiaal kansexperiment is het herhaald uitvoeren van een kansexperiment, waarbij
»alleen wordt gelet op succes (p) en mislukking (q)
»de kans op succes bij elk experiment gelijk is
»de experimenten onafhankelijk van elkaar worden behandeld
»X (stochast)= aantal keer succes p= kans op succes
n= aantal keer dat experiment wordt uitgevoerd q= kans op mislukking
k= ‘gewenst’ aantal keer succes p+q=1
»vb: Bij het gooien met 4 geldstukken: X= aantal keer kop, met 0≤X≤4
Hoe groot is de kans dat 2 x kop wordt gegooid?

Hierbij geldt: n=4, k=2, p=½, q=½


De formule voor dit binomiaal kansexperiment luidt:
P(X=2) = (4) · ½ ² · ½ ² = ⅜
(2)

• Berekenen van de VERWACHTINGSWAARDE van X


»Stel de kansverdeling van X op
»Vermenigvuldig elke waarde van X met de bijbehorende kans
» Tel de uitkomsten op. De som is E (X)
» E (X) = Σ x · P(X=x)
»vb: x / 0 / 1 / 2 0·¼ +1·½+2·¼= 1
P(X=x)/ ¼ / ½ / ¼ E(X) = 1

• BINOMIALE CUMULATIEVE KANSTABEL


» X ≤ 40 , niet X = 40 (P(X=40) = P(X≤40) – P(X≤39))
» Omdraaien van kansen: minstens 3 x > 0,95 = minder dan 3 x < 0,05
NB: p= ¾ blijft gelijk (wordt niet p=¼)

• Hypergeometrisch: kans op succes is niet steeds gelijk


bij grotere aantallen nadert de uitkomst van een hypergeometrisch
kansexperiment tot de uitkomst van een binomiaal kansexperiment
• Als een kleine steekproef uit een grote populatie wordt genomen, dan mag de uitkomst
binomiaal i.p.v. hypergeometrisch berekend worden
NORMALE VERDELING (A3-2)
De normaal kromme is een theoretische, vloeiende kromme
µ= gemiddelde de top ligt bij µ
σ= standaardafwijking 68% van de getallen ligt minder dan 1 σ van µ af
σ is het buigpunt van de grafiek
Φ(z)= oppervlakte links van de verticale lijn door z
Z= X-µ
σ

• Berekenen van kansen: P(X≤a) = P(Z≤ a-µ ) = Φ (a-µ )


σ σ

• STOCHASTEN: σx = √ Σ (x-µx)² · (P(X=x)) met µx = E(X)


dit kun je niet met rekenmachine uitrekenen
•σ bij frequenties getal x frequentie
σx bij stochasten getal x kans

• Stochasten X en Y onafhankelijk: µ x+y = µx + µy σx+y = σx-y = √ σ²x + σ²y


µ x-y = µx - µy
•VB: steekproef
x = 1 appel s = 20 appels x gem. = gemiddelde van alle appels
µx = 150 g µs= 20 · µx µ gem. = µx
σx = 18 g σs= √20 · σx σ gem. = σx
√n

• DISCREET EN CONTINU
Continu: P(X<10) = P(X≤10)
Discreet: P(Y<10) = P(X≤9)
»Continuïteitscorrectie : P(X≤k) = P(Y≤k+½)

• Er geldt bij een binomiaal kansexperiment: E(X+Y) = E(X) + E(Y)


E(X) = n · p
E(X) = µx
µx = n · p (als n·p>5 en n·q>5)
σx = √n·p·q (“ “)
Er geldt bij een hypergeometrisch kansexperiment: E(X) = n · p
TOETSEN VAN HYPOTHESEN (A3-5)

•fout van de 1e soort: wel bijstellen terwijl niet nodig is


2e niet wel

• mogelijkheden; µ = 400 H₀: µ=400 Verwerpen als overschreidingskans ≤ ½ α


µ≠400 H₁: µ≠400
• Significantieniveau: maximaal acceptabele onbetrouwbaarheid

• Resultaat van steekproef bekend? JA: overschrijdingskans van steekproefgemiddelde


berekenen, als kans ≤ ½ α dan verwerpen
NEE: grenzen uitrekenen (beslissingsvoorschrift),
voer steekproef uit en trek conclusie
• Eénzijdig: µ < µ₀ of µ > µ₀
Tweezijdig: µ ≠ µ₀
»vb: éénzijdig binomiaal: n=100, α=0,05, p=0,4 (H₀: p=0,4), Wanneer H₀ verwerpen?
P(X≤g) ≤ 0,05 aflezen in tabel : g=31 dus: als steekproef wordt
uitgevoerd
(g=grens) en uitkomst < 31 dan
verwerpen
»NB: Als n en p dergelijke waarden hebben dat ze niet in het tabellenboek op zijn te
zoeken, dan mag de uitkomst normaal benaderd worden, na continuïteitscorrectie
GRAFEN (A1-1, A2-1)

Graaf: verzameling punten die d.m.v. wegen met elkaar verbonden zijn
• Eulergraaf: bij elk punt komen een even aantal wegen samen
in een Eulertour kan een route worden afgelegd, waarbij elke weg 1x
gebruikt wordt, en begin- en eindpunt gelijk zijn
• Hamiltongraaf: in een Hamiltoncykel kan elk punt 1x worden aangedaan en zijn
begin- en eindpunt gelijk
• Gewogen graaf: er staan getallen bij de wegen, die afstanden of kosten aangeven
»minimaal opspannende boom: verbinding tussen punten waarbij elk punt met
1 ander punt verbonden is, en de totale afstand minimaal is. Je zoekt
steeds de kortste weg, net zolang je elk punt een verbinding heeft.
Je moet vanuit een punt elk ander punt kunnen bereiken.
• Compatibiliteitsgraaf: Voor het opstellen van verkeersstromen bij stoplichten. De
punten stellen verkeersstromen voor. Je moet punten verbinden als die
verkeersstromen tegelijk kunnen rijden, en vervolgens subgrafen aanbrengen.
• Gerichte graaf: met pijlen wordt aangegeven in welke richting je bv. van A naar B
kunt gaan.
MATRICES (A1-1, A2-1)
• rij : horizontaal
kolom : verticaal
• n x m martix : n rijen , m kolommen
• A₃₂ : getal in 3e rij en 2e kolom
• vermenigvuldigen met getallen: matrix A: 3A , getallen in matrix met 3 vermenigvuldigen
met matrices: A x B, alleen als aantal kolommen in A = aantal rijen in B
•V x W=K » kan vermenigvuldigen, 4 kolommen in V, 4 rijen in W
2x4 4x3 » afmeting van K is 2x3
• Als je de inhoud van de kolommen in matrix M wil veranderen: M x A
“ “ rijen “ “: A x M

• Verbindingsmatrix : overzicht van rechtstreekse wegen tussen 2 punten.


rechtstreekse weg is 1, niet rechtstreeks is 0
»max. verbondenheid: elk tweetal punten is verbonden
»min. verbondenheid: door het weglaten van een willekeurige
weg ontstaat een onsamenhangende graaf
•Directe wegen matrix: overzicht van het aantal rechtstreekse wegen tussen elk tweetal punten
• Overgangsmatrix : ‘de kans op’, som van elke rij of kolom is 1,0
W= kans per dag, dan W²= kans per 2 dagen.

• Populatievoorspellingsmatrix (Leslie): kans dat een dier overgaat van de ene leeftijdsklasse /
levensperiode naar de andere. Hoeveelheid nakomelingen
» voor elke kolom worden kansen gebruikt. vb: kans dat rups vlinder wordt is 0,35
» alleen de overgang van de laatste (vruchtbare) levensfase naar de eerste wordt in
hele getallen aangegeven. vb: gemiddeld aantal nakomelingen is 20; van fase IV
naar fase I is 20.
» NB :Het is natuurlijk niet mogelijk rechtstreeks van fase II naar fase IV te gaan! (=0)

STABILISATIE: berekenen van evenwichtsstand (onafhankelijk van beginwaarden !)


Matrix M: M (0,9 0,3)
(0,1 0,7)
bovendien: x+y = 160 (beginwaarde)
stel: evenwichtsstand is (x); als stabilisatie, dan M · (x) = (x)
(y) (y) (y)

vermenigvuldigen van M met (x).


(y)
Matrix die je dan krijgt bijv. (0,9x + 0,3y)
(0,1x + 0,7y)
M · (x) = (x) dus: 0,9x + 0,3y = x en 0,1x + 0,7y = y
(y) (y)
Door substitueren en gebruik maken van x+y= 160 vind je: x= 120 en y = 40
FORMULES EN GRAFIEKEN (A1-2)

1) y = ax +b a= richtingscoëfficiënt ( 1 naar rechts, a omhoog)


b= snijpunt met y-as (0,b)
2) y = ax² +bx +c a>0 dalparabool, a<0 bergparabool, a=0 geen 2e graadsfunctie
x top = -b / 2a
oplossen dmv. ABC-formule: x = -b ± √ b²-4ac
2a
E) N = b · gʵ b = beginwaarde op t = 0
g = groeifactor; als 2 coördinaten bekend dan g berekenen met:
g= 1/x met x = t₂ - t₁
(N₂)
(N₁)
t = log N
log g
g (per kwartier) = 1,2 dan g (per uur) = 1,2⁴
G) y = ax + b vert. asymptoot: -d / c (x ⇒∞ of -∞)
cx + d horiz. asymptoot: a / c ( y ⇒∞ of -∞) of noemer ⇓0

•R=p·q opbrengst is prijs x aantal producten verkocht


•W=R–K winst is opbrengst min kosten
• K = gegeven of af te leiden formule kosten

• PROCENTEN • relatieve verandering: NIEUW-OUD x 100%


OUD
• toename met p% : vermenigvuldigen met 1 + p/ 100
NIEUW= (1+ p/100) · OUD
(analoog voor afname)

DIFFERENTIEREN (A1-5, A3-4)


• f’(a) richtingscoëfficiënt raaklijn in punt (a, f(a))
helling van de grafiek “ “
snelheid waarmee f(x) verandert voor x=a

• f’’(a) buigpunt
helling is maximaal (grafiek is het steilst)
x- coördinaat buigpunt: f’’(x) = 0
• Extreme waarde als f’(a) gaat van + naar – (of andersom) bij x=a

• f(x) = c f’(x) = 0
f(x) = a x f’(x) = a
f(x) = a xⁿ f’(x) = a · n · xⁿ-¹
f(x) = g(x) + h(x) f’(x) = g’(x) + h’(x) som
f(x) = c · g(x) f’(x) = c · g’(x)
f(x) = g(x) · h(x) f’(x) = g(x) · h’(x) + g’(x) · h(x) produkt
f(x) = t f’(x) = n · t’ – t · n’ quotiënt
n n²
f(x) = complexe functie dy = dy · du ketting
dx du dx
• Gebruik van kettingregel bij exponentiële, logaritmische en periodieke (sinus) functies

• Bij optimaliseren vaak 2e graadsfunctie: maximale inhoud is ‘top’ van de grafiek: afgeleide

• Gemiddelde kosten: K/q


• Marginale kosten : MK = dK/dq

PERIODIEKE VERSCHIJNSELEN (A2-2, A3-4)


REKENMACHINE OP RAD
• a + b sin c (t-d) 30 + 15 sin ¼π (t-2)
a = evenwichtsstand (max + min) · ½
b = amplitude maximum – evenwichtsstand
max = a+b = 30 + 15 = 45 /// min = a-b = 30 –15 = 15
c = periode periode = 2π : 2π = 8
c ¼π
d = snijpunt x-as : de eerste keer (na 0) dat de functie stijgend door de
evenwichtsstand gaat, is als t-2=0, dus in het punt (2,0)
(grafiek gaat stijgend door (d,a)
»maximum: ¼ periode nadat stijgend door evenwichtsstand
»minimum: ¾ “ “

• Prooi-roofdier-cyclus: grafiek waar prooidieren en roofdieren tegen elkaar zijn uitgezet


heeft een ovale vorm
grafiek waarin de prooi- of roofdieren tegen de tijd zijn uitgezet
is een periodieke functie
• Trendbeweging: som van een periodieke en een lineaire functie
formule: pt + q + b sin c (t-d)
• Bij opstellen formule a.d.h.van grafiek, beginnen met de vergelijking v.d. trendlijn (pt + q)

GROEI & LOGARITMEN (A2-5, A3-1)


• Exponentiële groei: b · gʵ domein: ℝ
bereik : (0,⇒)
horizontale asymptoot: t- as
g>1 : stijgende functie
0<g<1 : dalende functie
• Verdubbelingstijd: gʵ = 2 t = log 2
log g

• g⁰ =1
• g² · g³ =g²+³
• (g²)³ = g²·³
• g²/³ = ∛g²
• g² =g²-³

• g -² =1

• Exponentiële groei als aantal eind interval ≈ constant


aantal begin interval

• Logistische groei N* = G-N


N
G is grenswaarde
»groei is exponentieel tot ± ½ G
N* is exponentieel
voor bv. t=1 en t=3 kan je N*(1) en N*(3) berekenen
(N* is exponentieel, met 2 waarden gegeven kun je g en
b berekenen, volgens de methode op blz. 9 )
Dan kan je een formule opstellen volgens: G
N = _______
1 + b · gʵ

• Groeisnelheid kan met de afgeleide bepaald worden

• Differentiëren: [gª]’ = gª · ln g
[ c · gª]’ = c · gª · ln g

[eˣ]’ = eˣ
[k · eˣ]’ = k · eˣ
[e ʲˣ] = j · e ʲˣ

• Inverse functies (spiegelbeeldgrafieken): y = nˣ & x = ⁿlog y


eˣ & ln x
•REGELS VOOR LOGARITMISCHE FUNCTIES
ⁿlog a + ⁿlog b = ⁿlog ab
ⁿlog a - ⁿlog b = ⁿlog a/b
ⁿlog aˣ = x · ⁿlog a
ⁿlog a = ˣlog a
ˣlog n

[ln x]’ =1/x


1
[ⁿlog x]’ = ______
x· ln n

• Getallen met gelijke verhoudingen, worden gelijke verschillen (10¹ : 10² = 10² : 10³)

• Logaritmisch papier: b · gˣ afstand op log-lijn voor x=500 : log 500


als a =500x zo groot als b, afstand op log-papier: log 500
• Dubbel-logaritmisch-papiera · x ⁿ rc = n (in cm)
snijpunt y-as : (1,a)

FUNCTIES VAN 2 OF MEER VARIABELEN (A2-6)


• Voor de functie 2x + y = z, met z = 8, kan een isolijn worden getekend
snijpunt x-as: y=0, 2x = 8 x=4 door (4,0)
snijpunt y-as: x=0, y = 8 door (0,8)

• Kwadratische functies: x² - y = z, met z=2 y = x² +2 is een dalparabool


• x² + y² = r² is een cirkel met middelpunt (0,0) en straal r
Domein is cirkel rond middelpunt (0,0) (x&y)
Bereik is de hoogte van de cirkel (z)

• Bij een beperkt domein moet je kijken naar de minimale en maximale z-waarden, en daarvan
de minimale en maximale y- coördinaten uitrekenen

• Bij de vergelijking van een vlak ax+by+cz =d, kan je de snijpunten met de assen berekenen
door voor de andere twee waarden 0 in te vullen

• Voor het opstellen van de vergelijking van een vlak moet je de snijpunten met de assen
berekenen

• Bij een functie van 3 variabelen hoort een isovlakken figuur

LINEAIR PROGRAMMEREN (A3-3)

• snijpunt van 2 functies: functies aan elkaar gelijk stellen of grafiek tekenen

• Na het opstellen van de beperkende voorwaarden kun je het toegestane gebied bepalen

• Optimaliseren kan op 2 manieren:


»Een aantal iso-winstlijnen tekenen en kijken waar de
winst maximaal is door te schuiven met de lijnen
»De winst op de hoekpunten uitrekenen en aan de hand daarvan de maximale winst
bepalen

• Als W is evenwijdig met 1 van de randen, dan zijner meerdere oplossingen mogelijk
Als: W = ax + by en randlijn is px+qy en a:b = p:q

You might also like